o primavera
heerlijke bloemennaam,
betekent ook begin
Over mijzelf
Ik ben Van Overstraeten Nicole, en gebruik soms ook wel de schuilnaam yasmin.
Ik ben een vrouw en woon in Halle 1500 (België) en mijn beroep is gepensioneerde leerkracht Nederlands.
Ik ben geboren op 30/06/1946 en ben nu dus 78 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: poëzie, theater, oosterse cultuur, muziek en koken.
Ik publiceerde 4 dichtbundels (De dagen van de winter, Jagen, Sapkracht en De tuinen van Thevenet). In 2006 acteerde ik in 'De koffers zijn gepakt', een theaterproductie van het Masereelfonds, als eerbetoon aan Bertold Brecht.
een lief okerkleurig scharminkel
literatuur, cultuur, small talk
14-01-2016
Van eenzame vogels en mysterieuze geogliefen (3)
Fragiliteit en vluchtigheid
In haar gedichten bereikt Lieve Thiebaut een fragiliteit en een vluchtigheid die ik associeer met oude Japanse dichtvormen, de tanka in het bijzonder. Inhoudelijk is het belangrijkste thema van deze dichtvormen de immanente melancholie van de natuur. Mono no aware is de Japanse term hiervoor, met zijn gelukkige associatie naar het Engelse homofoon aware = bewustzijn of bewustwording.
De immanente melancholie van de natuur is trouwens in de westerse letterkunde niet onbekend. De Romeinse dichter Vergilius* schreef reeds: Sunt lacrimae rerum - de dingen dragen tranen. De dichter merkt hoe de nevel condenseert aan het eindpunt van een boomtak of -blad en er als een traan afdruipt … dan weent de boom en dat beeld beantwoordt aan het gevoel van de mens in diverse situaties.
Lieve Thiebaut schrijft vrije verzen, zonder hoofdletters of rijmen en zonder leestekens, de hierboven genoemde tranen noemt zij sluiers, maar het resultaat is verwant:
zal ik dan opnieuw ervaren de nevel ’s morgens en de avond die in sluiers uit de velden trekt de kilte die mij wapent en de rayonnante pijn die uitvalt met het doven van lantarens mij in volkomen duister bergt
Ook voor het volgende gedicht vraag ik de lezer terug te gaan in de (literaire) geschiedenis van Japan en de verzen te vergelijken met een tanka van ... Ono no Komachi (c. 825 – c. 900), een van de beroemdste tanka-dichteressen uit het middeleeuwse Japan:
als een koorddanser en ietwat roekeloos heb ik de sprong gewaagd de ijlte rond mij en het broze van een draad liet mij uiteindelijk ademloos en tot zoveel bereid
(LT)
Door passie verteerd stapte ik in het frivool wiebelend bootje En geen dag ging voorbij of ik werd ondergedompeld
(ONK)
kokoro kara ukita fune ni norisomete hito hi mo nami ni nurenu hi no naki
(Japanse versie)
Het aantal lettergrepen in Lieve Thiebauts gedicht klopt niet (voor een tanka moeten er plus of min 31 zijn). Inhoudelijk hebben deze gedichten echter eenzelfde uitgangspunt: beide dames wagen zich aan het leven. Lieve Thiebaut nog naïef en verwachtingsvol, Ono no Komachi is al ondergedompeld. Maar weer is de globale indruk erg oosters en associeer ik dit gedicht met de wonderlijke wereld van wabi-sabi, het Japanse schoonheidsideaal van eenvoud, terughoudendheid en elegantie. Ik wil hierbij een experimentje wagen: door een paar regels te schrappen gaat dit gedicht wel heel erg op een tanka lijken:
als een koorddanser en ietwat roekeloos heb ik de sprong gewaagd de ijlte rond mij liet mij uiteindelijk ademloos
Oeps! Hier heb ik heiligschennis gepleegd, want aan gedichten mag je niks veranderen zonder de expliciete toestemming van de auteur! Maar dat Lieve Thiebaut het tanka-gevoel in mij wakker maakt, is overduidelijk!
In volgende gedichten beschrijven Lieve Thiebaut en Ono no Komachi beiden het vergaan van de herfstkleuren. Dit proces wekt een zekere melancholie op. Lieve Thiebaut voegt echter het verlangen toe aan de wanhoop, daarom eindigt haar gedicht niet zo in-droevig. Met een paar kunstgrepen maak ik van Lieve Thiebauts gedicht een of twee tanka’s, maar dat ga ik zeker niet doen. De witruimte tussen beide strofen duiden niet op een breuk, een nieuw gedicht, maar laat de lezer ruim de tijd om het verband tussen verandering en verlangen naar samensmelting zelf in te vullen.
Aan de lezer om te oordelen en te vergelijken:
alles verandert mettertijd kleuren vergaan aan hun gevoelen en vormen wanneer zij afgebroken zijn het mengsel waarin zij meer ontroeren dan toen in hun verscheidenheid
er is iets deelzaams iets verlangends zoals zij mateloos overgaan nog in zichzelf vaag in het ander geleidelijk in hun samengaan
(LT)
De bloementinten zijn nu volledig vergaan In deze wereld is mijn leven puur verlies als in een langdurige regenbui
(OnK)
Hana no iro wa utsurinikeri na itazura ni waga mi yo ni furu nagame seshi ma ni
(Japanse versie)
Tenslotte
In dit essay wilde ik een korte analyse maken van Lieve Thiebauts bundel Nazca en de literaire schakel ontdekken met het Verre Oosten. In Nazca liggen de kiemen van Lieve Thiebauts dichterschap. Zij wil de zin van het leven doorgronden, zoekt naar innerlijke en uiterlijke verruiming, is zich duidelijk bewust van het voortschrijden van de tijd. Ondanks haar melancholie verwoordt zij het verlangen naar inzicht in het menselijk bestaan. Zij verlangt naar een band met de andere, naar contact met lotgenoten.
Lieve Thiebauts poëzie is fijnbesnaard en bezit een gracieuze terughoudendheid die doet denken aan de klassieke oosterse poëzie. Zij schrijft haar verzen bij voorkeur ’s nachts. Als ze aan haar gedichten werkt, gaat ze door tot in de vroege uurtjes. Zij leest haar poëzie voor met zachte stem. Zo klinken haar woorden nog verrukkelijker, ijl, diepgaand en elegant tegelijk. Ik geloof niet in het toeval: dat Lieve Thiebaut een soort virtuele liefdesrelatie zou krijgen met het Verre Oosten, stond in de sterren geschreven.
Ik wil Lieve Thiebauts verzen op me laten afkomen en de gevoelens, associaties en gedachten die ze in mij opwekken neerpennen. Dit is geen echt wetenschappelijke werkwijze en het gevaar bestaat dat ik onbedoelde betekenissen vind. Toch verkies ik een intuïtieve lezing van de poëzie van Lieve Thiebaut. Ik noteer bij voorkeur het volledige gedicht: citaten vernietigen dikwijls de organische structuur van een tekst en doen afbreuk aan de bedoeling van de auteur.
In de dichtbundel Nacza, die eigenlijk een weerslag zou moeten zijn van een reis naar Zuid-Amerika en bol zou moeten staan van verwijzingen naar bijvoorbeeld de schitterende Inca- en Maya-cultuur, vind ik in het gedicht maar naar Nazca keer ik eens terug (p. 22) sporen terug, die ontegensprekelijk wijzen op …. een oosterse ingesteldheid. De openingszin van The Narrow Road to the Deep North luidt als volgt (fragment): Days and months are travellers of eternity. So are the years that pass by... I myself have been tempted for a long time by the cloud-moving wind - filled with a strong desire to wander.* Vrij vertaald klinkt dit zo: Dagen en maanden zijn reizigers in de eeuwigheid. Zo ook de jaren die voorbijgaan... Ik heb me lange tijd laten leiden door de wolkenwind, vol van de begeerte om te zwerven. Lieve Thiebaut schrijft:
maar naar Nazca keer ik eens terug alleen en zonder haast de vlakte zien waar ooit een God (om welke reden ook) de sporen van mijn herkomst liet mij uitzond met amper een herinnering
zelf weert hij jaren en getijden, raakt in zijn hunker soms mijn ziel maar laat mij - waarom die twijfel? - wijl ik mij opmaak in zijn spiegeling
in lijnen, cirkels en gesteenten wisselen tijden zonder haast zo laat mij wanneer ik zonder zichtbaar teken de weg naar Nazca nemen ga
Lieve Thiebaut verlangt naar tijden zonder haast. Deze instelling is wellicht een voorformulering van ons modern begrip onthaasten. Zij wil de vlakte zien waar ooit een God de sporen van mijn herkomst liet en de weg naar Nacza nemen, wat duidt op een behoefte aan ruimte, aan zwerven, een verlangen en zoeken naar; zij wil een reis ondernemen … om zo inzicht te verwerven in zichzelf en tegelijk te ontdekken hoe de mens in de kosmos functioneert.
Allene vogels
Lieve Thiebaut vindt duidelijk haar inspiratie in de natuur. Veel van haar gedichten beginnen met een natuurbeeld en deinen verder uit naar melancholische notities over vergankelijkheid, eenzaamheid, stilte en het terugplooien op zichzelf. Opvallend is dat zij het in de bundel Nazca meerdere malen over vogels heeft, symbolen bij uitstek van vrijheid, vluchten, ruimte, reizen, een nest bouwen, de dood.
De dichteres is blijkbaar bang voor vogels, bang om de vlucht in de ruimte, want de vlucht, zowel als het leven, is een droom. Alles eindigt in stilte, weemoed en eenzaamheid:
en altijd zijn er de vogels buiten de kruimeldieven waarop de stilte wacht de zwermen die ons ’s avonds overvliegen onzeker beeld wanneer de stad mee donkeren gaat de spreeuwen in verhaaste golven op een vermoeden vluchten gaan
en ik weet niet waarheen
sinds de herfst heeft zich de stilte ingekleed wijl niets herneemt maar even dromeloos verderdrijft
vlucht ik de plaats die zo verlaten lijkt?
Een van de mooiste gedichten uit de bundel is tegelijk het meest weemoedige:
in dit huis van stilte troon ik als het geluidloos licht al wat ik raak hertekent zich neemt vorm en aangezicht in mijn gebaar
en toch hoe donker is het hart dat zoveel weemoed schiep
Ergens heb ik gelezen dat mensen die niks posten op facebook, de interessantste levens hebben. Misschien is dat wel waar. Eigenlijk moeten facebookers gewoon veel tijd hebben en zich heel erg vervelen, om zo de hele tijd door met hun slimme phone te kunnen prutsen. Afgelopen jaar heb ik als experiment even meegeliked. Het resultaat was niet alleen ontluisterend, maar vooral ontgoochelend. De overdaad aan onnozele posts (tja, je laat een scheet en plaatst dit event op facebook) irriteerde me bovenmatig, Als er dan iets interessants gepubliceerd werd, hield ik me de hele tijd bezig met op het schermpje van mijn smartphone te tikken en te wrijven, want ik moest liken en nog eens liken. Besluit: wat een tijdverlies!
In 2015 heb ik desondanks toch heel wat 'posts' bijeengeschreven, niet op facebook, maar wel in tijdschriften, verzamelbundels, op mijn blogs... Ik schreef een 10-tal recensies (goed voor 5000 woorden), de inleiding bij een verzamelbundel over Gerrit Achterberg en een essay over de dichteres Lieve Thiebaut uit Sint-Pieters-Leeuw, dat uiteindelijk in december in WEL, tijdschrift van de Universitaire Werkgroep Literatuur en Media in Leuven, werd gepubliceerd.
De aanleiding voor dit essay was niet alleen mijn waardering voor dit kleine, pittige vrouwrje, dat 's nachts, in het geniep, haar gedichten schrijft, zonder daarmee naar buiten te komen - wat anders dan de gilletjes en schrikkelmoves die dichters tegenwoordig produceren!
In haar jeugdjaren had Lieve al een en ander gepubliceerd, oa een dichtbundel met de intrigerende titel NAZCA. De lijnen van Nazca zijn geogliefen, tekeningen in het zand van de pampa's van Jumana en Nazca in Peru. De tientallen figuren van dieren, honderden geometrische vormen en duizenden lijnen en lijnenspellen zijn in het woestijnzand van de hoogvlakte van Peru lang bewaard gebleven. De hoogvlakte is een van de droogste gebieden op aarde met een gemiddelde jaartemperatuur van 25 graden Celsius. Het is er bijna altijd windstil en er valt vrijwel geen regen, zodat de lijnen duizenden jaren bewaard bleven.
Maar de gedichten in NAZCA gaan niet alleen over geogiefen, integendeel: het zijn fragiele aantekeningen over...
Als u naar beneden scrolt, beste lezer, wordt uw nieuwsgieriheid bevredigd. Let wel: mijn essay zal ik verdelen over enkel posts op deze blog, want het is een lang werkstuk, het aantal woorden kan ik me nu niet onmiddelllijk herinneren.
Van eenzame vogels en mysterieuze geogliefen Essay over de poëzie van Lieve Thiebaut
Inleiding
Sommige dichters doen er alles aan om in de belangstelling te blijven en voortdurend op de voorpagina van literaire tijdschriften te worden vermeld. Andere auteurs werken jaren in stilte verder, alhoewel de kwaliteit van hun werk steeds beter wordt. Zo iemand is Lieve Thiebaut uit Sint-Pieters-Leeuw. Zij debuteerde in 1978 met de bundel Allene vogels, uitgegeven bij Panther Paperback. In Kalender 81 publiceerde zij gedichten samen met Anna Malibran en Hildo Leroy. In 1979 kreeg zij de prijs van het tijdschrift Schuim; in 1982 kreeg zij een vermelding voor een cyclus van tien gedichten uit de bundel Nazca (eerste tweejaarlijkse prijs van De Bladen van de Poëzie), in datzelfde jaar uitgegeven bij de Leuvense Schrijversaktie, in de reeks Leuvense Cahiers. In 1992 kwam uiteindelijk De Steen van Rosette op de markt, haar meest gestroomlijnde uitgave. Een vierde bundel is ongeveer klaar, na twintig jaar zwijgen, of beter: na twintig jaar geen tijd te hebben gehad om met uitgeven bezig te zijn, want het gezin, het werk, het leven gingen voor. Lieve Thiebaut bewondert Li Po en Du Fu, de klassieke Chinese dichters uit de Tang-dynastie (618 tot 908)*. In dit essay trek ik echter resoluut de lijn door naar het meesterwerk van de Japanse haiku-dichter Matsuo Bashō, Oku no Hosomichi 奥の細道, of おくのほそ道, vertaald in het Engels als The Narrow Road to the Deep North, in het Nederlands De smalle weg naar het verre noorden*. Matsuo Bashō werd beïnvloed door ….. jawel, de klassieke Chinese dichter Du Fu, die ook veel reisde en daaromtrent onsterfelijke poëzie schreef. Ik bespreek eerst de bundel Nazca*, daarna zoek ik naar Lieve Thiebauts verwantschap met het Verre Oosten.
De kosmos bestuderen en de wandeling van de maan in de pampa
Nazca is een bundel met sobere kaft en 40 fragiele, licht-melancholische gedichten over eenzaamheid, liefde en vergankelijkheid, met als belangrijkste kenmerken: eenvoudige formulering en intelligente woordgevoeligheid. Intrigerend toch, de titel van de bundel: Nazca. Na enige research kwam ik tot de ontdekking dat de lijnen van Nazca geogliefen zijn, tekeningen van dieren, geometrische vormen en duizenden lijnen en lijnenspellen, tussen 200 vóór en 600 na Chr. vervaardigd door de Nazca- en Paraca-indianen in het woestijnzand van de pampa's van Jumana en Nazca …. in Peru! In de jaren ‘30 van de 20ste eeuw formuleerden wiskundigen Maria Reiche en Paul Kosok de hypothese als zouden de lijnen en figuren een gigantische astronomische kalender zijn. Maria Reiche schreef: wij kunnen op elke lijn iets ontdekken: het pad van de zon in het verleden, of het voorbijgaan van een verre ster, het verschijnen van een of andere constellatie of simpelweg de wandeling van de maan in de pampa. Ongeveer tweeduizend jaar geleden hebben de oude bewoners van Nasca hier een ruimtestation gemaakt om de kosmos te bestuderen. Help, wat had dichteres Lieve Thiebaut in ‘s hemelsnaam te maken met Peru? En met astronomie? Ik wou hier toch zoeken naar aanwijzingen betreffende een delicate oosterse verwantschap? Maar hoe meer ik me verdiepte in de mysteries van Nacza, hoe meer ik ontdekte dat levenshoudingen, godsdiensten, mythen en filosofieën in oude culturen op verschillende continenten meer verwantschap met elkaar vertoonden dan men op het eerste zicht zou denken. Dit essay is niet de geschikte plek om op dit item dieper in te gaan, daarvoor ontbreekt de ruimte en de tijd. Ook vraagt zo’n project wellicht jarenlange studie in domeinen die niet rechtstreeks met poëzie te maken hebben.