Ik ben Everaert Albert, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Awbeir (Eeklo's voor Albert).
Ik ben een man en woon in Eeklo (België) en mijn beroep is ...bloggen.
Ik ben geboren op 11/02/1948 en ben nu dus 76 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: mijn blog, foto's, computer, fietsen...
Bijna vijf jaar geleden vielen de persen van het toen oudste nog bestaande Belgische weekblad na 159 jaar stil. Voor de komende generaties lokale historici een ware ramp: De Eecloonaar bevatte al die jaren elders niet te vinden informatie over het dagelijkse leven in onze stad. Niet voor niets wordt momenteel gewerkt aan een personenklapper op het blad.
Kort voor de verhuizing naar de Industrielaan kwam de VVV-collectie Eecloonaars op de archiefzolder van het stadhuis terecht. In het nieuwe onderkomen kreeg ze in 2006 een aparte leeszaal, die heel typerend werd vernoemd naar August van Acker, een van de boegbeelden uit de geschiedenis van het blad. Ze werd daar verenigd met de luxueus ingebonden jaargangen 1849-1860, een gift van de familie De Schrijver aan de stad. Dat tijdschriftenzaaltje is intussen de ontmoetingsplaats geworden voor onderzoekers van het dagelijkse leven in heel het Meetjesland.
De collectie vertoont jammer genoeg lelijke hiaten. Na een haast vlekkeloos bewaarde periode 1849-1892 valt een zwart gat tot aan Wereldoorlog I, toen de persen ruim vier jaar aan de ketting werden gelegd. Maar ook nadien, tot 1930, blijven van elk jaar meestal maar enkele losse nummers ter beschikking. Zelfs in de jaargangen 1947-1949 ontbreekt een kwart van de nummers.
Weekbladen zoals de Eecloonaar waren niet bedoeld voor bewaring op lange termijn. Ze werden gedrukt op goedkoop, zwaar zuurhoudend papier. Na 75 jaar en meer draagt dat de funeste gevolgen: randen brokkelen af, vouwen verpulveren, en het papier scheurt als men er te hard naar kijkt ... Tot overmaat van ramp zijn in de jaren zeventig en tachtig barbaarse "herstellingen" gebeurd. Rollen doorschijnende kleefband werden erop gekleefd, met onomkeerbare beschadigingen als gevolg.
Voor de toekomst ziet het er niet al te rooskleurig uit. Een groots bedoeld digitaliseringsproject knapte af op de enorme omvang (en de kosten): zelfs zonder het oudste gedeelte tot 1929 (dat destijds door de mormonen op microfilm werd vastgelegd) staat de teller op z'n 35.000 grote pagina's.
De uitvoering van het project zit er, gelet op de krappe financiën, niet in. Intussen hebben de zware boekbanden zwaar te lijden onder het voortdurende gebruik. Om dit zoveel mogelijk tegen te gaan, heeft het SAE een losbladige schaduwcollectie aangelegd. Uiteraard alleen voor de naoorlogse jaren, want van eerdere jaargangen zijn de SAE-exemplaren meestal de enige nog bestaande.
Als het weer zo blijft als vandaag zal men maandag wel terug met de bouwwerken starten. Zoals als hier bij Socrates waar het op korte tijd al veel veranderd is.
De genealogen die het stadium 'namen en data' voorbij zijn, willen graag meer details te weten komen over het dagelijks leven van hun voorouders. De eerste vraag die daar altijd bij opduikt is "Waar woonden zij precies?".
Eigenaardig genoeg is dit voor de periode vóór 1800 dikwijls eenvoudiger dan voor de laatste twee eeuwen. Eeklo telde toen maar een fractie van de twintigduizend inwoners van nu, en in de landboeken staat elk perceel grond vrij nauwkeurig omschreven, met in de marge telkens de achtereenvolgende bewoners of gebruikers. Na 1800 overschrijdt ons bevolkingscijfer al snel de vijfduizend, en ontbreekt een register met perceelkaarten.
In de negentiende maar zelfs in de twintigste eeuw bezorgen de adressen ons heel wat puzzelwerk. Het is in 2013 ons moeilijk voor te stellen, maar tot 1890 bestonden er in Eeklo geen huisnummers! Om het nog ingewikkelder te maken bestonden er wel registratienummers, die alleen in de stedelijke administratie werden gebruikt. Zij werden soms per straat gegeven, maar af en toe ook per wijk, zodat getallen boven de 400 geen uitzonderingen waren. Maar omdat in de 19de eeuw het aantal Eeklonaars sterk aangroeide en er voortdurend huizen werden bijgebouwd, schoven die nummers bij elke volkstelling weer op.
In 1890 gaf het stadsbestuur aan twee huisschilders de opdracht op elk huis per straat een volgnummer aan te brengen, volgens het systeem dat we nu kennen. Einde problemen? Allerminst. Tot 1930 bleef men bij elke tienjaarlijkse telling aanpassingen uitvoeren: nieuwbouw werd meegerekend, inrijpoorten kregen nu eens een eigen nummer en dan weer niet, twee of drie huisjes maakten plaats voor één groot gebouw met één nummer … Om maar een idee te geven van de chaos: op het laatste huis aan de noordzijde van de Stationsstraat varieerden de aanduidingen de laatste 125 jaar tussen nr. 95 en nr. 125 !
Vooral op de Markt zijn de complicaties enorm. Bijkomend probleem is hier dat delen ervan soms een eigen naam kregen. Zo heette de oostzijde decennialang de Verckensmarkt en kregen de huizen vanaf de hoek van de Stationsstraat de nummers 1, 2 … tot 13. Het adres 'Markt 2' verhuisde dan van die hoek naar het oostelijke hoekhuis van het Rootjen.
Gelukkig heeft het stadsbestuur in 1930 het belang van stabiele huisnummers ingezien. Bij de sloop van de Krugerfabriek bijvoorbeeld verdween het nummer 80 (ingang van de fabriek), maar behielden de verderop staande huizen hun oude adres. Problemen geeft dat niet: waarschijnlijk heeft in al die jaren slechts een enkeling dat gemerkt …
Voor wie het indrukwekkende stichtingsjaar 1240 van onze stad in het achterhoofd heeft, is het meestal een teleurstelling te vernemen dat de daaropvolgende 160 jaar in een volslagen duisternis zweven. Eigenlijk duurt het zelfs tot kort na 1609 eer wij een gedetailleerde info bijeen kunnen harken.
In die tussenperiode, grosso modo 1400-1600, is het behelpen. De enige vaste steun voor deze twee eeuwen zijn de stadsrekeningen, die voor 85 procent van de kalenderjaren bewaard zijn, telkens 30 à 80 pagina’s groot. Een luxe, lijkt het, maar helaas beslaan de routineposten doorgaans zo’n tachtig procent, zodat de oogst meestal beperkt blijft tot een rijtje onsamenhangende details.
Zijn er dan geen andere bronnen? Jawel, maar dikwijls eenmalig en in reeksverband beperkt tot een korte periode.
1. Staten van goed (inboedelbeschrijvingen) zijn er vanaf 1527. Dat lijkt veelbelovend, maar slechts een fractie van het oorspronkelijke aantal is bewaard gebleven, en jammer genoeg beperken ze zich de eerste decennia tot een beknopte opsomming van de onroerende eigendommen.
2 . In de jaren 1499 en 1517 krijgen we uitgebreide belastinglijsten. Interessant voor een raming van het bevolkingscijfer, maar daarmee houdt het ook op: vele namen zijn verder onbekend en we weten niets over hun gezin en hun adres.
3. Eveneens eenmalig is het beruchte vijfdepenningkohier van Alva, dat voor Eeklo in 1580 werd opgesteld. Ditmaal wel veel bekende namen, hun grondbezit en min of meer hun woonplaats. Maar wijlen Erik De Smet merkte in zijn tekstuitgave (Appeltjes van het Meetjesland 2000) op dat een flink stuk in het noordwesten van Eeklo verloren is gegaan. Verder zijn de plaats- en oppervlakteaanduidingen dikwijls irritant vaag. Begrijpelijk, want Eeklo had nog geen landboek met de exacte groottes, maar op die manier is het traceren van percelen in een kadaster van 58 jaar later een hachelijke onderneming.
4. Sprekende details zijn voorhanden in een minder sympathieke bron: de processtukken van Alva’s bloedraad. Achiel de Vos maakte er een breed geschilderd overzicht van (Appeltjes 1961). Nadeel is hier dan weer de erg korte behandelde periode.
5 . Onontgonnen zijn nog de talloze processtukken van de Raad van Vlaanderen en de honderden gelegenheidsvermeldingen in documenten van andere steden en dorpen, kloosters en hospitalen. Dat lijkt een onuitputtelijke informatiebron, maar zonder veel kans op vergissingen mogen we stellen dat de 15de-16de eeuw voor altijd meer vraagtekens zullen opleveren dan antwoorden.
De laatste tijd verschenen op Facebook oude foto's bij Ronny Dhuyvetters over de Eeklose jeugd.
Bij navraag liet Ronny mij weten dat hij lang medewerker is geweest in Jeugdhuis Beukenhof.
Daar hadden ze een "fotokot" waar zij de foto's konden ontwikkelen enz. De drijvende kracht daarachter was Guy De Bie (Jean De Bie uit de Boelare zijn zoon). Hij nam honderden dia's, waarvan er spijtig genoeg al veel verloren zijn gegaan. Maar een vijtiental jaren geleden kwam hetgeen overbleef per ongeluk bij Ronny terecht. Hij heeft ze al die tijd bewaard met de bedoeling ze te digitaliseren. Ondertussen zijn er al een drie- a vierhonderdtal gescand.
Het wordt een gigantisch werk maar Ronny ziet het wel zitten en hij heeft mij beloofd dat er ook foto's op mijn blog mogen komen.
(foto Guy De Bie/Ronny Dhuyvetters)
Dit is dan de eerste en we zijn in het Beukenhof waar men gestart is met de grondwerken voor de bouw van het Nieuwe Jeugdhuis. Het oude Jeugdhuis in de Raamstraat was vernield door een brand.