Simone Atangana Bekono wint Poëziedebuutprijs aan Zee, Taz 2018
Zaterdag 4 augustus ontving ze deze prijs voor haar dichtbundel hoe de eerste vonken zichtbaar waren. De prijs voor het beste Nederlandstalige poëziedebuut van het afgelopen jaar werd uitgereikt tijdens Theater aan Zee. De Poëziedebuutprijs aan Zee is een initiatief van het Poëziecentrum en de Auteurs, in samenwerking met Theater aan Zee. Aan de prijs is een geldbedrag van €1.500 verbonden.
De prijs wordt jaarlijks uitgereikt aan een jonge dichter met een bijzonder poëziedebuut. In het juryrapport is te lezen waarom de jury koos voor Simone Atangana Bekono.
(Fragment uit Hoe de eerste vonken zichtbaar waren, gepubliceerd in Meander Poëzie, een recensie van Ernst Jan Peters)
VII. Dat ik uit jagen ging, en dat ik geschikte laarzen kocht en een warme jas en dat ik geen tent meenam maar een stuk zeil dat ik opgerold op mijn rug droeg en dat ik in de voetstappen van de beer door de regen liep En dat het bos zich bewust was van mijn geur en dat mijn lichaam zich bewust was van het bos en dat de vogels besloten zich eerbiedig te gedragen en hun snavels dichthielden en dat de beer zich bezighield met de vis in de rivier, het schoonspoelen van zijn poten waar bloed en poep en mos aan kleefden Dat de ree die voor mij uit sprong zich niet bedreigd voelde maar haar vacht tegen de boomschors aan wreef zodat ik in de buurt kon blijven en de bomen precies genoeg zonlicht toestonden en de zon net warm genoeg scheen om het ijswater van de takken naar beneden te doen druppen, het kraken van het stuk zeil op mijn rug te maskeren Dat ik tegen het vallen van de avond met toegeknepen ogen het licht op de snuit van de ree zag schijnen en dat de ree stilstond en van de laatste zon leek te genieten dat ik beefde van vermoeidheid en dat mijn geweer beefde en dat het leek alsof er tussen dit moment en het moment dat nog moest komen In de afstand die tussen ons lag, enkele tientallen meters de zandkorrels die opstoven, de druppels ijswater die drupten de zo langzaam mogelijk uitgeblazen wolkjes adem en de beer die zich niet veel verderop bezighield met de vis in de rivier en de ree die misschien niet genoot maar wel leek te wachten ik herinnerde het badwater dat naar eucalyptus rook de man die een meer in wandelde en zei dat hij zowel hier als nergens was
(…) Ik zette na de jacht mijn geweer op de grond, met het handvat op het parket en de loop naar de lucht gericht, het zeil waarin ik geslapen had opgerold tegen de muur stinkend naar bloed en poep en mos en de ree met wie ik niemand en nergens was stond in mijn verbeelding nog steeds met haar kop naar de oranjerode zon gericht, haar geur aan de bomen gesmeerd mijn aanwezigheid voor haar verborgen door de afdrukken van de berenpoten waarin ik mij had bewogen terwijl het bos zich bezighield met het dreigende donker de ree en ik, wij maakten in de stilte van het bos een afspraak zoals ik die maakte met de zeemeeuwen, de kustwacht, de partyboot, het opblaasdier en de miljoenen vissen in de meters tussen de loop van mijn geweer en haar slaap, naar mij toegekeerd zowel uitnodiging als uitdaging, met alle miljarden dingen die in de ruimte tussen ons in gebeurden, die ons deden samensmelten die het moment van ontsteking aankondigden voordat de eerste vonken zichtbaar waren
Simone beschrijft hier, laat ik het zo noemen, een voor een jonge vrouw ongewone aangelegenhied, namelijk een jachtscène in een bos, niet in Afrika zoals men misschien zou verwachten, maar blijkbaar in een bos van bij ons, want 'het ijswater druipt van de takken'.
Waar ik van hou (en waar in poëzie mijn voorkeur naar uitgaat) zijn de lange, wijde verzen die haar tekst op een verhaal doen lijken, ze schrijft met lange uithalen, als in lange litanieën, zangerige hymneachtige verzen, een ode aan de natuur, zij is er een onderdeel van, zij vereenzelvigt zich met de ree die zij neerschiet, heeft een intens respect voor dit wezen.
Simone Atangana Bekono zingt, zij sleept ons mee in een wereld waar wij mijlenver vandaan zijn geraakt: de diepe, mysterieuze contacten met onze instincten.
Is dit 'jonge' poëzie? Ach ik weet het niet. Deze verzen lijken niet op de korte hortende gedichten die met allerlei taaltrukjes en buitelingen en gehik en gehoest aaneenhangen, een stijl die doorgaat voor 'modern', want poëzie moet verdicht en dus voor de gewone mensen onleesbaar zijn en moet uitblinken in orakelachtige uitstoot.
Simone schrijft weids en uitnodigend en gul, zij is een rivier die ons meeneemt naar oeroude attitudes, naar de oorsprong van poëzie: de gezongen verhalen van ooit.
|