Advent is
verwachten met hopen bekleed is licht in de nachten van God die ons
nooit vergeet
Wanneer hij in de tempel staat is het een engel die daar
praat Zacharias je krijgt een zoon 't wordt een bijzondere
persoon Geloof je 't niet? Dit is het teken je zal tot die dag niet meer
spreken
Advent is verwachten...
'Gegroet Maria' hoorde
zij Gabriël kwam dichterbij Wees maar niet bang, je krijgt een zoon Hij
neemt plaats op Davids troon Maria zei: ik zal God eren ik wil de weg gaan
van de Here
Advent is verwachten...
Elisabeth hield het niet
uit Gezegend ben je! riep ze luid Maria zei: ik loof de Heer zijn
minste dienaar krijgt de eer wie honger heeft geeft hij te eten God is
zijn kinderen niet vergeten
Advent is verwachten...
Wat waren alle
mensen blij! een zoon, maar o hoe heette hij 'Johannes' schreef zijn vader
neer zijn tong kwam los, hij prees de Heer en liet aan alle mensen
weten God is zijn kinderen niet vergeten
Op een grote paddestoel Rood met witte
stippen Zat kabouter Spillebeen Heen en weer te wippen Krak, zei toen
de paddestoel Met een diepe zucht Allebei de beentjes Hoepla in de
lucht
De regen kust mijn vensters weer,
De donkre winden sollen
Het droeve liedje van weleer
Langs alle huizebollen;
Een dorre tak gaat heen en weer,
En van zijn blâren rollen
De natte tranen telkens neer -
Altijd weer volgezwollen.
0: met de zon om 't hoofd gewonden,
Met geld en goed en zoet-gezind -
Wien heeft de Mei geen vreugd gezonden?
Maar in den Herfst, bij regenwind -
Zeg: heeft er één den moed gevonden - -
Ach! 'k weet - ik ben een heel laf kind!
Zuid- Holland met je weiden en 't grazende vee, Je
molens, je duinen, je strand en je zee, Je plassen en meren, aan schoonheid
zo rijk, Je grote rivieren, betoomd door de dijk, Je akkers met graan,
waar de wind overgaat, Je bloembollenvelden in kleurig gewaad! Aan jou o,
Zuid- Holland, mijn heerlijk land, mijn heerlijk land, Aan jou o, Zuid-
Holland, heb ik mijn hart verpand!
Zuid- Holland, je hoofdstad zo mooi en zo oud, Je weids
's-Gravenhage, met Plein en Voorhout, Daar vindt men 't bestuur van Provincie
en Land, Daar wonen ook ambassadeur en gezant. Daar gingen de graven van
Holland op jacht, Daar zetelt Oranjes doorluchtig geslacht! Aan jou, o
Zuid- Holland, historisch land, historisch land Aan jou, o Zuid- Holland, heb
ik mijn hart verpand!
Het liedje van de wind is schuchter
Romantisch en nuchter
Het zingt in allerhande talen
De mooiste verhalen
Over west en over oost
Over droefenis en troost
Over dood en over leven
Over falen en vergeven
Het vertelt ons dag en nacht
Van de zwakheid en de kracht
Van het vuur dat nooit wil branden
Van de hoop die nooit zal stranden
Het liedje van de wind is moedig
Kwaadaardig en goedig
Het dobbert tussen toen en heden
Van oorlog naar vrede
Het is logisch zonder end
En tegelijk inconsequent
Het is onstabiel en rustig
Vredelievend en vechtlustig
Het is koud en warm en koel
Spijkerhard en vol gevoel
Te triomfantelijk en te treurig
Te montotoon en te veelkleurig
Het liedje van de wind is tierig
Gulhartig en gierig
Het schommelt tussen leed en vreugde
Gebreken en deugden
Het is te weinig en te veel
Het is te vrij en te formeel
Wankelmoedig en verbeten
Vastberaden en gespleten
Het is het liedje op de grens
Tussen 't monster en de mens
Het klinkt zo in onze oren
Als wij 't zelf het liefste horen
Het liedje van de wind
Het liedje van de wind
Het liedje van de wind...
De tijd nadert dat de blaadjes gaan vallen Het gaat niet met harde knallen Ze fladderen met de wind mee Of ze vallen stil en gedwee Recht naar beneden Herfst betekent opnieuw Weer een verleden Een zomer is weer voorbij gegaan Zo gaat een mens jaar na jaar door En dan is daar het einde hoor! We gaan weer naar het oude jaar Dan staat er weer een nieuwe winterklaar
Als 't eens regent En je de zon niet ziet Kun je ertegen 't Hindert geen biet Laat 't maar sausen ja Ha, ha, ha, ha, ha, ha Want wat vandaag valt Valt morgen niet
't Tikt op je tentzeil Typisch geluid is dat 't Maakt er je dekens Lekker niet nat Laat 't maar sausen ja Ha, ha, ha, ha, ha, ha 't Geeft moeder aarde Lekker een bad
't Sist in je kampvuur Dooft er je vlam niet uit Hoogestens wat vonken Is er zijn buit Laat 't maar sausen ja Ha, ha, ha, ha, ha, ha 't Hoeft niet steeds regen Zon tot besluit
De zomer is gekomen De wereld is weer blij Je ziet het aan de bomen En aan de lammetjes in de wei Je ziet het aan de bloempjes In het groene gras Ik wou dat het voor altijd Heerlijk zomer was
Duizend zangen voor de Koning stijgen op, vol lof en dank tot Zijn hemelhoge woning, gevuld met lofgezang. Al wie is wedergeboren uit water, vuur en Geest, die laat zich weldra horen, want: 't Is pinksterfeest!
Duizend zangen, voeg ze samen op een dag, zo zonnig, licht. Breng de Heer je 'ja en amen!' nu met een blij gezicht! Al wie maar is gekomen tot Christus, onze Heer, die heeft Zijn vree vernomen ja, die verlangt naar meer!
Duizend 'love songs' voor de Koning stijgen op tot Vaders troon, Zijn paleis, Zijn hemelwoning gevuld met eerbetoon. Zo zullen vrolijk zingen al de verlosten saam met heiligen, hemelingen tot eer van Jezus' naam.
Duizend maal zij lof gezongen, Jezus Christus, onze Heer in vuur en Geest en nieuwe tongen: 'Hij leeft! Hij is er weer!
In 't groene dal, in 't stille dal Waar kleine bloempjes groeien Daar ruist een blanke waterval En druppels spatten overal Om ieder bloempje te besproeien Ook 't kleinste Om ieder bloempje te besproeien Ook 't kleinste
En boven op de heuv'len top Waar hoge bomen groeien Daar zweept de stormvlaag fel en bits Daar treft de rosse bliksemflits En splijt, bij 't dav'rend onweersloeien De grootste En splijt, bij 't dav'rend onweersloeien De grootste
Omhoog, omlaag, op berg en dal Ben 'k in de hand des Heeren Toch kies ik, als ik kiezen zal Mijn stille plek, mijn waterval Toch blijf ik steeds, naar mijn begeren De kleinste Toch blijf ik steeds, naar mijn begeren De kleinste
Des winters als het regent dan zijn die paadjes diep, ja diep ... Dan komt dat loze vissertje, vissen al inne dat riet ... Met sinne rijf stok, met sinne strijk stok Met sinne lap zak, met sinne knap zak Met sinne lere van dirre dom dere Met sinne lere laarsjes an
Dat loze molenarinnetje ging in haar deurtje staan, ja staan ... Omdat dat aardig vissertje voor bij haar henen zou gaan Met sinne rijf stok, met sinne strijk stok Met sinne lap zak, met sinne knap zak Met sinne lere van dirre dom dere Met sinne lere laarsjes an
Wat heb ik jou misdreven, wat heb ik jou misdaan, ja daan .. En dat ik niet met vrede voorbij jouw deurtje mag gaan Met sinne rijf stok, met sinne strijk stok Met sinne lap zak, met sinne knap zak Met sinne lere van dirre dom dere met sinne lere laarsjes an
Gij hebt mij niet misdreven, gij hebt mij niet misdaan, ja daan ... Maar gij moet mij driemaal zoenen, eer gij van hiere mocht gaan... Met sinne rijf stok, met sinne strijk stok Met sinne lap zak, met sinne knap zak Met sinne lere van dirre dom dere Met sinne lere laarsjes an