Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
15-02-2020
ZONDAG 16 FEBRUARI
6de ZONDAG A – 16 FEBRUARI 2020
‘DE LETTER EN HET LEVEN’
Voor sommige mensen is naar de mis gaan een zaak van ‘zondagsplicht’. Andere mensen spreken hier niet van ‘plicht’ of van ‘moeten’, maar van ‘deugd doen’, ‘vreugde vinden’ of zelfs ‘nodig hebben’: de vreugde om de Heer te ontmoeten, en om zich door Hem te laten aanspreken.
Jezus zegt ons vandaag dat het in ons leven niet zozeer gaat om regels en plichten, maar om de diepe keuze van ons hart voor wat goed is. Waar het op aankomt is dat wij in onszelf werken aan een hart dat het welzijn van anderen voor ogen heeft, een hart dat God en de medemens daadwerkelijk liefheeft, een hart dat waarheid spreekt en vooral waarheid doet.
Als je wilt, kun je de geboden onderhouden
en het is verstandig te doen wat Hem behaagt.
Hij heeft vuur en water voor je neergezet:
je kunt je hand uitstrekken naar wat je verkiest.
(Uit de Wijsheid van Jezus Sirach 15,15-16)
Denk niet dat ik gekomen ben
om de Wet of de Profeten af te schaffen.
Ik ben niet gekomen om ze af te schaffen,
maar om ze tot vervulling te brengen.
---
Want ik zeg jullie: als jullie gerechtigheid niet groter is
dan die van de Schriftgeleerden en de Farizeeën,
zullen jullie zeker het koninkrijk van de hemel niet binnengaan.
---
Laat jullie ja ja zijn, en jullie nee nee;
wat je daaraan toevoegt komt voort uit het kwaad.
(uit Matteüs 5,17-37)
REGELTJES
Onlangs sprak ik met een bejaarde over het feit dat de boodschap van Jezus door en door goed is en deugd doet, maar dat de Kerk er zoveel regeltjes heeft bijgemaakt. En daardoor is het niet meer doenbaar of leefbaar en haken zoveel mensen af. Het is een oude discussie. En inderdaad, het lijkt zo tegenstrijdig, denk ik soms. Een geloof dat de mens echt vrij maakt, kan toch niet uitmonden in een ondoorzichtig en overladen kluwen van regels en wetten, geboden en verboden.
En net als je denkt dat je die vele regels toch in hun tijdsgebonden context moet verstaan en dus naar onze tijd ‘hertalen’ en eigentijds begrijpen, krijg je de lezingen van vandaag. Jezus geeft, noch min noch meer, een ellenlange opsomming van regels en wetten. En Hij zegt niet alleen dat ze belangrijk zijn maar Hij maakt ze blijkbaar nog wat strenger. Niet alleen mag je niet doden, je mag zelfs niet kwaad zijn op een ander … Wie kan dat in hemelsnaam volhouden?
Bovendien, zo kennen we Jezus toch niet, als de superwetgeleerde, de superfarizeeër, die de puntjes méér dan op de i zet. Maar zo moeten deze woorden ook niet verstaan worden. In werkelijkheid gaat Jezus in tegen wat over Hem gezegd wordt. Er werd immers beweerd dat Hij kwam om de wet en de profeten af te schaffen. Met deze uitdrukking – de wet en de profeten – werd in die tijd het woord van God bedoeld. En dat komt Jezus inderdaad niet doen: het woord van God afschaffen. Maar Jezus wil wel ingaan tegen al teveel wetten die het woord van God verpletteren, doen vergeten en teniet doen. Bovenal wil Hij ingaan tegen de lippendienst, de schone schijn, de louter uiterlijke naleving van al die regels en wetten … voor het oog der mensen en zonder innerlijke overtuiging of aanhankelijkheid. Waar het op aankomt in de boodschap van Jezus is de trouwe verbondenheid met God. God liefhebben met heel je hart, daar gaat het om, en al de rest volgt daar vanzelf uit.
In die zin zegt Jezus ook, dat er geen letter zal verdwijnen uit de wet, want deze wet, God en de naaste beminnen, is immers ingeschreven in het diepste van elk mensenhart. Daar kan geen afbreuk aan gedaan worden, daar kan geen jota of haakje van verdwijnen. En daarom gaat het fundamenteel in elke vorm van godsdienstigheid: ‘God dienen’ is trouw blijven aan wat – van bij de schepping – gegrift is in elk mensenhart.
Daarom ook gaat het niet om het oppervlakkige naleven van voorschriften of richtlijnen, die menselijke uitvindsels zijn. Integendeel, wie ‘gods-dienst’ zo ziet, begrijpt ook wat Paulus zo mooi schrijft in zijn brief aan de Galaten, 5,13-16: ‘Broeders en zusters, u bent geroepen om vrije mensen te zijn. Misbruik die vrijheid echter niet om uw eigen verlangens te bevredigen, maar dien elkaar in liefde, want de hele wet is vervuld in één uitspraak: ‘Heb uw naaste lief als uzelf. Maar wanneer u elkaar aanvliegt, pas dan maar op dat u niet door elkaar wordt verslonden. Ik zeg u dus: LAAT U LEIDEN DOOR DE GEEST, dan bent u niet gericht op uw eigen begeerten.’ Godsdienst is geen verstikkende dwangbuis, maar een goed begrepen godsdienst brengt ons bij de enige goed begrepen beleving van waarachtige vrijheid.
We zijn in staat om in geweten te onderscheiden wat goed is en we kunnen dat goede ook doen. Maar we weten ook wat slecht is en zijn evengoed vrij om dat te doen. Dat is wat Jezus Sirach in de eerste lezing schrijft: ‘Hij heeft vuur en water voor je neergezet, je kunt je hand uitsteken naar wat je verkiest.’ Het ligt in onze handen of deze wereld een wereld wordt waar het goed is om te leven, dan wel dat deze wereld ten onder gaat.
We zijn mensen, en omdat niet iedere mens geneigd is om zijn geweten goed te vormen en dit goed gevormde geweten in te volgen, zijn er regels nodig, maar deze regels mogen nooit zo bindend zijn dat ze ons verhinderen om het goede te doen. We zullen pas echt vrij zijn als God inderdaad in ons hart leeft, als wij zijn weg volgen, zonder dwang, gewoon omdat het goed is.
In andere woorden: Jezus schaft ‘de wet’ niet af, maar brengt hem tot vervulling: Hij verlegt de klemtoon van de uiterlijke handeling – die soms bedrieglijk en misleidend kan zijn en de ware intentie verbergen – naar de innerlijke gesteldheid van het hart.
‘Van alles waarover je moet waken,
waak vooral over je hart,
het is de bron van je leven.’
Daarom zei één van de grootste christelijke denkers, de Heilige Augustinus, al: ‘Heb lief, en doe wat je wil’.
De boeiendste dingen gebeuren ongeorkestreerd. En je mag dan nog de zelfbewuste regisseur zijn van je eigen doen en laten, wat kleur geeft aan je leven overkomt je dikwijls onverwacht, onafgesproken.
Zoals schoonheid je plots kan overrompelen. Zoals affiniteit met iemand zich durft vast te zetten. Lang weet je niets af van de ander, je bent alleen maar vreemden. Maar op een dag is er ontmoeting. Er is een voelen en begrijpen dat veel ouder is dan dat moment. En als die ander jaren later wegvalt uit je leven resten er handenvol gemis. Maar ook zoveel meer volheid. En meer verte.
Ik had een vriend. Hij werkte als missionaris in Brazilië. Slechts om de zoveel jaar ontmoetten wij elkaar. We schreven nu en dan. Het deed er niet toe hoeveel maanden, jaren er verstreken waren, de draad kon altijd worden opgepikt. Vreugde of verdriet, ik kon ermee bij hem terecht. En zelfs op al die mijlen afstand wist ik hem nabij, met warmte, met fijn gevoel, met innigheid en humor.
Zodra hij weer in het land was, moesten we elkaar beslist terugzien. Maar de afspraak en de babbel, zozeer verlangd, werden al te kort, te vluchtig. Bij het afscheid drukte hij me op het hart: 'Je weet, ik neem het mee, al het onuitgesprokene. Wij blijven dwars door alles heen verbonden.'
Nadien, weer onder de Braziliaanse zon, werd hij getroffen door het noodlot. En hij werd naar het moederland teruggevlogen. De schade bleek behoorlijk zwaar. Ik zag hem later, rechtgehouden in een rolstoel en met het pijnlijke onvermogen om te spreken. Maar telkens als ik hem bezocht sprak hij de zachte taal van aanraken. Zijn stilte had de kracht van meer dan eindeloos veel ongesproken woorden.
Het mooiste van het leven heeft geen naam. En dikwijls ook geen prijs.
Soms vind je het eenvoudig op je weg, zoals een dromend kind dat ene glanzende steentje.
Na zes weken is de sfeer van Kerstmis helemaal verdwenen en Pasen lijkt nog heel ver weg. In deze lange tussentijd worden we, week na week, opgeroepen om niet in te dommelen, maar om te blijven getuigen van de Blijde Boodschap van het Rijk van God, de Blijde Boodschap, die Jezus ons gegeven heeft.
Het is onze roeping om geen lauwe christenen zijn, maar christenen die hun geloof tonen, in woord en leven. Christenen, die leven in het spoor van Jezus, als zout, dat smaak geeft en bewaart, en als licht voor de wereld.
Als u het juk uit uw midden verwijdert,
geen vinger bedreigend meer uitsteekt
en geen valse aanklachten indient;
de onderdrukte met voedsel verzadigt,
dan zal uw licht in de duisternis opgaan,
uw nacht als de heldere middag zijn.
(Jesaja 58,9-10)
Jullie zijn het zout van de aarde …
Jullie zijn het licht van de wereld …
Laat zo jullie licht schijnen voor de mensen.
(Matteüs 5,13.14.16)
ÉCHTE MENSEN …
‘Gij zijt het zout der aarde, Gij zijt het licht van de wereld.’
Een formidabel compliment! Men zou veronderstellen dat Jezus zich richt tot de belangrijkste mensen van het land, tot de wetgeleerden die de mensen de juiste levenshouding voorhouden, of tot de Farizeeërs die van deze leefwijze het voorbeeld geven. Het is een compliment dat helemaal zou passen in de hoge kringen van Jeruzalem. Maar, en dit is de goddelijke verrassing van het evangelie, nu is dat compliment gericht tot de doodgewone mensen van Galilea : de vissers en de boeren, de werklozen en de armen, de ongeletterden en de zondaars.
Wat hebben die mensen toch dat Jezus zegt : Gij zijt het zout der aarde en het licht van de wereld.
Als je ooit van iemand hoort zeggen : ‘Dat is tenminste ne mens.’ Dan weet je wat Jezus bedoelt als hij zegt : ‘Gij zijt het zout der aarde en het licht van de wereld.
Als ze zeggen : ‘dat is ne mens.’… Dan gaat het over iemand die zichzelf niet gevangen zet in zijn positie, die zich niet moet verdedigen om zich iemand te voelen, die zichzelf niet moet bewijzen. Maar iemand die is zoals hij is. Dat is de kostbare eigenschap van heel gewone mensen. En die mogen wij ons niet laten afnemen.
Het gevaar bestaat. Als ge u gaat spiegelen aan de leeftrant van de zogezegde groten, van de televisiefiguren. Als bezorgd zijt om toch maar mee te zijn, om ‘in’ te zijn met de laatste trend als je gaat dansen naar de pijpen van de zogezegd moderne tijd, als je belangrijk gaat vinden wat de reclame voor u belangrijk vindt. Dan is er onmerkbaar een proces bezig dat u zal ontzouten, waardoor gij op den duur uzelf niet meer zijt.
Zout behoedt ons organisme voor uitdroging. Mensen die zout genoemd worden zijn geen droogstoppels.
Zout zijn is smaak geven aan het leven, zodanig dat mensen graag bij u zijn, dat uw kinderen en kleinkinderen graag bij u zijn.
Licht van de wereld! Laat je niet leven maar leef van binnenuit. Laat je beschijnen door God die u uw eigen vrijheid laat ontdekken, u een bestemming geeft en ten gepasten tijde tegen u zal zeggen : gij zijt het zout der aarde en het licht van de wereld.
Kinderen gaan eigen wegen, zoals ook Jezus deed. Het helpt niet altijd om ze weer mee naar huis te nemen. Maar daarom hoef je ze niet los te laten.
Als ik aan het gezin van Jezus denk, komen er eerst nogal kerstachtige beelden in mijn hoofd. Twee ouders bij een kribje. Een echtpaar onderweg, mama met baby op een ezel en papa ernaast. En later als Jezus al twaalf is, staan ze met open mond te kijken als ze hem in de tempel bezig horen tegen de schriftgeleerden. Dan volgt een grote tijdssprong naar Maria onder het kruis en bij de apostelen met Pinksteren.
Maar in Marcus 3 staat nog een anekdote, die we vaak een beetje negeren of wegduwen wegens te ongemakkelijk.
Jezus is nog niet zo lang geleden begonnen met rondtrekken en vertellen aan grote groepen mensen. Hij doet zijn eerste genezingen. Hij heeft veel succes: binnen de kortste keren stromen er massa’s mensen toe die hem willen horen en zien.
Maar zijn familie is niet onder de indruk. Integendeel, ze begrijpen niet wat er in hun Jezus is gevaren. Misschien was hij altijd al wat vreemd, maar nu gaat hij in hun ogen toch echt te ver.
Zo’n beetje de profeet uithangen, hoe krijgt hij het bedacht?
Ze willen hem naar huis halen voordat hij nog meer schade aanricht. Want hij denkt niet aan gevaar, en je kunt op je vingers natellen dat de grote bazen niet blij zullen worden van al die ophef.
‘Ze dachten dat hij zijn verstand had verloren’, staat er letterlijk. Voor ouders en broers en zussen is het moeilijk om te zien dat iemand andere wegen opgaat. Ze besluiten om hem op te halen en veilig mee naar huis te nemen. Een poosje rust in hun eigen dorpje, daar zal hij beslist van opknappen en dan zullen die rare gedachten wel uit zijn hoofd verdwijnen.
Ze kunnen er niet bij dat hij echt meer dan bijzonder is, dat zijn leven betekenis heeft voor zoveel mensen toen en nu.
Uit hun houding spreekt zorg voor Jezus, maar tegelijk voor hun eigen gezin. Een excentriekeling in de familie is nooit goed. Daar moet je paal en perk aan stellen.
Wat er precies gebeurd is toen, of ze elkaar nog gesproken hebben, wat er gezegd is, weten we allemaal niet. Feit is dat Jezus niet meegaat met zijn moeder en zijn broers. Zij moeten met lege handen weer naar Nazaret.
Jezus is vastberaden om verder te gaan op de weg die hij is ingeslagen.
Hij houdt zich vast aan God.
Zijn familie druipt af. Ze zijn het niet met hem eens. Ze begrijpen niet waar hij mee bezig is. Maar ze geven hem niet op. Als het later echt fout loopt, zijn ze er weer. Want ook dat is familie: je laat elkaar niet los, wat er ook gebeurt.
Lichtmis is een gezinsfeest. De kleine kinderen komen mee naar de kerk. We eten samen pannenkoeken. We weten niet wat er ons nog allemaal boven het hoofd hangt. Soms zullen we denken dat iemand zijn verstand verloren heeft en willen we hem weer mee naar huis nemen, ook als dat niet meer kan. Met wisselend succes houden we ons vast aan God. En samen komen we er wel uit, altijd.
Veertig dagen na zijn geboorte brachten Maria en Jozef hun kindje, Jezus, naar de tempel, om hem toe te wijden aan de Heer. Ook bij ons bestaat – en bestond zeker vroeger – die gewoonte van de kerkgang. Ouders vertrouwen hun kindje toe aan God, omdat ze geloven dat dit kindje er niet ‘zomaar’ is, maar dat het bovenal een wonder is, een geschenk van God.
We noemen dit feest ook Maria Lichtmis, omdat toen – zo vroeg reeds – duidelijk werd dat Maria haar leven lang in dienst zou staan van haar Zoon. Mogen wij haar navolgen en licht en warmte zijn voor de mensen bij ons.
Zusters en Broeders,
omdat wij mensen zijn van vlees en bloed,
is Gods Zoon mens geworden, net als wij,
om door zijn dood voorgoed af te rekenen
met de duivel, de meester van de dood,
en zo ons allen te bevrijden van onze slavernij
en levenslange angst voor de dood.
Juist omdat Hij zelf op de proef werd gesteld
en het lijden volbracht heeft,
kan Hij ons allen, die te lijden hebben, bijstaan.
(Hebreeën 13,14-15.18)
Toen de tijd was aangebroken, brachten Maria en Jozef
Jezus naar Jeruzalem om Hem aan de Heer aan te bieden,
zoals is voorgeschreven in de wet.
Er woonde toen in Jeruzalem een zekere Simeon.
Hij zegende hen en zei tegen Maria, zijn moeder:
‘Weet wel dat velen in Israël
door hem ten val zullen komen of juist zullen opstaan.
Hij zal een teken zijn dat betwist wordt,
en zelf zult u als door een zwaard doorstoken worden.
Er was daar ook een profetes, Hanna. Ze was hoogbejaard;
na haar meisjesjaren was ze zeven jaar getrouwd geweest
en daarna weduwe gebleven; nu was ze vierentachtig.
(Uit Lucas 2)
‘RUSTIG EN WIJS’
De meesten van ons hebben al een zekere leeftijd bereikt, en daardoor voelen wij ons wellicht enigszins verwant met die 2 bejaarde mensen uit dit evangelie: Simeon en Hanna. Wat Lucas over hen vertelt laat ons toe om hen te beschouwen als rustige, wijze mensen. De hoge leeftijd heeft hen tot rust gebracht – na een leven dat misschien woelig was bijwijlen – en heeft hun ook wijsheid geschonken. Echte wijsheid steek je inderdaad niet zozeer op uit boeken, maar wel uit het leven zelf: uit ervaringen, door gelukkige momenten en door tegenslagen, die je meemaakt.
De Chinese dichter Lin Yutang heeft hierover een mooie, poëtische bezinning geschreven:
Ik hou van de lente,
maar die is te jong.
Ik hou van de zomer,
maar die is te hooghartig.
Ik hou het meest van de herfst.
Zijn toon is milder,
zijn kleuren zijn rijker
en er spreekt een lichte treurigheid in mee.
Zijn gouden rijkdom spreekt niet
van de onschuld van de lente
en niet van de kracht van de zomer,
maar van de rijpheid en vriendelijke wijsheid
van de naderende ouderdom.
Hij kent de begrenzingen van het leven
en is tevreden.
Lin Yutang
Moge het ook ons gegeven zijn om als rustige, wijze mensen door de herfst van ons leven te gaan.
Een moedige stellingname vinden we bij Albert Camus, in zijn meest bekende werk: ‘La Peste’. Het boek vertelt het verhaal van een pestepidemie in de Algerijnse grootstad Oran. Voorts geeft het aan hoe diverse mensen en groepen van mensen reageren op deze pestepidemie: velen gaan eraan ten onder, sterven dus, anderen, die overleven, blijven onverschillig tegenover de pest, die andere mensen doodt, en dan zijn er enkelingen, die weerstand bieden, zich verzetten tegen de pest en de pest en haar gevolgen trachten in te dijken. Uiteindelijk wordt de pest bedwongen, maar het is geen definitieve overwinning, zeg Camus.
Om het boek te verstaan moeten we weten dat het hier eigenlijk om een allegorie gaat: de pest staat symbool voor W.O. II en eigenlijk voor elke vorm van onrecht, geweld en lijden, dat onschuldige mensen treft, mensen, die beter verdienen dan wat hun overkomt. Geen heiligen, maar dàt leed hebben zij toch niet verdiend. Camus zegt dan, op de laatste bladzijde van het boek, waarom hij dit boek geschreven heeft; vier redenen zijn er, die eigenlijk in telkens andere woorden op hetzelfde neerkomen.
‘Terwijl de vreugdekreten almaar langduriger en luidruchtiger werden, besloot Rieux om het verhaal op te tekenen, dat hier ten einde loopt:
- om niet te behoren tot de groep van hen die zwijgen
- om te getuigen, te spreken in het voordeel van deze pestlijders
- om tenminste een herinnering na te laten van het onrecht en het geweld dat hun was aangedaan
- en ook, om onder woorden te brengen, wat men leert te midden van het lijden: dat er in de mensen meer dingen zijn, die bewondering, dan die misprijzen verdienen’
Kortom: om te tonen dat hij aan kant staat van hen die geslagen worden, en niet van hen die slagen toebrengen, aan de kant van hen die te lijden hebben, en niet aan de kant van hen die doen lijden.
‘Terwijl hij zo luisterde naar de vreugdekreten, die vanuit de stad opstegen, dacht Rieux eraan dat deze vreugde altijd bedreigd was. Want hij wist maar al te goed wat deze opgewonden massa uit het oog verloren had, en wat men in boeken kan lezen: dat de pestbacil nooit sterft of geheel ten ondergaat, dat zij gedurende tientallen jaren ingesluimerd kan overleven in meubels en linnen; dat zij met veel geduld kan afwachten in kamers en kelders, in koffers, zakdoeken en paperassen, en dat misschien eens de dag zou komen, waarop – tot ongeluk en lering van de mensen – de pest opnieuw haar ratten zou wakker maken en ze ergens zou laten sterven in een stad, die tot dan toe gelukkig was’.
Tien jaar oud, een kind: mijn eerste gedicht over kledingstukken - groot en klein - waaiend aan een oneindige waslijn, waaiend en plooiend in wind en in licht - onbegrepen geluksgevoel - Ik kon mijn woorden niet op.
Nu, ruim veertig jaar later, zie ik pas wat ik toen zeggen wilde: leven is bewogen beweging. Een zoek-tocht naar het licht - dat telkens anders valt - zet mijn leven in beweging, bewegen van licht verlangen naar licht naar Gods witte Licht …
Vandaag krijgen we een heel mooi evangelie: Jezus begint zijn prediking, als hij zowat 30 jaar is. Eerst werd hij nog gedoopt door Johannes in de Jordaan, daarna ging hij naar de woestijn, een soort van retraite of bezinning … en dan begint hij aan zijn zending. Vandaag horen we een overzicht: Jezus trok rond door Galilea en verkondigde de blijde boodschap van het koninkrijk, en Hij genas elke ziekte en kwaal onder het volk.
Het volk dat ronddwaalt in het donker,
ziet een helder licht.
Over hen die wonen in een land vol duisternis
gaat een stralend licht op.
(Jesaja 9,1)
Vanaf toen begon Jezus te verkondigen.
Hij zei: `Bekeer u,
want het koninkrijk der hemelen is ophanden.'
Hij trok rond in heel Galilea,
terwijl Hij in hun synagogen onderricht gaf,
de goede boodschap verkondigde van het koninkrijk,
en elke ziekte en elke kwaal onder het volk genas.
(Matteüs 4,17 en 23)
‘DAT KONINKRIJK … OOK NU NOG?’
‘Jezus verkondigde de blijde boodschap van het Koninkrijk van God, en Hij genas alle ziekten en kwalen.’ Het is een klein feitje van lang geleden maar het heeft de wereld helemaal veranderd. We zien dat aan vele dingen: kerken, kloosters, kunstwerken en vele andere dingen.
Maar er is meer. Het leven van Jezus heeft de wereld beter gemaakt. Hij kwam op voor de arme en lijdende mens, en predikte een manier van leven die niet gebaseerd was op macht maar op liefde, een wereld, die minder hard was. Ook al werden er – de eeuwen door – in zijn Naam vele wreedheden begaan.
Is dat alles voorbij nu, want zoveel mensen gaan weg uit de kerk? Is het verhaal van Jezus alleen maar een stukje geschiedenis dat nu gedaan is en begint er nu een nieuwe tijd, een tijd zonder Jezus?
Inderdaad, een tijdperk is voorbij. Maar dat betekent niet dat het verhaal van Jezus voorbij is. Meer dan ooit hebben wij Hem nodig. Wij hebben Hem nodig voor onszelf, om hoopvol en gerust in het leven te staan. Jezus heeft ons immers gezegd en getoond dat wij door God bemind worden en dat God ons niet in de steek laat. En Hij vraagt dat ook wij elkaar zouden omringen met liefde en genegenheid. Dat is zijn blijde boodschap. Dat is het licht voor een volk dat in de duisternis wandelt.
En Jezus is evenzeer nodig voor onze wereld. Het verlangen naar een betere wereld – een Rijk van God – is niet voorbij. Daarvoor is er teveel leed in onze tijd en daarvoor zijn er wereldwijd te veel mensen die op zoek zijn naar een betere wereld.
Op ons eentje kunnen wij die mooie, betere wereld – dat Rijk van God – niet tot stand brengen. Maar we kunnen wel een kleine bijdrage leveren, door op onze eigen, kleine plaats mild en zachtmoedig te leven. Wij kunnen een kleine bijdrage leveren aan een gemeenschap waar mensen zorg dragen voor elkaar en elkaar dragen.
Laten wij daarvoor bidden, laten wij ook daaraan meewerken.
Vader, Hier ben ik om vereenzaamde, 'overbodige' mensen warmte en geborgenheid te geven.
Uw troost vraag ik om gebroken, geknakte mensen te doen blijven hopen,
Uw zachtmoedigheid vraag ik om de wereld, uw schepping een stukje goddelijker,
een beetje menselijker te maken.
Uw gerechtigheid vraag ik, Om onrecht en eigenliefde in mij en rondom mij tegen te gaan.
Uw barmhartigheid vraag ik om met een open hart
naar mensen toe te gaan.
Uw zuiverheid vraag ik om uw stem in de stilte horen.
Uw vrede hoor ik om aan al uw kinderen te vertellen
Een bron roept bij mij een reeks beelden op. Over twee van die beelden, die teruggaan op reizen in het buitenland, wil ik iets vertellen.
Eerst zie ik voor mij de fonteinen in Zwitserse dorpen; soms van eenvoudige structuur, soms met veel handwerk en bloemen versierd. Ze duiden de plaats aan waar men, na een lange bergtocht, de eerste huizen aantreft, die aankondigen dat de tocht eindigt. Wat een geluk is het om je gezicht, handen en armen met dit onvergelijkbare koele water te kunnen verfrissen. Het zweet van een dag klimmen en van een ruwe afdaling wordt in enkele minuten door dat versterkende water weggespoeld: we genieten van dat water, dat als nectar uit de hoogte van het gebergte naar beneden is gevloeid.
Maar de laatste jaren komt men meer en meer borden tegen met het opschrift: ondrinkbaar water…
En dan herinner ik mij een reis naar Portugal. We zitten in een wagen op een overhitte dag en rijden door de Spaanse vlakte, verdord en verschroeid door de zon. Onmiddellijk na de grens dalen we naar de Portugese valleien en daar, aan de kant van de weg, komen we regelmatig fonteinen tegen, waar reizigers en inwoners zich een tijdje ontspannen. De fontein, afgezien van de frisheid die welkom is, schept de mogelijkheid voor een ontmoeting tussen de reizigers die wij zijn en de mensen die daar verblijven. De fontein zorgt zodoende voor een eerste contact, zij het nog beperkt.
Wat opvalt bij de meeste fonteinen, is dat het water voortdurend stroomt. Afgezien van buitengewone weersomstandigheden – zoals een sterke vorst – blijft het water stromen. De fontein geeft water zonder mate; zij schenkt onafgebroken de verkoeling die ze belooft. Onnodig hierbij te vermelden dat in de bijbelse tijden een fontein – we spreken dan liever van een bron – een zegen was die men toen nog meer waardeerde dan vandaag, daar de moderne toerusting waarover wij beschikken, toen niet voorhanden was.
Maar wat een teleurstelling wanneer we vandaag ontdekken dat hier en daar het water niet meer drinkbaar blijkt te zijn. De fontein die vanop een afstand zo veelbelovend was, heeft ons opgelicht. We zouden misschien wel geneigd zijn haar zelfs van verraad te beschuldigen, ware het niet dat zeer waarschijnlijk de mens zelf de oorzaak is van dit ondrinkbare water.
Maar dan leert psalm 36 ons:
Hier is de bron van leven bij de Heer.
Hij is degene die de bron
regelmatig en voortdurend
van water voorziet.
En de fontein is inderdaad de plaats van ontmoeting, de plaats waar wij gezamenlijk hetzelfde water kunnen putten van hetzelfde Leven.
Christenen uit het westen en het oosten, van linkse en rechtse gezindheid, laat ons samen de rechten van de minderheden verdedigen en helpen het onbegrip en de vooroordelen tussen de meerderheids- en minderheidskerken te verminderen. Laten wij ons engageren om de dialoog tussen onze Kerken, op diverse niveaus, gewetensvol en intens verder te zetten.
Diaken Rob Allaert vraagt zich af of de kerk er goed aan doet een heldere scheiding te maken tussen ‘gelovige’ en 'heiden'.
'Als hij ook aan de kerk geen gehoor geeft, laat hij dan voor je zijn zoals de volksheiden en de tollenaar!'
Het evangelie van Mattheüs wordt het kerkelijke evangelie genoemd omdat daarin het woord kerk terug te vinden is. Om die reden werd het ook als belangrijker beschouwd dan het Marcus-evangelie dat een vreemde inkorting zou zijn van de volheid die we terugvinden bij Mattheüs. Zo schrapt Marcus onder meer het 'onzevader' en de parabel van de twee zonen. Ook liet hij het na om de opstanding te documenteren zodat er met spoed door een andere schrijver een slottekst werd toegevoegd. Nu blijkt ondertussen dat Marcus wel tien jaar dichter bij Jezus stond en de twee andere synoptische evangelies dankbaar van Marcus' tekst gebruik maakten.
Tien jaar later – circa 80 na Christus – had de kerk al vorm gekregen en werd het moeilijk om de boodschap van Jezus los te koppelen van de situatie waarin deze prille kerk zich bevond. En dat merk je in de tekst.
Want, ook al richtte Jezus zich slechts tot het joodse godsvolk, hier laat Mattheüs Jezus reeds de kerk reeds toespreken.
Als hij niet zal horen, neem er dan nog één of twee met je mee, ... Als hij aan hen geen gehoor geeft, zeg het aan de kerk; als hij ook aan de kerk geen gehoor geeft, laat hij dan voor je zijn zoals de volksheiden en de tollenaar. (Mattheüs 18,15-17)
SCHOONMAAK
Toch weten we dat Jezus de schoonmaak begon in eigen huis. Lees maar: ‘Eerst moeten de kinderen genoeg te eten krijgen; het is niet goed om de kinderen (Israëls) hun brood af te pakken.’ (Marcus 7,27)
En ook: Ga liever op zoek naar de verloren schapen van het volk van Israël (Mattheüs 10,6)
Dezer dagen mag het ons duidelijk zijn dat ook paus Franciscus de schoonmaak in eigen huis vooropstelt.
De kerk heeft lang gedacht dat ze zich efficiënt isoleerde tegen de boze wereld. Maar dat is niet zo. De kerk is geen koninklijke balzaal, maar een veldhospitaal waar onze eigen strijders liggen met afgehakte ledematen op geïmproviseerde bedden. De triomfantelijke kerk is niet meer. Deze paus verlangt in de eerste plaats dat de kerk zich bekeert.
De triomfantelijke kerk is niet meer.
In plaats van een heldere scheiding te maken tussen kerk en heiden, is een welgemeend mea culpa hier wat nodig is. Veel te lang stond de kerk met het vingertje omhoog terwijl ze zich in het verborgene overgaf aan de boze werken waar ze de heidenen van beschuldigde.
Helemaal lastig wordt het wanneer de heilige kerk zelf tollenaars aan boord heeft die opeisen wat niet van hen is; die denken dat de schatten van de kerk enkel aan hen toebehoren en niet aan hen die buiten de gemeenschap staan.
Herinner je dat streng-gelovigen petities lanceerden om de paus aan te moedigen de kerkleer niet te laten verwateren. Zij verkiezen een helder en streng programma omdat het makkelijker is de hemel te verdienen aan de hand van een checklist. Want, wat blijkt?
De hemel doen oplichten aan de hand van geloofwaardige barmhartigheid is veel lastiger.
Is dat de reden waarom een groeiende groep katholieken het moeilijk heeft met de huidige paus? Hij is bijna zo rebels als Jezus. Jezus kunnen we nog mooi en administratief wegplooien in een oude catechismus, maar die vrij bewegende paus in het nieuwe internet-landschap, die is niet te bedwingen.
Niet dat ik er zozeer van hou, toch horen ze er wel te zijn: de donkerste dagen van het jaar. Maar zie, langs alle straten wordt in grote golven een lichtzee naar ons toegerold. En alles wat de blik moet vangen is van een vervoerende marinade doortrokken, met de bedoeling ons door die magie te strikken.
En dat terwijl de natuur in alle toonaarden zwijgt en zich naar binnen heeft gekeerd, om aan herstel en voortbestaan te werken. Toch is er, als je lang genoeg kijkt, onder het grauwe licht soms wel een traagheid van bewegen te bespeuren, zonder onze inbreng. En die verhaalt van een oeroude rust en harmonie. Want geduld is nodig om levenskracht te laten gisten, rijpen. Een tijd van stil worden en haast verdwijnen in het naamloos wintergrijs. Om op een dag de helende verwondering te voelen van het onvermoede, dat in de diepste lagen reeds vanzelf een nieuwe kracht en vorm heeft gevonden.
Waarom dat kunstlicht dat geen inzicht en geen warmte voortbrengt? Hoe moeilijk ook, ik geef de voorkeur aan de lange adem van het wachten. Wanneer de winter uitwist wat niet veel meer dan de duur van een seizoen kent. Wanneer de nacht je buitenkant naar binnen keert, opdat je je zou durven toevertrouwen aan het ongeziene en het ongewisse. Wanneer de twijfel je verplicht te kiezen tussen hoop en wanhoop. Wanneer afwezigheid je schuurt, je uitholt tot er plaats genoeg is voor het onverwachte. Wanneer leegte je ogen uitwast om te kijken naar de hemel en de sterren. Wanneer de stilte je verstilt, tot elke zinderende klank en ieder woord dat kan beroeren je tot leven wekt.
Je moet almaar de oefenschool van het geduld doorlopen om weet te hebben van het wonder dat ondergronds weer in de maak is.
Kerstmis doet ons verlangen naar het licht dat er nog lang niet is. Ooit is het wel gezaaid. In de zwijgende schoot van de aarde. Zelfs in een van de diepste voren van een mensenhart. Als al het schreeuwerige is gedoofd, breekt het soms in flarden door. Je kunt het zien als je hebt leren kijken in het duister. Als je alleen durft achterblijven, terwijl anderen het voor bekeken houden. Als je maar blijft geloven dat het donkere verhaal van deze wereld toch kan worden omgebogen, gaandeweg.
Kerstmis valt soms heel kort na de 4de zondag van de Advent en daardoor valt deze 4de zondag wel eens door de mazen van het net. Toch is ook de viering van vandaag de moeite waard, omdat er nogal wat aandacht gaat naar Jozef, een persoon uit het Kerstgebeuren, die dikwijls vergeten wordt: in gedichten of in de kunst komt hij weinig naar voor.
Jozef, haar man, was een rechtvaardige.
Omdat hij haar niet in opspraak wilde brengen,
kwam hij op de gedachte om in stilte van haar te scheiden.
Terwijl hij dit overwoog,
verscheen hem in een droom
een engel van de Heer, die zei:
`Jozef, zoon van David,
wees niet bang uw vrouw Maria bij u te nemen,
want wat bij haar tot leven is gewekt,
is van de heilige Geest.
(Matteüs 1,19-20)
‘JOZEF, MILDE, STILLE HOEDER’
In het evangelie wordt er ons weinig over Jozef verteld. Enkele opvallende aanduidingen:
Zo wordt Jozef ‘een rechtvaardige’ genoemd: in de Joodse traditie betekent dit: iemand, die met heel zijn hart naar God toeleeft. Daarom ook is de houding van Jozef tegenover Maria veelzeggend: hij wil haar niet in opspraak brengen; hij heeft eerbied voor haar en wil geen misbruik maken van de toestand, waarin zij verkeert, een toestand, die menselijk gesproken, moeilijk en delicaat was. Ook dan denkt hij eerst aan Maria, en niet aan zichzelf, om profijt te slaan uit deze moeilijkheden.
En een tweede punt: wij zijn vertrouwd met de engeltjes uit het Lucasevangelie, die aan de herders Jezus’ geboorte melden, met die mooie woorden: ‘Vreest niet. Ik breng u een Blijde Boodschap, die bestemd is voor u en voor alle mensen: heden is u een Redder geboren.’ Bij Matteüs is ook een kerstengel aanwezig, die wij gemakkelijk vergeten: in een droom verschijnt aan Jozef een engel van de Heer, die hem wegwijs maakt in de bedoelingen van God met hem, die hem geleidt over moeilijke paden, zoals het in een psalm gezegd wordt.
Net zoals bij Jezus is ‘de Geest van God’ het beginsel van het leven van Jozef. Zelf wil hij weggaan bij Maria, in alle stilte, om haar niet in opspraak te brengen, maar God doorkruist dit plan. Hij krijgt de belangrijke taak om aan het kindje een naam te geven: Jezus, wat in een letterlijke vertaling betekent: Jahwe, God, brengt redding. Redding, bevrijding, verlossing, uit alle situaties van onheil of verdrukking.
Moge Jozef ons aansporen tot ‘rechtvaardigheid’ …en ons ook bijstaan om God redding te laten brengen.