o primavera
heerlijke bloemennaam,
betekent ook begin
Over mijzelf
Ik ben Van Overstraeten Nicole, en gebruik soms ook wel de schuilnaam yasmin.
Ik ben een vrouw en woon in Halle 1500 (België) en mijn beroep is gepensioneerde leerkracht Nederlands.
Ik ben geboren op 30/06/1946 en ben nu dus 78 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: poëzie, theater, oosterse cultuur, muziek en koken.
Ik publiceerde 4 dichtbundels (De dagen van de winter, Jagen, Sapkracht en De tuinen van Thevenet). In 2006 acteerde ik in 'De koffers zijn gepakt', een theaterproductie van het Masereelfonds, als eerbetoon aan Bertold Brecht.
een lief okerkleurig scharminkel
literatuur, cultuur, small talk
22-01-2009
gedicht
bij de eedaflegging van de gloednieuwe amerikaanse president barack obama was een dichteres uitgenodigd, elizabeth alexander, ooit geboren in harlem, nu professor in yale. ik vond dit gedicht terug gisteren, bij het opruimen van tijdschriften en kranten. ik vertaalde het, enigszins met nonchalance, maar toch met veel enthousiasme:
Praise song for the
day.
Each day we go about our
business, walking past each other, catching each others eyes or not, about to
speak or speaking. All about us is noise. All about us is noise and bramble,
thorn and din, each one of our ancestors on our tongues. Someone is stitching
up a hem, darning a hole in a uniform, patching a tire, repairing the things in
need of repair.
Someone is trying to make
music somewhere with a pair of wooden spoons on an oil drum with cello, boom box,
harmonica, voice.
A woman and her son wait
for the bus.
Elke dag doen we ons ding, we lopen mekaar voorbij, maken oogcontact of
geen oogcontact, we gaan spreken of niet spreken. Alles omtrent ons is
gekrakeel. Alles omtrent ons is gekrakeel en zwarigheid, doornen en lawaai, al
onze voorvaders liggen op onze tong. Iemand naait een zoom, verstelt een gaatje
in zijn uniform, herstelt een lekke band, verstelt en herstelt de noodzakelijke
dingen.
Iemand probeert ergens muziek te maken met een paar houten lepels op een
olievat met een cello, geluidsbox, harmonica, stem.
Een vrouw en haar zoon wachten op de bus.
A farmer considers the
changing sky; A teacher says, Take out your pencils. Begin.
We encounter each other
in words, words spiny or smooth, whispered or declaimed; words to consider,
reconsider.
We cross dirt roads and
highways that mark the will of someone and then others who said, I need to see
whats on the other side; I know theres something better down the road.
We need to find a place
where we are safe; We walk into that which we cannot yet see.
Say it plain, that many
have died for this day. Sing the names of the dead who brought us here, who
laid the train tracks, raised the bridges, picked the cotton and the lettuce,
built brick by brick the glittering edifices they would then keep clean and
work inside of.
Praise song for struggle;
praise song for the day. Praise song for every hand-lettered sign; The figuring
it out at kitchen tables.
Some live by Love thy
neighbor as thy self.
Others by first do no
harm, or take no more than you need.
Een boer kijkt naar de veranderende hemel: Een leraar zegt: Neem jullie
potloden. Begin.
We ontmoeten elkaar in woorden, beenharde woorden, zachte woorden,
gefluisterde of gedeclameerde, woorden om over na te denken en om opnieuw over
na te denken.
We steken modderige straten over, banen die iemands wil markeren en van
anderen die zeiden: Ik moet zien of er zich aan de andere zijde iets beters
bevindt.
We moeten een plek vinden waar we ons veilig voelen;We wandelen naar hetgeen we nog niet kunnen
zien.
Zeg het ronduit, dat menigen gestorven zijn voor deze dag. Zing de namen
van de doden die ons hier naartoe brachten, die de treinsporen legden, de
bruggen bouwden, die katoen plukten en de sla, die steen voor steen de gebouwen
oprichtten die zij daarna schoon zouden houden en waarin ze zouden werken.
Lofdicht voor de strijd, lofdicht voor de dag. Lofdicht voor elk
handgeschreven teken: het uitschrijven ervan op keukentafels.
Sommigen leven bij Hou van je buur zoals je van jezelf houdt. Anderen
doen geen kwaad en nemen alleen wat ze nodig hebben.
What if the mightiest
word is love, love beyond marital, filial, national. Love that casts a widening
pool of light. Love with no need to preempt grievance.
In todays sharp sparkle,
this winter air, anything can be made, any sentence begun.
On the brink, on the
brim, on the cusp - praise song for walking forward in that light.
Wat als het machtigste woord liefde is, liefde verder
reikend dan huwelijk, kinderen, natie. Liefde die een weidse lichtbron vangt.
Liefde die het niet nodig vindt voorbij te gaan aan verdriet.
In de scherpte van de dag, in deze winterlucht, kan alles
gemaakt worden, elke zin begonnen.
Op het bord, aan de kant, aan het gewelf - lofdicht om
voorwaarts te treden in dit licht.
de pret
duurt nog een even voort: ben surfend op zoek gegaan naar koreaanse
poezie, heb dit sprookjesachtig gedicht gevonden, van ho nansorhon*, op de webstek* van de
nederlandse dichter lucas husgen:
WINTER
Lang ligt de
koude nacht rond de koperen pot van de waterklok.
De maan beschijnt het gazen gordijn, kil zijn de zijden dekens.
De bronemmer kraakt: de kauwen van het paleis stuiven uiteen.
Door schemertinten overvallen ligt het zolderraam in de schaduw.
De dames, bijeen bij de blinden, gieten de gouden kruiken vol.
Ruw in de hand ligt het jaden vat, maar vol aroma is de rouge.
Ze vaart uit tegen de handen die bergen in de lente tekenden;
de parkiet in de gouden kooi heeft een hekel aan de ochtendvorst.
De twee buurvrouwen giechelen en kwebbelen onder elkaar.
Zijn gelaat, als jade zo mooi, verbleekt in haar gedachten.
Boven de houtskool gloeit het komfoor; ze bespeelt de feniksenfluit.
Geitenkalfjeswijn raakt onder het gordijn omgezet in lentewijn.
Ze leunt en denkt: ben verloochend door de man uit de grensstreek.
Wil te paard, met de gouden speer, wil naar het Blauwe Meer.
Overrompelt dan een wind vol sneeuw en zand mijn zwarte bont,
denk ik
gedwee, zakdoek betraand, aan de donkere vrouwenkamer.
* De klassieke dichteres Ho Nansorhon (1563-1589) werd
geboren in de omgeving van de stad Kangnung. Ho Nansorhon geldt nog altijd als
een van de onbetwiste grootheden uit de Koreaanse literatuur. Zij bracht
het toen nog maar honderd jaar oude genre kasa tot bloei. Zij schreef echter
slechts twee Koreaanse kasa; het overgrote deel van haar werk is in het
Chinees.
Maar ook daar bezigt zij een kleurrijke taal, vol emotie, beeld, gevoel
voor detail. Anders dan in haar tijd gebruikelijk, maakte ze rijkelijk gebruik
van beeldmateriaal uit taoïstische sferen. De sprookjesachtigheid van haar werk
paste alleen daarom al niet in het streng confucianistische Korea van die
dagen.