o primavera
heerlijke bloemennaam,
betekent ook begin
Over mijzelf
Ik ben Van Overstraeten Nicole, en gebruik soms ook wel de schuilnaam yasmin.
Ik ben een vrouw en woon in Halle 1500 (België) en mijn beroep is gepensioneerde leerkracht Nederlands.
Ik ben geboren op 30/06/1946 en ben nu dus 78 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: poëzie, theater, oosterse cultuur, muziek en koken.
Ik publiceerde 4 dichtbundels (De dagen van de winter, Jagen, Sapkracht en De tuinen van Thevenet). In 2006 acteerde ik in 'De koffers zijn gepakt', een theaterproductie van het Masereelfonds, als eerbetoon aan Bertold Brecht.
een lief okerkleurig scharminkel
literatuur, cultuur, small talk
01-12-2020
SIGN OF THE TIMES
Zondagavond 29 november voor het eerst een live-stream voorstelling bijgewoond van het Internatinaal Theater Amsterdam. Het ging om een originele presentatie van het nieuwe boek van David Van Reybroeck, Revolusi, over de onafhakelijkheidsstrijd in Indonesië.
Het was een fijne ervaring. Prachtige fragmenten uit De Stille Kracht van Louis Couperus werden voorgedragen, ook Indonesische poëzie. Indringende theaterscènes werden door het gezelschap van het ITA opgevoerd. Was helemaal tevreden van mijn toneelavond. Het beeld was scherp, het geluid aangenaam en helder en de enscenering fabuleus!
Ik citeer:
'Mattijs van Nieuwkerk in gesprek met David Van Reybrouck. In deze speciale livestream-editie van de programmareeks Sign of the Times werken David Van Reybrouck, Ivo van Hove, het ITA-ensemble, De Balie en De Bezige Bij samen en duiken we aan de hand van literaire teksten, theaterscènes, persoonlijke getuigenissen, historisch materiaal en gesprekken met David Van Reybrouck in de geschiedenis van Indonesië.'
Revolusi:
'Vijf jaar lang werkte David Van Reybrouck aan zijn nieuwe boek Revolusi. Hij reisde door de hele Indonesische archipel, Japan en Nepal en interviewde de laatst nog levende getuigen van de onafhankelijkheidsstrijd. In zijn boek brengt hij een veelheid aan perspectieven samen en presenteert hij de Indonesische strijd om zelfstandigheid als een gebeurtenis die niet alleen Nederland, maar de wereld veranderde.'
Bijzondere gasten
Tijdens deze avond zullen er twee bijzondere gasten zijn. Twee personendie ook voorkomen in Van Reybrouck's boek. Goos Blok, een 92-jarige veteraan die eind 1947 als dienstplichtige naar Indonesië ging en de 94-jarige Francisca Pattipilohy, een levende getuige van de koloniale, Japanse en Republikeinse tijd.
Het gevecht met de indiaan, die leek op de actrice Annemie Hildebrand (zij die het vreselijk vond toen ze haar maandstonden kreeg en er borstjes op haar lichaam groeiden) in Blackout, de nieuwe serie bij VRT, was lang en uitputtend geweest.
Wij lagen beiden op de grond. Tot mijn grote verbazing lag de indiaan boven op mij, slap, bewegingloos, reddeloos verloren. Zijn ogen gesloten. Zijn gelaatstrekken waren die van een uitgemergeld iemand en hij leek zo intriest.
Ik bevrijdde mijn rechterarm. Mijn rechterhand streelde de indiaan.
2.
Ik stond voor de klas, ging achter mijn bureau zitten. A. zwaaide al een hele tijd met zijn armen. Ik negeerde hem. Plots stond hij naast mij, zijn enorme lichaam benam mij het licht, het zonlicht dat vaagjes door het raam scheen.
Hij haalde een briefje uit zijn zak en gaf het mij. Ik vroeg hem even opzij te gaan, want zijn schaduw belette me te lezen wat er op het papiertje stond.
Toen zag ik het, er stond alleen een cijfer op: 22.
Zijn roman Apeirogon, een wonderlijk hybride roman, in de kern rustend op fantasie, maar aangevuld met historische gebeurtenissen, herinneringen, citaten en de beschrijving van schitterende en tegelijk onthutsend-tragische scenery. De hoofdpersonages, de Palestijn Bassan Aramin en de Israelier Rami Ethanan zijn allebei vader van een dochter en worden geconfronteerd me het ergste dat een ouder kan overkomen: het verlies van een kind door oorlogsgeweld.
Colum Mc Cann belicht hun geschiedenissen, hun mysterieuze wereld, hun cultuur, de brute realiteit waarin ze leven.
De roman bevat 1001 hoofdstukken. Zoals in de vertellingen van 1001-nacht. Maar sommige hoofdstukken bestaan maar uit 1 zin, daarom maken zij zoveel indruk. Deze zinnen zijn commentaren, samenvattingen, opmerkingen, flarden herinnering...
Bijvoorbeeld:
De kogel sloeg tegen de achterkant van Abirsschedel, viel op het wegdek en hervond zijn vorm.
Vijf jaar lang waren ze de best betaalde bouwvakkers in de regio: ze noemden het de Sjekelmuur.
(Over de Palestijnse bouwvakkerd die 'De Muur' moesten bouwen).
Khamsin -het Arabische woord voor vijftig- is de naam van de winden die in een periode van vijftig dagen, heet en zandbeladen, van het zuiden naar het noordoosten waaien.
Onder de Johannesbroodboom, waar de menigte stond, las Rami uit de kaddisj en later uit het lied van Salomo.
Maar wat me het meest bevalt is Colum Mc Cann's lyrische, melancholische en muzikale manier van vertellen: hij is niet voor niets een Ier - en als er een volk is dat deze kunst perfect beheerst, zijn het de Ieren... Open de link onderaan, dan kom je op de pagina van amazon audible en luister naar Colum Mc Cann's voordracht.
Maar wat me het meest bevalt is Colum Mc Cann's lyische, melancholische en muzikale manier van vertellen: hij is niet voor niets een Ier - en als er een volk is dat deze kunst perfect beheerst, zijn het de Ieren... Open de link onderaan, dan kom je op de pagina van amazon audible en luister naar Colum Mc Cann's voordracht.
In de maand mei begon ik met nota's te nemen over de pandemie covid 19, een mysterieuze ziekte die de wereld heeft overrompeld. Maar toen hoorde ik zoveel verhalen, zoveel vreselijke en ongelooflijk belachelijke verhalen, dat ik stopte met schrijven.
Maar nu zijn we de maand september. We zijn nog niet genezen, mensen gaan slordig om met de maatregelen tegen de pandemie. Ik vind dat men van in het begin te laks is geweest en te vlug de lockdown heeft versoepeld.
Er zijn landen waar de problemen zowat zijn opgelost. Landen met een gedisciplineerde bevolking.
Hieronder dus mijn uitgewerkte nota's, en een foto betreffende de zoveelste tip (het gebruiken van de bloem echinaforce als geneesmiddel).
authentiek ontbijt, registratie van een chat
onthutst keek zij naar de broodkruimels onder tafel, zag het witte walmen boven de nieuwe koffiezet. dacht aan verdriet, wou er eigenlijk niet aan denken. sloot haar kanalen, nipte gulzig van de mix uit guatemala, colombia en kenia, met liefde bereid door zorgzame handen in de nacht. echinaforce, zei je, of een ander preparaat. werkt bij covid 19! gebruik de pure mist verstuiver, ruik de pittige bloemengeur. ach, hoor je hoe de klokken luiden voor de zoveelste covid 19 dode? droefheid, neuriede zij, wat is droefheid? treurnis, hartzeer, melancholia, saudade, suerte? ben te moe, te verdrietig om nog droef te zijn. als we echt door en door treuren, als we echt lijden, kunnen we het niet meer zeggen, soms. al die dode oudjes in de wzc, de lijkjes in de gymzaal. zij vond geen tranen. word dan maar eens negentig, lig dan verschrompeld, op je buik nog wel, eenzaam en gerimpeld in je bedje. buiten schijnt een harde zon, maar het licht bezorgt mij kriebels. zij niest en zij niest, opent zich, danst en danst. de dag begint.
Mijn grootse ontdekking sinds het uitbreken van Covid 19, de tijd waarin lezen mijn hoofdbezigheid was, is de Duitse schrijfster Juli Zeh.
Ik las achtereenvolgens 5 romans van haar en was helemaal in de wolken over Ons soort mensen, in het Duits Unterleuten, uitgegeven in 2018.
Juli Zeh heeft met "Ons soort mensen' een meesterwerk geschreven. Het lijkt alsof Linda in het paradijs is beland in het dorp Unterleuten. Maar de plattelands-idylle wordt wreed verstoord wanneer een investeringsmaatschappij besluit er een windmolenpark te gaan bouwen. Twee dorpsgenoten, een belegger en een boer, zijn bereid grond te verkopen voor een paar miljoen euro, maar dat grondgebied is nét te klein. Als Linda ook verkoopt is er wel genoeg plek. In gedachten ziet ze haar droom in vervulling gaan: eigenaar van een manege worden. Ze probeert het onderste uit de kan te halen. Dan is er nog een doorgewinterde herrieschopper, die alles op alles zet om het windmolenpark tegen te houden. Oude geschillen steken de kop op in het dorp – hoeveel intriges kunnen de bewoners aan?
Juli Zeh ontleedt de personages meesterlijk en met subtiele humor en laat hun ware gezichten zien. "Ons soort mensen' is een bestseller in Duitsland!
Dit is een politiek boek. Juli Zeh zet iedereen in zijn (haar) hemd: de linksen, de conservatieven, de groenen... met verhelderend inzicht toont zij de mens in al zijn verzuchtingen, in al zijn lichtende en donkere kanten. De mens ondergeschikt aan zijn lot, ondanks al zijn positieve en negatieve betrachtingen, zijn extreme en gematigde uitgangspunten, al dan niet gestaafd en ondersteund door de wetenschap of de politiek. Ik ben overoverenthousiast!
Wat een intelligente schrijfster, wat een dame!
Juli Zeh werd in 1974 in Bonn geboren, maar woont en werkt sinds 1995 in Leipzig. Zij is de dochter van professor Dr. Wolfgang Zeh, één van de belangrijkste Duitse ambtenaren (van 2002 tot 2006 directeur van de Bundestag). Zeh is juriste gespecialiseerd in Volkenrecht. Zij publiceert ook veel essays. In 2010 stond zij op de lijst van de 100 invloedrijkste vrouwen van haar land op de 29ste plaats..
Auteur: Juli Zeh Uitgever: Ambo Anthos
Nederlands Paperback 9789026341694 Druk: 1 februari 2018 672 pagina's
Blij dat de lock down misschien wat strenger wordt. Veel mensen lappen de regels aan hun laars, niet goed.
Vannacht gedroomd, heel vreemde, fantastische droom. Ik bevond mij in jong, creatief gezelschap. Zij maakten reuzengrote, heel kleurige schilderijen, blauw, rood, geel, groen, heel vlekkerig en abstract chaotisch, maar heel opwindend om naar te kijken. Zij maakten ook poppen uit gekleurde lappen, het waren grote poppen, met segmenten: het hoofd, dat heen en weer bungelde, romp, armen, benen, blijkbaar losjes aaneen bevestigd, want afzonderlijk beweeglijk. Beetje Royal de Luxe, beetje kokinshu...
Zij hingen aan de muren, lagen op de tafels, laveerden doorheen mijn droom. De jonge kunstenaars hadden buitenaardse gezichten, sommige vol sproeten, andere gerimpeld. Het ging er vrolijk aan toe, maar ik herinner me vaag dat er ook een dreiging in de lucht hing, iets onnoembaars maar ontegensprekelijk beangstigend... Als ik mijn droom terug oproep, ben ik nog steeds verrukt om de schitterende motieven op de stoffen omhulsels van de poppen, Laura Ashley, Keith Haring, Frieda Kahlo, de impressionisten...
Het is zomer en de Covid19-ellende is zo goed als achter de rug. Ondanks alle mij aangeboden betoogjes, spelletjes, oefeningen, nominaties en activistische uitnodigingen om 'mee te doen', met de bedoeling de maatschappij stante pede te 'veranderen' (de wereld NA Corona dus) ben ik gewoon rustig thuis gebleven. Zo veel mogelijk proberen te ontspannen en te slapen en ja, ik droom weer elke nacht. Goed teken.
Ben van plan deze heerlijke zomermaanden op dezelfde manier door te brengen. De tekst van Yoshihito KENKO, een Japans schrijver uit de 13de-14de eeuw - uit zijn postuum uitgegeven meesterwerk, de Tsurezuregusa - lees ik steeds opnieuw. Ik vind de gedachten en overpeinzingen van Kenko, die zijn positie aan het keizerlijk hof inruilde voor een bestaan als dichter en kluizenaar, heel inspirerend!
Niets dwazers dan in beslag te worden genomen door faam en winstbejag. Misschien lijkt het wenselijk om een naam na te laten die niet gauw vervliegt. Een mens wil graag een reputatie nalaten van wijsheid en geestelijke verfijning, maar als je er even bij stilstaat betekent dat alleen dat hij zijn hart wil ophalen aan lofbetuigingen. Noch degenen die ons prijzen, noch degenen die ons door het slijk halen zullen het lang uithouden op de wereld; ook zij die naar hen luisteren zullen spoedig verdwenen zijn. Voor wie moeten we ons dan schamen en door wie willen we graag worden erkend? Bovendien leidt roem tot lasterpraat Het heeft geen zin een goede naam na te laten; na winstbejag en het streven naar een hoge positie is dat toch wel het allerdomste.
Als ik een goede raad mocht geven aan diegenen die kennis en wijsheid nastreven, zou ik aanstippen dat kennis tot bedrog leidt en artistieke begaafdheid tot een toename van zondige begeerten. De ware kennis is niet iets waarover anderen je inlichten of dat je verwerft door te studeren. Waaruit bestaat kennis dan wel? Gepast en ongepast gedrag komen uiteindelijk op hetzelfde neer. Wat zullen we dan 'goed' noemen? De ware wijze bezit geen kennis, geen deugdzaamheid, geen verdiensten en geen roem. Wie kent hem, wie zingt er zijn lof? Ik wil niet zeggen dat hij zijn deugden verdoezelt of zich voordoet als domoor; van in den beginne heeft hij zich verheven boven wijsheid en dwaasheid, winst en verlies.
Al het bovengenoemde geldt voor degenen die zich laten misleiden tot het streven naar eer en gewin. Alles op onze wereld is onwerkelijk. Niets is het waard om over te praten of naar te verlangen.
Yoshida Kenko, De kunst van het nietsdoen, Uitgeverij van Oorschot, eerste druk maart 2020, vertaald door Jos Vos. https://www.bol.com/nl/f/de-kunst-van-het-nietsdoen/9200000125006091/?country=BE (met recensie in de Groene Amsterdammer).
Ben er mj compleet van bewust dat ik een soort Covic19 - dagboek schrijf, met als aandachtspunt de maan, gezien door de ogen van de Yoshitoshi. Want wat kun je beter doen dan naar de maan kijken, nu we overspoeld worden door de paranoia van de Corona-pandemie, al meer dan twee maanden lang?
Tot nu toe publiceerde ik alleen maar gracieuze Japanse en Chinese dames die lonkten naar de maan, maar Yoshitoshi maakte ook woodblock prints van Japanse en Chinese helden.
In de eerste prent, The Gion District (Gionmachi), zien we een scene uit het befaamde Kabuki toneelstuk Chushingura: een jongeman die een brief brengt naar een theehuis in Kyoto.
Op de tweede prent The village of the Shi clan on a moonlit night (Shikason tsukiyo) zie je een getatoueerde leraar gevechtssporten en in de derde prent, Mount Ji Ming moon (Keimeizan no tsuki) kijkt de Chinese held Zi Fang (Zhang Liang) in wijdse mantel naar de maan (in 800 voor Chr.)
The Gion District (Gionmachi) In this scene from the famous Kabuki play Chushingura, the young Oishi Rikiya delivers a letter containing news about the forty-seven Ronin to the Ichiriki Teahouse in Kyoto where his father, Oishi Yuranosuke, is secretly organizing a vendetta to avenge his master’s death. (printed October 1885)
The village of the Shi clan on a moonlit night (Shikason tsukiyo) Shi Jin, a fictitious martial arts instructor from the Chinese novel Shui hu Zhuan (The Water Margin), became an outlaw-hero when bandits attacked his village. He first captured them, but after hearing their story about corruption and suppression, joined them and fled to the marsh lands of the book title. Shi Jin's nickname Kumonryu (the nine dragoned) reflects his spectacular tattoo pattern. (printed November 1885)
Mount Ji Ming moon (Keimeizan no tsuki) Zi Fang (Zhang Liang) was a hero of the wars which led to the establishment of the Han dynasty in China in around 200 BC. According to one version of the story, Zhang Liang climbed Mount Ji Ming on the eve of the decisive battle, and played the flute so beautifully that the enemy soldiers became homesick. They fled their camp in large numbers, leaving their commander no other option than to commit suicide. (printed June 1886.)
Eigenlijk ben ik nog altijd dolblij met de lockdown. Eigenlijk wil ik al lang stoppen met social media, met facebook in het bijzonder. Maar stel me daarbij dan ook vragen over mijn sociaal gedrag. Mijn relaties met anderen. Heb ik mensen nodig of zou ik op een verlaten plek kunnen wonen? Onmiddellijke correctie: weet dat er zoiets als eenzaamheid en isolatie bestaat. Weet dat social media misschien kunnen bijdragen om sommigen het gevoel te geven dat ze er niet alleen voor staan. Maar mensen kunnen zeuren als kleine kinderen. Tegenwoordig moet je voor of tegen de lockdown zijn. Wablief? Bij de Halse bib kun je online boeken bestellen, je moet ze dan gaan afhalen (als ze in reserve zijn). Zo lees ik nu de Duitse auteur Juli Zeh. Een ontdekking! Op p. 18 van Lege Harten stond deze zin: wij weten tegenwoordig niet meer wat wij moeten denken. Tja, ik weet het ook niet meer! Gaat ons leven echt drastisch veranderen door de Covid 19 crisis? Ach, heb besloten mij geen vragen meer te stellen, niet mee te doen aan het opbod van meningen en analyses. Vind mijn huidig leventje fijn: alle dagen kokkerellen, lezen, schrijven, in mijn tuintje rommelen, mijn poëzie op mijn nieuw geïnstalleerde app Voicerecorder opnemen. En ik blijf voorlopig kijken naar de sublieme woordblockprints van Yoshitoshi. Naar de maan kijken is troostend, ontspannend, doet je dromen van schoonheid.
Mount Yoshino midnight-moon (Yoshinoyama yowa no tsuki)
Iga no Tsubone, a court lady with the exiled emperor Go-Daigo, withstands and exorcizes the spirit of the courtier Sasaki no Kiyotaka under a full, but heavily clouded moon. Kiyotaka, adviser to Emperor Go-Daigo, was forced to commit suicide in 1333, and his angry spirit haunted the Emperor’s temporary court in the Yoshino Mountains. (printed January 1886)
The Yugao chapter from “The Tale of Genji” (Genji yugao maki)
The ghost of Yugao, one of Prince Genji's conquests, floats above a trailing vine bearing the moonflowers (yugao) after which she is named. Yugao died at the age of 19 during a secretive romantic night with Genji, supposedly cursed by the ghost of a jealous rival. This stunning design was known in Europe, and has no doubt influenced the Art Nouveau movement. (printed March 1886.)
A glimpse of the moon (Kaimami no tsuki)
A design that is irreverently known as "Peeping Tom". Ko no Moronao, the chief retainer of the 14th century shogun Ashikaga no Takauji, fell in love with Lady Kaoyo, the wife of a court official, and bribed her maids to arrange for him to glimpse her after her bath. When Kaoyo rejected his advances, Moronao had her husband and his family executed. Moronao is also the villain in the Chushingura, the 18th century play about the Forty-seven Ronin, that was deliberately set back in time in order to avoid censorship. (September 1886)
Als intro even deze vraag op de site van Poezie-Centraal en het antwoord van Johanna M. Pas:
P-C: Heeft de Corona-crisis jou al geïnspireerd tot een gedicht of denk je dat dat in de toekomst nog het geval zal zijn?
JP: Nee, dus. Meer tijd om te schrijven is er niet. En als die tijd er wel zou zijn, weet ik niet of ik er nu over zou kunnen schrijven. Crisissen zoals deze - net zoals kanker hebben drie jaar geleden.- hebben op mijn schrijven een verlammend effect. Zeker op mijn poëzie. Mijn pen lijkt dan te klein om de grootsheid van wat me overkomt te vatten. Ik heb dan meer behoefte aan een hamer en een aambeeld, iets om heel hard op te slaan. Pas als er tijd overheen is gegaan en alles bezonken en verteerd is - en als humus op de bodem van mijn voeten ligt - slaag ik erin erover te schrijven. Ik voel een grote bewondering (en jaloezie) voor schrijvers die op het moment zelf hun pen als wapen tegen de werkelijkheid kunnen gebruiken.
Poëzie schrijven lukt mij pas als in mijn hoofd een stilte valt.
Voel me idem dito! Dankje, Johanna!
Alhoewel ik niet verlang naar een hamer en een aambeeld, maar naar een wolk waarin ik mij kan verbergen. Of ik wil de schaduw van een dennentak bestuderen in het maanlicht. Of ik wil uit wanhoop een douche nemen in een ijskoude rivier. Of ik schrijf een gedicht.
1. Woman watching the shadow of a pine branch cast by the moon This picture illustrates a verse by the celebrated haiku master Takarai Kikaku (1661-1707): "Bright moon - across the tatami mats shadows of pine branches" (printed October 1885). Stevenson* points out that, based on the hairstyle, the round uchiwa fan, and several other style elements, this design probably is a homage to Utamaro (1754-1806)
2. Moon of pure snow at Asano River (Asanogawa seisetsu no tsuki) The girl plunging into the icy Asano River with her hands clasped in prayer is Chikako. She hopes that her suicide will persuade government officials to release her father, Zeniya Gohei (1773-1855), from prison. However, her sacrifice fails to impress the authorities, and her father eventually dies in prison. Two startled cranes, often seen as a symbol of justice and longevity, are fleeing from the scene. Together with the reeds they form an essential part of the beautiful triangular design.
3. Michizane composes a poem by moonlight Sugawara no Michizane (845-903 AD) was a courtier who was posthumously deified as Tenjin, the god of music, literature, and calligraphy. At age eleven, he composed the following poem in classical Chinese form: “The moon glimmers like bright snow, and plum blossoms appear like reflected stars - Ah! The golden mirror of the moon passes overhead as fragrance from the jade chamber fills the garden.” (printed January 1886)
Authentiek ontbijt - registratie van een chat Nu maar pas wakker. Onthutst keek zij naar de broodkruimels onder tafel, zij zag het witte walmen boven de Pure Mist verstuiver, rook de pittige citrusgeur, hoorde de klokken luiden voor de zoveelste Covid19 dode.
Zij dacht aan verdriet, wou er eigenlijk niet aan denken, sloot haar kanalen, nipte van haar koffietje, een mix uit Guatemala, Colombia en Kenia, met liefde bereid door zorgzame handen in de nacht. Droefheid, sprak zij, wat is droefheid? Treurnis, hartzeer, melancholia, saudade, suerte? Wij zijn te verdrietig om nog droef te kunnen zijn. En als we echt door en door treurig zijn, als we echt lijden, kunnen we het niet zeggen (soms). Al die dode oudjes in de verpleeghuizen...
Zij vond geen tranen. Wordt dan maar eens 80, lig dan verschrompeld, op je buik nog wel, eenzaam en gerimpeld in je bedje... Buiten schijnt een harde zon, het licht bezorgt haar kriebels, ze niest en niest, opent zich, danst en danst. De dag begint. (Yasmin)
Het zijn natuurlijk sowieso droeve tijden, waarin we, en dat is anders niet het geval (bijvoorbeeld met griep) elke dag over het aantal doden wereldwijd geïnformeerd worden. Ook bekendere mensen, uit de showbizz, het openlijke leven, etc. sterven duidelijk zichtbaarder voor het eigen bewustzijn. De laatste zanger/gitarist die vandaag overleed, John Prine, kende ik nauwelijks, toch een paar video's bekeken. Een paar dagen geleden was het ook met Pussy Galore (intussen 94) voorbij, Bondgirl in Goldfinger. Enz.enz. Niet allemaal door Corona. Dan las ik vanmorgen in Vrij Nederland een artikel over de schrijver Frans Kellendonk, al 30 jaar dood, landde daarmee weer op YouTube en kwam ten slotte terecht op een Site van het Letterkundige Museum, waarin iemand in tientallen video's (de meeste bekeken) een witte roos legt op het graf van Nederlandse en Vlaamse schrijvers, van Hadewijch tot Jan Wolkers, zeg maar, Deelder is er nog niet bij. Inhoudelijk zijn die video's niet erg diepgravend, maar het is mooi, nou ja mooi, om te zien waar ze allemaal wel of niet begraven zijn. Dus ook een dag met doden. Daarna nog gedeeltelijk een oud VPRO Programma met Wolkers bekeken... https://www.youtube.com/user/LetterkundigMuseum2 Dus wel een zweem van droefenis vandaag, ook (Jott)
Daarom verkies ik de ingesteldheid van de Japanners: zij hebben droefheid ingebed in hun dagelijks leven, in hun levenshouding, in hun basisattitude, die kan worden samengevat in drie woorden:
wabi-sabi (het schoonheidsideaal van eenvoud, terughoudendheid en elegantie), mono no aware (het diep geroerd raken door de schoonheid en de vergankelijkheid van de natuur) en ukiyo-e (de drijvende wereld, ook zeepwereld genoemd, de wereld van het vertier).
Ik plaats bij alle volgende sessies op deze plek prints uit de collectie 'A Hundred Views of the Moon van Yoshitochi Tsukiyoka
1.The Courtesan Takao
Takao is the name used by several celebrated courtesans who lived in Edo in the 1600s and early 1700s. It is not known which Takao is depicted here, but Stevenson* suggests that it may be the 6th Takao, who was also known for her writing talents. Early in the morning her lover has just left the pleasure quarters to return to the city. She hears the lonely call of the cuckoo at dawn, and composes the accompanying verse as she imagines her lover arriving at the boat landing in Komakata: "By now you must be near Komakata - a cuckoo calls." (printed October 1885)
2.Chang'e flees to the moon (Joga hongetsu tsuki)
According to one version of this Chinese legend, the Queen Mother of the West rewarded the husband of Chang'e with the elixir of immortality. She stole and drank it, and fled to heaven where she became the spirit of the moon. (printed October 1885)
3. Rising moon over Mount Nanping (Nanpeizan shogetsu)
This scene from the Chinese novel "The Romance of the Three Kingdoms" shows Cao Cao (150-220 AD), at the time the most powerful ruler in northern China, standing in a small boat, overlooking the Yangtze River. If the crows flying towards the moon bring good news - as they in Asia often do - they are bringing it somewhere else. After several brilliant victories, Cao Cao was defeated in the year 208, in the decisive battle of Chibi (The battle of the Red Cliffs) on the Yangtze. Cao Cao was also an established poet who contributed to reshaping the poetry style of his time. The Red Cliffs reappear in print #81. (October 1885)
Zo lang geleden is het, dat ik nog inlogde op deze blog: sinds 31 mei 2019! Bijna een jaar dus. Heb mijn (door intimici gekende) aversie en tegelijk 'verknochtheid' voor facebook vandaag overwonnen, ttz. had zin om dingen te schrijven die meer ruimte vereisten dan mogelijk op facebook.
Facebook is me dikwijls te vluchtig.
Nochtans was het een post van de Nederlandse schrijfster Manof Uphoff op facebook die me ertoe aanzette dit opstelletje te beginnen. Zij presenteerde op originele wijze een kunstboek, door het met een camera te doorbladeren: Yoshitoshi's One Hundred Aspects Of The Moon. Omdat ik de laatste tijd veel naar de maan heb zitten staren en foto's heb genomen van 'de superroze maan', te zien in de nacht van dinsdag 7 maart en in de ochtend van woensdag 8 maart, was ik helemaal gebiologeerd en echt 'vertrokken'.
De woodblockprints van Yoshitoshi Tsukioka zijn subliem.
Daar ik heb besloten heb tot mezelf terug te keren en te schrijven over onderwerpen en domeinen waar ik al jaren aan verknocht ben, deels om persoonlijke redenen, deels omdat ik door mijn interesses en achtergronden (oa door mijn opleiding en praktijk als leerkracht geschiedenis) daarheen automatisch werd gedreven en ook ben gevormd.
Ik bedoel: het Verre en Nabije Oosten.
Let wel: ik was vroeger ook enthousiast over de Toearegs in Noord Afrika (geloof dat ik als kind - wij woonden nog bij Bobonne en Parrain- in een oud historisch krantje in Halle, genaamd de Gazet van Halle, over dit geheimzinnig volk een feuilleton gelezen had), de Indianen van Noord-Amerika en Ierland, omdat ik ondertussen Dylan Thomas ontdekt had.
Het Verre Oosten dus en Japan in het bijzonder.
Daarom open ik de nieuwe sessies op deze site met deze prachtige cover en een foto van Yoshitoshi.
Yoshitoshi's One Hundred Aspects Of The Moon by John Stevenson
Tsukioka Yoshitoshi (1839-1892) was the most influential and prolific woodblock print artist of Meiji Japan. This book presents his masterpiece, the wildly popular One Hundred Aspects of the Moon (Tsuki Hyakushi). The series was begun in 1885 and completed just before the artist's death in 1892.
Islam en science fiction? Hoe? Islam benadrukt het verleden, de tijd van de profeet en van Medina, terwijl SF zich richt op de toekomst, zodus: hoe gaan die twee samen? Eerst en vooral wil ik SF definiëren zoals ze gedefinieerd staat in The Penguin Dictionary Literary Terms and Literary Theory (het Pinguin Woordenboek van Literaire Termen en Literaire Theorie): een literair genre ‘als een verhaal dat zich afspeelt in een veranderde of alternatieve realiteit’. Dit kan gaan over onderwerpen die verder reiken dan de grenzen van het menselijk normale, maar ook over veranderingen in de vertrouwde menselijke wereld‘. Deze definitie omvat utopieën en dystopieën, het leven op andere planeten, reizen in de tijd, toekomstige oorlogen. Maar wat het verschil maakt met andere literaire genres als fantasy, is de rol van de technologie in het alterneren van de realiteit. Nu, hoe past Islam in deze definitie?
Islam ligt aan de basis van SF. De eerste Arabische proto-SF werd geschreven in de geest van een islamitische utopie. Islamitische/Arabische geleerden in de islamitische Gouden Eeuw (tussen de 6de en de 12de eeuw), tijdens de uitbreiding van het islamitische Rijk, dachten na over religie en wetenschap in hun voorstelling van de ideale islamitische wereld. Als voorbeeld kunnen we de 9de eeuwse al- Madīna al-fāḍila (The Virtuous City) noemen, geschreven door de filosoof en logicus Al- Fārābī (872-950/951 CE). Dit boek beschrijft een ‘perfecte maatschappij’, geregeerd door moslimfilosofen die zijn beïnvloed door Plato’s ‘Republiek’ (gedateerd: 380 voor Chr). In deze virtuele stad is de structuur en de ontwikkeling van het geluk van iedere inwoner het sleutelbegrip. Gelinkt aan deze utopie is Medina, de stad waar de eerste moslimgemeenschap zich rond de profeet Mohammed ontwikkelde.
Dit thema bleef aanwezig tot op het moment dat de eerste moderne Arabische literatuur werd gepubliceerd. Bijvoorbeeld in het boek Rajul taḥt as-Sifr (De man met een temperatuur beneden nul, 1965) van de Egyptische filosoof, journalist en auteur Muṣṭafā Maḥmūd, die beschouwd wordt al de peetvader van de Arabische SF. In dit boek voorspelt een professor de toekomst van Egypte als een wereld gecontroleerd door materialistische interesses en de prognose is: alleen de terugkeer naar God kan de mensen redden.
Reuven Snir beschreef Rajul taḥt as-Sifr als ‘Islamic sci-fi’, een genre dat hij definieert als islamitische promotie via SF. Deze ideeën kunnen bepaalde islamitische opinies en theologische termen bevatten, twee zaken die gezien werden als alternatieven voor nationalisme, liberalisme en ander dominante politieke topics in het discours van de Arabische politieke wereld. Maar islamitische SF heeft ook andere vormen aangenomen dan utopische verhalen. Strips van Nāyyif al-Muṭṭuwa voor jongvolwassenen, getiteld al-tisʿah wa tisʿūn (The 99) spelen zich af in het alternatieve universum van de 99 superhelden.
Elke held is van een ander deel van de wereld en belichaamt een van Allah’s 99 kenmerken die vernoemd worden in de Qurʾan (Koran), zoals generositeit, wijsheid en kracht.
Islamitische SF beperkt zich niet to de Arabische wereld. De Ethiopische moslim SF schrijver Mäkonnen Endalkaččäw bijvoorbeeld, beeldt ‘realiteit’ uit in zijn verhalen, tegelijk met een angstwekkende en ontzagwekkende inspiratie (cosmic horror, de werken van Allah). De meeste van zijn boeken werden gepubliceerd vorige eeuw in het Amhaars, een Semitische taal in Ethiopië.
Voor de Engelstalige lezers kan de anthologie A Mosque Among the Stars (2008), uitgegeven door Muhammad Aurangzeb Ahmad en Ahmed Khan worden gedownload op de website www.islamscifi.com. Islamitische SF wordt hoogstwaarschijnlijk niet aanvaard door iedereen. al-Muṭṭuwa bijvoorbeeld wordt een ketterse pion van het westen genoemd. Daarenboven is islam niet alleen distopisch. Islam in Europa wordt bijvoorbeeld uitgebeeld in het Frans door Houllebecq’s dystopische roman Soumission (Onderwerping, 2015, English trans. Submission, 2015).
Science fiction wordt dikwijls omschreven als een genre dat de toekomst zou voorspellen, niet alleen wat betreft technologie, maar ook hoe het mensdom hierdoor zou worden beïnvloed. Dezelfde bemerking zou kunnen gelden voor islamitische SF, die steeds maar meer wordt gedomineerd door technologie: zal het een spirituele toevlucht worden, een hang naar de toekomst, of beide?
Desiree Custers Vertaling uit het Engels: Nicole Van Overstraeten Voor meer artikelen van deze auteur: zie blog https://issabramil.wordpress.com/
Islam and science fiction? How? Islam emphasizes the past, such as time of the prophet and Medina while sci-fi focuses on the future, so how do these go together?
So, first off, let me define sci-fi using the definition of The Penguin Dictionary Literary Terms and Literary Theory as a literary genre containing: “a narrative which is set in an alternative or altered reality. This can either contain topics that go beyond the confines of the normal human (…) but also changes to the familiar human world.” This definition includes utopias and dystopias, life on other planets, time travel, future war. But what makes it different from other literary genres such as fantasy, is the role of technological in altering the reality of the narrative. Now how does Islam fit in to this definition?
First of all, Islam lays at the foundation of modern Arabic science fiction. The first Arabic proto-science fiction was written with the idea of an Islamic ‘utopia’ in mind. Islamic/Arabic scholars in the Islamic ‘scientific golden Age’, (between the 6th and the 12th century) under the expansion of the Islamic empire, reflected on religion and science in their imagination of the ideal society. Take for example the 9th century al- Madīna al-fāḍila (“The Virtuous City”) written the philosopher and logician Al- Fārābī (872-950/951 CE). This book describes a ‘perfect society’ ruled by Muslim philosophers influenced by Plato’s Republic (dated around 380 B.C.). In the virtuous city, it is the structure and development of each of the inhabitants’ happiness that is key. Reference to this utopia is Medina, the city in which the first Muslim community of the prophet.
This theme remained when modern Arabic literature was first published. See for example Rajul taḥt as-Sifr (‘The man with a temperature below zero’, 1965) by the Egyptian philosopher, journalist and author Muṣṭafā Maḥmūd who is considered as the “father of Arabic SF”. In it, the main character, a professor, predicts Egypt’s future as one in which the human life controlled by materialistic interests and forecasts that people will only be able to turn to God for redemption.
Reuven Snir has described Rajul taḥt as-Sifr as ‘Islamic sci-fi’, a genre which he defines as promoting Islamic concepts through sci-fi. These concepts can be certain religious views and terms common to Islamic theology, two things that were/are viewed as an alternative to nationalism, liberalism and other dominant political discourses in Arab politics.
(Some of the superheroes from ‘the 99’)
But Islamic sci-fi has also taken on other forms than utopian narratives. Nāyyif al-Muṭṭuwaʿ’s comic series for young adults titled al-tisʿah wa tisʿūn (‘The 99’) takes place in the alternative universe of the 99 superheroes. Each of them is from a different part of the world and embodies one of Allah’s 99 characteristics which are mentioned in the Qurʾan (such as generosity, wisdom and strength) in the series that ran from 2007 until 2014.
Islamic sci-fi is not limited to the Arabic world. The Ethiopian Muslim sci-fi writer Mäkonnen Endalkaččäw, for example, portrays “reality” in his stories as both terrifying (cosmic horror) and awe inspiring (the workings of Allah). Endalkaččäw works were mostly published in the mid of the previous century in the Amharic language. For those reading English, the anthology A Mosque Among the Stars (2008) which is edited by Muhammad Aurangzeb Ahmad and Ahmed Khan can be downloaded on the website www.islamscifi.com.
Cover of A Mosque Among the Stars
Islamic sci-fi has not been positively accepted by everyone. al-Muṭṭuwaʿ has for example been called a heretic and pawn of the West. Furthermore, Islam is not only ‘utopian’. Islam in Europe is for example displayed in French writer Michel Houllebecq’s
dystopian novel Soumission (2015, English trans. Submission, 2015). The novel is set in France in 2022, when the national election is won by a Muslim party (supported by a Socialist Party) which upholds traditionalist and patriarchal values.
(Cover of Soumission)
Sci-fi has often been described as a genre predicting the future, not just what technology will look like, but also how it will affect the human kind. The same claim could be made about sci-fi’s take on Islam in a future that is increasingly dominated by technology: will it become a spiritual resort, a cling to the past, or both?
For more articles written by this author visit her blog at: https://issabramil.wordpress.com/
Onderstaand verhaal werd in het Engels opgetekend door Desiree Custers, die een master Arabistiek voorbereidt iaan de KU Leuven. Zij was op stage in Amman.
Wanneer ik pas gearriveerd was in Amman, Jordanië, vertelden vele mensen me dat de gemakkelijkste en goedkoopste manier om me te verplaatsen in de stad Uber was, Careem of een taxi. Toch was de kostprijs om te reizen van en naar mijn werk (9 kilometer) hoger dan verwacht. Zodoende moest ik op zoek naar een alternatief.
En ik vond een alternatief: online ontdekte ik een ‘niet-officiële’ buskaart van de stad en die bleek de beste route aan te geven naar mijn kantoor. Elke ochtend streefde ik ernaar die bus te halen. Waarom ‘streefde’? Wel, eerst probeerde ik de bus van halfnegen te nemen. In de ochtend wandelde ik 1 km naar de benedenstad, van Al-Webdeh naar de hoofdstraat en wachtte. De bussen reden niet volgens een vastgesteld schema, noch hadden zij vaste stopplaatsen. De bus van halfacht stopte dikwijls niet, want hij zat vol. Het duurde een tijdje voor ik besefte dat de bus van 9u. een betere optie was.
Mijn medebewoner had me reeds gezegd dat alleen de minder begoeden de bus namen, vooral Aziatische vrouwen en Egyptische mannen. Toen ik op een keer wachtte op de bus in de ochtend, ontmoette ik een jonge Soedanees en een vrouw uit Sri Lanka die beiden naar Amman waren gereisd voor werk. De vrouw uit Sri Lanka woonde in een gebouw recht tegenover de geïmproviseerde bushalte, samen met Aziatische, Ethiopische en Soedanese huurders. Het duurde niet lang voor ik ‘het gelaat’ van de bus herkende. Van waar ik opstapte in de Prins Mohammedstraat rijdt de bus naar het westelijk deel van Amman (Abdoun), een stadsdeel dat werd beschouwd als welvarend. Het is daar dat de Aziatische vrouwen afstapten om te gaan werken. In dezelfde buurt was de Amerikaanse Ambassade gevestigd, met tanks en bewakers en borden met de mededeling: ‘Geen foto’s’. De bus vervolgt zijn weg naar de buitenste ring van Amman en de industriële terreinen, genoemd ‘al-senaah’. Op deze plek stapten de meeste mannen af, omdat zij tewerk gesteld waren in de vele, vele body-shops. Dat is ook waar mijn kantoor zich bevond.
Maar hoe geraakt iemand van de bus als er geen bushaltes zijn? Dat is eenvoudig. Zeg aan de chauffeur ‘Yaʿtiik al- aafiyeh’, wat betekent ‘dankjewel’ en hij stopt. Wanneer de passagiers opgepikt worden, klitten de mannen meestal samen achteraan in de bus, terwijl de vrouwen vooraan zitten, dicht bij de chauffeur. Het gebeurde eens dat de chauffeur plotseling stopte. Hij stopte toen de bus helemaal volgeladen was. Zonder te weten wat er gaande was, wachtten we een paar minuten terwijl de chauffeur telefoneerde. een van de passagiers vroeg wat er aan de hand was, zei de chauffeur ‘Ik kan niks meer zien’. We klommen van de bus en vervolgden onze weg te voet.
Een andere keer stopte de chauffeur, klom van zijn stoel en riep: ‘Wie van jullie stak een sigaret op? De bus is vol, heb respect voor de medereizigers!’ Waarop een anonieme stem van achterin de bus antwoordde: ‘Neen, meneer, niemand stak een sigaret op!’. ‘Ik wil geen discussie! Wij rijden niet verder voor die sigaret is uitgedoofd!, riep hij terug, en nam opnieuw plaats achter zijn stuur. Alhoewel deze chauffeur het verbod op roken respecteerde, is het niet uitzonderlijk chauffeurs te vinden die zelf roken.
Wanneer ik de bus terug naar huis neem is die leeg, maar aan elke halte waar de bus die ochtend stopte vulden de passagiers de lege zetels. Eerst de mannen, hun broeken besmeurd met zwarte olievlekken. Dan in Abdoun alle Aziatisch vrouwen die een voor mij onverstaanbare taal spraken. Ik stap uit aan de ‘derde cirkel’ en loop dan nog twee kilometer naar huis.
Ook de vrouw uit Sri Lanka die ik voordien af en toe ontmoette, nam dezelfde weg. Op een donderdag praatten we over haar werk: het huishouden doen in verschillende families op verschillende dagen in de week. Ze nodigde me uit om soep te eten in haar appartementje. Ik nam haar aanbod graag aan en wij klommen de steile trap op. Op de bovenste verdieping opende ze een deur die uitgaf op een ruim appartement met veel daglicht en ivoorkleurige vloertegels, die contrasteerden met het grijze beton en het asfalt buiten. Zij woonde daar met haar echtgenoot en twee van haar kinderen. ‘Aman is een fijne stad’, zei ze. In Sri Lanka zou ik niet te voet naar huis kunnen om dit uur. Te gevaarlijk. En ik zou zeker niet in zo’n mooi huis kunnen wonen als hier’. Desondanks gaf ze mij een dinar om een taxi naar huis te nemen. Mijn motivatie om telkens de bus te nemen was om financiële redenen. Maar dit liet me ook toe me te bewegen onder het volk, zodat ik het lokale en dagelijkse aspect van de stad op een veilige en gemakkelijke manier kon ontdekken. Zo voelde ik me één met de inwoners. Ik bevond mij nooit in ongemakkelijke situaties met mannen tijdens ritten met de taxi of met uber-chauffeurs, zoals sommige vrouwelijke reizigsters vertelden en ik was nooit bang, want ik vertrouwde erop dat velen mij zouden helpen als er iets zou gebeuren.
Ik beveel dus alle toekomstige reizigers in Jordanië aan, het openbaar vervoer te nemen in Amman.
When I first arrived in Amman, Jordan, many people told me that the easiest and cheapest way to move around in the city is by Uber, Careem, or taxi. However, the costs of this means of transportation to my work and back (9 km) was more than I excepted. So was set on finding an alternative.
And I did. I found online an “unofficial bus-map” of the city and figured out the best route to my office. Each morning I strived to take that bus. Why ‘strived’? Well, I first tried to take the bus around 8:30. In the mornings I walked 1 km downhill from al- Weibdeh to the main street and waited. The busses do not ride according to a fixed time-schedule, nor does it have fixed stops. The bus of around 8:30 often does not stop because it is full. It took me a while that the one around 9:00 is a better option.
My housemate had already told me that only the less fortunate take the bus, mostly Asian women and Egyptian men. Once, waiting for the bus in the morning, I met a young Sudanese man and a women from Sri Lanka, who both came to Amman to work. The Sri Lankan women lived in the building opposite of the improvised bus-stop, together with other Asian, Ethiopian and Sudanese tenants. It did not take long before the faces in the bus became familiar to me. From where I get on at Prince Mohammed Street the bus goes to the Western part of Amman (Abdoun) which is considered a wealthy neighbourhood. This is where all the Asian women get off and go to work. The neighbourhood also houses the American embassy, complete with tanks and guards and surrounded by signs saying ‘No Photograph’. The bus continues to the outer ring of Amman and the industrial area (al- Senaah). This is where many of the men get out because they work in the many, many body shops. That is also where my office is.
Now how does one get off the bus if there are no stops? Simple. Say to the driver: ‘Yaʿtiik al- ʿaafiyeh’, meaning ‘thank you’, and he stops. When picking up the passengers the men often conglomerate in the back while the women pile up in the from near the driver. It happened a few times that the driver suddenly stopped. Once, the driver stopped while the bus was full. Without knowing what was going on we waited for a few minutes while the driver was on the phone for a while. Then one of the passengers asked the driver what was up. He answered: ‘I cant see anything anymore!’. We got off and walked the rest of the way.
Another time, the drivers stopped, he climbed on his chair and yelled: ‘Which one of you lit a cigarette! The bus is full, have some respect for the people!’ To which an anonymous voice in the back answered: ‘No sir, nobody lit a cigarette’.‘Do not argue with me! We are not moving until the cigarette is put out!’, he screamed back after which he sat down on his chair again. Although this particular driver respected the no-smoking in the bus, it is not rare to find drivers who themselves smoke.
When I take the bus on the way back it is empty, filling up at the same places where it emptied in the morning. First the men their pants covered in black oil. Then in Abdoun al the Asian women who amongst each other speak a language unfamiliar to me. I get out at the ‘third circle’ and walk 2 km back to my house. The same road the Sri Lankan lady I met before sometimes walks. We walked back together once on a Thursday and talked about her work: household in multiple families during the different days of the week. She invited me up for some soup in her apartment. I gladly accepted her offer and we walked up the dark stairwell. Op the top floor she opened the door to a spacious apartment with bright indoor light and ivory white floor tiles that contrasted starkly with the grey of the outside concrete and the asphalt where. She lived there with her husband and two of her children. ‘Amman is a nice city’, she said: ‘In Sri Lanka I would not walk home from the bus at this hour. I is to dangerous. And I could have also never lived in a house this nice’. Despite the safety in the city my visit to her ended with her giving me a dinar for a taxi-ride home.
My motivation to take the bus was based on financial reasons. But it also let me be ‘between the people’ allowing me to see a very local and daily aspect of the city in a safe and easy way. As such I very much felt as being one of its inhabitants. I did not experience any uncomfortable situations in the bus as some female friends described they had with male taxi and Uber drivers and I was never afraid because I knew that if anyone would try anything there were many who would help me. Thus, I advise any future travelers to Jordan to use public transportation if they have the chance to.
Religieuze aanvaarding van de niet-heteroseksualiteit
Homoseksualiteit in scripturen
Toen ik verleden maand met vakantie was in Canada, woonde ik een kerkdienst van de 'United Church of Canada' bij. Niet omdat ik zelf religieus ben, maar omdat het een ceremonie betrof die de LGBTQ+ gemeenschap ondersteunde en bevestigde. In dit artikel zou ik meer in detail willen treden betreffende de affirmatieve houding in het christendom en de islam omtrent de non-heteroseksualiteit doorheen de geschiedenis.
Het is algemeen geweten dat conservatieve religieuze doctrines niet-heteroseksuele attitudes verwerpen, zich baserend op hun religieuze geschriften. Het christendom en de islam refereren beide naar de val van Sodoma en Gomorra, die zou veroorzaakt zijn door scabreuze homoseksuele activiteiten. In de bijbel is deze passage gesitueerd in Genesis, hoofdstuk 18 en 19 en in de koran in de soera's (hoofdstukken) van De Spin (al- ʿAnkabūt, 28-29), De Mieren (al- Naml, 54-58), de Dichters (ash- Shuʿaraʾ, 165-175) en De muur tussen de hemel en de hel (al- Aʿraf, 80-82.) In beide heilige boeken vluchtten Lut en zijn familie naar Sodoma en Gomorra en ze werden daarom gestraft door God door hen te verbranden. Daarenboven zegt de bijbel in Leviticus 18.22: Gij zult niet slapen met een man zoals met een vrouw: het is een schanddaad.
Lucas van Leyden’s painting of Sodom and Gomorra burning (1520)
Een strikte interpretatie van bovengenoemde schrifturen heeft geleid tot sociale uitsluiting en isolatie van de niet-heteroseksuelen, in sommige gevallen in 74 landen tot het legaal verbod op homoseksualiteit.
In de koran (alhoewel traditionele opvattingen dominant zijn in de hedendaagse islamitische wereld), komen meerdere liberale en progressieve interpretaties voor die het verhaal van Sodoma en Gomorra niet zien als een straf voor homoseksuelen, maar als een straf voor agressief mannelijk seksueel gedrag.[1] Daarenboven bestaan er soera’s, die attractieve en eeuwig jonge mannen die wijn schenken in het paradijs beschrijven, zoals in de soera De Onvermijdelijke (al- Wāqiʿah, 17-26). Er wordt echter geen allusie gemaakt naar seksuele activiteiten in deze soera’s, maar het is duidelijk dat jonge mannen geapprecieerd werden als gezelschap.
Moderne revisionistische commentators van de koran, zoals Amreen Jalam, Samer Habib en Khaled Abou el Fadl, beweren dat de diversiteit onder de mensen een deel is van de wereld door god gecreëerd.[2] Vele moslims nemen ook een gematigde interpretatie van de traditionele attitude aan, zij maken een onderscheid tussen de persoon en de daad, die hen toelaat een niet-heteroseksueel te aanvaarden. Een voorbeeld hiervan is Tariq Ramadan, die beweert dat ‘een persoon die verklaart zich te willen aansluiten tot de moslim-gemeenschap een moslim wordt, maar indien hij zich engageert in homoseksuele praktijken niemand hem uit de islam kan verdrijven’. In de christelijke attitude kan men een gelijkaardig uitgangspunt onderscheiden.[3] In de protestantse traditie bestaan er uitgangspunten waarbij de persoonlijke relatie met God centraal staat, en die dus niet-heteroseksualiteit accepteren. Daarnaast zijn er geloofsgemeenschappen die niet-heteroseksualiteit compleet verwerpen.
Historische aanvaarding of de niet-heteroseksualiteit
In beide christelijke en islamitische tradities werden verhalen genoteerd over de affiniteit tussen gelijkaardige seksen. Dit is dikwijls het geval bij mannelijke aantrekkingskracht voor jongere mannen, niet noodzakelijk omdat het mannen waren, maar omdat ze jong waren. Vrouwen in dezelfde leeftijdsklasse genoten van dezelfde aandacht.
Daarenboven spreken de historische notities zich niet duidelijk uit of de relaties seksueel waren of niet. Of de onderstaande voorbeelden vallen onder de noemer ‘homoseksualiteit of ‘LGBTQ+’ is moeilijk te beoordelen, omdat de specifieke terminologie zich pas later ontwikkelde.
Desalniettemin bestaan er studies die niet-heteroseksuele relaties hebben plaatsgevonden in het westen wanneer het christendom dominant was en in het midden-oosten onder de islamitische regeringen. Allan A.Tulchin bijvoorbeeld, beweert dat in de late middeleeuwen in het 16de eeuwse Frankrijk en mogelijk in andere gebieden in Europa, een vorm van huwelijk bestond tussen personen van hetzelfde geslacht, genaamd ‘affrèrement’, die dezelfde rechten toestond als bij een heteroseksueel getrouwd koppel.[4] Op dezelfde manier bestond in het 19de eeuwse New England, USA, een relatievorm genaamd 'Boston huwelijk'. Het waren romantische verbintenissen tussen twee geschoolde dames die meestal financieel onafhankeljk waren. Na de jaren '20 namen het aantal van deze soort huwelijken af omdat deze vrouwen ervan verdacht werden lesbisch te zijn.
Huwelijk tussen Sarah Ponsonby en Lady Eleanor Butler, bekend als the Ladies of Llangollen Wellcome
Met betrekking tot de islam wordt aangenomen dat niet-heteroseksuele relaties werden getolereerd. Bijvoorbeeld in de tijd van het kalifaat van de dynastie der Abbasiden (750-1258, ook ‘de gouden eeuw’ van de islam genoemd), waarvan gezegd werd dat sommige kaliefen homoseksuele relaties onderhielden met hun mannelijke slaven.[5]
Een belangrijke bron voor toespelingen op mannelijke seksuele relaties was poëzie. Eerst en vooral denken we aan de dichter Abu Niwas, met zijn homo-erotische verzen waarin mooie jonge mannen werden beschreven. Geslachtsverkeer met de gelijkaardige sekse was ook een academisch onderwerp van discussie. AbūʿUthmānʿAmr Al-Jāḥiẓ, bijvoorbeeld, in zijn 9de eeuwse ’Kitābmufākharat al-jawārīwa al-ghilmān’ (Negen essays van al-Jahiz) besprak de pro en contra’s van gelachtsverkeer tussen seksgenoten. In de Ottoaanse periode waren köçeks, in vrouwen verklede mannelijke buikdansers erg populair en wijd verbreid in elitaire zowel als ordinaire milieus, vanaf de 16de tot de 19de eeuw. Zij werden vaak geassocieerd met homoseksualiteit, tot wanneer zij een ‘bron van schaamte' werden.[6]
Niet-heteroseksualiteit in de hedendaagse religie.
Natuurlijk zijn er vele religieuze ‘tempels’ die nog altijd de niet-heteroseksuelen niet toelaten in hun ceremonies. Maar zoals het Canadese voorbeeld aantoont is dit niet altijd het geval. In West-Europa is het voor de LBGTQ+ gemeenschap mogelijk deel te nemen aan religieuze ceremoniën. In Nederland, bijvoorbeeld, worden speciale evangelische diensten voor hen georganiseerd. Op de website gaychurch.com kan veel informatie gevonden worden betreffende alternatieve kerkgemeenschappen en benamingen en online-discussies over de Bijbel en de niet-heteroseksualiteit. Moslims van de LBGTQ+ gemeenschap kunnen de homovriendelijke moskee gesitueerd in Parijs, Frankrijk, bezoeken, die werd geopend door een homoseksuele imam, of in Berlijn, Duitsland, die geleid wordt door een vrouwelijke imam.
Seksuele relaties tussen gelijkaardige seksen, homoseksualiteit en andere elementen van de LBGTQ+ gemeenschap werden historisch niet altijd gezien als een afzonderlijke seksuele categorie. Daarom bestonden in vroegere samenlevingen niet-heteroseksuele relaties en werden deze soms ook getolereerd. In de hedendaagse maatschappij is er nog altijd veel spanning tussen de LBGTQ+ gemeenschap en religieuze instituties, alhoewel er religieuze instellingen en interpretaties bestaan, die deze leefgemeenschap tolereren.
Bronnen:
[1] Kugle, Scott Siraj al-Haqq. 2010. Homosexuality in Islam: Critical Reflection on Gay, Lesbian, and Transgender Muslims. Oxford: Oneworld. p, 56
[2] M. Alipour. 2017. “Essentialism and Islamic Theology of Homosexuality: A Critical Reflection on an Essentialist Epistemology toward Same-Sex Desires and Acts in Islam.” Journal of Homosexuality 64(14): 1930-1942, p. 1931-2
[3] Bos, D. 2010. De aard, de daad en het woord. Een halve eeuw opinie- en besluitvorming over homoseksualiteit in protestants Nederland, 1959-2009. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau
[4] Allan A. Tulchin. 2007. “Same-Sex Couples Creating Households in Old Regime France: The Use of the Affrèrement.” The Journal of Modern History 79(3): 613-647, p. 616
[5] Everett K. Rowson. 2008.“The traffic in Boys: Slavery and Homoerotic Liaisons in Elite ʿAbbāsid Society”, Middle Eastern Literatures, 11(2): 193-204
[6] Mustafa Avcı. 2017. “Shifts in sexual desire: bans on dancing boys (köçeks) throughout Ottoman modernity (1800s-1920s).” Middle Eastern Studies 53(5): 762-781, p.773
Een Nederlandse jongedame, met de heerlijke naam Desirée, is studente Arabistiek aan de KU Leuven. Ze gaat dit jaar voor haar Master Arabische en Islamitische studies en behaalde reeds een MA in Internationale Politieke- en Conflictstudies in Leiden. Morgen precies (2 oktober) vertrekt ze voor drie maanden naar Jordanië op stage. Haar onderwerp is de waterhuishouding daar, hoe water verspreid wordt en efficiënt beheerd, want water is schaars in woestijnlanden. Beetje een ecologisch thema.
Zij heeft een gedicht van mij in het klassiek Arabisch vertaald, ik schreef een (instant)gedicht voor haar over haar reis met vriendin Onna naar Cyprus. Wij zijn op dit ogenblik goede vriendinnen. Deze gedichten staan op mijn blog https://onbedaarlijkbordeaux.blogspot.com/ zie Arabische stemmen en die dag in de springerige lente.
Op haar blog https://issabramil.wordpress.com/ schrijft zij frisse en progressieve stukjes over de Arabische wereld. Arabieren hebben een fout imago. Wij kennen deze culturen alleen maar uit de oorlogsverslaggevong, de vluchtelingencrisis, het hoofddoekendebat, de zgn fanatieke islam enz... Met haar opstelletjes bewijst D. dat ook een moderne en progressieve wind kan waaien over de woestijnen van Arabië. Dat mensen, jongeren vooral, over de hele wereld dezelfde dromen en betrachtingen hebben.
Zelf benader ik een cultuur altijd literair en muzikaal. Niets zaliger dan op hete zomerdagen te luisteren naar klassieke Arabische muziek, een schaal met druiven en dadels en vijgen en mierzoete gebakjes en geurige muntthee binnen handbereik.
Maar zeker op hun literaire erfenis kunnen Arabieren trots zijn. 'Elke Arabier is een dichter', zei Rodaan Al Galidi in oktober 2017, tijdens het evenenement Arabische stemmen in Mechelen. (zie https://onbedaarlijkbordeaux.blogspot.com/)
Ik publi hier enige gedichten van de beroemde en beruchte dichter Abu Nuwas (achtste eeuw!), als voorsmaakje. In een volgende bericht mijn vertaling van het artikel van DC.
Deze gedichtne lees ik als 'gewone' liefdesgedichten, zij staan bijna helemaal los van gender en culturele achtergrond. Ze zijn uniuverseel.
In The Bath-House
In the bath-house, the mysteries hidden by trousers Are revealed to you. All becomes radiantly manifest. Feast your eyes without restraint! You see handsome buttocks, shapely trim torsos, You hear the guys whispering pious formulas to one another ('God is Great!' 'Praise be to God!') Ah, what a palace of pleasure is the bath-house! Even when the towel-bearers come in And spoil the fun a bit.
Don'T Cry For Layla
Don't cry for Layla, don't rave about Hind! But drink among roses a rose-red wine, A draught that descends in the drinker's throat, bestowing its redness on eyes and cheeks. The wine is a ruby, the glass is a pearl, served by the hand of a slim-fingered girl, Who serves you the wine from her hand, and wine from her mouth — doubly drunk, for sure, will you be. Thus I am drunk twice, my friends only once: a favor special, for me alone!
Love In Bloom
I die of love for him, perfect in every way, Lost in the strains of wafting music. My eyes are fixed upon his delightful body And I do not wonder at his beauty. His waist is a sapling, his face a moon, And loveliness rolls off his rosy cheek I die of love for you, but keep this secret: The tie that binds us is an unbreakable rope. How much time did your creation take, O angel? So what! All I want is to sing your praises.
Abu Nuwas
Abu Nuwas 756–814
Abu Nuwas (Abu Ali al-Hasan ibn Hani al-Hakami) was born around 760 in southwestern Persia, now a borderland between Iran and Iraq. He studied in Basra under the mentorship of the poets Abu Usama Waliba ibn al-Hubab al-Asad and Khalaf al-Ahmar, and spent his adult life in Baghdad.
Abu Nuwas was one of the most important poets of 8th-century Islamic world. He is perhaps best known for his khamriyyat (wine poems). His collected poems, or Diwan, includes around 1,500 works that explore pleasure, sexuality, especially homosexuality, and religion.
Waarom leidt de dwang van de verzakelijking niet tot artistiek verzet? Een revolutie van de letteren? Een opstand in stijlbreuken, aangedreven door een niet te stuiten motor van vernieuwing en virtuositeit? Waarin de kunst, die geen publiek nodig heeft, zich bevrijdt van haar ketenen en als een feniks opvliegt naar ongekende hoogten?
Maar nee. De eenduidigheid waarover je het hebt, is veeleer een dodelijke combinatie van enerzijds hyperindividualisme – hoeveel jonge auteurs zijn er niet die enkel over hun eigen leven schrijven, en elk groot thema schuwen? Zelf-referentialiteit lijkt wel de nieuwe universaliteit, schrijven over een ander algauw cultural appropriation – en anderzijds overmatige zelfrelativering, want ‘het is naïef te denken dat kunst de wereld kan redden, so why bother?’
Als dat besef nu nog tot diep, donker nihilisme zou leiden. Of tot stilistische opstandigheid. Tot escapisme, magisch realisme, surrealisme. Maar nee. Wat krijgen we? Gelatenheid die leidt tot middelmatigheid, netjes ingebed in schrijfcursussen en zomerkampen. Gortdroog realisme. Proza dat zo kaalgeplukt is dat een naakte kip in de etalage van de poelier voor pauw kan doorgaan. Hipsterpoëzie. Oogt mooi, zegt niets. En vooral: eindeloze navelstaarderij. Herkenbaarheid. Kleine gedachten, uit angst voor het grote. Flinterdun maatschappelijk verzet. Wat dieper gaat, maakt de sneakers vuil. Makkelijk te schrijven, makkelijk te slikken.
Want de schrijver is een ondernemer, en de lezer een consument. Auteurs beoefenen hun vak zo verdienstelijk mogelijk, waarbij de nadruk eerder ligt op verdiensten dan op verdienste. En omdat boeken nu eenmaal geen maakloon krijgen, is behagen de boodschap.
Laatste bericht over Taz 2018 :Simone Atangana Bekono
Simone Atangana Bekonowint Poëziedebuutprijs aan Zee, Taz 2018
Zaterdag 4 augustus ontving ze deze prijs voor haar dichtbundel hoe de eerste vonken zichtbaar waren. De prijs voor het beste Nederlandstalige poëziedebuut van het afgelopen jaar werd uitgereikt tijdens Theater aan Zee. De Poëziedebuutprijs aan Zee is een initiatief van het Poëziecentrum en de Auteurs, in samenwerking met Theater aan Zee. Aan de prijs is een geldbedrag van €1.500 verbonden.
De prijs wordt jaarlijks uitgereikt aan een jonge dichter met een bijzonder poëziedebuut. In het juryrapport is te lezen waarom de jury koos voor Simone Atangana Bekono.
(Fragment uit Hoe de eerste vonken zichtbaar waren, gepubliceerd in Meander Poëzie, een recensie van Ernst Jan Peters)
VII. Dat ik uit jagen ging, en dat ik geschikte laarzen kocht en een warme jas en dat ik geen tent meenam maar een stuk zeil dat ik opgerold op mijn rug droeg en dat ik in de voetstappen van de beer door de regen liep En dat het bos zich bewust was van mijn geur en dat mijn lichaam zich bewust was van het bos en dat de vogels besloten zich eerbiedig te gedragen en hun snavels dichthielden en dat de beer zich bezighield met de vis in de rivier, het schoonspoelen van zijn poten waar bloed en poep en mos aan kleefden Dat de ree die voor mij uit sprong zich niet bedreigd voelde maar haar vacht tegen de boomschors aan wreef zodat ik in de buurt kon blijven en de bomen precies genoeg zonlicht toestonden en de zon net warm genoeg scheen om het ijswater van de takken naar beneden te doen druppen, het kraken van het stuk zeil op mijn rug te maskeren Dat ik tegen het vallen van de avond met toegeknepen ogen het licht op de snuit van de ree zag schijnen en dat de ree stilstond en van de laatste zon leek te genieten dat ik beefde van vermoeidheid en dat mijn geweer beefde en dat het leek alsof er tussen dit moment en het moment dat nog moest komen In de afstand die tussen ons lag, enkele tientallen meters de zandkorrels die opstoven, de druppels ijswater die drupten de zo langzaam mogelijk uitgeblazen wolkjes adem en de beer die zich niet veel verderop bezighield met de vis in de rivier en de ree die misschien niet genoot maar wel leek te wachten ik herinnerde het badwater dat naar eucalyptus rook de man die een meer in wandelde en zei dat hij zowel hier als nergens was
(…) Ik zette na de jacht mijn geweer op de grond, met het handvat op het parket en de loop naar de lucht gericht, het zeil waarin ik geslapen had opgerold tegen de muur stinkend naar bloed en poep en mos en de ree met wie ik niemand en nergens was stond in mijn verbeelding nog steeds met haar kop naar de oranjerode zon gericht, haar geur aan de bomen gesmeerd mijn aanwezigheid voor haar verborgen door de afdrukken van de berenpoten waarin ik mij had bewogen terwijl het bos zich bezighield met het dreigende donker de ree en ik, wij maakten in de stilte van het bos een afspraak zoals ik die maakte met de zeemeeuwen, de kustwacht, de partyboot, het opblaasdier en de miljoenen vissen in de meters tussen de loop van mijn geweer en haar slaap, naar mij toegekeerd zowel uitnodiging als uitdaging, met alle miljarden dingen die in de ruimte tussen ons in gebeurden, die ons deden samensmelten die het moment van ontsteking aankondigden voordat de eerste vonken zichtbaar waren
Simone beschrijft hier, laat ik het zo noemen, een voor een jonge vrouw ongewone aangelegenhied, namelijk een jachtscène in een bos, niet in Afrika zoals men misschien zou verwachten, maar blijkbaar in een bos van bij ons, want 'het ijswater druipt van de takken'.
Waar ik van hou (en waar in poëzie mijn voorkeur naar uitgaat) zijn de lange, wijde verzen die haar tekst op een verhaal doen lijken, ze schrijft met lange uithalen, als in lange litanieën, zangerige hymneachtige verzen, een ode aan de natuur, zij is er een onderdeel van, zij vereenzelvigt zich met de ree die zij neerschiet, heeft een intens respect voor dit wezen.
Simone Atangana Bekono zingt, zij sleept ons mee in een wereld waar wij mijlenver vandaan zijn geraakt: de diepe, mysterieuze contacten met onze instincten.
Is dit 'jonge' poëzie? Ach ik weet het niet. Deze verzen lijken niet op de korte hortende gedichten die met allerlei taaltrukjes en buitelingen en gehik en gehoest aaneenhangen, een stijl die doorgaat voor 'modern', want poëzie moet verdicht en dus voor de gewone mensen onleesbaar zijn en moet uitblinken in orakelachtige uitstoot.
Simone schrijft weids en uitnodigend en gul, zij is een rivier die ons meeneemt naar oeroude attitudes, naar de oorsprong van poëzie: de gezongen verhalen van ooit.
'Culturele initiatie leidt tot een metamorfose, en we kunnen geen vreemde waarden leren als we niet het risico willen lopen getransformeerd te worden door wat we leren.'
Simon Leys, The Hall of uselessness NYRB, New York, 2001
Zoals aangekondigd in mijn post over Japanse schrijfsters wil ik nu berichten over een fabuleus boek, door mijn dochter in de Halse bibliotheek gevonden. De titel: Tokio mon amour, de schrijver: Ian Buruma. Aangename kennismaking, Ian.
Ian Buruma, neef van de Britse cineast John Schlesinger, vertrok naar Japan in 1975 en verbleef er tot 1981. Hij kwam er terecht in de toen heerlijk decadente wereld van film en theater. Normaal zou ik niet direct geïnteresseerd zijn geweest in een auteur met een ‘verzilverde’ achtergrond als Ian, maar toevallig woonde ik ook in Tokio in dezelfde periode, nl in 1976 en 1977. Het knappe en nonchalant geschreven ‘reisverhaal’ van Buruma boeide me ogenblikkelijk. Ook ik ben jarenlang gefascineerd geweest door Japan: Japanse literatuur, Japanse keuken, maar ook door het theater: het statische No theater, het dynamische Kabuki (zie hiervoor de talrijke filmpjes op utube, zoals https://www.youtube.com/watch?v=uoK8oAGBWXk
en Butoh, ‘the dance of darkness’.
En deze belangstelling laat me blijkbaar niet los, zelfs al zou ik het willen. Geregeld word ik geconfronteerd met een wereld, die ik intens heb beleefd en noodgedwongen heb moeten loslaten. Niet alleen verwent mijn echtgenoot me nu met schattige Japanse romannetjes (met mooi glimmend kaftje, meestal uitgegeven bij Philippe Picquier, gekocht voor 1 euro per stuk in een tweedehandszaak in Brussel en zo goed als nieuw), ook mijn dochter schotelt mij plots een super interessant boekje voor, dat ik zowaar wil bestellen, want ik beschouw het als mijn persoonlijk cultboek.
Ian Buruma heeft het over het Japan in de jaren ’70, noemt plaatsnamen als Shinjuku, Shibuya en Ikebukuro, wijken waar ik ook heb rondgedwaald. Hij ervaart hoe het is een gaijin te zijn, een vreemdeling. Een statuut dat eerst bijzonder aanlokkelijk lijkt, want een gaijin werd met de nodige eerbied benaderd, maar finaal een lijn trekt tussen de Japanner en de vreemdeling.
Buruma komt in aanraking met de broeierige Japanse underground, waar artiesten zich mengen met travestieten, homo’s en leden van de Yakuza, de Japanse maffia, alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. Buruma was ook een tijdje acteur, speelde bij obscure gezelschappen, trok op met louche figuren, heeft relaties zowel met meisjes als met jongens en… beleeft de tijd van zijn leven! Wat Buruma terecht opmerkt is de inderdaad bijna hedonistische maar compleet natuurlijke houding van de Japanner tegenover de seksualiteit, een naturel dat wij hier in het westen verloren zijn, hoogstwaarschijnlijk onder invloed van het christendom.
En ach, ik denk veel na over het citaat hier helemaal bovenaan deze post, de intro van het boek: omgaan met vreemde culturen is fantastisch, maar blijkbaar bestaat ook het gevaar dat men zichzelf verliest of attitudes aanneemt die dan botsen met de mainstream-houding in onze cultuur. En gaijin zijn en blijven: is dat nu zo erg? Ik heb mij ook altijd een beetje vreemd gevoeld in mijn eigen cultuur, dus is het maar natuurlijk dat het gevoel van vervreemding ook speelt bij contact met echte ‘vreemde’ culturen. Er bij horen is leuk, maar afstand bewaren is eigenlijk veel leuker.
Pierre Ryckmans, schrijverspseudoniem Simon Leys, (Brussel, 28 september 1935 – Sydney, 11 augustus 2014) was een Belgisch schrijver, essayist, vertaler, literatuurcriticus en eminent sinoloog. Zijn eruditie, humanisme en gevatheid werden alom erkend en door sommigen gevreesd. Hij wordt herinnerd als een van de eerste westerse intellectuelen die het gruwelijke karakter van de Culturele Revolutie in China heeft benoemd toen deze tragedie plaatsvond en het onder westerse (linkse) intellectuelen mode was om het maoïsme toe te juichen.
Ian Buruma (Den Haag, 28 december 1951) is een Nederlandse sinoloog, japanoloog, journalist en publicist. Hij heeft talloze boeken geschreven over de Aziatische cultuur, met name die van Japan in de 20e eeuw, maar ook over de crisis in de democratie, de achtergronden van het islamitisch fundamentalisme en de nasleep van de Tweede Wereldoorlog. Hij wordt geroemd om zijn eruditie en zijn beschouwende publicaties. Buruma ontving in 2008 de Erasmusprijs. In 2017 werd hij benoemd tot hoofdredacteur van de New York Review of Books
Kazuo Ohno was een Japans danser. Hij was één van de ontwikkelaars en inspirators van de dansvorm butoh, een expressieve dans met trage bewegingen. Ohno beïnvloedde vele internationale choreografen. Wikipedia Geboren: 27 oktober 1906, Hakodate, Hokkaido, Japan Overleden: 1 juni 2010, Yokohama, Kanagawa, Japan
De Butoh6 dabsstijk heeft veel invloed gehad op de westerse moderne dans, oa op het werk van Pina Bausch