Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
09-04-2016
ZONDAG 10 APRIL 2016
MENS VOOR DE MENSEN ZIJN
Veertien dagen zijn er nu voorbij sinds Pasen. De afstand van de feestjubel wordt groter. De uitbundigheid is weggeëbd; dag na dag kan de paasvreugde verder af lijken en elke morgen wat meer uit het gezichtsveld verdwenen.
In zekere zin was dat ook zo voor de leerlingen van Jezus. Zij die Jezus bleven volgen, werden meer en meer vervolgd; zij kregen te lijden omwille van Hem. Naarmate de paastijd vordert staan de lezingen meer en meer in dat teken: zo horen we vandaag een verhaal over Petrus en de andere leerlingen die al voor de tweede keer gevangen genomen zijn omdat zij volharden in hun trouw aan de verrezen Heer.
Omdat zij volhardden in de keuze, die ook Hij gemaakt had, ten einde toe:
Mens voor de mensen zijn, herder als God, trooster voor groot en klein, zo lief als God.
De leden van het Sanhedrin lieten hen geselen,
en bevalen hun de naam van Jezus niet meer te gebruiken
(Handelingen 5,40)
Nog eens vroeg hij:
‘Simon, zoon van Johannes, heb je me lief?’
Hij antwoordde: ‘Ja, Heer, u weet dat ik van u houd.’
Jezus zei: ‘Hoed mijn schapen,’
(Johannes 21, 16)
ALS JE OUDER WORDT
‘Als jongeman deed je zelf je gordel om
en je ging de weg die je zelf wilde.
Als je oud bent zul je je armen uitstrekken
en je gordel laten omdoen,
en je zult een weg gaan die je zelf niet wilt.’
(Johannes 21,18)
Ouder worden, rijper worden – zo denken we spontaan – houdt in dat we beter leiding kunnen geven. Met de jaren immers – opnieuw: zo denken we toch – hebben we meer kennis, en ook wel wijsheid, opgestoken en kunnen we dat ook beter overdragen aan anderen.
Die mening is zo bekoorlijk! We willen elke situatie beheersen en naar onze hand zetten. De andere – zeker wie anders denkt – moet zwijgen, luisteren, aannemen wat ik zeg. Doen ook, wat ik zeg. Ik houd het gebeuren in handen, ik weet hoe het moet, ik ben de kenner!
Het is een bekoring, die veel weg heeft van wat Jezus meemaakte in de woestijn: de verlokking van de macht: ‘Op voorwaarde dat Jezus in aanbidding neervalt voor de satan, krijgt hij alle koninkrijken der wereld als zijn machtsgebied, zo belooft de satan.’ Op dezelfde wijze ervaren ook wij – doorgaans zonder het zelf te beseffen – de verleiding van de macht: de lokroep om de grootste, de beste, de baas zijn en alles te zeggen hebben.
Waarom is macht zo aanlokkelijk? Misschien is het wel omdat macht zo gemakkelijk de plaats van de liefde kan innemen. Scherp gezegd: het lijkt makkelijker een klein godje – of zelfs een grote god in ’t diepst van mijn gedachten – te zijn dan van God te houden. Gemakkelijker ook om macht over mensen te hebben dan om van hen te houden, en leuker om het leven te bezitten dan om van het leven te houden, zoals het naar ons toekomt.
Jezus vraagt in het evangelie: 'Petrus, hou je van mij?', terwijl wij wel eens meer bezig zijn met de vraag: 'wie van ons is de grootste in het koninkrijk der hemelen?' Zo gemakkelijk komen we in de verleiding ons verlangen naar macht in de plaats te stellen van onze roeping tot liefde. Ook Jezus heeft die verleiding doorleefd op zijn tocht van de woestijn naar het kruis.
De lange, vaak pijnlijke geschiedenis van de kerk is de geschiedenis van mensen die steeds weer in de verleiding kwamen – en komen – om macht te verkiezen boven liefde.
Tot driemaal toe vraagt Jezus aan Petrus: ‘Hou je van mij?’ en als Petrus – zelfs een beetje geïrriteerd de derde keer – ‘ja’ antwoordt geeft Jezus hem de opdracht om herder te zijn. Maar zorg dragen voor anderen doe je niet met geweld of ijzeren hand, maar in dienstbaarheid en liefde.
Tegen deze achtergrond komen Jezus’ wondere woorden dat Petrus, als hij oud zal zijn, zijn handen zal uitstrekken naar een ander en een weg zal moeten gaan die hij niet zelf gekozen heeft.
Deze woorden gaan naar de kern: telkens weer afstand doen van macht om de nederige weg van Jezus te volgen. Het is de wereld op zijn kop! Want de weg van de wereld is: 'Als je jong bent, luister je. Je kan niet gaan of staan waar je wil, maar als je ouder wordt zal je op eigen benen staan en beslissen.'
Maar Jezus dacht anders over volwassenheid: het is het vermogen en de bereidheid om je te laten leiden waarheen je liever niet zou gaan. Niet lekker onze eigen zin doen, maar eerst kijken naar de noden van anderen.
En meteen daarna lezen we: ‘Hiermee kondigde Hij aan door wat voor dood Petrus God zou verheerlijken. En na deze voorspelling zei Hij tegen hem: `Volg Mij.'
Het toont de harde waarheid dat de herder op zijn tocht verwondingen zal oplopen. Jezus volgen is met Hem de kruisweg gaan, ten einde toe, om tot de verrijzenis te komen: een vreugde en een vrede, die anders zijn dan deze wereld aanreikt.
(geïnspireerd door: ‘Preek van de week’ – Dominicanen)
Als het stormt in je leven, dan kun je net als de bomen meewaaien in de richting van de wind, maar je kunt er ook op je eigen eigengereide manier tegenin gaan. Ik ben ervoor om te doen wat de bomen doen. Waar zien we duidelijker de ‘struggle for life’ dan in de natuur?
We zien er heel duidelijk de krachtwisselingen in, die we kennen uit ons eigen leven, de opleving in de lente, de rijkdom van de zomer, direct gevolgd door het verval van de herfst en het sterven van het oude jaar. Er zijn mensen die dit soort vergelijkingen sentimenteel vinden, dat zal me een zorg zijn; ik weet voor mezelf hoeveel malen ik kracht heb geput uit de natuur.
Ik behoor bij de gekken die bomen omhelzen. Ik ga met m’n blote voeten in ’t gras staan en voel de kracht van de aarde opstijgen uit de grond door m’n voetzolen heen, en vervolgens door m’n hele lijf. Ik sta te ademen op ’n duintop en heel bewust tegen mezelf te zeggen dat ik dezelfde lucht in- en uitadem die de bomen, de bloemen en de struiken in- en uitademen, en alle dieren die leven in de natuur, en dan krijgt die adem een heel andere smaak, dan proef je er de oerheid in van de schepping, en dat is toch nét even anders dan dat je zomaar wat zit te snuiven zonder het zelf te weten.
Ik probeer ook in datzelfde landschap en onder de hoge hemel, niet alleen te ademen met m’n longen maar ook met m’n ziel. Ik probeer het goede in te ademen en het boze uit mijzelf te blazen. Ik geloof heel sterk dat het beeld van de natuur is, zoals het is, om onze geest te voeden. Het is er allemaal voor ons.
Wij mogen het in ons opnemen, in onze blik en in ons hart, en ik ben er zeker van dat wanneer ons oog intens geniet van wat het ziet rondom ons in geuren en kleuren, dat het levende rondom ons dan een niet te onderschatten kracht kan geven aan ons eigen leven.
Na de kruisdood van Jezus op Calvarie had Thomas zijn vroegere leven weer opgenomen: het was een mooie tijd geweest, maar de droom of illusie was aan diggelen geslagen. Mooi, maar ook: geweest! Voorbij – o en voorgoed voorbij! Er was nog wel wat beroering geweest rond de steen, die was weggerold, het lege graf, vrouwen, die wat vreemde praatjes hadden opgedist. Maar Thomas – blijkbaar de kritische twijfelaar in de groep – was teruggekeerd naar zijn gewone bezigheden.
Hierdoor was hij afwezig, die eerste avond van de week toen Jezus zich aan zijn apostelen toonde. Wanneer hij ’s avonds thuiskomt zijn zijn vrienden buiten zichzelf van vreugde om hem dat ontzaglijke nieuws mee te delen; ‘We hebben de Heer gezien!’ Maar Thomas gelooft hen niet: ‘Ik wil zijn handen zien, met de gaten van de spijkers erin; ik wil ze met mijn vingers voelen. Ik wil met mijn hand de opening in zijn zijde betasten. Anders geloof ik dat allemaal niet.’
Hij gaat dan maar een menselijke verklaring zoeken voor wat er gebeurd kan zijn, want het is toch vreemd wat zij zeggen. Was het inbeelding? Fantasie? Collectieve verdwazing? Vriendenpraatjes die elkaar versterken … kortom, er moet een uitleg zijn, en het zal ook wel vanzelf doven!
De zondag daarop is Thomas blijkbaar vroeger thuis en wanneer Jezus weer verschijnt, beleeft hij de dag van zijn leven. Hij moet vreemd opgekeken hebben: JEZUS IS OPNIEUW DAAR! Hij zal wel beschaamd geweest zijn, maar verheugd ook en die verlegenheid neemt hij er graag bij, evenals het zachte verwijt dat hij van Jezus krijgt: ‘Mijn goede Thomas, gelukkig zij die zonder gezien te hebben toch tot geloof komen.’
En wat kan Jezus vandaag tot ons zeggen?
Door de handen van de apostelen
gebeurden er vele tekenen en wonderen onder het volk.
(Handelingen 5,12)
Nog vele andere tekenen heeft Jezus
voor de ogen van zijn leerlingen verricht,
die niet in dit boek zijn neergeschreven.
(Johannes 21,30)
WE HEBBEN DE HEER GEZIEN
‘Wij hebben de Heer gezien!’ Dat zeiden de leerlingen van Jezus tegen Thomas, die er op de eerste Paasdag niet bij was geweest.
En wij? Zien wij de Heer? Daarover gaat het immers vandaag: over dat 'zien', dat opmerken en aandachtig zijn van de verrezen Heer Jezus. Ook voor ons – als gelovige christenen – is dat van wezenlijk belang: levensbelangrijk! Hoe kan Hij brood voor ons leven zijn, hoe zouden wij van Hem kunnen leven als we Hem niet of nooit in ons leven ontmoet hebben of ontmoeten? Wij kunnen onmogelijk leven van iets of iemand die eigenlijk buiten onze ervaring staat. Wij moeten gezien hebben. Een of andere ervaring gehad hebben.
Dat geldt eigenlijk voor alle tijden, maar in onze tijd meer dan ooit. Wij leven immers in een beeldcultuur. De beelden van de televisie, van film, foto’s en reclame, wij kunnen niet meer zonder. Wij willen op een of andere wijze zien, zichtbaar of tastbaar ervaren … ook al is dit niet altijd mogelijk.
Zo dikwijls kan de oorzaak daarvan bij onszelf te zoeken zijn, door vooroordelen allerhande. Ons gezichtsveld kan verengd zijn door de tijdsgeest waarin we leven. Misschien hebben we het vermogen verloren om echt te zien en blijven we blind voor de diepste dingen. Onze ogen en zintuigen kunnen dicht zitten, omdat we gewoon niet meer kunnen zien. Of ook omdat we naar mensen en dingen kijken zonder innerlijke betrokkenheid, zonder volle openheid of aandacht voor wat zij ons kunnen tonen of te zeggen hebben. Er is dan absoluut geen contact of communicatie. Zij blijven buiten ons leven en gezichtsveld.
Soms ook kunnen we mensen kwetsen door hen te beschouwen als een gebruiksvoorwerp, iets wat ons dienstig kan zijn. Ondanks – of eigenlijk als gevolg van de beeldcultuur en die overdaad aan beelden – hebben we dan geen oog voor elkaar. We zien alleen nog wat iemand VOOR ONS kan zijn, en niet wat iemand IN ZICHZELF is.
Hebben wij de Heer gezien? Kunnen wij de Heer zien? Als wij elkaar niet zien, zoals we echt zijn, is het zeker onmogelijk om onze verrezen Heer op te merken. Zelfs als Hij ons zijn littekens toont, zoals die vandaag in onze wereld – soms dichtbij ons – zichtbaar zijn.
Zo dikwijls worden de woorden van Thomas herhaald: ‘eerst zien en dan geloven’ … Maar we mogen die woorden gerust omdraaien: ‘eerst geloven en dan zien’. Zonder geloof zien we minder, zonder geloof kijken wij met ogen zonder licht. Veel blijft voor ons verborgen, veel blijft ongezien en onbekend.
Zoveel mensen lijden onder grote eenzaamheid, omdat niemand hen ziet. In de drukte van de grote stad leven mensen in een soort van woestijn, geïsoleerd van elkaar. Zelfs in de bus of in de trein kijken mensen elkaar nauwelijks aan. Het is of men elkaars blik ontwijkt: angst voor ogen die je toch niet zien zoals je bent en voor mensen die ook jij niet ziet zoals ze echt zijn?
Enkel wanneer we geloven, gaan we echt zien. Geloof is een innerlijk licht – een lamp vanbinnen – waardoor je de aanwezigheid van de Heer gaat ontdekken. Geloof heeft alles met liefde te maken. Ik hou van jou, ik zie je graag. Als je liefhebt gaan je ogen voor de ander open.
Wellicht gaan onze ogen dan ook open voor Hem die onderweg met ons meegaat, de gaandeweg bekende Vreemdeling, de levende Mens Jezus. Hij verschijn in ieders gelaat en evenzeer in de stille kamer van ons hart.
Bidden wij daarom: Heer, leer ons zien, laat ons zien!
(Geïnspireerd door een homilie van Broeder Wiro uit de abdij van Zundert)
Mijn ogen – de zintuigen bij uitstek waarmee ik in contact treed met de wereld om mij heen. Ik zie schoonheid en geschondenheid. Ik vorm me een oordeel over situaties en personen vaak op basis van wat ik zie. Ik kijk naar anderen. En ik weet dat anderen naar mij kijken. Dat kan me onzeker maken. Voor de blik waarmee God naar me kijkt hoef ik niet bang te zijn:
In verschillende evangelieteksten vinden we verhalen over de manier waarop Jezus naar mensen kijkt.
Als de mensenmenigte Hem al opwacht op een plaats waar Hij met zijn leerlingen wil uitrusten, voelt Hij medelijden met hen, omdat ze lijken op schapen zonder Herder.
Hij stuurt de mensen niet weg, maar gaat verder met zijn onderricht (Marcus 6, 30-34).
Hij ziet mensen die gebukt gaan onder hun leven (kromgebogen vrouw, Lucas 13, 10-13).
Mensen die niet voor- of achteruit kunnen (Betzata, Johannes 5, 1-9).
Mensen die hun toekomst verloren lijken te hebben (de weduwe van Naïn, Lucas 7, 11- 15).
Mensen die goed willen leven, maar terugschrikken voor de consequenties (rijke ‘jongeling’, Mc 10, 17—22).
Mensen die Hem graag willen ontmoeten, maar zich uit schaamte verstoppen (Zacheüs, Lucas 19, 1-6).
Naar al deze mensen kijkt Jezus met barmhartigheid en liefde. Hij neemt hun onvermogen voor lief. Hij geeft hun toekomst. Zo geeft Hij ook mij toekomst en uitzicht.
Naar Ignatius van Loyola, ‘Het verhaal van de pelgrim’, nr. 30