o primavera
heerlijke bloemennaam,
betekent ook begin
Over mijzelf
Ik ben Van Overstraeten Nicole, en gebruik soms ook wel de schuilnaam yasmin.
Ik ben een vrouw en woon in Halle 1500 (België) en mijn beroep is gepensioneerde leerkracht Nederlands.
Ik ben geboren op 30/06/1946 en ben nu dus 78 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: poëzie, theater, oosterse cultuur, muziek en koken.
Ik publiceerde 4 dichtbundels (De dagen van de winter, Jagen, Sapkracht en De tuinen van Thevenet). In 2006 acteerde ik in 'De koffers zijn gepakt', een theaterproductie van het Masereelfonds, als eerbetoon aan Bertold Brecht.
een lief okerkleurig scharminkel
literatuur, cultuur, small talk
14-06-2013
Poetry International 3
vanavond mustafa stitou, een nederlands dichter van wie ik al jaren een bundel op de boekenplank heb liggen. een sublieme dichter. hoe kalm en duidelijk draagt hij voor. zijn bolle wangen, zijn poezelige lichaam. mustafa is een beertje om te knuffelen.
Als poëzie in essentie over het doorbreken van
verwachtingen gaat, is Mustafa Stitou denkelijk een ideale dichter.
Nadat hij met zijn derde bundel Varkensroze ansichten zowel de
VSB-Poëzieprijs als de Jan Campertprijs in de wacht sleepte, bleef het
tien jaar tamelijk stil tot in mei 2013 de bundel Tempel
verscheen. In een interview met Het Parool zei: Stitou daarover.
Blijkbaar heb ik niet de drang om elke drie, vier jaar een bundel te
publiceren. [. . .] Het is niet automatisch zo dat het innen van een
prijs je vleugels geeft. Ik ben van mezelf vrij perfectionistisch en
vaak nogal onzeker over wat ik opschrijf. Zo'n prijs helpt je daar echt
niet als bij toverslag vanaf.
Maar voornamelijk zit dat doorbreken van verwachtingspatronen in
Stitous werk zelf. Aan NRC-journalist Ron Rijghard lichtte Stitou eens
zijn werkwijze toe: Dichten is voor mij een avontuur. Ik denk niet
alles van tevoren uit. Ik breng ongelijksoortige attributen op tafel en
ga daarmee schuiven. Vervolgens kneed ik er een anekdote omheen die ik
vertel alsof ik in de kroeg sta. Het windt mij bijvoorbeeld op om een
gedicht te schrijven met de woorden 11 september, Arabier, goudblond
godinnetje en NSB. Zo ontstond Anton, een conceptueel-anekdotisch
gedicht. Al die woorden nemen hun diverse, beladen betekenissen mee en
die plaats ik in een alledaagse setting. Een persoonlijke obsessie,
noemt hij die voorkeur voor vermenging. "Het is een kwestie van
evocatie: in het banale het verhevene oproepen, het onzegbare.
(uit de intro;, op de pagina van PI)
*
hij schrijft niet altijd prozagedichten, maar deze twee zijn super:
(zonder titel)
Op mijn rug torste ik de doodskist waarin mijn vader lag. Diep
voorovergebogen, voetje voor voetje, schreed ik wankelend voort. Het
ging steeds moeizamer, de last werd te groot, ik hield het niet meer.
Voorzichtig liet ik mij neerzakken op de grond, languit, schoof onder de
kist vandaan, lichtte het deksel op en fluisterde zonder aarzeling
Vader, ik kan je niet dragen, het spijt me, kun je misschien een eindje
meelopen?
Het duurde even voor hij zijn ogen opende. Zijn gezicht was ongeschoren,
zijn haar zat verward. Hij droeg een lange witte onderbroek en een wit
hemd. Toen zuchtte hij en schudde zijn hoofd, spottend-medelijdend,
zoals altijd. Hij richtte zich op, stapte uit de kist, bewoog zich voort
met kalme tred. Ik liep achter hem aan, ook ik zei niets.
De kist bleef achter, midden op het pad.
We kwamen aan bij het graf. Het was al gedolven. Zonder een woord vlijde
hij zich neer. Ging liggen op zijn zij, draaide zich toen op zijn
andere zij.
Hij moet van zijn god met zijn gezicht naar het oosten liggen, dacht ik,
richting Mekka. Gelukkig vraagt hij me niet waar het oosten is, want ik
weet het niet.
Hij vouwde zijn handen op elkaar, schoof ze als een kussen onder zijn
hoofd, zuchtte weer diep en sloot zijn ogen en ik, ik zakte door mijn
knieën, en met woeste armbewegingen dichtte ik het graf.
BEGINSELEN
We strijden door tot we het gras horen groeien.
De wolken zich neuriënd verplaatsen. Aan de wilgen
wordt ons wapentuig gehangen. Waakhonden
worden met slingers versierd. Onze ogen ontgift.
Onze tempels alleen nog door vogels gebouwd.
Inleiding in de Liefde wordt een verplicht vak
op middelbare scholen. Met iedere groet maken we
nieuwe hersencellen aan, met ieder vriendelijk woord.
Niets bedroeft de burger meer dan een bedroefde
buurman of -vrouw. In elk bestuurslichaam
domineren moederfiguren. De tv slikt anti-
psychotica. En de god van Spinoza keert terug,
eindelijk, om de andere goden tot bedaren te brengen;
doodkalm eten ze een patatje in de Voetboogstraat.
Burenruzies lopen op bruiloften uit of levenslange
vriendschappen. Noodweer wacht tot iedereen
binnen is. Een troep engelen staat de straatcoaches bij.
Als de dag de nacht vraagt nog even te wachten
luistert de nacht soms. We leven weer mee met de doden
en de doden met ons. Imams, rabbijnen, dominees,
politici en professoren, ze lopen in een jaarlijkse
optocht in apenkostuum zwijgend door de stad.
De partij van de vogelaars stijgt opnieuw in de peilingen!
Ook de partij van de laatste postzegelverzamelaars
doet het goed. Het Kwaad, vertellen we elkaar,
is teruggelokt de onderwereld in die vervolgens
volgestort is met beton. En het Goede,
het Goede is ons steeds te snel af. In onze groene
en blauwe, bruine en grijze ogen fonkelt non-stop
de onsterfelijke ziel. Pakken melk en potten honing
worden uitgedeeld op straat. Boeddha likt
zijn iPhone schoon. Volksmenners kweken
rozen in parken. De beurs wordt overgenomen
door muzikanten. De god van Abraham lacht het hardst
om de grappen die over m worden gemaakt. Valse
profeten rukken hun opgeplakte baarden af
vallen jankend travestieten in de armen.
Reacties op bericht (1)
15-06-2013
Het eerste gedicht
heeft het absurde, verschrikkelijke, morbide, realistische en herkenbare van een ZKV van Lydia Davies.