Het was kort vòòr Kerstmis. In mijn verkrotte, maar veel te grote pastorie gaf ik een alcoholverslaafde man en twee weeskinderen onderdak.
Toen ik in de voormiddag thuis kwam om mijn catecheseles voor te bereiden, stond er een zwarte vrouw op mij te wachten. Ze kwam echt op een ongelukkig moment. En ik zei haar dat ik nog vòòr het eten naar mijn les over Kerstmis wilde kijken.
Toen ik aan tafel wou gaan, stond ze er nog. ‘Ik wacht tot je rustig bent’, zei ze. Ik nodigde haar uit onder het eten wat te praten. Ze vond dit uitstekend. Toen vroeg ze me of ze met haar gezin van vier kinderen in mijn pastorie mocht komen wonen, want ze wist echt niet meer waarheen.
Ik steigerde. Ik zei: ‘Het is hier al een zottekot, we wonen hier al met zijn vijven. Hoe durf je zoiets te vragen? Dat is toch niet mogelijk!’ Ik werd er wat nors van.
Na het eten gaf ik op school de les over Kerstmis. ‘Jozef en Maria waren op weg naar Betlehem. Ze zochten onderdak’, vertelde ik, ‘maar er was voor hen nergens plaats. Iedereen weigerde die arme mensen onderdak…’
Toen ik dat zo vertelde, dacht ik plotseling: ‘Komediant die je bent, je hebt zopas net hetzelfde gedaan!’ Ik kon geen les meer geven. Ik was er niet goed van. Ik ging meteen weer naar huis en liet die vrouw weten dat ze toch maar moest komen. Toen ‘mijn’ weeskinderen haar kinderen toonden waar ze moesten slapen, praatte ze wat met mij beneden.
Plots zei ze: ‘Pater, je begint stilletjes aan mens te worden.’
Dit is de dag van mijn leven geweest. Ik die dacht dat ik al lang mens was, christen, priester zelfs. Ik begon ‘stilletjes aan mens te worden’, zei deze arme vrouw, rustig en eenvoudig.
Kerstmis is het feest van de Menswording. Ik begon het te begrijpen…
(Uit: Victor Margot, Kinderen van de Morgenster.)
Victor Margot (1924-2003) was een Vlaamse missionaris van Scheut in Brazilië. In 1988 kocht hij, met de hulp van vrienden, een stuk grond in Amoreira (Brazilië) waarop hij het kinderdorp Morgenster bouwde. Een 50-tal verlaten kinderen kregen er een thuis in een familiale sfeer. Het verhaal van het kinderdorp beschreef hij in het boek ‘Kinderen van de Morgenster.’
Omdat Jozef, haar man, rechtschapen was en haar niet in opspraak wilde brengen, dacht hij er over in stilte van haar te scheiden.
(Matteüs 1,19)
In het evangelie wordt ons weinig verteld over vader Jozef. Slechts hier en daar een klein puntje. Zo wordt hij een rechtschapen man genoemd, een man naar Gods hart. Zijn houding tegenover Maria is veelzeggend: hij wil haar niet in opspraak brengen. Hij stelt zich in haar plaats en wil geen misbruik maken van de situatie. Zeker in haar tijd en cultuur is de toestand van Maria pijnlijk en delicaat. Net in die culturele context denkt Jozef allereerst aan haar, en niet aan zichzelf: hij wil geen profijt slaan uit haar moeilijkheden.
Een tweede punt: wij zijn vertrouwd met de engeltjes uit het Lucasevangelie, die aan de herders de geboorte van Jezus melden, met die warme woorden: ‘Vreest niet. Wij brengen een boodschap vol vreugde: heden is een Redder geboren.’ Ook bij Matteüs is er een kerstengel. Enkele keren verschijnt aan Jozef in een droom een engel van de Heer. Telkens als er vraagtekens zijn. Die engel maakt Jozef wegwijs in Gods plan. Hij geleidt hem door zijn vragen.Zo is hij een voorbode van de bewaarengel, die zo opvallend aanwezig is in de eeuwenoude christelijke vroomheid.
En tenslotte, zoals bij Jezus is Gods eigen Geest ook bij Jozef de geest, die zijn leven leidt. Hij wil weggaan bij Maria. In alle stilte, heel fijngevoelig om haar te ontzien. Maar God komt zelf tussen: ‘Jozef, vrees niet om Maria tot vrouw te nemen.’En Jozef krijgt de grootse taak om het kindje een naam te geven: Jezus. Letterlijk is dit: Jahwe brengt redding. God brengt bevrijding en verlossing. Uit alle situaties van onheil of verdrukking.
Moge Jozef ons aansporen om ‘rechtschapen’ te zijn, mensen naar Gods hart, en zo Gods eigen zegen rond te strooien en uit te stralen.
Zend ons een engel in de nacht
Zend ons een engel in de nacht
als alles ons een raadsel is,
als ons de zekerheid en kracht
ontvallen in de duisternis.
Zend ons een engel ieder uur
dat ons ontvoert van u vandaan,
wanneer wij voor de blinde muur
van uw geheime plannen staan.
Zend ons een engel met uw licht
in onze slaap, de metgezel
die troost brengt in het vergezicht
van God met ons, Emmanuel.
Zend ons in hem de zekerheid
dat u ons zelf bezoeken zult
en bij ons wonen in uw tijd,
en leer ons wachten met geduld.
Michel van der Plas
(Beide foto’s werden een aantal jaren geleden genomen: 1. Aan de kathedraal van Reims. 2. In het geboortehuis van Bernadette te Lourdes.)
Op deze derde zondag van de advent staan twee figuren centraal: nog eens Johannes de Doper, de profeet, die vorige week zo hard van leer trok tegen het ‘adderengebroed’, en daarnaast Jezus zelf, de barmhartigheid in persoon, die zich voorstelt als de beloofde Messias: ‘de Redder, die komen zou’. Johannes is helemaal in de war en laat aan Jezus vragen: ‘Bent U het die komen zou, of hebben we een ander te verwachten?’
‘Lestmael op eenen Somerschen dagh:
Maer hoort wat ick bevalligh sagh
Van Iesus en Sint Ianneken,
Die speelden met een Lammeken.’
(Adriaan Poirters, 1605-1674)
Het was ook zo lief als de processie uitging en twee jongetjes ‘Jezus en Sint-Janneke’ mochten spelen. Maar Johannes is een ruige profeet met preken vol dreiging. Hij had in Jezus zijn opvolger gezien, of beter: hij worstelt met de vraag of Jezus de beloofde ‘Emmanuel’ zou zijn, die de profetie van Jesaja zou waarmaken? En dan lijkt Jezus heel anders. Hij is niet ruig, Hij is niet hard, maar de 'zachte hand' die geneest. Lammen en mensen die verlamd zijn van angst richt Hij op. En wie voor dood neerligt geeft Hij nieuw leven. Jesaja had dit gezegd over de Messias, die zou komen.
Jezus voegt er nog aan toe: ‘aan armen wordt de blijde boodschap verkondigd. Bij Hem telt niet de letter van de wet, maar de goede geest: gerechtigheid, barmhartigheid, mededogen. Hij komt niet dreigen of oordelen, maar redden.
Johannes is in de war. Is dat nu die Emmanuel, die zou komen? ‘Zalig die aan Mij geen aanstoot neemt’, zegt Jezus. Hij zegt het ook aan ons, als wij in de war zijn. In de war, omdat alles donker lijkt en we alleen een zwijgende God vinden. In de war, als we vol verlangen uitzien naar iemand die het puin van deze wereld en de winter van onze kerk zal omvormen tot 'vrede en vreugde'. Maar schijnbaar verandert er niets.
Een joods verhaal kan ons iets leren. Een bedelaar ligt bij de stadspoort. Hij wacht en wacht en wacht. Die bedelaar is de Messias. ‘Op wie wacht die man?’ vraagt een jongetje aan zijn opa. En opa legt de hand op het kind en zegt dan: ‘Hij wacht op jou, mijn jongen.'
Jezus doet zoals die opa zegt. Hij wacht op ons. Het Rijk van God dat Hij belooft geeft Hij ons in handen! Maar Hij toont de weg: de weg van de omgekeerde orde: ‘Niet domineren of onderdrukken, maar dienaar worden. Wie de eerste wil zijn moet slaaf van allen wezen.'
Met deze verwachting mogen wij uitzien naar ‘Hem, die komen zou’. De wereld zal niet vanzelf anders worden. Maar wij zelf kunnen andere mensen worden. Als Jezus zijn hand op ons legt en zegt: het Rijk van God, dat wacht op jou.
(De schilderijen zijn van Luc Blomme. De foto's werden genomen tijdens een tentoonstelling in de kerk van Moerkerke)