o primavera
heerlijke bloemennaam,
betekent ook begin
Over mijzelf
Ik ben Van Overstraeten Nicole, en gebruik soms ook wel de schuilnaam yasmin.
Ik ben een vrouw en woon in Halle 1500 (België) en mijn beroep is gepensioneerde leerkracht Nederlands.
Ik ben geboren op 30/06/1946 en ben nu dus 78 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: poëzie, theater, oosterse cultuur, muziek en koken.
Ik publiceerde 4 dichtbundels (De dagen van de winter, Jagen, Sapkracht en De tuinen van Thevenet). In 2006 acteerde ik in 'De koffers zijn gepakt', een theaterproductie van het Masereelfonds, als eerbetoon aan Bertold Brecht.
een lief okerkleurig scharminkel
literatuur, cultuur, small talk
17-04-2020
Droefheid
Authentiek ontbijt - registratie van een chat Nu maar pas wakker. Onthutst keek zij naar de broodkruimels onder tafel, zij zag het witte walmen boven de Pure Mist verstuiver, rook de pittige citrusgeur, hoorde de klokken luiden voor de zoveelste Covid19 dode.
Zij dacht aan verdriet, wou er eigenlijk niet aan denken, sloot haar kanalen, nipte van haar koffietje, een mix uit Guatemala, Colombia en Kenia, met liefde bereid door zorgzame handen in de nacht. Droefheid, sprak zij, wat is droefheid? Treurnis, hartzeer, melancholia, saudade, suerte? Wij zijn te verdrietig om nog droef te kunnen zijn. En als we echt door en door treurig zijn, als we echt lijden, kunnen we het niet zeggen (soms). Al die dode oudjes in de verpleeghuizen...
Zij vond geen tranen. Wordt dan maar eens 80, lig dan verschrompeld, op je buik nog wel, eenzaam en gerimpeld in je bedje... Buiten schijnt een harde zon, het licht bezorgt haar kriebels, ze niest en niest, opent zich, danst en danst. De dag begint. (Yasmin)
Het zijn natuurlijk sowieso droeve tijden, waarin we, en dat is anders niet het geval (bijvoorbeeld met griep) elke dag over het aantal doden wereldwijd geïnformeerd worden. Ook bekendere mensen, uit de showbizz, het openlijke leven, etc. sterven duidelijk zichtbaarder voor het eigen bewustzijn. De laatste zanger/gitarist die vandaag overleed, John Prine, kende ik nauwelijks, toch een paar video's bekeken. Een paar dagen geleden was het ook met Pussy Galore (intussen 94) voorbij, Bondgirl in Goldfinger. Enz.enz. Niet allemaal door Corona. Dan las ik vanmorgen in Vrij Nederland een artikel over de schrijver Frans Kellendonk, al 30 jaar dood, landde daarmee weer op YouTube en kwam ten slotte terecht op een Site van het Letterkundige Museum, waarin iemand in tientallen video's (de meeste bekeken) een witte roos legt op het graf van Nederlandse en Vlaamse schrijvers, van Hadewijch tot Jan Wolkers, zeg maar, Deelder is er nog niet bij. Inhoudelijk zijn die video's niet erg diepgravend, maar het is mooi, nou ja mooi, om te zien waar ze allemaal wel of niet begraven zijn. Dus ook een dag met doden. Daarna nog gedeeltelijk een oud VPRO Programma met Wolkers bekeken... https://www.youtube.com/user/LetterkundigMuseum2 Dus wel een zweem van droefenis vandaag, ook (Jott)
Daarom verkies ik de ingesteldheid van de Japanners: zij hebben droefheid ingebed in hun dagelijks leven, in hun levenshouding, in hun basisattitude, die kan worden samengevat in drie woorden:
wabi-sabi (het schoonheidsideaal van eenvoud, terughoudendheid en elegantie), mono no aware (het diep geroerd raken door de schoonheid en de vergankelijkheid van de natuur) en ukiyo-e (de drijvende wereld, ook zeepwereld genoemd, de wereld van het vertier).
Ik plaats bij alle volgende sessies op deze plek prints uit de collectie 'A Hundred Views of the Moon van Yoshitochi Tsukiyoka
1.The Courtesan Takao
Takao is the name used by several celebrated courtesans who lived in Edo in the 1600s and early 1700s. It is not known which Takao is depicted here, but Stevenson* suggests that it may be the 6th Takao, who was also known for her writing talents. Early in the morning her lover has just left the pleasure quarters to return to the city. She hears the lonely call of the cuckoo at dawn, and composes the accompanying verse as she imagines her lover arriving at the boat landing in Komakata: "By now you must be near Komakata - a cuckoo calls." (printed October 1885)
2.Chang'e flees to the moon (Joga hongetsu tsuki)
According to one version of this Chinese legend, the Queen Mother of the West rewarded the husband of Chang'e with the elixir of immortality. She stole and drank it, and fled to heaven where she became the spirit of the moon. (printed October 1885)
3. Rising moon over Mount Nanping (Nanpeizan shogetsu)
This scene from the Chinese novel "The Romance of the Three Kingdoms" shows Cao Cao (150-220 AD), at the time the most powerful ruler in northern China, standing in a small boat, overlooking the Yangtze River. If the crows flying towards the moon bring good news - as they in Asia often do - they are bringing it somewhere else. After several brilliant victories, Cao Cao was defeated in the year 208, in the decisive battle of Chibi (The battle of the Red Cliffs) on the Yangtze. Cao Cao was also an established poet who contributed to reshaping the poetry style of his time. The Red Cliffs reappear in print #81. (October 1885)
Zo lang geleden is het, dat ik nog inlogde op deze blog: sinds 31 mei 2019! Bijna een jaar dus. Heb mijn (door intimici gekende) aversie en tegelijk 'verknochtheid' voor facebook vandaag overwonnen, ttz. had zin om dingen te schrijven die meer ruimte vereisten dan mogelijk op facebook.
Facebook is me dikwijls te vluchtig.
Nochtans was het een post van de Nederlandse schrijfster Manof Uphoff op facebook die me ertoe aanzette dit opstelletje te beginnen. Zij presenteerde op originele wijze een kunstboek, door het met een camera te doorbladeren: Yoshitoshi's One Hundred Aspects Of The Moon. Omdat ik de laatste tijd veel naar de maan heb zitten staren en foto's heb genomen van 'de superroze maan', te zien in de nacht van dinsdag 7 maart en in de ochtend van woensdag 8 maart, was ik helemaal gebiologeerd en echt 'vertrokken'.
De woodblockprints van Yoshitoshi Tsukioka zijn subliem.
Daar ik heb besloten heb tot mezelf terug te keren en te schrijven over onderwerpen en domeinen waar ik al jaren aan verknocht ben, deels om persoonlijke redenen, deels omdat ik door mijn interesses en achtergronden (oa door mijn opleiding en praktijk als leerkracht geschiedenis) daarheen automatisch werd gedreven en ook ben gevormd.
Ik bedoel: het Verre en Nabije Oosten.
Let wel: ik was vroeger ook enthousiast over de Toearegs in Noord Afrika (geloof dat ik als kind - wij woonden nog bij Bobonne en Parrain- in een oud historisch krantje in Halle, genaamd de Gazet van Halle, over dit geheimzinnig volk een feuilleton gelezen had), de Indianen van Noord-Amerika en Ierland, omdat ik ondertussen Dylan Thomas ontdekt had.
Het Verre Oosten dus en Japan in het bijzonder.
Daarom open ik de nieuwe sessies op deze site met deze prachtige cover en een foto van Yoshitoshi.
Yoshitoshi's One Hundred Aspects Of The Moon by John Stevenson
Tsukioka Yoshitoshi (1839-1892) was the most influential and prolific woodblock print artist of Meiji Japan. This book presents his masterpiece, the wildly popular One Hundred Aspects of the Moon (Tsuki Hyakushi). The series was begun in 1885 and completed just before the artist's death in 1892.
Islam en science fiction? Hoe? Islam benadrukt het verleden, de tijd van de profeet en van Medina, terwijl SF zich richt op de toekomst, zodus: hoe gaan die twee samen? Eerst en vooral wil ik SF definiëren zoals ze gedefinieerd staat in The Penguin Dictionary Literary Terms and Literary Theory (het Pinguin Woordenboek van Literaire Termen en Literaire Theorie): een literair genre ‘als een verhaal dat zich afspeelt in een veranderde of alternatieve realiteit’. Dit kan gaan over onderwerpen die verder reiken dan de grenzen van het menselijk normale, maar ook over veranderingen in de vertrouwde menselijke wereld‘. Deze definitie omvat utopieën en dystopieën, het leven op andere planeten, reizen in de tijd, toekomstige oorlogen. Maar wat het verschil maakt met andere literaire genres als fantasy, is de rol van de technologie in het alterneren van de realiteit. Nu, hoe past Islam in deze definitie?
Islam ligt aan de basis van SF. De eerste Arabische proto-SF werd geschreven in de geest van een islamitische utopie. Islamitische/Arabische geleerden in de islamitische Gouden Eeuw (tussen de 6de en de 12de eeuw), tijdens de uitbreiding van het islamitische Rijk, dachten na over religie en wetenschap in hun voorstelling van de ideale islamitische wereld. Als voorbeeld kunnen we de 9de eeuwse al- Madīna al-fāḍila (The Virtuous City) noemen, geschreven door de filosoof en logicus Al- Fārābī (872-950/951 CE). Dit boek beschrijft een ‘perfecte maatschappij’, geregeerd door moslimfilosofen die zijn beïnvloed door Plato’s ‘Republiek’ (gedateerd: 380 voor Chr). In deze virtuele stad is de structuur en de ontwikkeling van het geluk van iedere inwoner het sleutelbegrip. Gelinkt aan deze utopie is Medina, de stad waar de eerste moslimgemeenschap zich rond de profeet Mohammed ontwikkelde.
Dit thema bleef aanwezig tot op het moment dat de eerste moderne Arabische literatuur werd gepubliceerd. Bijvoorbeeld in het boek Rajul taḥt as-Sifr (De man met een temperatuur beneden nul, 1965) van de Egyptische filosoof, journalist en auteur Muṣṭafā Maḥmūd, die beschouwd wordt al de peetvader van de Arabische SF. In dit boek voorspelt een professor de toekomst van Egypte als een wereld gecontroleerd door materialistische interesses en de prognose is: alleen de terugkeer naar God kan de mensen redden.
Reuven Snir beschreef Rajul taḥt as-Sifr als ‘Islamic sci-fi’, een genre dat hij definieert als islamitische promotie via SF. Deze ideeën kunnen bepaalde islamitische opinies en theologische termen bevatten, twee zaken die gezien werden als alternatieven voor nationalisme, liberalisme en ander dominante politieke topics in het discours van de Arabische politieke wereld. Maar islamitische SF heeft ook andere vormen aangenomen dan utopische verhalen. Strips van Nāyyif al-Muṭṭuwa voor jongvolwassenen, getiteld al-tisʿah wa tisʿūn (The 99) spelen zich af in het alternatieve universum van de 99 superhelden.
Elke held is van een ander deel van de wereld en belichaamt een van Allah’s 99 kenmerken die vernoemd worden in de Qurʾan (Koran), zoals generositeit, wijsheid en kracht.
Islamitische SF beperkt zich niet to de Arabische wereld. De Ethiopische moslim SF schrijver Mäkonnen Endalkaččäw bijvoorbeeld, beeldt ‘realiteit’ uit in zijn verhalen, tegelijk met een angstwekkende en ontzagwekkende inspiratie (cosmic horror, de werken van Allah). De meeste van zijn boeken werden gepubliceerd vorige eeuw in het Amhaars, een Semitische taal in Ethiopië.
Voor de Engelstalige lezers kan de anthologie A Mosque Among the Stars (2008), uitgegeven door Muhammad Aurangzeb Ahmad en Ahmed Khan worden gedownload op de website www.islamscifi.com. Islamitische SF wordt hoogstwaarschijnlijk niet aanvaard door iedereen. al-Muṭṭuwa bijvoorbeeld wordt een ketterse pion van het westen genoemd. Daarenboven is islam niet alleen distopisch. Islam in Europa wordt bijvoorbeeld uitgebeeld in het Frans door Houllebecq’s dystopische roman Soumission (Onderwerping, 2015, English trans. Submission, 2015).
Science fiction wordt dikwijls omschreven als een genre dat de toekomst zou voorspellen, niet alleen wat betreft technologie, maar ook hoe het mensdom hierdoor zou worden beïnvloed. Dezelfde bemerking zou kunnen gelden voor islamitische SF, die steeds maar meer wordt gedomineerd door technologie: zal het een spirituele toevlucht worden, een hang naar de toekomst, of beide?
Desiree Custers Vertaling uit het Engels: Nicole Van Overstraeten Voor meer artikelen van deze auteur: zie blog https://issabramil.wordpress.com/
Islam and science fiction? How? Islam emphasizes the past, such as time of the prophet and Medina while sci-fi focuses on the future, so how do these go together?
So, first off, let me define sci-fi using the definition of The Penguin Dictionary Literary Terms and Literary Theory as a literary genre containing: “a narrative which is set in an alternative or altered reality. This can either contain topics that go beyond the confines of the normal human (…) but also changes to the familiar human world.” This definition includes utopias and dystopias, life on other planets, time travel, future war. But what makes it different from other literary genres such as fantasy, is the role of technological in altering the reality of the narrative. Now how does Islam fit in to this definition?
First of all, Islam lays at the foundation of modern Arabic science fiction. The first Arabic proto-science fiction was written with the idea of an Islamic ‘utopia’ in mind. Islamic/Arabic scholars in the Islamic ‘scientific golden Age’, (between the 6th and the 12th century) under the expansion of the Islamic empire, reflected on religion and science in their imagination of the ideal society. Take for example the 9th century al- Madīna al-fāḍila (“The Virtuous City”) written the philosopher and logician Al- Fārābī (872-950/951 CE). This book describes a ‘perfect society’ ruled by Muslim philosophers influenced by Plato’s Republic (dated around 380 B.C.). In the virtuous city, it is the structure and development of each of the inhabitants’ happiness that is key. Reference to this utopia is Medina, the city in which the first Muslim community of the prophet.
This theme remained when modern Arabic literature was first published. See for example Rajul taḥt as-Sifr (‘The man with a temperature below zero’, 1965) by the Egyptian philosopher, journalist and author Muṣṭafā Maḥmūd who is considered as the “father of Arabic SF”. In it, the main character, a professor, predicts Egypt’s future as one in which the human life controlled by materialistic interests and forecasts that people will only be able to turn to God for redemption.
Reuven Snir has described Rajul taḥt as-Sifr as ‘Islamic sci-fi’, a genre which he defines as promoting Islamic concepts through sci-fi. These concepts can be certain religious views and terms common to Islamic theology, two things that were/are viewed as an alternative to nationalism, liberalism and other dominant political discourses in Arab politics.
(Some of the superheroes from ‘the 99’)
But Islamic sci-fi has also taken on other forms than utopian narratives. Nāyyif al-Muṭṭuwaʿ’s comic series for young adults titled al-tisʿah wa tisʿūn (‘The 99’) takes place in the alternative universe of the 99 superheroes. Each of them is from a different part of the world and embodies one of Allah’s 99 characteristics which are mentioned in the Qurʾan (such as generosity, wisdom and strength) in the series that ran from 2007 until 2014.
Islamic sci-fi is not limited to the Arabic world. The Ethiopian Muslim sci-fi writer Mäkonnen Endalkaččäw, for example, portrays “reality” in his stories as both terrifying (cosmic horror) and awe inspiring (the workings of Allah). Endalkaččäw works were mostly published in the mid of the previous century in the Amharic language. For those reading English, the anthology A Mosque Among the Stars (2008) which is edited by Muhammad Aurangzeb Ahmad and Ahmed Khan can be downloaded on the website www.islamscifi.com.
Cover of A Mosque Among the Stars
Islamic sci-fi has not been positively accepted by everyone. al-Muṭṭuwaʿ has for example been called a heretic and pawn of the West. Furthermore, Islam is not only ‘utopian’. Islam in Europe is for example displayed in French writer Michel Houllebecq’s
dystopian novel Soumission (2015, English trans. Submission, 2015). The novel is set in France in 2022, when the national election is won by a Muslim party (supported by a Socialist Party) which upholds traditionalist and patriarchal values.
(Cover of Soumission)
Sci-fi has often been described as a genre predicting the future, not just what technology will look like, but also how it will affect the human kind. The same claim could be made about sci-fi’s take on Islam in a future that is increasingly dominated by technology: will it become a spiritual resort, a cling to the past, or both?
For more articles written by this author visit her blog at: https://issabramil.wordpress.com/
Onderstaand verhaal werd in het Engels opgetekend door Desiree Custers, die een master Arabistiek voorbereidt iaan de KU Leuven. Zij was op stage in Amman.
Wanneer ik pas gearriveerd was in Amman, Jordanië, vertelden vele mensen me dat de gemakkelijkste en goedkoopste manier om me te verplaatsen in de stad Uber was, Careem of een taxi. Toch was de kostprijs om te reizen van en naar mijn werk (9 kilometer) hoger dan verwacht. Zodoende moest ik op zoek naar een alternatief.
En ik vond een alternatief: online ontdekte ik een ‘niet-officiële’ buskaart van de stad en die bleek de beste route aan te geven naar mijn kantoor. Elke ochtend streefde ik ernaar die bus te halen. Waarom ‘streefde’? Wel, eerst probeerde ik de bus van halfnegen te nemen. In de ochtend wandelde ik 1 km naar de benedenstad, van Al-Webdeh naar de hoofdstraat en wachtte. De bussen reden niet volgens een vastgesteld schema, noch hadden zij vaste stopplaatsen. De bus van halfacht stopte dikwijls niet, want hij zat vol. Het duurde een tijdje voor ik besefte dat de bus van 9u. een betere optie was.
Mijn medebewoner had me reeds gezegd dat alleen de minder begoeden de bus namen, vooral Aziatische vrouwen en Egyptische mannen. Toen ik op een keer wachtte op de bus in de ochtend, ontmoette ik een jonge Soedanees en een vrouw uit Sri Lanka die beiden naar Amman waren gereisd voor werk. De vrouw uit Sri Lanka woonde in een gebouw recht tegenover de geïmproviseerde bushalte, samen met Aziatische, Ethiopische en Soedanese huurders. Het duurde niet lang voor ik ‘het gelaat’ van de bus herkende. Van waar ik opstapte in de Prins Mohammedstraat rijdt de bus naar het westelijk deel van Amman (Abdoun), een stadsdeel dat werd beschouwd als welvarend. Het is daar dat de Aziatische vrouwen afstapten om te gaan werken. In dezelfde buurt was de Amerikaanse Ambassade gevestigd, met tanks en bewakers en borden met de mededeling: ‘Geen foto’s’. De bus vervolgt zijn weg naar de buitenste ring van Amman en de industriële terreinen, genoemd ‘al-senaah’. Op deze plek stapten de meeste mannen af, omdat zij tewerk gesteld waren in de vele, vele body-shops. Dat is ook waar mijn kantoor zich bevond.
Maar hoe geraakt iemand van de bus als er geen bushaltes zijn? Dat is eenvoudig. Zeg aan de chauffeur ‘Yaʿtiik al- aafiyeh’, wat betekent ‘dankjewel’ en hij stopt. Wanneer de passagiers opgepikt worden, klitten de mannen meestal samen achteraan in de bus, terwijl de vrouwen vooraan zitten, dicht bij de chauffeur. Het gebeurde eens dat de chauffeur plotseling stopte. Hij stopte toen de bus helemaal volgeladen was. Zonder te weten wat er gaande was, wachtten we een paar minuten terwijl de chauffeur telefoneerde. een van de passagiers vroeg wat er aan de hand was, zei de chauffeur ‘Ik kan niks meer zien’. We klommen van de bus en vervolgden onze weg te voet.
Een andere keer stopte de chauffeur, klom van zijn stoel en riep: ‘Wie van jullie stak een sigaret op? De bus is vol, heb respect voor de medereizigers!’ Waarop een anonieme stem van achterin de bus antwoordde: ‘Neen, meneer, niemand stak een sigaret op!’. ‘Ik wil geen discussie! Wij rijden niet verder voor die sigaret is uitgedoofd!, riep hij terug, en nam opnieuw plaats achter zijn stuur. Alhoewel deze chauffeur het verbod op roken respecteerde, is het niet uitzonderlijk chauffeurs te vinden die zelf roken.
Wanneer ik de bus terug naar huis neem is die leeg, maar aan elke halte waar de bus die ochtend stopte vulden de passagiers de lege zetels. Eerst de mannen, hun broeken besmeurd met zwarte olievlekken. Dan in Abdoun alle Aziatisch vrouwen die een voor mij onverstaanbare taal spraken. Ik stap uit aan de ‘derde cirkel’ en loop dan nog twee kilometer naar huis.
Ook de vrouw uit Sri Lanka die ik voordien af en toe ontmoette, nam dezelfde weg. Op een donderdag praatten we over haar werk: het huishouden doen in verschillende families op verschillende dagen in de week. Ze nodigde me uit om soep te eten in haar appartementje. Ik nam haar aanbod graag aan en wij klommen de steile trap op. Op de bovenste verdieping opende ze een deur die uitgaf op een ruim appartement met veel daglicht en ivoorkleurige vloertegels, die contrasteerden met het grijze beton en het asfalt buiten. Zij woonde daar met haar echtgenoot en twee van haar kinderen. ‘Aman is een fijne stad’, zei ze. In Sri Lanka zou ik niet te voet naar huis kunnen om dit uur. Te gevaarlijk. En ik zou zeker niet in zo’n mooi huis kunnen wonen als hier’. Desondanks gaf ze mij een dinar om een taxi naar huis te nemen. Mijn motivatie om telkens de bus te nemen was om financiële redenen. Maar dit liet me ook toe me te bewegen onder het volk, zodat ik het lokale en dagelijkse aspect van de stad op een veilige en gemakkelijke manier kon ontdekken. Zo voelde ik me één met de inwoners. Ik bevond mij nooit in ongemakkelijke situaties met mannen tijdens ritten met de taxi of met uber-chauffeurs, zoals sommige vrouwelijke reizigsters vertelden en ik was nooit bang, want ik vertrouwde erop dat velen mij zouden helpen als er iets zou gebeuren.
Ik beveel dus alle toekomstige reizigers in Jordanië aan, het openbaar vervoer te nemen in Amman.
When I first arrived in Amman, Jordan, many people told me that the easiest and cheapest way to move around in the city is by Uber, Careem, or taxi. However, the costs of this means of transportation to my work and back (9 km) was more than I excepted. So was set on finding an alternative.
And I did. I found online an “unofficial bus-map” of the city and figured out the best route to my office. Each morning I strived to take that bus. Why ‘strived’? Well, I first tried to take the bus around 8:30. In the mornings I walked 1 km downhill from al- Weibdeh to the main street and waited. The busses do not ride according to a fixed time-schedule, nor does it have fixed stops. The bus of around 8:30 often does not stop because it is full. It took me a while that the one around 9:00 is a better option.
My housemate had already told me that only the less fortunate take the bus, mostly Asian women and Egyptian men. Once, waiting for the bus in the morning, I met a young Sudanese man and a women from Sri Lanka, who both came to Amman to work. The Sri Lankan women lived in the building opposite of the improvised bus-stop, together with other Asian, Ethiopian and Sudanese tenants. It did not take long before the faces in the bus became familiar to me. From where I get on at Prince Mohammed Street the bus goes to the Western part of Amman (Abdoun) which is considered a wealthy neighbourhood. This is where all the Asian women get off and go to work. The neighbourhood also houses the American embassy, complete with tanks and guards and surrounded by signs saying ‘No Photograph’. The bus continues to the outer ring of Amman and the industrial area (al- Senaah). This is where many of the men get out because they work in the many, many body shops. That is also where my office is.
Now how does one get off the bus if there are no stops? Simple. Say to the driver: ‘Yaʿtiik al- ʿaafiyeh’, meaning ‘thank you’, and he stops. When picking up the passengers the men often conglomerate in the back while the women pile up in the from near the driver. It happened a few times that the driver suddenly stopped. Once, the driver stopped while the bus was full. Without knowing what was going on we waited for a few minutes while the driver was on the phone for a while. Then one of the passengers asked the driver what was up. He answered: ‘I cant see anything anymore!’. We got off and walked the rest of the way.
Another time, the drivers stopped, he climbed on his chair and yelled: ‘Which one of you lit a cigarette! The bus is full, have some respect for the people!’ To which an anonymous voice in the back answered: ‘No sir, nobody lit a cigarette’.‘Do not argue with me! We are not moving until the cigarette is put out!’, he screamed back after which he sat down on his chair again. Although this particular driver respected the no-smoking in the bus, it is not rare to find drivers who themselves smoke.
When I take the bus on the way back it is empty, filling up at the same places where it emptied in the morning. First the men their pants covered in black oil. Then in Abdoun al the Asian women who amongst each other speak a language unfamiliar to me. I get out at the ‘third circle’ and walk 2 km back to my house. The same road the Sri Lankan lady I met before sometimes walks. We walked back together once on a Thursday and talked about her work: household in multiple families during the different days of the week. She invited me up for some soup in her apartment. I gladly accepted her offer and we walked up the dark stairwell. Op the top floor she opened the door to a spacious apartment with bright indoor light and ivory white floor tiles that contrasted starkly with the grey of the outside concrete and the asphalt where. She lived there with her husband and two of her children. ‘Amman is a nice city’, she said: ‘In Sri Lanka I would not walk home from the bus at this hour. I is to dangerous. And I could have also never lived in a house this nice’. Despite the safety in the city my visit to her ended with her giving me a dinar for a taxi-ride home.
My motivation to take the bus was based on financial reasons. But it also let me be ‘between the people’ allowing me to see a very local and daily aspect of the city in a safe and easy way. As such I very much felt as being one of its inhabitants. I did not experience any uncomfortable situations in the bus as some female friends described they had with male taxi and Uber drivers and I was never afraid because I knew that if anyone would try anything there were many who would help me. Thus, I advise any future travelers to Jordan to use public transportation if they have the chance to.
Religieuze aanvaarding van de niet-heteroseksualiteit
Homoseksualiteit in scripturen
Toen ik verleden maand met vakantie was in Canada, woonde ik een kerkdienst van de 'United Church of Canada' bij. Niet omdat ik zelf religieus ben, maar omdat het een ceremonie betrof die de LGBTQ+ gemeenschap ondersteunde en bevestigde. In dit artikel zou ik meer in detail willen treden betreffende de affirmatieve houding in het christendom en de islam omtrent de non-heteroseksualiteit doorheen de geschiedenis.
Het is algemeen geweten dat conservatieve religieuze doctrines niet-heteroseksuele attitudes verwerpen, zich baserend op hun religieuze geschriften. Het christendom en de islam refereren beide naar de val van Sodoma en Gomorra, die zou veroorzaakt zijn door scabreuze homoseksuele activiteiten. In de bijbel is deze passage gesitueerd in Genesis, hoofdstuk 18 en 19 en in de koran in de soera's (hoofdstukken) van De Spin (al- ʿAnkabūt, 28-29), De Mieren (al- Naml, 54-58), de Dichters (ash- Shuʿaraʾ, 165-175) en De muur tussen de hemel en de hel (al- Aʿraf, 80-82.) In beide heilige boeken vluchtten Lut en zijn familie naar Sodoma en Gomorra en ze werden daarom gestraft door God door hen te verbranden. Daarenboven zegt de bijbel in Leviticus 18.22: Gij zult niet slapen met een man zoals met een vrouw: het is een schanddaad.
Lucas van Leyden’s painting of Sodom and Gomorra burning (1520)
Een strikte interpretatie van bovengenoemde schrifturen heeft geleid tot sociale uitsluiting en isolatie van de niet-heteroseksuelen, in sommige gevallen in 74 landen tot het legaal verbod op homoseksualiteit.
In de koran (alhoewel traditionele opvattingen dominant zijn in de hedendaagse islamitische wereld), komen meerdere liberale en progressieve interpretaties voor die het verhaal van Sodoma en Gomorra niet zien als een straf voor homoseksuelen, maar als een straf voor agressief mannelijk seksueel gedrag.[1] Daarenboven bestaan er soera’s, die attractieve en eeuwig jonge mannen die wijn schenken in het paradijs beschrijven, zoals in de soera De Onvermijdelijke (al- Wāqiʿah, 17-26). Er wordt echter geen allusie gemaakt naar seksuele activiteiten in deze soera’s, maar het is duidelijk dat jonge mannen geapprecieerd werden als gezelschap.
Moderne revisionistische commentators van de koran, zoals Amreen Jalam, Samer Habib en Khaled Abou el Fadl, beweren dat de diversiteit onder de mensen een deel is van de wereld door god gecreëerd.[2] Vele moslims nemen ook een gematigde interpretatie van de traditionele attitude aan, zij maken een onderscheid tussen de persoon en de daad, die hen toelaat een niet-heteroseksueel te aanvaarden. Een voorbeeld hiervan is Tariq Ramadan, die beweert dat ‘een persoon die verklaart zich te willen aansluiten tot de moslim-gemeenschap een moslim wordt, maar indien hij zich engageert in homoseksuele praktijken niemand hem uit de islam kan verdrijven’. In de christelijke attitude kan men een gelijkaardig uitgangspunt onderscheiden.[3] In de protestantse traditie bestaan er uitgangspunten waarbij de persoonlijke relatie met God centraal staat, en die dus niet-heteroseksualiteit accepteren. Daarnaast zijn er geloofsgemeenschappen die niet-heteroseksualiteit compleet verwerpen.
Historische aanvaarding of de niet-heteroseksualiteit
In beide christelijke en islamitische tradities werden verhalen genoteerd over de affiniteit tussen gelijkaardige seksen. Dit is dikwijls het geval bij mannelijke aantrekkingskracht voor jongere mannen, niet noodzakelijk omdat het mannen waren, maar omdat ze jong waren. Vrouwen in dezelfde leeftijdsklasse genoten van dezelfde aandacht.
Daarenboven spreken de historische notities zich niet duidelijk uit of de relaties seksueel waren of niet. Of de onderstaande voorbeelden vallen onder de noemer ‘homoseksualiteit of ‘LGBTQ+’ is moeilijk te beoordelen, omdat de specifieke terminologie zich pas later ontwikkelde.
Desalniettemin bestaan er studies die niet-heteroseksuele relaties hebben plaatsgevonden in het westen wanneer het christendom dominant was en in het midden-oosten onder de islamitische regeringen. Allan A.Tulchin bijvoorbeeld, beweert dat in de late middeleeuwen in het 16de eeuwse Frankrijk en mogelijk in andere gebieden in Europa, een vorm van huwelijk bestond tussen personen van hetzelfde geslacht, genaamd ‘affrèrement’, die dezelfde rechten toestond als bij een heteroseksueel getrouwd koppel.[4] Op dezelfde manier bestond in het 19de eeuwse New England, USA, een relatievorm genaamd 'Boston huwelijk'. Het waren romantische verbintenissen tussen twee geschoolde dames die meestal financieel onafhankeljk waren. Na de jaren '20 namen het aantal van deze soort huwelijken af omdat deze vrouwen ervan verdacht werden lesbisch te zijn.
Huwelijk tussen Sarah Ponsonby en Lady Eleanor Butler, bekend als the Ladies of Llangollen Wellcome
Met betrekking tot de islam wordt aangenomen dat niet-heteroseksuele relaties werden getolereerd. Bijvoorbeeld in de tijd van het kalifaat van de dynastie der Abbasiden (750-1258, ook ‘de gouden eeuw’ van de islam genoemd), waarvan gezegd werd dat sommige kaliefen homoseksuele relaties onderhielden met hun mannelijke slaven.[5]
Een belangrijke bron voor toespelingen op mannelijke seksuele relaties was poëzie. Eerst en vooral denken we aan de dichter Abu Niwas, met zijn homo-erotische verzen waarin mooie jonge mannen werden beschreven. Geslachtsverkeer met de gelijkaardige sekse was ook een academisch onderwerp van discussie. AbūʿUthmānʿAmr Al-Jāḥiẓ, bijvoorbeeld, in zijn 9de eeuwse ’Kitābmufākharat al-jawārīwa al-ghilmān’ (Negen essays van al-Jahiz) besprak de pro en contra’s van gelachtsverkeer tussen seksgenoten. In de Ottoaanse periode waren köçeks, in vrouwen verklede mannelijke buikdansers erg populair en wijd verbreid in elitaire zowel als ordinaire milieus, vanaf de 16de tot de 19de eeuw. Zij werden vaak geassocieerd met homoseksualiteit, tot wanneer zij een ‘bron van schaamte' werden.[6]
Niet-heteroseksualiteit in de hedendaagse religie.
Natuurlijk zijn er vele religieuze ‘tempels’ die nog altijd de niet-heteroseksuelen niet toelaten in hun ceremonies. Maar zoals het Canadese voorbeeld aantoont is dit niet altijd het geval. In West-Europa is het voor de LBGTQ+ gemeenschap mogelijk deel te nemen aan religieuze ceremoniën. In Nederland, bijvoorbeeld, worden speciale evangelische diensten voor hen georganiseerd. Op de website gaychurch.com kan veel informatie gevonden worden betreffende alternatieve kerkgemeenschappen en benamingen en online-discussies over de Bijbel en de niet-heteroseksualiteit. Moslims van de LBGTQ+ gemeenschap kunnen de homovriendelijke moskee gesitueerd in Parijs, Frankrijk, bezoeken, die werd geopend door een homoseksuele imam, of in Berlijn, Duitsland, die geleid wordt door een vrouwelijke imam.
Seksuele relaties tussen gelijkaardige seksen, homoseksualiteit en andere elementen van de LBGTQ+ gemeenschap werden historisch niet altijd gezien als een afzonderlijke seksuele categorie. Daarom bestonden in vroegere samenlevingen niet-heteroseksuele relaties en werden deze soms ook getolereerd. In de hedendaagse maatschappij is er nog altijd veel spanning tussen de LBGTQ+ gemeenschap en religieuze instituties, alhoewel er religieuze instellingen en interpretaties bestaan, die deze leefgemeenschap tolereren.
Bronnen:
[1] Kugle, Scott Siraj al-Haqq. 2010. Homosexuality in Islam: Critical Reflection on Gay, Lesbian, and Transgender Muslims. Oxford: Oneworld. p, 56
[2] M. Alipour. 2017. “Essentialism and Islamic Theology of Homosexuality: A Critical Reflection on an Essentialist Epistemology toward Same-Sex Desires and Acts in Islam.” Journal of Homosexuality 64(14): 1930-1942, p. 1931-2
[3] Bos, D. 2010. De aard, de daad en het woord. Een halve eeuw opinie- en besluitvorming over homoseksualiteit in protestants Nederland, 1959-2009. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau
[4] Allan A. Tulchin. 2007. “Same-Sex Couples Creating Households in Old Regime France: The Use of the Affrèrement.” The Journal of Modern History 79(3): 613-647, p. 616
[5] Everett K. Rowson. 2008.“The traffic in Boys: Slavery and Homoerotic Liaisons in Elite ʿAbbāsid Society”, Middle Eastern Literatures, 11(2): 193-204
[6] Mustafa Avcı. 2017. “Shifts in sexual desire: bans on dancing boys (köçeks) throughout Ottoman modernity (1800s-1920s).” Middle Eastern Studies 53(5): 762-781, p.773
Een Nederlandse jongedame, met de heerlijke naam Desirée, is studente Arabistiek aan de KU Leuven. Ze gaat dit jaar voor haar Master Arabische en Islamitische studies en behaalde reeds een MA in Internationale Politieke- en Conflictstudies in Leiden. Morgen precies (2 oktober) vertrekt ze voor drie maanden naar Jordanië op stage. Haar onderwerp is de waterhuishouding daar, hoe water verspreid wordt en efficiënt beheerd, want water is schaars in woestijnlanden. Beetje een ecologisch thema.
Zij heeft een gedicht van mij in het klassiek Arabisch vertaald, ik schreef een (instant)gedicht voor haar over haar reis met vriendin Onna naar Cyprus. Wij zijn op dit ogenblik goede vriendinnen. Deze gedichten staan op mijn blog https://onbedaarlijkbordeaux.blogspot.com/ zie Arabische stemmen en die dag in de springerige lente.
Op haar blog https://issabramil.wordpress.com/ schrijft zij frisse en progressieve stukjes over de Arabische wereld. Arabieren hebben een fout imago. Wij kennen deze culturen alleen maar uit de oorlogsverslaggevong, de vluchtelingencrisis, het hoofddoekendebat, de zgn fanatieke islam enz... Met haar opstelletjes bewijst D. dat ook een moderne en progressieve wind kan waaien over de woestijnen van Arabië. Dat mensen, jongeren vooral, over de hele wereld dezelfde dromen en betrachtingen hebben.
Zelf benader ik een cultuur altijd literair en muzikaal. Niets zaliger dan op hete zomerdagen te luisteren naar klassieke Arabische muziek, een schaal met druiven en dadels en vijgen en mierzoete gebakjes en geurige muntthee binnen handbereik.
Maar zeker op hun literaire erfenis kunnen Arabieren trots zijn. 'Elke Arabier is een dichter', zei Rodaan Al Galidi in oktober 2017, tijdens het evenenement Arabische stemmen in Mechelen. (zie https://onbedaarlijkbordeaux.blogspot.com/)
Ik publi hier enige gedichten van de beroemde en beruchte dichter Abu Nuwas (achtste eeuw!), als voorsmaakje. In een volgende bericht mijn vertaling van het artikel van DC.
Deze gedichtne lees ik als 'gewone' liefdesgedichten, zij staan bijna helemaal los van gender en culturele achtergrond. Ze zijn uniuverseel.
In The Bath-House
In the bath-house, the mysteries hidden by trousers Are revealed to you. All becomes radiantly manifest. Feast your eyes without restraint! You see handsome buttocks, shapely trim torsos, You hear the guys whispering pious formulas to one another ('God is Great!' 'Praise be to God!') Ah, what a palace of pleasure is the bath-house! Even when the towel-bearers come in And spoil the fun a bit.
Don'T Cry For Layla
Don't cry for Layla, don't rave about Hind! But drink among roses a rose-red wine, A draught that descends in the drinker's throat, bestowing its redness on eyes and cheeks. The wine is a ruby, the glass is a pearl, served by the hand of a slim-fingered girl, Who serves you the wine from her hand, and wine from her mouth — doubly drunk, for sure, will you be. Thus I am drunk twice, my friends only once: a favor special, for me alone!
Love In Bloom
I die of love for him, perfect in every way, Lost in the strains of wafting music. My eyes are fixed upon his delightful body And I do not wonder at his beauty. His waist is a sapling, his face a moon, And loveliness rolls off his rosy cheek I die of love for you, but keep this secret: The tie that binds us is an unbreakable rope. How much time did your creation take, O angel? So what! All I want is to sing your praises.
Abu Nuwas
Abu Nuwas 756–814
Abu Nuwas (Abu Ali al-Hasan ibn Hani al-Hakami) was born around 760 in southwestern Persia, now a borderland between Iran and Iraq. He studied in Basra under the mentorship of the poets Abu Usama Waliba ibn al-Hubab al-Asad and Khalaf al-Ahmar, and spent his adult life in Baghdad.
Abu Nuwas was one of the most important poets of 8th-century Islamic world. He is perhaps best known for his khamriyyat (wine poems). His collected poems, or Diwan, includes around 1,500 works that explore pleasure, sexuality, especially homosexuality, and religion.
Waarom leidt de dwang van de verzakelijking niet tot artistiek verzet? Een revolutie van de letteren? Een opstand in stijlbreuken, aangedreven door een niet te stuiten motor van vernieuwing en virtuositeit? Waarin de kunst, die geen publiek nodig heeft, zich bevrijdt van haar ketenen en als een feniks opvliegt naar ongekende hoogten?
Maar nee. De eenduidigheid waarover je het hebt, is veeleer een dodelijke combinatie van enerzijds hyperindividualisme – hoeveel jonge auteurs zijn er niet die enkel over hun eigen leven schrijven, en elk groot thema schuwen? Zelf-referentialiteit lijkt wel de nieuwe universaliteit, schrijven over een ander algauw cultural appropriation – en anderzijds overmatige zelfrelativering, want ‘het is naïef te denken dat kunst de wereld kan redden, so why bother?’
Als dat besef nu nog tot diep, donker nihilisme zou leiden. Of tot stilistische opstandigheid. Tot escapisme, magisch realisme, surrealisme. Maar nee. Wat krijgen we? Gelatenheid die leidt tot middelmatigheid, netjes ingebed in schrijfcursussen en zomerkampen. Gortdroog realisme. Proza dat zo kaalgeplukt is dat een naakte kip in de etalage van de poelier voor pauw kan doorgaan. Hipsterpoëzie. Oogt mooi, zegt niets. En vooral: eindeloze navelstaarderij. Herkenbaarheid. Kleine gedachten, uit angst voor het grote. Flinterdun maatschappelijk verzet. Wat dieper gaat, maakt de sneakers vuil. Makkelijk te schrijven, makkelijk te slikken.
Want de schrijver is een ondernemer, en de lezer een consument. Auteurs beoefenen hun vak zo verdienstelijk mogelijk, waarbij de nadruk eerder ligt op verdiensten dan op verdienste. En omdat boeken nu eenmaal geen maakloon krijgen, is behagen de boodschap.
Laatste bericht over Taz 2018 :Simone Atangana Bekono
Simone Atangana Bekonowint Poëziedebuutprijs aan Zee, Taz 2018
Zaterdag 4 augustus ontving ze deze prijs voor haar dichtbundel hoe de eerste vonken zichtbaar waren. De prijs voor het beste Nederlandstalige poëziedebuut van het afgelopen jaar werd uitgereikt tijdens Theater aan Zee. De Poëziedebuutprijs aan Zee is een initiatief van het Poëziecentrum en de Auteurs, in samenwerking met Theater aan Zee. Aan de prijs is een geldbedrag van €1.500 verbonden.
De prijs wordt jaarlijks uitgereikt aan een jonge dichter met een bijzonder poëziedebuut. In het juryrapport is te lezen waarom de jury koos voor Simone Atangana Bekono.
(Fragment uit Hoe de eerste vonken zichtbaar waren, gepubliceerd in Meander Poëzie, een recensie van Ernst Jan Peters)
VII. Dat ik uit jagen ging, en dat ik geschikte laarzen kocht en een warme jas en dat ik geen tent meenam maar een stuk zeil dat ik opgerold op mijn rug droeg en dat ik in de voetstappen van de beer door de regen liep En dat het bos zich bewust was van mijn geur en dat mijn lichaam zich bewust was van het bos en dat de vogels besloten zich eerbiedig te gedragen en hun snavels dichthielden en dat de beer zich bezighield met de vis in de rivier, het schoonspoelen van zijn poten waar bloed en poep en mos aan kleefden Dat de ree die voor mij uit sprong zich niet bedreigd voelde maar haar vacht tegen de boomschors aan wreef zodat ik in de buurt kon blijven en de bomen precies genoeg zonlicht toestonden en de zon net warm genoeg scheen om het ijswater van de takken naar beneden te doen druppen, het kraken van het stuk zeil op mijn rug te maskeren Dat ik tegen het vallen van de avond met toegeknepen ogen het licht op de snuit van de ree zag schijnen en dat de ree stilstond en van de laatste zon leek te genieten dat ik beefde van vermoeidheid en dat mijn geweer beefde en dat het leek alsof er tussen dit moment en het moment dat nog moest komen In de afstand die tussen ons lag, enkele tientallen meters de zandkorrels die opstoven, de druppels ijswater die drupten de zo langzaam mogelijk uitgeblazen wolkjes adem en de beer die zich niet veel verderop bezighield met de vis in de rivier en de ree die misschien niet genoot maar wel leek te wachten ik herinnerde het badwater dat naar eucalyptus rook de man die een meer in wandelde en zei dat hij zowel hier als nergens was
(…) Ik zette na de jacht mijn geweer op de grond, met het handvat op het parket en de loop naar de lucht gericht, het zeil waarin ik geslapen had opgerold tegen de muur stinkend naar bloed en poep en mos en de ree met wie ik niemand en nergens was stond in mijn verbeelding nog steeds met haar kop naar de oranjerode zon gericht, haar geur aan de bomen gesmeerd mijn aanwezigheid voor haar verborgen door de afdrukken van de berenpoten waarin ik mij had bewogen terwijl het bos zich bezighield met het dreigende donker de ree en ik, wij maakten in de stilte van het bos een afspraak zoals ik die maakte met de zeemeeuwen, de kustwacht, de partyboot, het opblaasdier en de miljoenen vissen in de meters tussen de loop van mijn geweer en haar slaap, naar mij toegekeerd zowel uitnodiging als uitdaging, met alle miljarden dingen die in de ruimte tussen ons in gebeurden, die ons deden samensmelten die het moment van ontsteking aankondigden voordat de eerste vonken zichtbaar waren
Simone beschrijft hier, laat ik het zo noemen, een voor een jonge vrouw ongewone aangelegenhied, namelijk een jachtscène in een bos, niet in Afrika zoals men misschien zou verwachten, maar blijkbaar in een bos van bij ons, want 'het ijswater druipt van de takken'.
Waar ik van hou (en waar in poëzie mijn voorkeur naar uitgaat) zijn de lange, wijde verzen die haar tekst op een verhaal doen lijken, ze schrijft met lange uithalen, als in lange litanieën, zangerige hymneachtige verzen, een ode aan de natuur, zij is er een onderdeel van, zij vereenzelvigt zich met de ree die zij neerschiet, heeft een intens respect voor dit wezen.
Simone Atangana Bekono zingt, zij sleept ons mee in een wereld waar wij mijlenver vandaan zijn geraakt: de diepe, mysterieuze contacten met onze instincten.
Is dit 'jonge' poëzie? Ach ik weet het niet. Deze verzen lijken niet op de korte hortende gedichten die met allerlei taaltrukjes en buitelingen en gehik en gehoest aaneenhangen, een stijl die doorgaat voor 'modern', want poëzie moet verdicht en dus voor de gewone mensen onleesbaar zijn en moet uitblinken in orakelachtige uitstoot.
Simone schrijft weids en uitnodigend en gul, zij is een rivier die ons meeneemt naar oeroude attitudes, naar de oorsprong van poëzie: de gezongen verhalen van ooit.
'Culturele initiatie leidt tot een metamorfose, en we kunnen geen vreemde waarden leren als we niet het risico willen lopen getransformeerd te worden door wat we leren.'
Simon Leys, The Hall of uselessness NYRB, New York, 2001
Zoals aangekondigd in mijn post over Japanse schrijfsters wil ik nu berichten over een fabuleus boek, door mijn dochter in de Halse bibliotheek gevonden. De titel: Tokio mon amour, de schrijver: Ian Buruma. Aangename kennismaking, Ian.
Ian Buruma, neef van de Britse cineast John Schlesinger, vertrok naar Japan in 1975 en verbleef er tot 1981. Hij kwam er terecht in de toen heerlijk decadente wereld van film en theater. Normaal zou ik niet direct geïnteresseerd zijn geweest in een auteur met een ‘verzilverde’ achtergrond als Ian, maar toevallig woonde ik ook in Tokio in dezelfde periode, nl in 1976 en 1977. Het knappe en nonchalant geschreven ‘reisverhaal’ van Buruma boeide me ogenblikkelijk. Ook ik ben jarenlang gefascineerd geweest door Japan: Japanse literatuur, Japanse keuken, maar ook door het theater: het statische No theater, het dynamische Kabuki (zie hiervoor de talrijke filmpjes op utube, zoals https://www.youtube.com/watch?v=uoK8oAGBWXk
en Butoh, ‘the dance of darkness’.
En deze belangstelling laat me blijkbaar niet los, zelfs al zou ik het willen. Geregeld word ik geconfronteerd met een wereld, die ik intens heb beleefd en noodgedwongen heb moeten loslaten. Niet alleen verwent mijn echtgenoot me nu met schattige Japanse romannetjes (met mooi glimmend kaftje, meestal uitgegeven bij Philippe Picquier, gekocht voor 1 euro per stuk in een tweedehandszaak in Brussel en zo goed als nieuw), ook mijn dochter schotelt mij plots een super interessant boekje voor, dat ik zowaar wil bestellen, want ik beschouw het als mijn persoonlijk cultboek.
Ian Buruma heeft het over het Japan in de jaren ’70, noemt plaatsnamen als Shinjuku, Shibuya en Ikebukuro, wijken waar ik ook heb rondgedwaald. Hij ervaart hoe het is een gaijin te zijn, een vreemdeling. Een statuut dat eerst bijzonder aanlokkelijk lijkt, want een gaijin werd met de nodige eerbied benaderd, maar finaal een lijn trekt tussen de Japanner en de vreemdeling.
Buruma komt in aanraking met de broeierige Japanse underground, waar artiesten zich mengen met travestieten, homo’s en leden van de Yakuza, de Japanse maffia, alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. Buruma was ook een tijdje acteur, speelde bij obscure gezelschappen, trok op met louche figuren, heeft relaties zowel met meisjes als met jongens en… beleeft de tijd van zijn leven! Wat Buruma terecht opmerkt is de inderdaad bijna hedonistische maar compleet natuurlijke houding van de Japanner tegenover de seksualiteit, een naturel dat wij hier in het westen verloren zijn, hoogstwaarschijnlijk onder invloed van het christendom.
En ach, ik denk veel na over het citaat hier helemaal bovenaan deze post, de intro van het boek: omgaan met vreemde culturen is fantastisch, maar blijkbaar bestaat ook het gevaar dat men zichzelf verliest of attitudes aanneemt die dan botsen met de mainstream-houding in onze cultuur. En gaijin zijn en blijven: is dat nu zo erg? Ik heb mij ook altijd een beetje vreemd gevoeld in mijn eigen cultuur, dus is het maar natuurlijk dat het gevoel van vervreemding ook speelt bij contact met echte ‘vreemde’ culturen. Er bij horen is leuk, maar afstand bewaren is eigenlijk veel leuker.
Pierre Ryckmans, schrijverspseudoniem Simon Leys, (Brussel, 28 september 1935 – Sydney, 11 augustus 2014) was een Belgisch schrijver, essayist, vertaler, literatuurcriticus en eminent sinoloog. Zijn eruditie, humanisme en gevatheid werden alom erkend en door sommigen gevreesd. Hij wordt herinnerd als een van de eerste westerse intellectuelen die het gruwelijke karakter van de Culturele Revolutie in China heeft benoemd toen deze tragedie plaatsvond en het onder westerse (linkse) intellectuelen mode was om het maoïsme toe te juichen.
Ian Buruma (Den Haag, 28 december 1951) is een Nederlandse sinoloog, japanoloog, journalist en publicist. Hij heeft talloze boeken geschreven over de Aziatische cultuur, met name die van Japan in de 20e eeuw, maar ook over de crisis in de democratie, de achtergronden van het islamitisch fundamentalisme en de nasleep van de Tweede Wereldoorlog. Hij wordt geroemd om zijn eruditie en zijn beschouwende publicaties. Buruma ontving in 2008 de Erasmusprijs. In 2017 werd hij benoemd tot hoofdredacteur van de New York Review of Books
Kazuo Ohno was een Japans danser. Hij was één van de ontwikkelaars en inspirators van de dansvorm butoh, een expressieve dans met trage bewegingen. Ohno beïnvloedde vele internationale choreografen. Wikipedia Geboren: 27 oktober 1906, Hakodate, Hokkaido, Japan Overleden: 1 juni 2010, Yokohama, Kanagawa, Japan
De Butoh6 dabsstijk heeft veel invloed gehad op de westerse moderne dans, oa op het werk van Pina Bausch
Een hoogtepunt deze zomer (deze hete, onmogelijk hete zomer) was wel mijn vakantie in Oostende, waar we zes evenementen hadden geboekt voor Taz, waaronder het toneelstuk Marx, het muziektheater Zeitgeber en een performance met als titel Drek. Uit het programmablaadje heb ik fragmenten geknipt en geplakt, na te lezen in de bijlage.
Marx dus. In mijn berichten op What's app schreef ik ongeveer dit: schitterende monoloog gebracht door Johan Heldenberg, topacteur. Ik huilde bij het naar buiten gaan. QUAND ON A QUE L'AMOUR. De stem van Brel galmde door de zaal... ik huil altijd bij dit lied. Heldenberg kreeg 3 staande ovaties. Mooi zo.
Heldenberg beweert zelf geen marxist te zijn. Ik las in een krantenartikel: 'als ik een marxist zou zijn, dan is Bart Dewever dat ook'. Vreemde gedachtengang, deze ontkenning. Als Marx niet had bestaan, dan had dit toneelstuk ook niet kunnen opgevoerd worden!
Marx heeft invloed gehad. Het begrip 'klassenstrijd' heb ik van hem. Nog bijna dagelijks denk ik hierover na. Ik ervaar soms zelf de 'klassenstrijd', denk ik, observeer hoe mensen met elkaar omgaan, hoe zij zich gedragen op basis van hun afkomst, hun inkomen, hun geld, hun consumptiegedrag. Als je bankrekening stijgt, dan mag je ongegeneerd neerkijken op mensen die het niet zo breed hebben, ze uitlachen, uitsluiten, beschimpen enz... De klassenstrijd gaat van hoog naar laag, en alle segmenten passen dezelfde stelregel toe.
Maar ach, waar sta ik in dat stelsel? Nergens. Af en toe krijg ik een trap van boven naar me toe, af en toe krijg ik een schimpscheut van beneden, van een domme, gefrustreerde mens, die duidelijk jaloers is op wie ik ben. Maar ik neem afstand van 'the madding crowd', ik trap zo weinig mogelijk: voor deze vorm van klassenstrijd heb ik geen tijd noch energie. En ik krijg eventueel altijd mijn wraak, wil ik hier fijntjes aan toevoegen, hehe!
We kunnen er ook om lachen, om dit menselijk cabaret. De wereld is een schouwtoneel, dixit Shakespeare.
In een interview zei Johan ook iets vreemds: dat hij geen ziekenkas heeft, hij wil de staat niet belasten met zijn persoonlijke problemen. Hij heeft in Amerika genoeg geld verdiend om het een jaartje te kunnen uithouden. Kortzichtige redenering, maar blijkbaar gangbaar in bepaalde kringen. Ach, die artiesten, als ze een beetje succes hebben denken ze een god te zijn, aboeaboeaboe!. Johan is eigenlijk nog een jonge man, hij zal nog rijpen.
Het gaat in deze wereld meestal alleen maar om materiële waarden, niet om menselijke, spirituele, morele, psychologische... laat staan poëtische uitgangspunten. Het gaat in deze wereld meestal om geld, blijkbaar niet om liefde... maar fijn toch, dat de auteur van dit stuk het scenario afsloot met een liefdeslied.
Maar geen nood: daar zijn de jonge mannen van More Dogs. Zeitgeber. Met hun présence, hun naakte jonge lijven en hun kracht en speelsheid veroverden ze mijn hart. Hun energie en humor werkten aanstekelijk. Dit was een feel-good voorstelling, we hebben gelachen en vooral genoten. En de piemeltjes met elkaar vergeleken, argh!
Wat Drek betreft: ondanks enthousiaste commentaren vonden wij dit een afgrijselijke performance. Maja Westerveld bezigde een oerhollands, hysterisch accent, met veel keelklanken (het Marrokaans leek hierbij een zacht vloeiende taal) en een waanzinnig zenuwachtig makend debiet. Ze deed niets anders dan roepen.
Een dame die zich met modder en bloed besmeurt, met haar benen in de lucht zwengelt, haar handen met wijn wast en een verhaal kwekt waar geen kop noch staart aan te krijgen is: wij wilden na tien minuten al weg. Daarbij was de zaal heel onaangenaam, het stonk daar vreselijk. Wij moesten een oude roestige gevaarlijke stellage beklimmen om een zitplaats te vinden, ruwe planken zonder rugleuning, amaai mijne rug!
Wij begrepen geen snars van deze performance, ze was niet mooi en niet spannend en het verhaal was krakkemikkig en op krankzinnige wijze aan elkaar geflanst. Bweeeik!
Tenslotte: we waren aan zee en we wilden in zee. Meestal was het te warm op het strand en als de temperatuur ok was, regende het. Toch slaagden wij er finaal in een lange strandwandeling te maken en pootje te baden. Heerlijk!
De zoveelste snikhete zondag deze zomer. Wil niet zeuren: eindelijk hebben wij eens een echte zomer!
Maar toch: na 10 uur 's ochtends heb ik geen zin meer in beweging. A. kondigt aan dat hij gaat dweilen, met water plensen. N. wil gaan zwemmen.
Ik heb zin in niks. Heerlijk!
Beetje rommelen, naar Cubaanse muziek luisteren (doe ik altijd wanneer het heet is), bedenken wat we vanavond gaan eten (groot probleem, wat eet je in 's hemelsnaam bij deze temperatuur?) kruiswoordraadsels oplossen.... en lezen, dat vooral. Gordijnen toe, nachtlampje aan, op radio Klara muziek van Jean-Baptiste Lulli. De ventilator ronkt… en dan lekker uitgestrekt op mijn koele lakens... met een flesje water op mijn nachtkastje, ijskoud uit de frigo.
Bij het opruimen vond A. vorige week enige schattige pocketboekjes terug, des livres de poche, allemaal van Japanse vrouwelijke auteurs - romannetjes die hij in een Brusselse tweedehandsboekhandel voor een paar euro had gekocht.
Hieronder de covers.
1. Het eerste boekje is een juweeltje, geschreven door de onvolprezen Yoko Ogawa: De bijen. Les abeilles.
Een spannend, hallucinant verhaal, in een onnavolgbaar vriendelijke, maar subtiele stijl geschreven. De lezer is zich van geen kwaad bewust, ook de personages niet. Stilaan drijft Yoko Ogawa de spanning op, tot wanneer het duidelijk wordt dat het verhaal een dramatische afloop zal kennen.
Kenzaburō Ōe has said, "Yoko Ogawa is able to give expression to the most subtle workings of human psychology in prose that is gentle yet penetrating." The subtlety in part lies in the fact that Ogawa's characters often seem not to know why they are doing what they are doing. She works by accumulation of detail, a technique that is perhaps more successful in her shorter works. (…) The reader is presented with an acute description of what the protagonists, usually female, observe and feel and their somewhat alienated self-observations, some of which reflect Japanese society and especially women's roles within it.
De korte inhoud heb ik ook van internet:
Pour rendre service à son cousin qui cherche une chambre, l'héroïne l'a introduit dans le foyer d'étudiants où elle-même séjourna jadis. Mais sitôt le jeune homme installé, un malaise inexplicable s'empare d'elle. Dans les semaines qui suivent, à chaque visite qu'elle tente, son cousin demeure introuvable. Et le directeur du foyer se montre toujours plus évasif, plus inquiétant, plus équivoque. Yôko Ogawa, par petites touches aussi subtiles qu'obsédantes, met en place un climat angoissant qui prend littéralement possession du lecteur. Ce bref roman, écrit d'une plume délicate, est en effet lourd des pires présomptions.
Om een dienst te bewijzen aan haar neef, die een kamer zoekt, introduceert het hoofdpersonage, een Japanse dame van middelbare leeftijd, hem in een studentenpension, waar zij zelf ook indertijd heeft verbleven. Maar zodra de jongeman is geïnstalleerd, wordt zij bevangen door een gevoel van onrust. In de weken die volgen is de jongeman onvindbaar, de directeur van het pension gedraagt zich ontwijkend, onrustbarend, dubbelzinnig. Met kleine, subtiele maar obsederende trekjes weet Yoko Ogawa een klimaat van angst te creëren, die letterlijk bezit neemt van de lezer. Deze kleine roman, geschreven met delicate pen, staat bol van loodzware vermoedens.
2. Het tweede boekje is mijn favoriet: Het restaurant van de teruggevonden liefde
Rinco, een Japanse jongedame uit Tokio, keert huiswaarts naar een dorpje op het platteland, na een traumatische liefdesbreuk. Haar Indische vriend heeft haar plots verlaten en nam de volledige inboedel met zich mee! In haar geboortedorp runt haar excentrieke moeder op het ouderlijk domein een nightclub genaamd Amour. Rinco besluit een restaurant te beginnen in de aanpalende schuur.
Het restaurant van de teruggevonden liefde is een leuk verhaal, over de inspanningen die Rinco en haar jeugdvriend Kuma zich getroosten om het project te laten lukken. Op de cover staat deze heerlijke tekst:
Rinco découvre l’art de rendre les gens heureux en cuisinant pour eux des plats médités et préparés comme une prière. Rinco cueille des grenades juchée sur un arbre, visite un champ de navets enfouis sous la neige, et invente pour ses convives des plats uniques qui se préparent et se dégustent dans la lenteur en réveillant leurs émotions enfouies. Un livre lumineux sur le partage et le don, à savourer comme la cuisine de la jeune Rinco, dont l’épice secrète est l’amour.
des plats médités et préparés comme une prière… gerechten waarover is gemediteerd, als een gebed… mmmmmmmmmmm...
Auw! Ben zo enthousiast over dit boekje, dat ik een volledig menu heb overgepend. Ben vast van plan enkele gangen uit te proberen. Opvallend: ook westerse ingrediënten dienen zich aan!
- Cocktail à la liqueur de matatabi (een soort kiwilikeur) - Pomme en saumure (gepekelde appel) - Carpaccio d'huitres et d'amadai (tile fish) - Samgyetang de poulet de Hinai entier au shochu (koreaanse kippensoep met ginseng en dadels en shochu (doorgestookte variant van sake) - Risotto de riz nouveau à la poutargue (met bottarga, Siciliaanse viseitjes) - Selle d'agneau rotie et champignons sauvages sautés à l'ail - Sorbet de yuzu (Japanse citrusvrucht) - Tiramisu au mascarpone avec sa boule de glace à la vanille - Expresso serré
De keuken is volledig bio, Rinco haalt haar ingrediënten zo uit de natuur. Subliem!
3. Het derde boekje, Pauvre chose, heb ik nog niet gelezen, ben eigenlijk al aan een volgend boek bezig, daarover meer in een volgende post.
Mijn conclusie is, dat Japan, net zoals de Lage landen, een lading talentvolle en leuke jonge schrijfsters heeft. Vrouwen dus. Super!
Wat ook opvalt: in Tokio kom je ook Indiërs tegen, Zuid-Amerikanen, Turken en Arabieren.
Japan is niet meer zo'n gesloten samenleving als voorheen.
Ik verveel me nooit. Gewoon, in het dagelijkse leven, la vie quotidienne (zoals mij eerste echtgenoot een beetje smalend zei, want hij had moeite met het leven) voel ik me altijd overrompeld. Een continue tsunami.
Mensen en dingen komen op me af, in groten getale. Zegt men dit wel, schrijf ik dit juist, waar komt deze ouderwetse uitdrukking vandaan? Uit mijn linkeroor, mijn rechteroor, uit al mijn openingen, mijn onderonderbewustzijn?
Op maandag 2 juli keek ik op het marktpkein in Halle naar het WK. Toen de eerste goal binnenknalde, juichte ik, maar het was een Japanse goal, geen Belgische. Iedereen bekeek me meewarig.
Een paar dagen geleden droomde ik van twee kleine poesjes die in een kom smeuige gele pudding ploeterden. Ik haalde ze eruit, ik weet nog dat ik de neiging had hun pelsje af te likken, maar toen verdwenen de poesjes, ook mijn droom was weg. Ik schrok wakker, badend ik het zweet.
Gisteren kon ik gratis een hypnose-sessie bijwonen, ik was enthousiast, maar het ging niet door, omdat mijn gezelschap een beetje bibberig stond tegenover hypnose.
De ober noemde me 'juffrouw'.
Ik schreef een gedicht, voor iemand, die iemand was blij mijn muze te zijn. Maar iemand anders dacht ook dat ik dit gedicht speciaal voor hem (haar) geschreven had. Mooi zo, zodra je een gedicht publi, is het van iedereen.
Een ontdekking in Passa Porta: het underground- en avant-gardetijdschrift Terras. Nr 12 is duidelijk UNDERGROUND.
Terras #12 gaat ondergronds, in de veronderstelling dat er in de krochten van de kunst meer valt te halen dan op de bel-etages met hun cleane salons. Onderaardse literatuur is raadselachtiger, onverwachter en zeker niet keurig.
De dames doen het goed in dit tijdschrift: bijdragen van Caroline Lamarche, Marguerite Young, Yoko Tawada, Maud Vanhouwaert enz...
Maar ik selecteerde de Duitse Sonja Vom Bracke. In onderstaand fragment houdt zij zich nog een beetje in:
Heelal zonder plattegrond
Vertaling: Ton Naaijkens
Liep de Auerstraße in, door bouwgebied en vergat na te gaan welke weg al achter me lag – geen draad, een binnenwringen en je binnenpraten tot de stad ophield te sjorren in fibers. Fever-, cyberland, afgewend, was amper bestemming, voor het bange vertoeven.
Een kerkhof, daarin het theater, de dametjes oud en mottig, in hun jassen gemuft. Hoeden van raven. Hun kibbelende conferentie die getal na getal rond het klimopgraf rankte. Maar hun gegoochel verstoof (ik geef toe gesnikt te hebben).
Flinke heisa. Daarna alleen nog een paar hoedenveren die geen veren waren en op de grafsteen dwarrelden die een grafsteen was, en zo voorts maar voor altijd, regelrecht in de rommeltuin van de afwezigheid waarin ik vervolgens opging.
De kliniek van fel licht buiten de muren een opkalken van nuchtere tijdstippen. Molm en bandendepots bepaalden de tocht, het autohuis, in de wand van een brug, bood koffie aan. ‘Ga maar zitten, haarscherp en flanken echt! Dit vel is slachtvee, goed gesorteerd, koepeldak naar believen en hier, die plastic knop temt, wat je zegt– zeg het maar! Wat krijgen we nou?! Begrepen? Geen spatjes; ga er maar gewoon vantussen.’
Over de auteur:
Sonja vom Brocke (1980) komt uit Hagen en studeerde filosofie, germanistiek en anglistiek in Keulen, Hamburg en Parijs. Ze publiceerde veel in tijdschriften en werkte vaak samen met kunstenaars en musici. In 2010 verscheen de kleine bundel Ohne Tiere, in 2015 Venice singt bij de toonaangevende uitgeverij kookbooks. Ze won er de GWK-Literaturpreis 2015 mee (een prijs van de Gesellschaft für Westfälische Kulturarbeit).
Over de vertaler:
Ton Naaijkens (1953) is vertaler, essayist, redacteur van de tijdschriften Filter en Terras en hoogleraar Duitse literatuur en vertalen aan de Universiteit Utrecht. Hij vertaalde werk van Robert Musil, Paul Celan en Ernst Meister. In 2016 verscheen zijn vertaling van de bundel Chicxulub Paem van Daniel Falb.
Christina Guirlande. http://users.skynet.be/guirlande/ zie ook: bijlagen!
'Ach, dat dichten. Jouw gedichten vind ik altijd zo verrassend, Nicole. En zo super-origineel.
Vertalen doe ik doodgraag, ook al is het niet eenvoudig. Ik blijf er zelfs 's nachts voor op! In september verschijnen er enkele van mijn vertalingen uit het Frans in een tijdschrift, o.a. een heerlijk surrealistisch gedicht van Prévert. Ik stuur het in bijlage mee. En ook, als voorbeeld, een (heel mooi) gedicht van Martin Carrette zaliger dat ik naar het Frans vertaalde en eentje uit het Duits naar het Nederlands'.
Aan het woord is hier Christina Guirlande, stadsdichteres van Dendermonde. Niet zo lang geleden bracht ik haar, samen met N. een bezoek. We werden zeer hartelijk onthaald op broodjes, heerlijke koffie en thee, zelfgebakken taart en cake, chocolaatjes en cranberrysap.
Maar voor we aan deze heerlijke koffietafel mochten gaan zitten, kregen wij vooraf een rondleiding in Dendermonde. Wat een fantastisch stadje! Wij waren daar nooit geweest! Eigenlijk zijn onze Vlaamse provinciestadjes op en top de moeite waard. Zij zijn een omgeven door een aura van .... welvaart. Getuige daarvan de mooie historische gebouwen (in Dendermonde het Stadhuis met Belfort en prachtig vernieuwde Lakenhalle of de Sint-Pieters- en Paulusabdij op de Vlasmarkt bijvoorbeeld), de nette wijken, de goed onderhouden bruggen over rivieren en kanalen, het aanbod van winkels en horecazaken... Let wel: ik nuanceer. Als je een stad bezoekt (als toerist dus) zie eerst en vooral de mooie aanblik van de stad; de inwoners kennen natuurlijk ook de minder voordelige kantjes.
Maar ik wil niet afwijken van mijn verhaal. Het eerste wat Christina en haar lieve echtgenoot Maurice ons lieten zien, was haar gedicht geschreven ter ere van Prudens Van Duyse, aan zijn standbeeld op de Vlasmarkt. Naast zijn beroep als archivaris, was Prudens Van Duyse (Dendermonde, 17 september 1804 - Gent, 13 november 1859) zijn leven lang bedrijvig als letterkundige en publicist.
Het standbeeld van Prudens Van Duyse
De tekst is niet goed zichtbaar, op mijn smartphone kon ik hem voldoende uitvergroten, maar op deze pagina lukt dat niet!
Voorleessessie uit Christina's nieuwste kinderboek, 'Blaar en Tok trekken de wereld in'.
Christina ziet eruit als een dame op een vintage prentje, met haar naturel krulhaar, het kapsel met een scheiding aan de zijkant, haar meisjesachtige gelaatstrekken en haar supervrouwelijke jurkjes.
Met blinkende oogjes en duidelijk veel plezier vertelde Christina over haar boekje, dat zij liet illustreren door een kunstenares, een dame die helemaal alleen in een afgelegen boerderijtje woont, heel excentriek!
Wie een kijkje wil nemen in dit boekje, kan met onderstaande URL een gratis preview krijgen:
Blaar en Tok trekken de wereld in
Auteur: Guirlande, Christina Illustrator: Janssen, Lieve
Heb altijd grote bewondering voor N, die oosters kalm naar twee taterende oude dames kan luisteren. Maar ach, zij leest, net zoals ik, constant, zit op de Afdeling Woord aan de Academie en heeft dus ook veel respect voor dichters.
En tenslotte: onderstaande foto werd genomen door Maurice. Het is een mooie prent, de tinten zijn in harmonie en de lavendelblauwe bloemen rechts kondigen waarempel de wintermode aan. Blauw en lila zijn dan de trendy kleuren!
Wat maakt nog indruk op mij? Weinig. Mensen vervelen me, ze zijn er meestal alleen maar op uit zichzelf naar het voorplan te manoeuvreren. En ach, zoadra ik dat voel geef ik ze bijwijlen een waaier aan complimentjes, bewonderende blikken, lovende woorden. Broodkruimels gooien naar beestjes in de zoo. Maar diep in mezelf zeg ik: fuck you. Si je t'aime, prends garde a toi.
Toch besef ik ook, dat heel veel mensen lief zijn, vriendelijk, een beetje naief, dat wel, maar beschaafd, competent en goed. En ik ervaar de wereld nog altijd als een wonder. Of liever: ik kom een boom tegen en wil hem kietelen, omdat hij zo oud is, omdat hij reusachtig is, zo mooi krom gegroeid. Een schitterende boom, die er gewoon is, die zichzelf niet perse wil profileren, maar die gewoon bestaat, zoals de zee.
(Dat kietelen gebeurde daadwerkelijk enige dagen geleden in het Povinciaal Domein van Huizingen, aan de kasteelvijver. We namen vlug een kiekje, ik moest oppassen dat ik niet in de vijver terechtkwam, haha!)
Of wij smullen van een perfecte pizza. Dat overkwam ons in Oostende, trattoria Picobello, op de Adolf Pieterslaan.
Of ik kruip onder de wol met een boek: Het hermetisch zwartvan Margeurite Youcenar en ik kom daar een intrigerende paragraaf tegen, die me zo boeit dat ik hem enige keren na elkaar lees en tja, dan maar overpen:
Op een keer nam hij voor verscheidene dagen brood mee en waagde zich tot aan het woud van Houthulst. Deze bomen waren het overblijfsel van de hoog opgaande wouden uit de heidense tijd: vreemde raadgevingen daalden van hun bladeren neer. Met geheven hoofd, van onderen tegen die dichte massa's van lover en naalden aankijkend, verdiepte Zeno zich opnieuw in de alchimistische speculaties waar hij op de school, of in weerwil van de school, een begin mee had gemaakt; hij vond in elk van die plantaardige piramiden het hermetische symbool terug van de omhoostuwende krachten, het teken van de lucht, die deze mooie woudwezens omspoelt en voedt, van het vuur, waarvan zij het vermogen in zich dragen en dat hen misschien zou vernietigen. Maar deze drang omhoog vond zijn tegenwicht in een drang naar beneden: onder zijn voeten bootste het blinde en stille volkje van de wortels in het donker de oneindige vertakking van de twijgen in de lucht na, richtte zich behoedzaam op een onbekend nadir. Hier en daar verried een te vroeg vergeeld blad onder het groen de aanwezigheid van de metalen waaruit het zijn substantie had gevormd en waarvan het de transmutatie bewerkstelligde. de druk van de wind deed de grote stammen doorbuigen, zoals het noodlot de mens.
Plotsklaps wil ik lezen over alchemie, een heel mysterieuze besogne. Dat 'vreemde raadgevingen van bomenkruinen op mij neerdalen', wil ik ook wel ervaren. En dat metalen zouden aanwezig zijn in mijn substantie, wel: een interessant uitgangspunt, want ik voel me al een hele tijd als van zilver.
Het hermetisch zwart (Frans: L'Åuvre au noir) is een roman van Marguerite Yourcenar die verschenen is op 8 mei 1968 en vertaald werd naar het Nederlands door Jenny Tuin in 1971. Het boek kende onmiddellijk een groot succes bij het Franstalige publiek en werd door de jury unaniem bekroond met de Prix Femina.
In Het hermetisch zwart wordt het tragische lot beschreven van de zestiende-eeuwse medicus, alchemist en filosoof Zeno. We volgen hem bij zijn studie, op zijn reizen door Europa en het nabije Oosten en in zijn werk als hofarts. Zeno staat als mens van vlees en bloed op het breekpunt tussen middeleeuwen en moderne tijd, tussen religie en een nog nauwelijks te verwoorden atheïsme. Yourcenars roman geeft een intrigerend beeld van een tijdperk dat gekleurd werd door contrasten.
Ter gelegenheid van 21 juli wandelden wij door het wondermooie park van het kasteel Coloma in Sint-Pieters-Leeuw. Jammer, de vele rozen waren reeds uitgebloeid, verslenst, verbrand, verpulverd. Toch kon ik nog enkele bloeiende exemplaren strikken voor een kiekje.
Ik had mij mooi uitgedost voor het uitstapje, met mijn schitterende bloese met provencaalse motieven en mijn mooie groene halsketting van klompjes Afghaanse jade, mijn leuke waaiervormige oorbelletjes en mijn blauwgroene tas uit Italie. Had zelfs de tips van de dames op http://www.advanced.style/ indachtig, een nieuwe fond de teint van Yves Rocher aangebracht, een lichtroze ipv de opaalkleurige die ik in de winter gebruik. Mooi, maar mijn dochter zei dat je 'zag' dat ik was opgemaakt, al gebruikte ik maar een likje van een miilimeter.
N. pronkte met haar nieuwe glanzende sneakers...
Tenslotte nam ik een foto van deze wonderlijke paddestoelen, die groeiden in de wonde van een omgehakte boom!
zodra het vrouwelijke ontspoort begint de wereld te wankelen
Oeps! Al bijna vijf maanden geen bericht meer gepost. Is het zo, dat ik minder tijd heb omdat ik steeds - en dat is onvermijdelijk - ouder word? Misschien wel, maar hoogstwaarschijnlijk had ik ook wat tijd nodig om na te denken over wat ik hier nu eigenlijk doe. Of misschien was ik dit tokkelen een beetje beu. Mijn huisgenoten hebben een afwisselend bioritme en soms heb ik moeite om me daar bij aan te passen. Zelf slaap ik niet zo best de laatste maanden, zodat ik mijn vroege, rustige schrijfuurtjes mis.
Maar ik beloof beterschap. Heb me 'bevrijd' van een project dat veel negatieve energIe opslorpte (omdat ik er helemaal niet meer achter stond). Eigenlijk hield ik vol voor de anderen.
Nu weet ik het zeker: dit moet ik nooit meer doen! Als iets mij niet bevalt, stap ik eruit, zo eenvoudig is het.
Ik wil weer schrijven, publiceren, meedoen aan literiare events enz. Er ligt al een pakketje teksten klaar. En ik droom weer knotsgekke dromen, dat geeft me vreemd genoeg een gelukkig gevoel.
Lees op dit moment 'Alle verhalen' van Truman Capote.
Een tijdje geleden genoot ik van Fred Vargas. Zeer spannend, mysterieus, koud broeierig en toch intellectueel hoogstaand kan deze dame schrijven. Wat een snoepje! Een citaat:
“Zodra het vrouwelijke ontspoort begint de wereld te wankelen. Eigenlijk maken mannen elkaar alleen maar af omdat vrouwen dit niet doen. Maar zodra zij de rode lijn overschrijden staat de wereld op zijn kop.”
Truman García Capote (New Orleans, 30 september 1924 – Los Angeles, 25 augustus 1984) was een Amerikaans schrijver. Hij schreef fictie, non-fictie, korte verhalen en theaterstukken. Zijn bekendste werken zijn In Cold Blood (1966) en de novelle Breakfast at Tiffany's (1958). Van zijn werken zijn ten minste twintig films en televisieseries gemaakt.
Fred Vargas, pseudoniem van Frédérique Audouin-Rouzeau, (Parijs, 7 juni 1957) is een Franse historicus, archeologe en schrijfster. Als pseudoniem voor haar boeken koos ze de naam "Fred Vargas". Fred is de afkorting van haar naam Frédérique, terwijl ze met Vargas hetzelfde pseudoniem koos als haar tweelingzus Joëlle, die als schilder werkte onder de naam Jo Vargas. De naam verwijst naar Maria Vargas, een personage dat door Ava Gardner werd gespeeld in de film La Comtesse aux pieds nus. Haar broer is historicus Stéphane Audoin-Rouzeau.
1. Ik schrijf boeken omdat het een goede discipline is, omdat ik hou van zinnen en ik er van hou dingen te ordenen op een Word-document. Ik hou ervan elke avond woorden te tellen en ik hou ervan af te maken wat ik begonnen ben. Ik hou ervan boeken te schrijven, de mijne of die van anderen, omdat dit me het meest interesseert. Ik respecteer Hemingway misschien voor alles, omdat hij zelfmoord heeft gepleegd, omdat ik, zoals hij, niet weet hoe te leven, niet weet hoe te overleven en misschien ook omdat de idiote eigenaar van dit huis in Seine-Maritime waar mijn gezel en ik hoopten ons voor de duur van een weekend te kunnen ontspannen, zegt dat ik gek ben.
Zij is een beetje labiel, niet?, vroeg ze met een grote glimlach aan mijn geliefde, alsof ik me niet in dezelfde kamer bevond, alsof het simpele feit dat ik schreef me buiten de wereld van de emoties bracht, zo zeker als toen die hoteleigenaar me bij de arm nam, me begeleidend naar de deur - alsof ik geen pijn kon hebben.
Julia Kerninon, Une activité respectable, p. 56-57.
In de boekenbijlage Lire van Le Monde lees ik soms sublieme commentaren omtrent nieuwe literaire beloften. Ik lees bij voorkeur recensies over boeken geschreven door (jonge) dames. Zij zijn, denken en voelen zoals ik was, jaren geleden. Sinds mijn kennismaking met het werk van de Mexicaanse Valeria Luiselli en onze eigen jonge literaire 'godinnetjes' Annelies Verbeke, Lize Split en de Maartjes en Grietjes en Nina's, ben ik ongelooflijk nieuwsgierig geworden naar jong vrouwelijk schrijftalent in onze Lage Landen. Ik weet dat vorige zin omgekeerd had moeten geconstrueerd worden: ik had eerst de Nederlandstalige namen moeten noemen en dan uitbreiden naar 'de wereld'. Maar sinds ik in mijn studietijd voor mijn diploma Engels Henry James heb gelezen en Jean Reys en Katherine Mansfield en Edna O'Brien en last but not least Virginia Woolf, heb ik 'The English Connection' nooit losgelaten, om niet te spreken van mijn 'French Connection' (want ben ook dol op Franse schrijfsters!)
Nu even terug naar Lire: een paar weken geleden prijkte een leuk fotooke van Julia Kerninon op de voorpagina. De naam leek me een beetje Iers, maar neen, Julia is een Française, geboren in Rouergue, niet ver van Nantes.
Bovenstaand fragment uit Une activité respectable had ik zelf kunnen schrijven, vind ik. Het laatste deel is een beetje mysterieus: leven schrijfsters dan buiten de wereld, kunnen zij niet tegen pijn, zijn zij labiel, moeten zij een beetje gechouchouteerd worden?
Ach, vragen die ik me ook altijd stel: waarom trek ik mij het liefst terug uit de wereld? Kan ik niet tegen gruwel? Waarom schreef ik het gedicht de wonderen van de wereld, een persoonlijke versie van Adam Zagajewski'sProbeer de verminkte wereld te bezingen?
Desondanks prefereer ik dus nog altijd de illusie van liefde en schoonheid boven de gruwel van het dagelijks bestaan.
2. Maar, beste lezer, ben natuurlijk ook een fan van schrijvers, mannen dus. Een van mijn favorieten is de Italiaan Alessandro Baricco, die me met onderstaande drie verhalen helemaal heeft betoverd. Zijn stijl doet me dit keer een beetje aan Beckett denken en het tweede verhaal eindigt met een prachtige paragraaf over de liefde.
Al meer dan 20 jaar schrijf ik mijn dromen op. Soms komen er vele dromen na elkaar, soms komen ze sporadisch. Soms ook schrijf ik maanden lang niks op, soms ook gedurende een jaar.
Heb al 92 dromen. Bij droom nummer 100 stop ik.
Droom nummer 92
Samen met Bart De Wever op een schoolfeest. Of was het een receptie? Veel volk, tuttige dames.
Ik betaalde voor een drankje met een biljet van 50 euro. Ik kreeg een groot zilveren muntstuk als wisselgeld, het leek een drachme of een obool. Er stond een dolfijntje op, zoals op de afbeelding van een muntje in de nieuwe bundel van Eva Gerlach, Ontsnappingen, op p. 47, juist onder de titel van de cyclus het slapeloze. De dolfijn springt op bij de sikkelvormige haven van de stad Zankle, nu Messina.
het slapeloze bevat gedichten over scheepgaan, een zeereis, orakels, een wrak, een strand, een aankomst.
Bart schrok: mijn munststuk was wel 320.000 frank waard. Hij wilde dat ik hem het munstuk overhandigde, ze hadden zich vergist met het wisselgeld, zei hij. Hij zou alles in orde brengen.