Koffiedrinkers blijven geestelijk langer jong. Cafeïne remt de achteruitgang van de hersenen. Dat blijkt uit een langdurig onderzoek onder 70-plussers. De bloeddruk voor vrouwen daalt juist door koffieconsumptie. Het bleek dat het geestelijk niveau van de koffiedrinkers minder snel achteruit ging dan dat van de anderen. Het bleef het best als de koffiedrinkers drie koppen koffie per dag dronken.
Bloeddruk
De onderzoekers gaan echter verder onderzoek verrichten om te kijken of het gunstig zou zijn cafeïne aan ouderen aan te bevelen om in de beste geestelijke conditie te blijven. In tegenstelling tot wat vaak wordt aangenomen, heeft koffie ook geen negatieve invloed op de bloeddruk. Dr. Cuno Uiterwaal van het UMC Utrecht verrichte onderzoek. Uiterwaal constateerde dat vrouwen die meer dan zes koppen koffie per dag dronken een lagere bloeddruk hadden dan vrouwen die één tot drie koppen koffie dronken. Hoe meer koffie de vrouwen dronken, hoe lager de bloeddruk. Ieder extra kop koffie ging gepaard met een zichtbare verlaging van de bloeddruk.Merkwaardig genoeg vond dit fenomeen bij mannen niet plaats. De algemeen heersende gedachte dat koffie slecht voor de bloeddruk is, daarmee naar het rijk der fabelen verwezen.
Halloween is een typisch Amerikaans feest. Ieder jaar op 31 oktober gaan ze in Amerika met z'n allen lekker griezelen. Nederlanders hebben helemaal geen "griezelfeest" en daarom doen sommigen gewoon lekker mee met het Amerikaanse Halloween.
Maar wat is Halloween nou eigenlijk voor een feest? Wat wordt er gevierd? Sommigen beweren dat het een feest voor duivelaanbidders is. Anderen zeggen dat het een onschuldig overblijfsel is van een oud ritueel.
Het woord "Halloween" is afgeleid van "All Hallows Eve". Dat is de avond vòòr het katholieke feest "allerheiligen" (All Hollows day) wat op 1 november valt. Maar in de 5e eeuw voor Christus eindigde de zomer officieel op 31 oktober. Dit feest werd door Kelten "Samhain" (zeg: sowen) genoemd. Het was hun oud en nieuw.
Een Keltische legende vertelt dat op de laatste zomerdag de geesten van de mensen die het vorige jaar gestorven waren, terug zullen komen.
Die geesten gaan op dan zoek naar (levende) lichamen die zij het jaar daarna kunnen bezitten. De Kelten geloofden dat dit de enige manier van leven na de dood was.
Natuurlijk wilden de levenden niet dat de geesten hun lichaam in beslag zouden nemen. Om er voor te zorgen dat de geesten hun lichaam niet zouden kiezen, deden de mensen alle vuren in huizen uit.
Daardoor zou het koud worden. Ook trokken allemaal oude voddenkleren aan. De mensen dachten dat de geesten hun lichamen dan niet meer zouden willen hebben, omdat ze koud en lelijk leken. Verder liepen de mensen al herrie makend rond in de buurt waar ze woonden. Met het lawaai probeerden ze de geesten weg te jagen.
Na de Halloween staken de Kelten hun vuur weer aan met het vuur dat van hen allemaal was. Dit Druidische vuur brandde in het midden van Ierland bij Usinach.
De Rooms-katholieken namen de gebruiken van de Kelten over en deden alsof die van hen zelf waren. Door de jaren heen veranderde dat oude Keltische feest. Toen men niet meer er in geloofde dat de geesten levende lichamen in beslag konden nemen, werd het verkleden als trol, spook of en heks veel belangrijker. Toch bleef het feest een "eng" karakter houden.
In de jaren rond 1840 werd het Halloweenfeest door Ierse immigranten naar Amerika gebracht. Rond die tijd waren het omgooien van bijgebouwen en het niet helemaal goed ophangen van een hek de favoriete grappen.
De gewoonte rond "trick-or-treat" (zeg: trikkor-triet, het betekent zoiets als "geef me iets lekkers of ik neem je te grazen") komt helemaal niet van de Kelten, maar van een 9e eeuwse Europese gewoonte. Op 2 november (allerzielen) gingen de vroegere Christenen al lopend van dorp naar dorp overal bedelend om "zielen cake" (brood met krenten). Des te meer cakejes een bedelaar kreeg hoe meer gebeden deze beloofde te doen voor de dode familieleden van de gevers. Men geloofde dat de gebeden, zelfs van vreemden, de doden zouden helpen hun weg te vinden naar de hemel.
De traditie rond de lampion (een Jack-o-lantern in het Engels) komt waarschijnlijk uit een Iers volkslied. Het verhaal gaat dat Jack, een dronkaard en een bedrieger, de duivel had bedrogen en door hem in een boom te laten klimmen. Jack had een kruis op de boom getekend zodat de duivel in de boom gevangen zat. Als de duivel Jack niet meer lastig zou vallen, zou Jack hem weer vrij laten.
Toen Jack dood was, mocht hij niet naar de hemel, omdat hij zo slecht was geweest. Maar hij mocht ook niet naar de hel omdat hij de duivel had belazerd. In de plaats daarvoor gaf de duivel hem een enkel gloeiend houtje om zijn weg door het enge duister te verlichten. Het gloeiende houtje zat in een uitgeholde knol om het langer te laten gloeien.
De Ieren gebruikten vroeger knollen als lantaarns, maar toen de immigranten in Amerika kwamen, ontdekten ze dat pompoen veel mooier waren dan de knollen om als lantaarn te gebruiken. Dus de lampionnen in Amerika werden uitgeholde pompoenen met een gloeiend lichtje erin.
Dus, ondanks dat sommige duivelaanbidders Halloween als hun favoriete feest hebben benoemd, Halloween is niet ontstaan vanuit het aanbidden van de duivel. Het is ontstaan uit de het nieuwjaarsfeest van de Kelten en uit oude gebruiken van de Rooms-Katholieken en de Christenen uit Europa. In Amerika zijn er nog steeds kerken die Halloween met de kinderen vieren.
Halloween maak je tenslotte net zo eng als je zelf wilt!
Al eeuwen geleden gebruikten de Indianen pompoenen als hoofdgerecht bij hun dagelijkse voeding. Ook droogden zij stroken pompoen en vlochten daar matten van en roosterden stroken pompoen op een open vuur om ze daarna op te eten.
Toen er blanke kolonisten in Amerika arriveerden zagen ze de pompoenen groeien bij de Indianen en zo werden ook de pompoenen in hun dagelijkse voeding opgenomen.
Net zoals vadaag de dag waren er toen al tal van verschillende recepten van desserts van bv pompoenensoep tot stampot. De oorsprong van het ontstaan van de pompoenen pastei is zoals ze denken gekomen doordat de kolonisten de top van de pompoen eraf sneden, de zaden eruit haalden en vulden de pompoen met melk spizen en honing. De pompoen werd dan gebakken in hete as van een uitgaand vuurte.
Pompoenen komen oorspronkelijk uit Noord Amerika. Er zijn al zaden gevonden van 7000 tot 5500 voor Christus. Verwijzingen naar pompoenen gaan vele eeuwen terug. De naam pompoen komt oorspronkelijk van het Griekse woord "Pepon" wat betekent "grote meloen". "Pepon" is later weer door de Fransen veranderd in "Pompon". de Engelsen veranderde de naam " Pompon" weer in "Pumpion" en uiteindelijk veranderde Amerikaanse kolonisten deze naam in "Pumpkin" wat bij ons "Pompoen" is.
Ik ben Pierre Vanstipelen, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Priet. Ik ben een man en woon in Bilzen (België) en mijn beroep is Mobiliteitsambtenaar te Bilzen. Ik ben geboren op 11/02/1951 en ben nu dus 56 jaar jong. Mijn hobby's zijn: Schilderen en Tuinieren. In tekenen en schilderen kan ik mijn passie voor al wat mooi is kwijt.Mijn gezin is voor mij heilig.Mijn kleinzoon Pieter is mijn oogappel.Tevens ben ik voorzitter van de Kunstkring Alkanna en penningmeester van de Limburgse Federatie.
Ook in de kunst komen af en toe zonsverduisteringen voor. Zo is er het bekende schilderij van Pieter Paul Rubens, de Lansstoot, dat het moment afbeeldt waarop de aan het kruis genagelde dode Christus met de Lans wordt doorstoken. Linksboven in het werk kunnen we een gedeeltelijke zonsverduistering zien.
Dit doek is gebaseerd op het evangelie van Lucas, waarin de dood van Christus als volgt beschreven staat: Het was nu omtrent het zesde uur, er viel duisternis over heel de streek tot aan het negende uur toe, doordat de zon verduisterd werd. Het voorhangsel van de Tempel scheurde middendoor. Toen riep Jezus met luide stem: 'Vader, in uw handen beveel ik mijn geest.' Nadat hij dit gezegd had, stierf hij. (Lc 23, 44-46)
Rubens in het Museum van Brussel: een Genie aan het werk
De Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België bezitten niet alleen een unieke verzameling werken waarvoor Peter Paul Rubens (1577-1640) of zijn atelier zelf tekenden (een 50-tal in totaal), zij bezitten daarnaast ook een aantal composities die de Antwerpse grootmeester realiseerde in samenwerking met bekende collegas, zoals Jan Bruegel de Oude, Antoon van Dyck en Cornelis de Vos.
Deze verzameling van olieverfschetsen, kleinere schilderijen en altaarstukken heeft een bijzonder karakter, omdat ze uit Rubens vruchtbaarste periode stamt, de periode waarin zijn creatieve genie en zijn ondernemingsgeest het rijpst tot uiting kwamen (1614-1640).
Op het toppunt van zijn roem vestigde Rubens een belangrijk atelier aan de Wapper in Antwerpen. Hij oefende er een tweevoudige artistieke activiteit uit: ontwerper voor eigen rekening en ondernemer voor meerdere grote bestellingen. De Koninklijke Musea voor Schone Kunsten hebben een groot onderzoeksproject opgezet dat meer klaarheid moet brengen over de kunsttheorieën die Rubens als humanistische schilder begeleidden in zijn manier van werken. Deze tentoonstelling situeert de Rubens-schilderijen in de context van hun creatief ontstaansproces: je ziet hoe Rubens en zijn medewerkers de meesterwerken die we nu kennen, ontwierpen.
Om dat creatieve proces stap voor stap duidelijk te maken, vulde het Museum de werken uit de eigen collectie aan met een 70-tal andere schilderijen en tekeningen, voor het merendeel van de hand van de meester zelf en voor de gelegenheid overgekomen uit het Louvre (Parijs), Prado (Madrid) en het Metropolitan Museum (New York). Deze expo levert een boeiende kijk in de 'keuken' van een majestueus schilder.
Leonardo da Vinci werd in Toscanië geboren op 15 april 1452 en overleed in Amboise (Frankrijk) op 02 mei 1519. Hij was niet alleen schilder, maar ook tekenaar, architect, beeldhouwer, musicus, ingenieur en natuuronderzoeker.
Vanaf 1466 verbleef hij in het atelier van Andrea del Verrocchio, een Florentijns kunstschilder, beeldhouwer en kunstsmid om de 'stiel' te leren.
Leonardo da Vinci had een grote belangstelling voor de bouw van het menselijke lichaam. Hij schilderde en tekende de mens op alle mogelijke manieren.
Van 1483 tot 1499 woonde Leonardo te Milaan. In deze periode maakte hij schilderijen die een hele nieuwe schildertechniek lieten zien. Het zachte, schemerige licht en de fijne vormgeving van zijn figuren waren tot dan nooit gezien. In deze periode schildert hij één van zijn vele meesterwerken: Het Laatste Avondmaal.
In deze muurschildering plaatst Leonardo alle figuren tezamen aan tafel, ook Judas. Dit was nieuw. Alle andere schilders die dit tafereel al hadden uitgebeeld plaatsten Judas altijd apart.
Da Vinci experimenteerde voortdurend met materialen. Zo gebruikte hij voor 'Het Laatste Avondmaal' geen waterverf (wat voor fresco's gebruikelijk was) maar olieverf. Olieverf was echter niet zo geschikt voor muurschilderingen met als gevolg dat zijn meesterwerk, lang na zijn dood, vele malen gerestaureerd moest worden.
In 1503 keerde Leonardo da Vinci terug naar Florence. In datzelfde jaar schildert hij het gekende portret 'De Mona Lisa'.
'De Mona Lisa' is echt een topstuk van de Italiaanse renaissance. Het schilderij werd geschilderd op hout en is beroemd om de glimlach en de geheimzinnige achtergrond. Da Vinci had drie jaar nodig om dit schilderij af te werken.
In 1506 keerde Leonardo naar Milaan terug om later te verhuizen naar Rome. (Kunstenaars uit deze periode waren veel onderweg. Ze moesten zich verplaatsen naar de woonplaats van hun opdrachtgevers. Dit waren meestal koningen, rijke families of de kerkelijke overheid). Hij verdiepte zich ook meer en meer in wetenschappelijke studies.
Zijn wetenschappelijk werk
Leonardo de Vinci was geïnteresseerd in alles. Een universitair diploma had hij niet. Alles wat hij wist leerde hij zichzelf aan. Hij was een echte autodidact.
Op natuurkundig vlak ging zijn aandacht vooral naar de wetten van de beweging. Zo maakte hij talrijke ontwerpen voor watermolens, kranen, oorlogstuigen, muziekinstrumenten, fietsen, liften, vliegtuigen, ... De meeste van zijn ontwerpen hebben nooit gewerkt omdat de techniek om zijn ontwerpen te realiseren in die periode nog niet voor handen was. Eeuwen later, toen dit wel het geval was, hebben vele uitvinders gebruik gemaakt van zijn tekeningen.
Hij bestudeerde ook de anatomie van de mens. Hij sneed daarvoor lijken open om binnen in de mens te kunnen kijken. Zo maakte hij grondige studies van de werking van het hart, de ligging van de menselijke foetus, ... Alle studies werden voorzien van prachtige anatomische tekeningen.