Aan het einde van het Matteüsevangelie zegt Jezus: ‘Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen.’ Van in den beginne hebben de apostelen dat ook gedaan: de eeuwen door werd Jezus’ boodschap doorgegeven. En altijd weer ontstonden jonge, dynamische kerken.
Maar ondertussen is er zoveel veranderd:
- de kerk van 20 eeuwen lijkt oud geworden in het westen, ze mist nieuw bloed en levenskracht
- de vroegere missies zijn al lang geen onmondige, koloniale kindjes meer
Toch is ons geloof niet oubollig: missiewerk blijft belangrijk en wij kunnen missionaris zijn in ons eigen midden.
Lezing uit de eerste brief van Paulus
aan de christenen van Tessalonica 1,1-5
Zusters en broeders, wij danken God altijd voor u allen: wij noemen u onophoudelijk in onze gebeden en gedenken dan voor onze God en Vader hoeveel uw geloof tot stand brengt, hoe krachtig uw liefde is en hoe standvastig u blijft hopen op de komst van Jezus Christus, onze Heer.
Evangelie: Matteüs 22,15-21
Op zekere dag maakten de farizeeën plannenom Jezus in zijn woorden te strikken.Ze zeiden: `Meester, we weten dat U een waarheidlievend man bent want U ziet geen mens naar de ogen.Zeg ons dan wat U hiervan vindt:mag men belasting betalen aan de keizer of niet?'
Daarop zei Hij tegen hen:‘Geef aan de keizer wat van de keizer isen aan God wat van God is.’
IS MISSIE NOG NODIG VANDAAG?
In de jaren ’50 zei een Keniaanse vrijheidsstrijder eens rechttoe rechtaan: ‘Als men een volk zijn goden en tradities afneemt, moet men zeker zijn dat men iets beter in de plaats stelt.’ Hebben wij iets beter te bieden?
‘Zalig die arm van geest zijn …’ In een wereld van geld en macht vraagt Jezus ons om arm te staan tegenover God. Hij prijst niet de mensonterende armoede, die we zien in zoveel schrijnende beelden. Hij prijst de geest van onthechting en verwerpt de graaicultuur van geld en macht.
‘Zalig zij die treuren …’ Ook hier prijst Jezus niet het verdriet om zichzelf, maar een diepere vorm van treurnis: de pijn, die mensen voelen omdat onze wereld nog zo ver af staat van het Rijk van God, dat rijk van waarheid, heiligheid, en liefde, dat rijk van gerechtigheid en vrede.
In een harde wereld vol onverschilligheid pleit Jezus voor mededogen: ‘zalig, die zachtmoedig zijn, zalig, die barmhartig zijn’. Zalig, die oog hebben voor het leed van de ander, en daar geen misbruik van maken. Zalig, die een warm hart hebben en van mensen houden: ‘Mensen gaarne zien, da’s mijn hobby’, stond ooit op een kaartje van ‘Bond zonder Naam’.
En – niet in het minst - zalig, die mensen die zuiver van hart zijn … eerlijk, oprecht, betrouwbaar.
Het ideaal van Jezus staat haaks op de wijsheid en de handelwijzen van de wereld, en er is nog heel wat werk in ons eigen westen. Maar het blijft de moeite om dit ideaal door te geven. Terecht staat in de brief aan de Joodse Christenen: ‘Christus, gisteren, vandaag en altijd’. Want bij Hem vinden we hoop en vreugde, door Hem ontkomen we aan alle duisternis.
Daarom is het een genade in Jezus’ boodschap te mogen geloven; daarom is het goed om de wonderen te zien, die met kleine middelen en simpele daden gebeuren: een glimlach, een woord van liefde, een helpende hand; daarom doet het zo’n deugd te zien dat elders volop leeft wat hier lijkt dood te gaan.
Ook wij kunnen missionaris zijn in ons eigen midden! En aan God geven wat aan God toekomt … want dat is meer dan een uurtje op zondag.
Vandaag, net als de vorige weken, heeft Jezus het aan de stok met de hogepriesters en de oudsten van het volk. Maar het evangelie geeft nooit zomaar een stukje geschiedenis om gewoonweg een stichtend verhaaltje over die wondere man te vertellen. Zoals steeds spreekt Jezus tot ons, hier en nu. Een beetje uitdagend zouden we kunnen stellen: de historische Jezus is verleden tijd, evenzeer als Napoleon, Luther, Karel de Grote en alles wat zich honderden of duizenden jaren geleden voordeed. Zijn woorden, zijn daden, kortom zijn hele manier van leven en alles wat men Hem aandeed - inclusief zijn verworpenheid, lijden, dood en verrijzenis - daarentegen zijn van alle tijden en zijn vandaag actueler dan ooit.
Dat geldt ook voor het historische conflict tussen Jezus en de hogepriesters, de schriftgeleerden, de oudsten van het volk, de specialisten van de letter van de wet. Want eens te meer gaat het over de tegenstelling tussen uiterlijk vertoon en innerlijke ommekeer, een keuze die ook wij moeten maken. Volgen wij de leugen van de schone schijn, of willen wij binnenin eerlijk en oprecht zijn … want ‘zalig zijn de zuiveren van hart …’
Willen wij ons bekleden met de nieuwe mens en leven met de blik op Jezus, met een hart tot God gericht?
Lezing uit de brief van Paulus aan de christenen van Filippi 4,12-14.19-20
Zusters en Broeders, ik weet wat het is om gebrek te lijden, maar ook wat het is om in rijkdom te leven. Ik heb alles aan den lijve ondervonden: overvloed en honger, rijkdom en gebrek.
Mijn God zal uit de overvloed van zijn majesteit elk tekort van u aanvullen, door Christus Jezus.
Aan onze God en Vader komt de eer toe tot in alle eeuwigheid. Amen.
Evangelie: Matteüs 22,1-14
In die tijd zei Jezus tot de hogepriesters en de oudsten van het volk: ‘Het Rijk der hemelen gelijkt op een koning die een bruiloftsfeest gaf voor zijn zoon. Hij stuurde zijn dienaars uit om allen te roepen die hij tot de bruiloft had uitgenodigd, maar zij wilden niet komen.
Toen sprak de koning tot zijn dienaars: ‘Het bruiloftsmaal staat klaar, maar de genodigden waren het niet waard. Gaat dus naar de kruispunten der wegen en nodigt wie ge er maar vindt, tot de bruiloft’.
Immers, velen zijn geroepen, maar weinigen zijn uitgekozen.’
GEKLEED VOOR HET BRUILOFTSMAAL
Met de parabel van het bruiloftsmaal wil Jezus Gods bedoelingen met mens en wereld duidelijk maken: de komst van het Rijk der hemelen, dat bij Hem begonnen is! Hij nodigt allen uit om binnen te gaan en toe te treden tot dit Rijk, goeden en slechten. Het gaat om ‘al of niet ingaan op de uitnodiging’. Maar wie de uitnodiging aanvaardt, moet de gepaste kledij dragen. Bijbelteksten willen ons doen en laten richting geven. Het Rijk der hemelen is uiteraard geen territorium, het is: daar waar God God, en een mens mens mag zijn. Dáár is God zo menselijk aanwezig, daar is de mens een beetje God. Jezus heeft niet anders gedaan: zijn aandacht voor de mens in de miserie, de arme, de zieke, de uitgestotene, de zondaar. Hij ging weldoende rond in Palestina, met zijn 12 volgelingen, zijn 12 ‘armoezaaiers’, want ze lieten alles achter om Hem te volgen. Maar diep binnenin waren ze rijk! Ze leefden hier met Jezus op aarde…en leven met Jezus is binnengaan in het Rijk der hemelen.
Waarom ging men niet spontaan in op de uitnodiging? Het groepje van 12 was toch ook niet zo groot? Waarom zijn er nu steeds minder gelovigen? Het klinkt niet erg positief, en ik ken het antwoord ook niet ten volle. Bovendien zou een zoektocht naar een antwoord op die vraag veel te ver leiden en heel wat nuances vragen, maar het was vroeger ook niet vanzelfsprekend om Jezus te volgen en te vertrouwen op zijn woord, of beter: om te vertrouwen op het Woord dat Hij was. Hier komt geloof bij te pas. Kan ik geloven dat God, die onzichtbaar is, met mij begaan is? Wat ik zeker weet en geloof, is dat Hij zich laat ontmoeten in medemensen.
Als je ouder wordt, zijn heel wat mensen uit je leven weggenomen, mensen, die je dierbaar waren. Zo denk ik aan mijn eigen moeder, en zie ik weer haar geloof dat zo eenvoudig was. Ze had ‘ja’ gezegd, en haar ‘ja’ was ‘ja’. Heel geleerd en heel geletterd was zij niet, maar wel oprecht, eerlijk en trouw, kortom 'zuiver van hart', zoals de zaligsprekingen zeggen. Met de woorden van het evangelie van vandaag mogen we dan herhalen: 'zij had zich gekleed voor het bruiloftsmaal.'
Zo komen we bij het verrassende slot van het evangelie. ‘Vriend’, zo noemt de gastheer één van de genodigden en stuurt hem de deur uit. Hij had niet de passende kledij. We krijgen hier een heel scherp beeld aangereikt om de aandacht te trekken op een wèl te verstane boodschap: ‘ja’ zeggen betekent: engagement. Wij zijn vrij Gods boodschap te aanvaarden, maar dat kan niet op om het even welke manier! Het veronderstelt dat we 'ja' zeggen aan Jezus en dat ons 'ja' daadwerkelijk een 'ja' is, dat beleefd wordt. Vele kleine ‘neens’ doorheen het leven, kunnen leiden naar een levenshouding, die niet past bij een christen. Dan is het alsof we stiekem op feest willen binnenglippen zonder de passende kledij.
Maar met die passende kledij hebben we als kerk heel wat te bieden aan de wereld, waarin we leven! Want vele mensen zijn op de dool, op zoek naar wat zingeving in hun leven.
Mogen wij verder blijven geloven in Jezus’ boodschap en nederig genoeg zijn, om te geloven in de wonderen, die met kleine middelen en simpele daden tot stand komen. ‘Ja’ zeggen, en klein kunnen beginnen, met een glimlach, een bemoedigend woord, een helpende hand. Moge het ons lukken, samen met andere mensen van goede wil, ook al delen zij onze mening niet!
In de grote massa mannen en vrouwen
- of ze nu christen zijn of niet -
zijn er mensen op zoek
naar een mensheid die echt menselijk is
en die zich opent naar God toe.
Hopelijk ontmoeten die mensen op hun weg
een kerk, die zich van macht heeft ontdaan,
een kerk, die arm is, zoals God arm is,
een kerk, die is teruggekeerd naar het wezenlijke,
In deze rozenkransmaand vieren wij moeder Maria in het bijzonder, oktober is ook de missiemaand en bovendien was het gisteren het feest van de Heilige Franciscus van Assisi.
Moeder Maria, onze missionarissen, de Heilige Franciscus, allen hebben zij met hart en ziel voor Jezus gekozen, de hoeksteen van ons leven, die door de wereld wordt verworpen.
Eerste Lezing uit de brief van Paulus aan de christenen van Filippi 4,6-9
Ten slotte, broeders en zusters, schenk aandacht aan alles wat waar is, alles wat edel is, alles wat rechtvaardig is, alles wat zuiver is, alles wat lieflijk is, alles wat eervol is, kortom, aan alles wat deugdzaam is en lof verdient.
Doe alles wat ik u heb geleerd en overgedragen, wat ik u heb verteld en laten zien. Doe het, en de God van de vrede zal met u zijn.
Evangelie: Matteüs 21,33-43
Toen sprak Jezus tot hen: ‘Hebt gij nooit in de Schrift gelezen: De steen die de bouwlieden hebben verworpen, is juist de hoeksteen geworden. Op last van de Heer is dat gebeurd en het is wonderbaar in onze ogen.
Daarom zeg Ik u: Het Rijk Gods zal u ontnomen worden en gegeven aan een volk dat wel de vruchten daarvan opbrengt.’
DOOR ZOVELEN VERWORPEN
Het evangelie van Matteüs loopt op zijn einde. Jezus gaat naar Jeruzalem en het conflict met de Joodse leiders groeit naar een hoogtepunt. Dikwijls vertelt Jezus verhalen dan. Het is een manier van spreken, die wij verleerd hebben. In de parabels van Jezus gaat het wel eens meer over de wijngaard van de Heer, een uitgelezen plek, die God met speciale zorgen koestert en met Zijn Liefde omringt. Maar er wordt daarbij geen bepaald land of plaats bedoeld.
Gods wijngaard is daar, waar Zijn Liefde kan groeien en bloeien en vruchten voortbrengen. En wij mogen die wijngaard beheren. Wij mogen de hoeders worden van die plaatsen waar Gods liefde nog kan leven. De goede vruchten die Hij verwacht zijn gekend. Paulus vat ze nog eens samen in dit unieke zinnetje: ‘Ten slotte, broeders en zusters, schenk aandacht aan alles wat waar en edel is, rechtvaardig en zuiver, beminnelijk en eervol, kortom, aan alles wat deugd heet en lof verdient.’
Gods vertrouwen was diep gekwetst: de wijnbouwers waren ontrouw geworden, ze lieten het eigenbelang triomferen, mishandelden de dienaren en doodden de Zoon. De parabel eindigt dan ook met een scherpe veroordeling van zoveel ontrouw aan God: ‘God zal Zijn wijngaard aan een ander volk geven dat wel goede vruchten afdraagt.’ De Joodse hogepriesters, de oudsten van het volk worden verdreven van de troon, het verhoog waarop ze zichzelf geplaatst hadden: de jonge Kerk van de verrezen Jezus zal hun taak overnemen. Die Jezus, die zij verstoten en verworpen hadden zal de hoeksteen worden in Gods nieuwe wijngaard.
Het is zonneklaar: Jezus verrijst, God leeft in die mensen die, ondanks alles, toch vriendelijk en trouw en rechtvaardig te zijn. Hij wordt tastbaar tussen diegenen die de liefde tot fundament en hoeksteen van hun leven maken. 'De steen die de bouwlieden hebben verworpen is de hoeksteen geworden!' Waar Jezus en Zijn dienstbare liefde de hoeksteen worden, daar woont God!
Geïnspireerd door Pater Frans s.j.
Alleen mensen met ruggengraat
maken een nieuwe wereld!
Ruggengraat heb je nodig.
Om als mens rechtop te kunnen gaan en niet met de kop in de grond.
Om je verantwoordelijkheid op te nemen en sterk te staan in de storm.
Om lasten en zorgen te kunnen dragen en niet te buigen voor geweld en nooit te kruipen voor geld!
Ruggengraat heb je nodig om vol te houden waar anderen het opgeven.
Om rechtop en rechtdoor te gaan je eigen, vrij gekozen weg.
'Iemand had twee zonen', zo begint Jezus vandaag in het evangelie. De ene lijkt een eenvoudige, brave jongen, gewillig en gedienstig. Maar de tweede, dat is een ander paar mouwen. Het ziet er naar uit dat hij heel tegendraads is, onwillig tot en met.
Maar schijn bedriegt, zegt het spreekwoord. En zo blijkt het ook hier te zijn: die eerste is een man van mooie woorden: 'veel beloven en weinig geven, doet de dwazen in vreugde leven', luidt een ander gezegde wat oneerbiedig. En bij de andere is het net omgekeerd. Hij pruttelt eerst wel tegen, zegt botweg tegen zijn vader dat hij niet wil helpen, maar doet tenslotte toch wat gevraagd wordt.
De eerste, onmiddellijke boodschap is duidelijk: je kan je gemakkelijk vergissen in mensen. Laten we dus maar niet te gemakkelijk oordelen. En dan is er nog een diepere inhoud! Jezus wil nog heel wat meer zeggen, zoals straks zal blijken.
Eerste Lezing uit de brief aan de christenen van Filippi 2,1-5
Zusters en broeders, als gemeenschap van Geest, hartelijkheid en mededogen u iets zeggen, maak mijn vreugde dan volledig door uw eenheid van denken, uw eenheid in de liefde, uw saamhorigheid en eensgezindheid.
Diezelfde gezindheid moet onder u heersen die ook in Christus Jezus was.
Evangelie: Matteüs 21,28-32
In die tijd zei Jezus tot de hogepriesters en de oudsten van het volk: ‘Wat denkt u hiervan? Iemand had twee zonen. En hij ging naar de eerste en zei: `Jongen, ga vandaag in de wijngaard werken.'' Hij antwoordde: `Nee, ik wil niet.'' Later bedacht hij zich en ging toch.
Toen ging hij naar de tweede en zei hetzelfde. Die antwoordde: `Goed, heer.'' Maar hij ging niet.
Wie van de twee heeft de wil van de vader gedaan?'
'UW JA ZIJ JA'
In deze periode van het jaar zijn de evangelies van de zondagen gesitueerd in de twistgesprekken van Jezus met de Joodse leiders. Zo moeten wij vandaag ook het verhaal van de twee zonen lezen: Een man vraagt aan één van hen om in zijn wijngaard te gaan werken. Die gaat onmiddellijk akkoord. Maar in feite doet hij het niet.
De vader vraagt het ook aan de andere zoon. Die voelt daar helemaal niet voor. Maar later krijgt hij spijt en gaat hij toch in de wijngaard werken. Deze tweede zoon DOET de wil van de vader '.
In het leven komt het op DADEN aan. Ook de hogepriesters en de oudsten van het volk, met wie Jezus hier in gesprek is, zeggen met de mond dat het er op aankomt de wil van God te DOEN. En zo is ook de overtuiging van Jezus: 'Niet ieder die tot Mij zegt: Heer, Heer! zal binnengaan in het Rijk der hemelen, maar hij die de wil DOET van mijn Vader die in de hemel is'.
Op het eerste gezicht lijken Jezus en de Joodse leiders dus met elkaar akkoord te gaan. Maar HOE doe je de wil van de Vader? Komt ons ja soms niet te snel en te oppervlakkig? Komt het wel vanuit de diepte van een hart dat bereid is om zich te bekeren? Vele Joodse voormannen uit Jezus' tijd gingen er prat op trouw te zijn aan God. Maar hun trouw ging niet verder dan het naleven van wet en tradities. En daarbij gaat het alleen om de buitenkant. En is die buitenkant wel echt de wil van God? Of kan hij ook misleidend en bedrieglijk zijn?
Wat God wil, gaat over de binnenkant: de bekering van ons hart. Wij moeten ons helemaal gewonnen geven aan Zijn oproep. Een oppervlakkig, puur uiterlijk ja, kan geveinsd zijn. Het kan zelfs als excuus dienen om dit ja, waar het eigenlijk op aankomt, niet uit te spreken! Zo wordt het deftige ja van iemand die zich in de routine van de religieuze plicht vastnestelt, uiteindelijk een 'neen' van het hart ten aanzien van de echte wil van God.
Anderzijds zijn er in Jezus' tijd mensen die duidelijk' neen' gezegd hebben aan de religieuze wetten. Hun zondige leefsituatie maakt dit neen maar al te zichtbaar. Dat is de houding van tollenaars en van ontuchtige vrouwen. Zozeer zijn ze in de zonde ondergedompeld dat het niet mogelijk is zich zomaar in een handomdraai te bekeren.
Die mensen beseffen dat het op de bekering van hun hart aankomt. Zij moeten zich vanuit het dieptepunt van hun situatie werkelijk naar God toekeren. Hun 'ja' moet uit de diepte van hun hart komen. Het is geen gemakkelijk ja. Daarom gaan zij eerder dan de 'deftigen', van wie het oppervlakkige ja in de routine van het leven langzaam uitdooft, het Rijk Gods binnen. Een dergelijk getuigenis zou de deftigen heel diep moeten aangrijpen en ook hen voor de beslissende keuze stellen. 'Maar', zegt Jezus, 'zelfs nadat jullie dit gezien hebben, zijn jullie niet tot inkeer gekomen'.
Dit verhaal wordt door Matteüs voor de eerste christelijke gemeenschappen en dus ook voor ons verteld. want deze boodschap heeft niet enkel betekenis voor de Joodse leiders uit Jezus' tijd, maar voor de gelovigen van alle tijden. Is het niet zo dat wij, die thans in West-Europa leven, als het ware te gemakkelijk christen zijn geworden? In ons doopsel werd ons ja door anderen in onze plaats uitgesproken en in vele paasvieringen, waarin de doopgeloften worden hernieuwd, heeft men de indruk dat er een zacht gemurmel door de kerk gaat. Het is echt niet duidelijk dat hier beslissende keuzen worden uitgesproken! Zo lijkt het erop dat christenen en christelijke gemeenschappen soms, zonder veel animo, op hun 'verdiensten' teren.
Hoeveel kunnen wij dan leren van bekeerlingen en soms van ganse gemeenschappen die na heel wat omzwervingen van ganser harte hun ja uitspreken en dit ook in DADEN tonen. Zei Jezus in de Bergrede immers niet: 'UW JA ZIJ JA'?
(Geïnspireerd door een homilie van wijlen Mgr. Paul Schruers)
‘Ik ging zitten tegenover een koppel. Tussen man en vrouw had het kleintje, zo goed als het ging, zich een nestje gemaakt, en het sliep. Maar het draaide zich om in zijn slaap, en ik zag het gezichtje in het licht van de waaklamp. Het was het heerlijke gezichtje van een godenkind! Uit die twee daar was iets als van goud geboren, uit die lompe mensenklomp een wonder van bevalligheid en gratie. Ik boog naar het tere voorhoofdje, het zoete pruilmondje, en ik dacht: dit moet het gezichtje zijn van een later kunstenaar, dit is Mozart toen hij kind was, wat mag dit toch beloven voor het leven van later!
De kleine sprookjesprinsen waren zeker niet anders: wat kon uit dit kind nog groeien in warme, tedere geborgenheid! Als er ergens in een tuin door een mutatie, puur toeval,een nieuwe roos ontstaat, is er bij alle tuinders vreugde, verwondering, dank. De roos wordt apart geplaatst en met bijzondere zorg omgeven, ze zal met voorliefde behandeld worden. Maar er is nu eenmaal geen tuinman voor de mensen. Het Mozartkindje zal, als alle anderen, getekend worden door de afstompingsmachine. Mozart zal zijn hoogste vreugden kennen in de stank van de cafés-chantants. Mozart is ten dode opgeschreven.
Ik ging terug naar mijn treinstel. En ik dacht aldoor: die mensen lijden niet echt in die ellende.
Het is ook niet een of andere vorm van liefdadigheid, die mij nu bezighoudt. Het heeft geen nut altijd opnieuw week te worden om een wonde die toch weer zal opengaan. Zij die gekwetst zijn, lijken zelf de wond niet te voelen. Het is veeleer alsof de mensheid in haar geheel, en niet zozeer de enkeling, hier gekwetst en geschonden is. Ik geloof niet echt in medelijden.
Wat mij hier bezighoudt, is het oog van de tuinman. Het is mij niet te doen om die miserie, waarin mensen zich, al bij al gaan thuis voelen, zo goed en zo kwaad als maar kan, zoals iemand zich goed kan voelen in het nietsdoen. Eeuwenlang al leven Oosterlingen in de vuilnis en vinden dat goed zo. Wat mij nu pijn doet, daar helpt geen gratis soep voor. Wat mij pijn doet, zijn niet die toegetakelde lijven, niet die hele stank en vuiligheid van de trein. Wat mij pijn doet, is dat in elk van deze mensen, telkens weer een Mozartkindje werd gedood.
Alleen de Geest die blaast over de ongeboetseerde klei, kan de Mens maken.