Ik ben Everaert Albert, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Awbeir (Eeklo's voor Albert).
Ik ben een man en woon in Eeklo (België) en mijn beroep is ...bloggen.
Ik ben geboren op 11/02/1948 en ben nu dus 76 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: mijn blog, foto's, computer, fietsen...
Naast de vele genealogen komen steeds vaker ook mensen naar het archief die willen weten wat er vroeger op hun grond allemaal is gebeurd. Soms is dat meer dan gewoon nieuwsgierigheid: de strengere milieuwetgeving vereist geregeld informatie over vroegere – mogelijk vervuilende - industriële activiteiten.
Tot diep in de jaren negentig was zo’n speurtocht zo goed als onbegonnen werk. De Eeklose percelen werden weliswaar al vanaf 1638 in kaart gebracht, maar met een ingewikkeld systeem, dat in de loop van de eeuwen driemaal totaal veranderde. ‘In kaart gebracht’ is bovendien niet de juiste uitdrukking. Bij de eerste opmetingen voor het landboek van 1638 was er weliswaar een bijbehorende kaart gepland, maar na het samenstellen van het boek was het geld op, en die kaart is er nooit gekomen. Zo moest Eeklo tot 1834 wachten eer het zijn percelen precies weergegeven zag.
Halfweg die jaren negentig sloegen de toenmalige stadsarchivaris (Erik De Smet) en de huidige (Freddy Pille) de handen in elkaar voor een grootscheeps project: een uitgave van de vier oude landboeken (1638, 1709, 1796, 1820), met de situering van elk van de ruim drieduizend Eeklose percelen op de moderne kaart.
Het duurde meer dan vier jaar om alle problemen en probleempjes van de oudste versie opgelost te krijgen. Het landboek 1638 verscheen in 2001 in twee delen en een index, drie jaar later gevolgd door de versie 1709, en in 2006 door het Franse landboek van 1796. Aan het sluitstuk van de reeks, het Nederlandse landboek, was Erik De Smet nog volop aan het werk toen hij in februari 2008 plots overleed. Het tekstgedeelte lag toen al op het archief beschikbaar, maar de broodnodige kaarten – die naar zijn zeggen toen bijna klaar waren - zijn helaas nooit teruggevonden. Een kleine ramp, want zij vormen de laatste schakel van de reeks, die de aansluiting moest vormen op het nog altijd gebruikte systeem van de Popp-kaarten.
Wie de historiek van zijn grond terug wil vinden, kan dus in het begin van de 19de eeuw op probleempjes stuiten, maar over het algemeen is 300 jaar geschiedenis ervan binnen het uur te reconstrueren. Niet de volle 375 : het archief beschikt maar over gegevens tot omstreeks 1925. De recentere ontwikkelingen zijn alleen maar te volgen op de diensten van Ruimtelijke Ordening en vanzelfsprekend op het Kadaster.
Sedert enkele jaren herbergt het Stadsarchief niet meer uitsluitend documenten van de stedelijke administratie. Zeker nu het over voldoende ruimte beschikt, vinden ook allerhande verenigingen er een onderdak voor hun materiaal.
Het overgrote deel van de afdeling ‘fondsen’ wordt ingenomen door twee verenigingen, die hun verzameling voor onbepaalde duur hebben afgestaan. 1. Het Heemkundig Genootschap van het Meetjesland (HGM) verrijkte het archief met een uitgebreide reeks tijdschriften (ca. 25 meter) uit de hele provincie, en een nog omvangrijkere bibliotheek met historische werken. Om het opzoekwerk te vereenvoudigen werd deze samengesmolten met de bescheiden boekencollectie waarover het Stadsarchief voorheen beschikte.
2. De VVV-Eeklo bleek wonderwel complementair: zij leverde haar letterkundige bibliotheek van het Meetjesland, de bijzonder rijke verzameling lokale weekbladen plus een overweldigend aantal themamappen met foto’s, documenten, bidprentjes en krantenknipsels.
Een derde grote “leverancier” is de in 2006 ontbonden genealogische vereniging De Eik, niet alleen goed voor zo’n 7.500 pagina’s familiekundige studies, maar ook voor zowat twintig meter werknotities gerangschikt per familie, plus 400 documentatiemappen over graven op het geklasseerde deel van het kerkhof. Met deze drie fondsen kan het Stadsarchief op praktisch alle terreinen aan de vragen en verzuchtingen van de bezoekers tegemoetkomen.
Maar er is meer. Vooral de laatste jaren gaan de depots steeds vaker open voor merkwaardige kleinere collecties. Ons archiefteam mocht van het College O.-L.-Vr.-ten-Doorn opruimen in wat de zusters van liefde na het opdoeken van het klooster had achtergelaten . Cyriel Van De Bouchaute liet zijn verzameling foto’s en fotonegatieven aan de stad na, en van stadsgenoot Lucien Lampaert kwam met jaren vertraging een belangrijk deel van zijn boeken en documenten in dezelfde kast te staan. Van de stoffenhandel Marcel De Vreese (destijds op het Kerkplein) werd bij een verbouwing tussen de gebinten een reeks kasboeken uit de jaren zestig aangetroffen; ook die vonden de weg naar het archief. Recent maakte ook de Gezinsbond zijn ouder archief over.
Vanzelfsprekend kan de stad niet alle privé-archieven een onderkomen bieden. Zo verhuisde de uiterst volledige boekhouding van de voormalige naaimachinehandel Gabriël (in de Boelare) naar het Rijksarchief, en dat na een tip van onzentwege. Plaatsgebrek is zeker nog niet aan de orde, maar bij omvangrijke collecties moet toch altijd de toekomstige instroom mee worden afgewogen. (Freddy Pille)