Wil je meer lezen over het nestje bordercolliepups en hun ontwikkeling de eerste 8 weken kijk dan eens op www.hettysite.nl weblog 1 vanaf 1 juni 2007. Het was zo mooi om mee te maken dat ik er een kinderboekje over schreef. Dit dierenprentenboekje is te koop. Scotty vertelt over wat hij beleefde vanaf het moment dat hij geboren werd tot hij zich op z'n gemak voelde bij z'n nieuwe baas. Meer informatie over "Ik ben Scotty" en hoe je het unieke boekje kunt bestellen, is op de website www.hettysite.nl te lezen onder het kopje Kinderboekjes. Welkom!
De pups van Tessa en Scott waren een geweldige ervaring!
Een paar pagina's uit het kattenprentenboekje IK BEN MONIEK. www.hettysite.nl
of de belevenissen van een Achterhoekse in Drenthe
31-12-2013
De Slangenburg 4
Dineke en ik verblijven deze dagen in een mooie kamer die 'De rijzende Zon' genoemd wordt. We komen er achter dat dat komt omdat die op het oosten ligt en je daar de zon ziet opkomen. En ook dat maken we mee. De Completen in de Abdij is van een serene eenvoud. De paters zingen hun avondgebed en wij mogen telkens meedoen als een soort antwoord. Wanneer we weer in het kasteel aankomen zitten onze gastvrouwen Birgit en Antoinet klaar met een drankje. Het zijn vrijwilligers die het leuk vinden om mensen te ontvangen en voor ze klaar te staan tijdens hun verblijf.
Degene die lopend naar de Abdij gaan of een fikse wandeling gemaakt hebben kunnen hun schoenen buiten al schoonborstelen en binnen in een aparte hoek in de hal stallen. Dat scheelt heel wat modder in huis in deze dagen...
Het leuke van zo'n divers gezelschap is dat je telkens aan tafel en in de enorme zitkamer van het kasteel leuke gesprekken krijgt met verschillende mensen. Vanavond zat ik naast een jonge vrouw die psychiater is in het UMCG in Groningen. Ze is hier samen met haar tante die gisteren vertelde over een cursus verdriet- en rouwverwerking, waar ze mee bezig is. Het blijkt dat zij in haar werkzame leven oncoloog was, maar nu met pensioen is. Ook zijn er een paar jonge mannen die vastgelopen zijn in een relatie en de breuk aan het verwerken zijn. Eentje deed dat voor hij hier naar toe kwam door een ballon op te laten met een foto en wat opschriften als hulp bij het loslaten van zijn verdriet. De hele dag door kun je ook in de kapel van de Abdij De Slangenburg, 20 minuten lopen verderop, terecht voor verschillende korte diensten.
Wij gaan vanavond het Avondgebed meemaken, ook wel de Completen genoemd.
In de kapel van het kasteel branden we kaarsjes ter gedachtenis aan onze ouders
Vanmiddag wilden we eigenlijk wel naar Breedevoort, het boekenstadje, maar het was intussen zulk mooi weer geworden dat we besloten tot een wandeling in deze mooie omgeving. Het was wat slipperig op de bospaadjes, maar ik had steun aan de paraplu die ik uit voorzorg had meegenomen.
Prachtig weer, wat een geluk!
Een paar ouder dames kwamen we tegen. . 'Willen jullie wel een foto van ons maken?', vroegen ze. Natuurlijk wel, maar dan ook..... van ons. Met Dineke, een oud- collega en vriendin.
In plaats van een weekje naar Salou’, zei een 19 jarige student die ook deze dagen op kasteel De Slangenburg logeert. Toen hij vorig jaar 18 werd wilden zijn ouders hem een weekje vakantie aanbieden, net als zijn broers en zus. Hij koos voor De Slangenburg, een plek voor rust, bezinning en samenzijn met anderen. Zo langzamerhand worden er gesprekken aangeknoopt en maken we kennis met mensen van allerlei pluimage. Het zijn dit keer veel jonge mensen, ik schat veertigers. Eén van hen is Jonathan, de woordvoerder van de Christenunie. Als 15e uit een gezin van 16 heeft hij het toch aardig ver geschopt en praat met liefde over zijn ouders. Weer een andere vrouw is vegetariër en voert dat nogal ver door.
Vanmorgen konden we deelnemen aan een geleide meditatie, geleid door de vroegere directrice van de Slangenburg, Francoise.. Heel prettig.
Wat lekker om na die verzopen Kerstavond een mooie 1e Kerstdag te hebben. Na een mooie Kerstdienst in de Schepershof waarin Wim met de Cantorij de muzikale omlijsting verzorgde gingen we thuis aan de voorbereidingen voordat de kinderen kwamen. Iedereen had een bijdrage geleverd. Rick had de rollade uit zijn Kerst vleespakket meegegeven, Judith had op mijn verzoek een lekkere chocoladecake en Jennifer een tortelini-schotel gemaakt die hier zo de oven in kon. En Robin bracht zijn favoriete recept mee: gevulde eitjes. Het is me wat als je kleinzoon al een vriendinnetje meebrengt, ook een Eva. ‘Die zal ok wel lang blond haor hebb’n, zei Wim, want dat hebt ze tegenwoordig zowat allemaole.’ En ja hoor … lang blond haar maar wel bruine ogen, noemen ze dat niet één van de zeven schoonheden? Gerhard en Judith hadden hun hond Shiva meegebracht en Mark en Jennifer natuurlijk Queeny. Samen met Storm vermaakten die zich wel buiten en af en toe even binnen
Na de eerste ronde kwam de sjoelbak tevoorschijn. Het werd een onderlinge wedstrijd die uiteindelijk door Gerhard gewonnen werd. Tot slot trokken we ons terug in de Finse Kota die nu lekker doorgewarmd was. Het geeft altijd weer iets bijzonders als je zo met z’n allen om een vuurtje zit.
Gerhard was de eerste die plannen maakte om op te stappen. Die ging lopend naar huis mèt de Shiva. Morgen gaan ze doorbrengen met de andere kant van de familie en wij gaan nog even naar Rick met de restanten van gisteren.
Wim was tevreden over mijn voorlees sessie. ‘Ie mot allene wat kalmer an doen’. Dat knoopte ik in mijn oren.
Vanavond was de Kerstviering met onze Passagevrouwen van Zuidbarge/ Rietlanden.
Het was een dag met ups en downs. Eerst vanmiddag de begrafenis van de man van Froukje , een mede Passagelid. Max zong ook bij Wims Mannenkoor Valerius en zo togen wij vanmiddag naar Schoonoord om in een propvol kerkje het leven van Max te herdenken. De mannen van Valerius zongen a capella drie mooie liederen waarvan ' Abide withme' mijn favoriet is.
Het was ook mijn beurt om met drie andere dames koffie te schenken. Het Dorpshuis Het Hoefijzer in Zuidbarge draait op vrijwilligers en dat werkt perfect. De voormalige kleuterschool van Zuidbarge is al jarenlang in gebruik als vergader, oefen- en studielokaal. Er worden behalve koffie en thee ook uitgebreide lunches verzorgd.
Het was een mooie avond met gedichten, het verhaal van Jezus’ geboorte, en veel zingen. Bijna iedereen had een taak in het geheel. We hebben een vaste begeleider in de vorm van Gerard die alles uit het orgel haalt wat er in zit. En in de pauze kon Elly haar gehaakte engeltjes en andere kerstversiering aan de man brengen. Door ziekte van haar dochter kon die niet op de kerstmarkt staan en mocht Elly de kunstwerkjes hier verkopen ten bate van onze Passage.
En na de pauze, met Wim z’n advies in mijn oren geknoopt, mocht ik het Kerstverhaal van Jan Omvlee in het Drents voorlezen. Ze waren muisstil. Heel even dacht ik weer de verwachtingsvolle ogen van een flinke klas kinderen voor me te zien. Volgens de dames was ik geslaagd. Het Drents uit mijn mond werd goedgekeurd. ‘En….?, vroeg Wim toen ik thuiskwam. Vonden ze het wat?’ Hij kan tevreden zijn. Ik deed er 5 minuten langer over dan gisteravond.
Toen ik in 1985 begon met lesgeven aan de brugklassers van de LTS De Zuidoosthoek trof ik leerlingen die vanuit de wijde omtrek naar Emmen kwamen. Mijn taak was om ze Nederlands te geven en ik moet zeggen dat ik het meteen erg leuk vond met zo’n klas met 13 jarigen. Ze spraken nogal verschillend want de streektaal rondom Emmen gaat van het echte Drents over in het Gronings. Ze noemen het ook wel eens Kanaols naar de streek rondom Ter Apel en Stadskanaal. Ze probeerden in elk geval in de les Nederlands te spreken maar daarbuiten was dat snel over. Het toppunt vond ik een leerling uit Erica die een stukje uit een les voorlas. Het stond er echt in het Nederlands, maar hij las het zoals hij zelf praat en zoals je Daniel Lohues soms hoort.
Vanavond ben ik me aan het inlezen in het Kerstverhaal dat ik morgen bij de Passagevrouwen van Zuidbarge/ Rietlanden tijdens onze Kerstviering zal voorlezen. Alie had een goed verhaal voor me, geschreven door een Zuidbarger, Jan Omvlee, en wel in het Drents. Ik dacht eigenlijk dat ik dat wel, net als die knul uit Erica, voor kon lezen in mijn eigen taal. Maar dat viel tegen. dan zou ik het eerst helemaal moeten vertalen en opschrijven. Bovendien begrijpen de dames hier het Drents beter dan mijn Achterhoeks. Daarom lees ik het in het Drents voor. Ik heb het vier keer geoefend en nu denk ik dat ik het zonder veel rare fratsen kan voorlezen. Ik heb natuurlijk al jarenlang Drents aangehoord. Als Wim straks terugkomt van zijn Mannenkoor, mag hij mìjn Drents beoordelen.
Babbelegoegies is het woord van het jaar geworden in het Drents. Het betekent zoiets als: praatjes
‘We komen bij HOT leden tekort’, meldde Wim een tijdje terug. ‘Het zou jammer zijn als we wat groepen moeten samenvoegen’. HOT is d afkorting voor Hart Op Tempo, een soort gymclub voor mensen die iets met hun hart gehad hebben. De leeftijd varieert van ongeveer 60 tot…. Wim is er nu een half jaar bij en vindt het erg leuk. Er is een trainer èn een fysiotherapeute aanwezig. Rinus verzorgt een uitgekiende en zeer afwisselende training en Jantje houdt iedereen in de gaten en adviseert. Ik zou naast mijn aqua joggen ook wel iets aan gym willen doen en vroeg Wim: ‘Zouden ze ook leden met een verhoogde bloeddruk willen hebben?’ Hij zou het vragen.
En zo ging ik vorige week voor het eerst mee. En ik ben er achter dat het niet voor niets Hart Op Tempo heet. Ieder doet mee wat hij kan, maar er is een goed schema met een spelelement er in. Ik kreeg alleen last van mijn ene knie waar ik wat slijtage aan heb. Daarom probeerde ik het vandaag nog eens. Vanwege de kerst was er een speciaal programma en hebben we strandvolleybal gespeeld èn korfbal. Hier had ik nergens last van gelukkig. Jantje gaf me nog een oefening mee om de spieren van mijn bovenbeen sterker te maken. Dus… voorlopig blijf ik meedoen.
Bij de koffie werd er nog aan de vrijwilligers gedacht in de vorm van een kerstpakket, aangepast aan de smaak van de mensen, mèt chocola, wijn of een rollade. En na de wensen voor een fijne kerst werd alvast de felicitatie meegegeven aan het oudste lid. Die gaat 4 januari zijn 90e verjaardag vieren. We kunnen dus nog even door….
'Dat kump goed uut’, antwoordt Henk op mijn vraag of we de pups kunnen komen bewonderen. ‘Ik bun de hele dag thuus, want ik pas op Mirthe’. Het is de eerste kleindochter van Henk en Anneke. Dat is makkelijk wanneer opa’s en oma’s in de buurt wonen. Diny en ik togen dus al gauw richting Lochem om het nest met jonge Duitse Staande korthaar te gaan bewonderen. Wel even ons vaste adresje bezoeken, Switch, om te zien of er in deze 2e hands winkel nog iets van onze zucht Diny. Dan wordt het weer eens tijd.
We zijn al snel klaar want de pups en Mirthe wachten. Zo leuk om weer zo’n nestje te zien. Moeder Luna heeft er wat mee te stellen, 9 stuks maar liefst. Henk heeft nu een mooi groot nest gemaakt in de schuur met een kuikenlamp er boven. Voor pups van bijna 4 weken zien ze er geweldig uit. Wat een kopjes! We raken niet uitgekeken. Maar dan gaan we mee naar binnen en wordt Mirthe bewonderd. Ze is al lekker gegroeid en je ziet dat ze opa al goed kent. Ze keuvelt al tegen hem. Diny mag haar even de fles geven. Monique is deze dag ook thuis en we zijn weer helemaal bij met de laatste nieuwtjes. We komen in Vorden langs de ‘oude Empo fabriek’ waar nu een soort kringloopwinkel in gevestigd is. Ons nichtje Hennie is als vrijwilligster de veilingmeester zoals op haar badge staat. Natuurlijk gaan we ook met haar even bijpraten. Diny ontdekt nog cd’s met kerstmuziek en dan gaan we op huis aan, Ben en Diny’s huis dan. Die avond reis ik zonder oponthoud naar Emmen, keurig overal in- en uitgecheckt!
‘Dit was ons doel van de dag: de pups van Luna, bij Henk en Anneke.
'Als u snel bent kunt u het nog halen’. Ik uitte mijn twijfel aan de mevrouw naast mij op het perron. Ik sta al op perron 10 in Zwolle te wachten op de trein naar Roosendaal, want ik ga een dagje naar Diny. Ik heb nog een dag vrij reizen en ik weet geen betere manier om die te gebruiken dan samen met Diny op stap te gaan en weer bij te praten. Ik wist even niet meer of ik goed uit- en ingecheckt had toen ik uit de trein van Arriva stapte en nu met de NS verder wilde. Tja… zo’n klein land en dan verschillende treinvervoerders. Ik wist zeker dat ik het niet zou redden op en neer te rennen na het advies van de dame naast mij en dat rennen kan ik wel vergeten als 70 jarige. ‘Nou de boetes zijn niet mis hoor’, verzekerde de dame nog. 'Ik heb voor een ritje van 1,25 een boete gehad van 135 euro.' Dus echt rustig zat ik niet toen de trein richting Zutphen vertrok. Even later zie ik twee conducteurs die de kaartjes gaan controleren. Ik ga er toch maar op af en vertel aan de vriendelijkst ogende conducteur over mijn bezorgdheid over het inchecken. Hij scant mijn ov kaart en zegt met een twinkeling in zijn oog: ‘Inderdaad niet ingecheckt, nou moet u weer terug en wijst richting Zwolle ’. Gelukkig zegt hij meteen: ’Straks in Wijhe gaat u maar even inchecken op het perron’. ‘U wacht dan wel op mij?’, vraag ik hem. ‘ Ik ben niet zo snel met een half versleten knie.’ Dat zou hij doen. Nog geen minuut later komt hij weer langslopen en zegt: ’Geef mij uw ov kaart maar even dan doe ik het wel voor u! Ik zorg dat u hem voor Zutphen terug hebt.’
Toen we 6 jaar geleden omstreeks deze tijd terug kwamen uit Nieuw Zeeland en ons met Ben en Riet en al onze koffers in een 1e klas coupé hadden genesteld kwam ook een conducteur langs. Wij lieten onze vrij reizen kaartjes zien en Ben en Riet reisden met 40% korting met ons mee terug. Wim grabbelde gauw naar zijn ov kaart ter controle. 'Nee, dat hoeft niet, zei de beste man. U kunt die nu niet gebruiken. Het is nog dik voor 9 uur. Hij zag onze stomverbaasde gezichten en wie weet liepen we van schrik al rood aan want we hadden al hele verhalen gehoord over te vroeg instappen en de boetes die er op staan. 'Bent u samen op reis geweest', vroeg hij toen, kijkend naar de enorme bult bagage. En wij vertelden over onze reis naar Nieuw Zeeland en dat we net geland waren. Hij keek ons nog eens aan en sprak toen: 'Ik zal jullie vakantie niet bederven. Goede reis verder.'
Ik hou van groen, ik hou van de tuin, ik hou van natuur in huis, maar het moet me niet te lastig worden. Buurvrouw Wielens heeft de hele vensterbank vol met cyclamen bijvoorbeeld. Daar hoef ik niet aan te beginnen. Die verpieteren bij mij waar je bij staat. Ik ben ook gek op azalea’s, vooral de witte. Elk jaar omstreeks deze tijd koop ik er een en ik begin trouw met een lauw waterbadje om de paar dagen. Maar dan…. vergeet ik hem soms en als t-ie eenmaal zielig gaat doen helpt zo’n badje niet echt meer. Het mooie is er dan af. Cactussen zou iets voor me zijn, maar ik heb een hekel aan cactussen. Ik zie die stekels en denk aan de hitte van een woestijn en dan moet ik ze al niet meer. Een paar jaar geleden kreeg ik van buurvrouw Geesje een paar sanseveria’s, vrouwentongen worden ze ook wel genoemd. Mama had er ook altijd wel een paar in de vensterbank tussen de geraniums en begonia’s. Vond ik toen ook niks. Maar nu ik dit tweetal voor het grote raam heb staan, met niet teveel er omheen, vind ik ze wel wat hebben. Ik kan je zelfs vertellen dat ik ze in bloei kan krijgen. Vorig jaar de ene en dit jaar de andere. Ik heb het even nagekeken. De bloei van een sanseveria is bijzonder, wordt gezegd. Niet echt uniek, maar wel bijzonder bij een juiste verzorging. Er stond bij dat ze het liefst heel weinig water willen, twee keer per week een scheutje. Dat is dus de plant naar mijn hart. Gisteren was buurvrouw Wielens even bij ons en bewonderde de bijzondere bloei van de sanseveria. ‘Dat he’k nog nooit ezien’, zei ze. Ik groeide ervan!
Wat is dat nou weer…? Wim maakt allerlei vreemde gebaren. Ik sta op het punt om naar mijn schilderochtend bij Ellen te gaan en Wim heeft alvast de auto klaar gezet en het hek open gedaan. Mijn tas met verf en kwasten heb ik al achterin. En nu dit weer. Hij wijst eerst op de auto, daarna doet hij net of hij het stuur van iets vasthoudt en begint daarna naar buiten het hek te wijzen. Ik schud maar eens niet begrijpend het hoofd en haal mijn schouders op. Wim is goed in dit soort toneeltjes, maar zelfs na 50 jaar snap ik dit soort doventaal niet altijd. Hij begint wat geïrriteerd te raken en doet nogmaals een poging: wijst op de auto, houdt weer zoiets als een stuur vast en wijst opnieuw naar iets buiten het hek. Ik laat het raam even zakken en vraag naar de uitleg van deze actie. “Nah… snap ie dat niet? Toch dudelijk zat. …Gewoon… as ie straks weerkomt… laot dan de auto maor buten et hekke staon, want ik mot dan papier wegbrengen…’ Dat doet hij elke eerste dinsdag van de maand voor zijn Mannenkoor Valerius, alle papier uit de buurt brengt hij naar de container die voor dat doel in de Bargeres staat. Ik kan me nog steeds verbazen over dit soort gebarentaal. Hij trakteert me er vaker op en nog steeds kan ik het lang niet altijd vertalen. Bij de koffie voor we beginnen te schilderen doe ik het mijn medecursisten voor: wijs op de auto, doe of ik autorijdt en wijs naar de straat. Nee hoor, niemand…! Toen ik vertelde wat het te betekenen had kwamen ze niet weer bij. ‘Ach…’, beweert Wim altijd, ‘dat he’k nog aover e-hollen van het varen. In de machinekamer was ’t altied zon gruwelijk lawaai dan mos ie wel met gebaren praoten.’
‘Gao’j met de fietse?’, vroeg Wim donderdagmorgen. Het was mijn zwemochtend en ik pak alleen al de fiets omdat ik het raar vind om de auto te pakken als je gaat sporten. Maar die dag zou het gaan stormen… dus? Maar nee daar merkte ik die morgen nog niet heel veel van, en ik had die wind ook nog in de rug richting Aquarena. Maar toen ik tegen 12 uur de Bargerweg af fietste naar huis was het andere koek. Ik zag Anja in de verte al midden op de weg fietsen doordat ze bij een onverwachte windvlaag zo de sloot in zou waaien. Ik moest er nu pal tegenin en terwijl ik voorovergebogen tegen de stormwind in vocht was het even weer net als toen we vroeger.
Terwijl we naar de middelbare school in Zutphen fietsen moest er ook wel eens flink op de trappers gestaan worden. En ik zag weer even al die gekromde ruggen voor me die weer en wind trotseerden. De trouwe trekkers, Wim Ruiterkamp en Uiltje Woudstra die meestal de groep aanvoerden, voorop.
Op oudejaarsdag 1962 kwam ik ’s avonds vanaf Vorden richting Boomgaard en was het een dubbel gevecht. De sneeuwstorm was zo hevig dat ik af en toe stilstond op de trappers.
In de herfst van 1972 bleek het ook met kinderen en wandelwagen link kan worden. Met een stormvlaag vloog ik vanzelf met de hele handel schuin de weg over. Er was geen houden aan. In de bossen is toen ook heel wat tegen de vlakte gegaan.
Maar 's middags… stond ik voor het raam en keek naar de laatste bladeren die van de grote eik achter de vijver waaiden. Straks kunnen we het laatste blad gaan ruimen.
Nou, zeg Jenneken, as ze vlak veur um steet. ‘Nou, zeg et maor, ik hebbe allange ezene dat er wat loos is.’ ‘Jao, Jenneken’, hakkelt Willem en hee waogt et haoste neet um eur an te kieken. ‘Jao, Jenneken, kiek, ik eh…. Ik konne et neet aover mien harte verkriegen! Met ’n mooi gezichte zitten zingen en luustern, en ’t tientjen van een ander in de tesse…. En ik dache… eh.. dat dee mensen doar in Afrika et nog wel es völle neudiger konnen hemmen dan Gert van de benzinepompe. Dus… ik hebbe et tientjen maor in de schale edaone!’ Et eerste ogenblik wet Jenneken neet wat ze zeggen mot. Dan sist ze tussen de tande deur: ’Mooi mooi! Bun i’j wel goed wies! Kost ons twee tientjes op ene zundagmergen. ’t Is ja schande!’En met een gezichte as een donderbuje stöf ze veur Willem an de kerke uut, het parkeerplaatsjen aover naor de auto. En daor geet ze zitten met eur tasjen stief op schoot, de veurroete uut zitten loeren. Och die arme Willem! Wat sneu kump e achter Jenneken ansjokken, steet nog näöst de auto, met de hand an ’t portier, as ze allebeie heurt roepen: ‘Willem, Willem, wacht es effen!’ Gert van de pompe! In zien goeie goed! Hee steet al veur Willem, met de portemonnee al klaor in de hande. ‘Willem, a’k et neet goed hebbe, mo’j et mien maor neet kwaolijk nemmen, maor ik zatte veur de collecte nog efkes wat te tellen in de portemonnee, en mie’j dunkt: ik mosse der nog een tientjen méér in hebben. Kan ’t wean dat ik oe een tientjen te völle weer-edaon hebbe?’ ‘Jao jong,’ zeg Willem en lacht as een boer met tandzeerte. Jenneken in de auto zit strak veur eur uut te kieken. ‘Jao jong, wi’j hadden et ok al ezeene, maor… ie reden zo rap vot naor de kerke; ik kön oe toen neet meer inhalen. Ik dache: ik mot et um nao de dienst maor efkes anreiken. Mar ik zal et oe noe direkt effen weerdoon.’ Et derde tientjen verwisselen van eigenaar. Jenneken kan et neet anzeen. Zee hef de traonen in de ogen staon as ze van de parkeerplaatse de Hoofdstraote opriejdt. ‘Willem zeg ze met een benepen stemmetjen. ‘Willem, zö’w noe wel helemaole naor Arnhem gaon? ’t Is toch al zon dure dag vandage! En de benzine wodt ok al zo gloepens duur!’ Maor dan wodt et Willem toch te gek.
Wat mot ik noe?’, dech ze. ‘Noe nog naor achteren lopen en geld halen bi’j Willem? Dan zu’j de mensen es heuren praoten!’ Jenneken wet precies wat ze zeggen zölt: 'As der een gewone kollekte is, dan zie’j heur neet. Maor as der een open- schaal- kollekte is, dan mot der gauw geld ehaald wodden!’ En daor wil Jennechien al helemaole gien praot van hebben. ‘O, ‘dech ze vol hoppe. ‘A’k noe es een gaetjen in de tesse van de jas ehad hebbe en dat mi’j een guldentjen in de voering ekommen is…’ En met een stief mundjen begint Jenneken de hele voering van de jasse bi’jlangs te vulen. Niks! Gien dubbeltjen, gien rooie cent! ‘In ‘t tasjen dan,’ hopt Jenneken. ’A’k noe es een gulden of een riksdaalder bi’j de portemonnee in estokken hebbe.’ Met de ene hand wuult ze tussen de prötteltjes in de tasse: een zadduuksken, peppermunt, eaudeklonnie, maor geld: Ho maor! Gien dubbeltjen! Gien rooie cent! Nou ja…. Gien rooie cent… De enveloppe zit natuurlijk wèl in ’t tasjen: ’n stevige witte enveloppe, waor een keer een trouwkaarte in-ezetten hef. In dee enveloppe zit al die breefkes, we’j wel, dee Jenneken aover-ehollen hef van ’t huusholdgeld. En dat bunt allemaole breefkes van honderd en van viefentwintig. Jenneken is wel gek. Ze kik nog effen veur alle zekerheid tussen die breefkes. Ie’j wet mar nooit of der per ongeluk wat kleingeld tussen ekommen kan wean… ’t Is allemaole bruun en rood! Nee, wacht es, daor an ’t ende , daor schemert wat blauws. Een tientjen, een breefken van tien. Maor ja, een tientjen hef Jenneken nog nooit ergens zomaor an egeven. Ze sloekt es, zucht. ‘Nou ja’, dech ze dan. ‘Wi’j hadden vanmergen toch een tientjen winst.’ Met völle hartzeerte haalt Jenneken et tientjen veur de dag. En as de schale rond kump langs de riegen, de mooie gepoetste zilveren schale, dan löt Jenneken van grote heugte et tientjen naor beneden dwarreln. As ze dan een keer royaal is, dan zölt ze ’t zeen ok! Nou ze zeet ’t wèl. Dree riegen achter heur heurt Jenneken et nog gonzen: ‘Pssst! Jenneken hef ’n tiéntjen egeven! Jenneken hef een tiéntjen egeven!’ ’Mooi,’dech Jenneken. Daor praot ze aover dree wekke nog oaver.' Maor de aardigheid is der toch wat òf, van de dienst. Zee kan de andacht der neet goed meer bi’j hollen. Ze’s bli’j dat ’t of elopen is, en dat ze zo al schufelnd deur ’t middenpad naor achteren kan lopen. Maor dat kriej a’j zo lange al etrouwd bunt. Halverwege ’t middenpad zöt Jenneken al dat der wat an de hand is. Want wat steet Willem daor noe onneuzel te kieken bi’j de achterdeure?
3-3-1990 Wij, als 25-jarig bruidspaar, geflankeerd door moeder Siet en tante Catrien en rechts naast pa staat tante Gerritje. Vertellen dat kon ze!
'Ie hebt toch wel genog weer e-had?’, vrög Jenneken, met wantrouwen in heur stemme. ‘k Weet niet….,’zeg Willem. ‘Ik kon wel es een tientjen te weinig weer ehad hemmen…’ ‘Een tientjen te weinig??’Jenneken knerpt et uut. ‘Kiek, kiek, en Gert wil al naor de kerke gaon, löp al naor de auto toe. Der uut! A’j rap bunt ku’j em nog net inhalen. Wi’j laot et der neet bi’j zitten, een tientjen! Bu’j wiezer!’ Mar Willem, rustig as e altied is, hee telt het nog es rustig oaver en zien gezichte klaort helemaole op. ‘Och jonge,’ zeg e. ‘Ik hebbe warempel een tientjen te völle weer ehad!’En hee wil al uutstappen um et Gert nao te brengen, Mar Jenneken grip um nog net bi’jtieds bi’j de mouwe. ‘Zitten! In de portemonnee! Gasss!’ ‘Oh,’stribbelt Willem tegen. ‘Dat ku’w toch neet doon! Temee met een mooi gezichte in de kerke zitten kieken en het tientjen van een ander in de tesse? Da’s toch niks weerd!’ ‘Ze hebt ok nog nooit op ons geld epast; hoeve wi’j ok niet op et geld van een ander te passen,’ zeg Jenneken kortaf. ‘En scheet noe maor een betjen op, anders kö’w helemaole neet meer bi’j mekare zitten.’ 't Steet Willem niks an, mar ja hee dut ma wat um ezeg wordt. As ze efkes later bi’j de kerke ankomt is ’t krek zoas Jenneken et edacht had. Vol dat et er is! Vol! Twee plekken näöst mekare bunt er al neet meer. Willem kreeg nog net een plaetsken helemaole achterin näöst de köster. En Jenneken mot et hele pad aflopen, naor veurten, töt vlak achter ’t kerkkoor. Daor is nog net één plaetsken vri’j. Nou ja, ze kump näöst mevrouw van de dominee te zitten! Dat schaelt zovölle !
Jenneken hef ’t best naor de zin, onder de dienst. De dominee zeg et allemaole zo mooi en ’t kerkkoor zingt zo prachtig! En ze kreg nog een peppermuntjen van mevrouw. Maor zo halverweage de prèke schöt eur inens wat deur de kop. Hef Willem eur noe de portemonnee wel weer-egeven??? Ze vuult zich es in de tesse, kik in eur tasjen. Niks! ‘Och harregat,’ dech Jenneken. Wat mot ik noe as straks de kollekte kump? Helemaole naor achteren lopen en een kwatjen halen bi’j Willem?’Gat nee, dat dut ze neet heur. De mensen allemaole kieken. ‘Ik rammele wel effen stiekem met de hand onderin de buul,’dech Jenneken. ‘Gien mense dee dat zut.’ Maor as de prèke af-elopen is en dominee de kollekte ankondigt, wodt et Jenneken gruun en geal veur d’ ogen. ‘Want, ’zeg dominee, ‘Ze leven allemaal in een tijd van zo grote welvaart; ze moeten deze zondagmorgen maar eens een extra offer brengen voor de medemensen in nood. Het is een kollekte voor een ver Afrikaans volk, dat in grote hongersnood verkeert, en de hele gemeente wordt verwacht wat extra diep in de buidel te tasten!’ Jao…., foi toch!, een open- schaal-kollekte! En rammelt daor maor es met de hand onderin! Et zweit brekt Jenneken uut.
Ie snapt natuurlijk wel dat ik het Drents efkes umme ezet heb in de taal dee tante Gerritje gebruken tiedens onze vismaoltied in 1986.
Völle leu hebt last van zunigheid. Maor Jenneken… dee is toch zunig! Dat kö’j gien ens meer zunig numen; Jenneken is een knieperd. Iederene in ‘t derp wet d’r van. Aj bi’j Jenneken an de deure komt met de collectebusse, löt ze oe altied veur de deure staon. Dan zeg ze:’O daorveur? Nou doe mien de busse maor effen met…’ Dan nemp ze de busse met naor de kökken, ze rammelt een keer flink veur et aanrecht, maor ze dut d’r niks in heur! O, ze is zó zunig! Ene keer in ’t jaor, as ’t opruming is geet ze naor de galanterieënwinkel. Daor hebt ze dan zon stellage met spul dat af epriesd is. Dan köch Jenneken wel twintig, dattig dinger. Der mut dan allemaole een striksken op, want Jenneken zeg:’’t Is allemaole um vot te geven heur.’ Zo hef Jenneken veur ’t hele jaor wat in huus veur verjeurdagen en trouwerieën en kraomvisites: Jenneken hoef de kaste maor lös te trekken. Maor a’j van Jenneken wat kriegt, dan wet ie van te veuren dat der wat met is. Der zit altied wel een barste in of een scherfken d’r of, of een weeffoute in ’t goed. Maor disse mergen is Jenneken goed te sprekken! Ze mot nog efkes naor de kerke, met Willem, heur man, dat bunt ze zo gewoon alle zundage, mar daornao, nao de dienst, geet et regelrechte op Arnhem an. Naor Hendrik Jan, eur zönne en heur schoondochter, en ’t kleine jungesken dat naor Willem vernuumd is… ’t Heet Michael! Jenneken hef al een mooi slabbetjen borduurd veur den kleinen. De name steet der onderan, in kruussteekskes. En gistern hef ze nog gauw een koeke ekoch veur de schoondochter. ’t Was in de reclame! ’Zal wel een dreuge koeke wean, mar ja, ze weet in Arnhem neet wat der hier in de reclame is! Ze hef de hele boel al klaor staon op de achterbanke van de auto. Maor as ze dan in de auto zit, Willem achter ’t stuur, dan betrekt inens Willem zien gezichte. ‘Jenneken,’zeg e, ‘nou dat is noe toch wat! Noe he’k toch gisteren vergetten um benzine te tanken!’ Ach ie kuken!’, jammert Jenneken. ‘Hoe mot wi’j noe toch in Arnhem kommen? Op zundag bunt alle pompen dichte, in ’t hele derp. En langs de snelweg is der ok vaste gienene lös. ‘k Hadde miej der zo op verheugd en noe kan ’t neet deurgaon’. ‘Ach mense,’zeg Willem. ‘Maak oe neet druk. Wi’j bunt ja altied bi’j Gert an de pompe. Die helpt ons noe ok vaste wel uut de nood’. ‘Op zundag mergen?’, snibt Jenneken. ‘Veur kerktied? Ku’j toch neet doon, man! Al ’t kerkvolk kump der langes en dan stao wi’j bi’j de pompe te kieken? Da’s ja gien gezichte!’ ‘Wee’j wat wi’j doot’, wet Willem. “Wi’j zet de auto wel an de achterkante van ’t höksken. Ziet ze allenig de bumper der achter vandan kommen. Kunt ze nooit zeen wee of ’t is’. En zo staot ze dan effen later bi’j de benzinepompe. Jenneken höldt heur heuf mor wat naor beneden. Maor ’t duurt völs te lange! Wat hebt die kearls toch te praoten? Laot ze noe toch es op schieten! En dan kump Willem ok nog met ’t heufd um ’t portier:’Jenneken mag ik oen portemonnee efkes hebben? ‘k Hebbe de mienen in huus laoten liggen.’ Wat onwillig gef Jenneken de portemonnee of. As hee noe maor neet dat breefken van honderd ansprekt! Jao dee briefkes bewaart ze altied töt ’t leste! Maor as Willem weer naost heur zit, achter ’t stuur, dan zöt ze ’t wel! Kiek hef e toch dat breefken van honderd an-esprokken. Allemaole lösse guldens hef e weer e-kregen, en nog een hele vodse met tientjes. En ’t gekste is: hee zit der wat zörgelijk naor te kieken. Net of ’t neet klopt!
Het is alweer minstens 25 jaar geleden dat Emmen een visrestaurant had, visrestaurant Schrik. Wim had al vaak gezegd dat het hem wel wat leek om daar eens te gaan eten, maar er was nog niet van gekomen. Tot pa en tante Gerritje het een mooie gelegenheid vonden om het eens uit te proberen. Hij was altijd al gek op vis. Met z’n allen togen we die kant op, we hadden er zin in. Het was een perfect uitje, iedereen had wel iets te vertellen. Tussen de bedrijven door vertelde tante Gerritje het verhaal van ‘zunig Jenneken’, dat iemand had voorgelezen of verteld op de vrouwenvereniging. Ze deed het in het Achterhoeks, een prachtig verhaal. En het was een werkelijk zunig Jenneken, een knieperd. Zunig Jenneken zou een deel van ons leven worden. Na onze verhuizing naar het Schoolpad veranderden we ook van kerk. Vaak zat er een vrouw voor ons in die kerk, die er heel erg netjes en precies uitzag, en ze had een heel zuinig mondje. Als het eerste lied gezongen moest worden pakte ze een grote witte zakdoek tevoorschijn, vouwde die open en spreidde die op haar keurige witte plissé rokje uit . Daar werd het psalmboek op gelegd. Ik keek Wim eens aan en fluisterde: ‘Zunig Jenneken’. De keren erna hoefden we elkaar alleen maar aan te kijken en herinnerden ons het het verhaal van tante Gerritje. Ik heb me altijd afgevraagd waar dat verhaal vandaan kwam. Nu weet ik het. Gisteren struinden Susan en ik rond in ‘Het Goed’ bij de boeken. En… daar stond een boek op een extra opvallend plekje. Het bleek een wat ouder boek te zijn van de Drentse schrijfster Marga Kool die zowel in het Nederlands als in het Drents schrijft. In 1981 kreeg ze al de Johanna van Buren prijs voor haar literaire prestaties in de Nedersaksische taal. Johanna van Buren schreef in het begin van de vorige eeuw al in het Sallands en begon men meer oog te krijgen voor het schrijven in de streektaal. ‘Op-eschoond’ heet het. Het staat vol met losse verhalen en gedichtjes die ze nog ergens had liggen. Toen ik het even opensloeg viel het open en ik zie meteen de titel van het verhaal: Zunig Jennechie. Het bleek inderdaad het verhaal van tante Gerritje. Je snapt dat ik dit niet kon weerstaan en het ging mee naar huis. Vandaag met dit gure novemberweer hoefde ik me niet te vervelen. Nieuwsgierig geworden?
Zoals in R.K kringen de overledenen worden herdacht begin november met Allerzielen, zo gebeurt dat in de Protestantse kerken op de laatste zondag van het kerkelijk jaar, eind november. Afgelopen zondag werden zo in onze kerk van Emmen Oost, de Schepershof, de overledenen herdacht van afgelopen jaar. En ook is er voor iedereen gelegenheid om een kaarsje aan te steken voor wie je zelf wilt herdenken. Dit keer is er weer een liturgische schikking bedacht om het geheel voor in de kerk vorm te geven. Samen met Rien hebben we gebrainstormd en we besloten tot een schikking met stammetjes in veel soorten, sommigen met mos, helemaal zo uit de natuur. Met Wim heb ik de eikentakken, die lagen te wachten tot er brandhout van gemaakt werd, helpen zagen. Rien had weer andere soorten. De rode kornoelje takken die de stammetjes verbinden staan voor de liefde die blijft. De lange klimopslingers die naar het houten kruis slingeren staan voor trouw. Er tussen werden verschillende kaarsjes gezet. De grotere kaarsen die voor de stammetjes staan werden door familieleden aangestoken tijdens de dienst.