Niet dat ik er zozeer van hou, toch horen ze er wel te zijn: de donkerste dagen van het jaar. Maar zie, langs alle straten wordt in grote golven een lichtzee naar ons toegerold. En alles wat de blik moet vangen is van een vervoerende marinade doortrokken, met de bedoeling ons door die magie te strikken.
En dat terwijl de natuur in alle toonaarden zwijgt en zich naar binnen heeft gekeerd, om aan herstel en voortbestaan te werken. Toch is er, als je lang genoeg kijkt, onder het grauwe licht soms wel een traagheid van bewegen te bespeuren, zonder onze inbreng. En die verhaalt van een oeroude rust en harmonie. Want geduld is nodig om levenskracht te laten gisten, rijpen. Een tijd van stil worden en haast verdwijnen in het naamloos wintergrijs. Om op een dag de helende verwondering te voelen van het onvermoede, dat in de diepste lagen reeds vanzelf een nieuwe kracht en vorm heeft gevonden.
Waarom dat kunstlicht dat geen inzicht en geen warmte voortbrengt? Hoe moeilijk ook, ik geef de voorkeur aan de lange adem van het wachten. Wanneer de winter uitwist wat niet veel meer dan de duur van een seizoen kent. Wanneer de nacht je buitenkant naar binnen keert, opdat je je zou durven toevertrouwen aan het ongeziene en het ongewisse. Wanneer de twijfel je verplicht te kiezen tussen hoop en wanhoop. Wanneer afwezigheid je schuurt, je uitholt tot er plaats genoeg is voor het onverwachte. Wanneer leegte je ogen uitwast om te kijken naar de hemel en de sterren. Wanneer de stilte je verstilt, tot elke zinderende klank en ieder woord dat kan beroeren je tot leven wekt.
Je moet almaar de oefenschool van het geduld doorlopen om weet te hebben van het wonder dat ondergronds weer in de maak is.
Kerstmis doet ons verlangen naar het licht dat er nog lang niet is. Ooit is het wel gezaaid. In de zwijgende schoot van de aarde. Zelfs in een van de diepste voren van een mensenhart. Als al het schreeuwerige is gedoofd, breekt het soms in flarden door. Je kunt het zien als je hebt leren kijken in het duister. Als je alleen durft achterblijven, terwijl anderen het voor bekeken houden. Als je maar blijft geloven dat het donkere verhaal van deze wereld toch kan worden omgebogen, gaandeweg.
Kerstmis valt soms heel kort na de 4de zondag van de Advent en daardoor valt deze 4de zondag wel eens door de mazen van het net. Toch is ook de viering van vandaag de moeite waard, omdat er nogal wat aandacht gaat naar Jozef, een persoon uit het Kerstgebeuren, die dikwijls vergeten wordt: in gedichten of in de kunst komt hij weinig naar voor.
Jozef, haar man, was een rechtvaardige.
Omdat hij haar niet in opspraak wilde brengen,
kwam hij op de gedachte om in stilte van haar te scheiden.
Terwijl hij dit overwoog,
verscheen hem in een droom
een engel van de Heer, die zei:
`Jozef, zoon van David,
wees niet bang uw vrouw Maria bij u te nemen,
want wat bij haar tot leven is gewekt,
is van de heilige Geest.
(Matteüs 1,19-20)
‘JOZEF, MILDE, STILLE HOEDER’
In het evangelie wordt er ons weinig over Jozef verteld. Enkele opvallende aanduidingen:
Zo wordt Jozef ‘een rechtvaardige’ genoemd: in de Joodse traditie betekent dit: iemand, die met heel zijn hart naar God toeleeft. Daarom ook is de houding van Jozef tegenover Maria veelzeggend: hij wil haar niet in opspraak brengen; hij heeft eerbied voor haar en wil geen misbruik maken van de toestand, waarin zij verkeert, een toestand, die menselijk gesproken, moeilijk en delicaat was. Ook dan denkt hij eerst aan Maria, en niet aan zichzelf, om profijt te slaan uit deze moeilijkheden.
En een tweede punt: wij zijn vertrouwd met de engeltjes uit het Lucasevangelie, die aan de herders Jezus’ geboorte melden, met die mooie woorden: ‘Vreest niet. Ik breng u een Blijde Boodschap, die bestemd is voor u en voor alle mensen: heden is u een Redder geboren.’ Bij Matteüs is ook een kerstengel aanwezig, die wij gemakkelijk vergeten: in een droom verschijnt aan Jozef een engel van de Heer, die hem wegwijs maakt in de bedoelingen van God met hem, die hem geleidt over moeilijke paden, zoals het in een psalm gezegd wordt.
Net zoals bij Jezus is ‘de Geest van God’ het beginsel van het leven van Jozef. Zelf wil hij weggaan bij Maria, in alle stilte, om haar niet in opspraak te brengen, maar God doorkruist dit plan. Hij krijgt de belangrijke taak om aan het kindje een naam te geven: Jezus, wat in een letterlijke vertaling betekent: Jahwe, God, brengt redding. Redding, bevrijding, verlossing, uit alle situaties van onheil of verdrukking.
Moge Jozef ons aansporen tot ‘rechtvaardigheid’ …en ons ook bijstaan om God redding te laten brengen.
Op deze derde zondag van de advent staan twee figuren centraal: nog eens Johannes de Doper, de profeet, die vorige week zo hard van leer trok tegen het ‘addergebroed’, en daarnaast Jezus zelf, de barmhartigheid in persoon, die zich voorstelt als de beloofde Messias: ‘de Redder, die komen zou’.
Johannes is er helemaal van in de war: ‘Is deze man nu diegene die ons van Godswege beloofd is en die komen zou?’
Geef kracht aan trillende handen,
maak knikkende knieën sterk.
Zeg tegen het moedeloze volk:
‘Wees sterk en vrees niet,
want jullie God komt.’
Dan worden blinden de ogen geopend,
de oren van doven worden ontsloten.
Verlamden zullen springen als herten,
de mond van stommen zal jubelen:
(Jesaja 35,3-4 en 6)
`Ga Johannes vertellen wat u hoort en ziet:
Blinden zien weer en kreupelen lopen,
melaatsen worden rein en doven horen,
doden staan op
en aan armen wordt de Goede Boodschap verkondigd.’
(Matteüs 11,4-5)
‘ZIJT GIJ DIEGENE DIE KOMEN ZOU?’
Jezus en Sint Janneke die speelden met een lammeke! We zongen er over en we waren het in de processie. Maar Johannes is anders: een ruige profeet in de woestijn, een kemelharen kleed, sprinkhanen en wilde honing, een donderpredikant die spreekt van strenge straffen. Hij had zelfs koning Herodes de les gelezen. Nu zit hij gevangen. Hij had in Jezus zijn opvolger gezien. Maar Jezus is wel opvolger maar geen navolger.
Hij is de 'zachte hand' die ogen opent en leert horen, leert luisteren. Lammen en mensen die verlamd zijn van angst geeft Hij moed. Wie uitgestoten is neemt Hij op. En wie voor dood neerligt geeft Hij nieuw leven. Jesaja had dit gezegd over de Messias, die zou komen.
En Jezus zegt nog meer: ‘aan armen wordt de blijde boodschap verkondigd’. Het gaat Hem niet om de letter van de wet, maar om een geest van gerechtigheid, barmhartigheid en mededogen. Hij komt niet om te oordelen, laat staan om te veroordelen maar om te redden.
We denken aan Dostojewski, die ergens schreef: ‘Christus stuurt ons in de war’. Want Johannes is in de war. Is dat nu die Messias, die zou komen? ‘Zalig die aan mij geen aanstoot neemt’, zegt Jezus. Hij zegt het ook aan ons, als we in de war zijn. In de war, omdat alles donker kan zijn en we alleen een zwijgende God vinden. In de war, als we vol verlangen uitzien naar iemand die het puin van deze wereld en de winter van onze kerk omvormt tot 'vrede en vreugde'. Maar ogenschijnlijk verandert er niets.
We kunnen niet zomaar wachten, met gekruiste armen, passief en gelaten, tot alles vanzelf wel goed komt. Ons wachten is 'verwachten', zoals een moeder in 'blijde verwachting' is van haar kindje. Het kindje komt in pijn en wee. De blijde verwachting weet van pijn, die komt. Ook Jezus komt niet zonder pijn: zijn geboorte verandert ons leven! Dat kan pijn doen!
Een joods verhaal spreekt van een bedelaar aan de poort van Rome. Hij wacht, en wacht. Die bedelaar is de Messias. ‘Op wie wacht hij dan?’ vraagt een jongen aan zijn opa. De oude man legt de hand op het kind en zegt: ‘Op jou, mijn jongen.'
Jezus doet zoals die opa. Hij wacht op ons. Het Rijk van God dat Hij belooft en wij verwachten geeft Hij ons in handen! Maar Hij toont de weg naar dat Rijk, die omgekeerde rangorde: ‘Wie groot wil zijn moet dienaar worden. Wie de eerste wil zijn moet slaaf van allen wezen.'
In die zin mogen wij uitzien naar ‘Hem, die komen zou’. De wereld zal niet meteen spectaculair veranderen. Maar misschien worden wijzelf anders. Als we geloven dat Jezus als het ware zijn hand op ons legt en zegt: het Rijk van God, dat wacht op jou.
(vrij naar Rob Moens, dominicaan, Genk)
Wij bidden om advent
dat elk van ons een weg mag vinden
in de verwarring van zoveel dagelijkse drukte
en zoveel lege woorden die zoveel gemis verbergen.
Wij bidden om een weg, die we kunnen gaan
met de zekerheid dat er een bestemming is
en dat we er ooit zullen komen.
Een ruige man wees ons die weg,
Johannes is zijn naam.
Zijn ogen stonden scherp op de woestijn gericht
waar de aardse horizon ten einde loopt
en de hemel in zicht komt.
Zijn woorden draaiden altijd rond bekering
en verandering van leven.
Misschien zou hij ons vandaag
wijzen op het echte doel van ons leven.
Misschien zou hij ons bezweren
om een stuk van onze overvloed achter te laten,
en wat minder oppervlakkig te gaan leven.
Om veel intenser te genieten
van de diepe vreugden van het hart en van de geest.
In de eeuwige stilte aan de binnenkant van Gods Leven werd besloten tot de Verlossing. In de verborgenheid van het stille kamertje van Nazareth kwam de kracht van de Heilige Geest over de Maagd die in eenzaamheid zat te bidden; zo kwam de menswording van de Heiland tot stand.
Verzameld rond de stil biddende Maagd wachtte de Kerk, die op het punt stond geboren te worden, de beloofde komst van de Heilige Geest af: deze moest haar inspireren tot innerlijke verlichting en tot activiteit die blijvend vrucht zou dragen.
In de nacht van de blindheid waarmee God Saulus had geslagen, wachtte hij het antwoord af op de vraag die hij had gesteld: ‘Heer, wat wilt u dat ik doe?’
In eenzaam gebed werd Petrus voorbereid op zijn zending onder de heidenen.
En zo gaat dat alle eeuwen door.
In de eenzame samenspraak van elke toegewijde ziel worden de gebeurtenissen voorbereid die in de kerkgeschiedenis zichtbaar worden, en welke het aanschijn der aarde vernieuwen.
De maagd, die alle van God afkomstige woorden in haar hart bewaarde, is het voorbeeld van die luisterende zielen; in hen wordt Jezus’ hogepriesterlijk gebed telkens weer vernieuwd…