o primavera
heerlijke bloemennaam,
betekent ook begin
Over mijzelf
Ik ben Van Overstraeten Nicole, en gebruik soms ook wel de schuilnaam yasmin.
Ik ben een vrouw en woon in Halle 1500 (België) en mijn beroep is gepensioneerde leerkracht Nederlands.
Ik ben geboren op 30/06/1946 en ben nu dus 77 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: poëzie, theater, oosterse cultuur, muziek en koken.
Ik publiceerde 4 dichtbundels (De dagen van de winter, Jagen, Sapkracht en De tuinen van Thevenet). In 2006 acteerde ik in 'De koffers zijn gepakt', een theaterproductie van het Masereelfonds, als eerbetoon aan Bertold Brecht.
een lief okerkleurig scharminkel
literatuur, cultuur, small talk
12-06-2013
Poetry International
Gisteren met genoegen de eerste uitzending van Poetry International gevolgd op live stream. De Syrische dichter Adonis vond ik de grootste, maar ik vond geen teksten van hem op de site van PI. Maar de Oekraïnische dichter Iya Kaminsky, de Noorse Knut Ødegård en de Duitse Elke Erb waren evengoed kanjers...
Eerlijk gezegd, want die lieflijkheid
tussen de regels is van geen belang meer,
wat jij immigratie noemt, noem ik zelfmoord.
Ik stuur je, achter de interpunctie,
de weidse nachten van New York, straten die
plotseling Cyrillisch kennen
de winter spint woorden, gooit sneeuw in de wind.
Jij, middenin een ongeschreven zin, stopt,
verbannen naar ergens ver achter de stilte.
*
Ik verliet jouw Rusland voorgoed, gedichten in mijn kussen genaaid,
naar mijn eigen leerschool,
om met jouw dichtregels te leven
voor een nieuw intrige in een oud verhaal.
Om met jouw dichtregels te leven, waarin men zeilen hijst, golven
tegen de stadswal slaan in iedere klinker,
de bladzijden vanzelf opengaan, een rustige stem
spreekt van lijden, van water.
*
We keren terug naar de plaats van de misdaad,
we keren niet terug naar waar we gemind hebben, zei je;
jouw gedichten zijn wolven die ons met hun melk voeden.
Ik probeerde je twee jaar lang te imiteren. Het voelt als branden
en zingen over verbranden. Ik sta hier
alsof iemand me bespuwd heeft.
Jij zou je schamen voor deze houterige regels
hoe ik me je dood niet verbeeld
maar die toch hier is, mijn handen ontsteekt.
Lisbet in haar flatgebouw, het uitzicht is er weids.
Alsof ze in een breedbeeld-tv zit, zo hoog op de berghelling met haar gezicht
naar de bergen aan de andere kant van de fjord gericht, haar blauwe ogen
verlicht door een sterrenhemel die opstijgt vanuit de decemberwolken.
Lisbet alleen nu, haar dochter in haar eigen wereld. Er kwam een vader
langs, ze denkt niet vaak aan verkoper Jens
die de horlogezaak binnenkwam met proefmonsters van Zeiss en vertrok
nadat hij haar in het hotel zwanger geneukt had van Mette, baby Mette
denkt ze.
Als ze gaat zitten met haar fotoalbum, bemerkt ze een trilling
alsof haar flatgebouw een schip op een grote zee is: het zijn de fotos
die Mette uit IJsland stuurde waar ze au pair was in een stadje daar op dat eiland
in zon machtige zee: Hveragerði en Þingvellir, leest ze op de achterkant
van de fotos en probeert voor zichzelf hardop
de klank þ te zeggen die je volgens Mette moet uitspreken als de Engelse th. Thing, zeggen
de roodgeverfde lippen: thing, a thing.
O nee, ze heeft het vast allemaal maar gedroomd, over haar baan
in de horlogezaak en de andere vrouwen die in de winkel
werkten, ze is immers gewoon hier, met haar pillen en
de langzame bewegingen van haar zware lichaam.
Dat was een andere Lisbet, een lichaam dat eens een meisje
in een horlogezaak was.
En haar dochter óók schizofreen, in het bewaakte tehuis, een flatje
ergens anders. Op de gesloten afdeling nu, misschien? Ze droomt veel.
Ze kijkt naar deze foto en voelt het gebouw weer trillen, dit
schreef Mette over de aardbeving op IJsland, het jaar voordat ook zij
ziek werd.
Het is alsof ik met mijn linkervoet op één vlot sta en met de
rechter op een ander vlot, ze schuiven op zee uit elkaar, schrijft Mette
in haar mooie handschrift achterop de fotos: maar het is nog erger,
want IJsland heeft een diepe scheur in het binnenste van de aarde waar
vuur stroomt, en het land glijdt
uiteen naar het oosten en westen, er breken vulkaanuitbarstingen uit
en terwijl deze breuk wijder wordt schudt de aarde, het is een aardbeving
van 6,7 op de schaal van Richter, schrijft Mette en Lisbet voelt
weer hoe haar flatgebouw trilt terwijl ze leest
over bergwanden die naar beneden razen en huizen die ineenstorten als
kaartenhuizen op IJsland, en de koeien die tegen de hemel staan te loeien
in de weilanden die beven onder hun poten,
daar bij Hveragerði.
O nee, dit is lang geleden, alles is lang geleden, denkt Lisbet.
Ze kan het niet aan om Mette nu te bellen. Neemt een extra chloorpromazine zoals
de dokter voorgeschreven had wanneer ze bang was, en rolt een sigaret.
Lisbet zo helemaal alleen, ze staart naar de sterrenhemel. Lisbet
alleen. Het zijn haar ogen, en een mond
die geluidloos schreeuwt tussen de sterren, in dit uitzicht vanuit het raam
hier.