ann jäderlund las gisteren haar gedichten voor. het profiel van een sjamaan, alhoewel ze een mooie voilen tuniek droeg, en een 7/8ste broek (beige). op sandalen, bizar. ze is ouder dan op deze foto, maar daarom niet minder mooi. ze leest heel verlegen, ondersteunt haar hoofd, net of ze pijn heeft. heel aarzelend. in het interview zei ze: al wat evil, strange and unfair is wil ik beschrijven, want het leven is zo. to express complexity. en ook dit is schoonheid. ze cirkelt en cirkelt rond haar gedicht; als je in iets geïnteresseerd bent komt het naar je toe. nu wil ze over the lack of love schrijven, the love that nevertheless exists. I have become narrowminded.

http://www.ullamontan.com/en/portraits_sw_authors/jaderlund_ann_2/
ZELF BEN IK TOTAAL VAN KAART DOOR DE KRATERS DIE ZE CREEERT TUSSEN HAAR WOORDEN. HAAR VERZEN. VOOR EEN NIEUW VERS BEGINT, EEN WERELD.
WAAROM ZIJN WE NIET IN HET PARADIJS? Ik ga dood. Diep erbuiten. Buiten mezelf om. Ik ging dood gisteren en sinds mijn geboorte. Ik werd niet uit mezelf geboren. Ik word verknoeid. Mijn lichaam ontbindt alles wat ik bezit. Ik kan er niet in zijn.
Wie recht het hoofd in gaat. Recht omhoog in een van de smalste kanalen. Als de lichamen vernietigd worden. Wie binnengaat. Als je iemand ziet die eigenlijk niet kan geven. Die niet gelooft. Dode lichamen van voedselgeschenken voorziet. Of als het lichaam te veel opgesmukt wordt. Verminkt als het verminkt wordt. Vernietigd door de haat zelf. Dan is niets daarvan daarin. Wat kan komen zal komen. Onveranderd van vorm. Wendt zich naar de binnenste achterkant van de ogen in het hoofd. Misschien voor altijd opnieuw
Wat in het water is. Maar niet het water is. Wat het water niet kent. Maar het water van binnenuit is. Wat niemand kent. Maar alles van binnenuit is. Wat niet bestaat. Waarvan het lichaam niet bestaat. Geen reuk gehoor. Gezicht noch spraak. En niet vergankelijk is.
© 2009, Ann Jäderlund Uit: Vad hjälper det en människa om hon häller rent vatten över sig i alla sina dagar Uitgever: Albert Bonniers Förlag, Stockholm, 2009
© Vertaling: 2014, Lisette Keustermans Voor het eerst gepubliceerd op Poetry International, 2014
Daniel Falb kijkt heel teder als hij aan een nieuw gedicht begint. praat hoogstaande wartaal. toch heb ik begrepen dat hij woorden, zinnen uit verscheidene taalregisters in elkaar laat vloeien en zo vreemde effecten bekomt. heeft veel plezier met zijn eigen poëzie. is fysicus en filosoof. wordt beschouwd als een politiek dichter, alhoewel hij dat zelf niet echt gelooft. hij schrijft wel over hoe structuren en rituelen het maatschappelijk leven bepalen.

I dwell in Possibility... Emily Dickinson ***
zie die doenerige families eens wonen. vandaag is het de dag van de zes miljard. historische veldslagen achtervolgen ons en wij hen.
door histamines overweldigd komen velen dus natuurlijk ter wereld... een jarenlang gerepeteerde, jarenlang niet opgevoerde parade.
……….....superieure vormen van je schamen, van sterilisatie als je een kitten bent. de presentatie van een gezicht als ontharing en wereldtentoonstelling.
crystal palace toont het vuur zelf van de naties en het geboortedom……....... dat is het adres van een struik, een blaadje, een dotje cellen.
ik betrad het landenpaviljoen en kwam er als uitgebreide familie weer uit. ik trans- planteerde in 1967 het eerste menselijke hart, in een tweeling.
comfortabele wandelpaden verbinden de zandgronden, makkelijke wandeltijden verlichten haar vlammend, de biënnale. eenkleurig beschilderde macrofagen.
…..……..welke werkfase is dit en wat ervan overblijft. het afstoten van de organen. het afstoten, van de hand, van de kunstenares.
© 2009, Daniel Falb Uit: BANCOR Uitgever: Kookbooks, 2009
© Vertaling: 2014, Ton Naaijkens Uit: NEW ZORK Uitgever: Zegwerk, 2014
(het volgende gedicht omschrijft daniel als gothic)
ik loop, in een diep over mijn fronsende voorhoofd getrokken oliepak, langs de fulda.
de invalshoek van de regen wordt almaar lager, binnenkort
wordt de aarde helemaal gemist.
ik schud mijn hoofd en zet mijn vuisten in mijn heupen. hoe meer
ik over het verhaal nadenk,
des te meer zegt het gevoel in mijn gemoed me
dat odradek de aarde is,
een mantel van razend water boven ’t geheel en al droge zaad
van de aardnoot, een waterkluwen.
op de grond hurkend met natte plukken katoen
draaien mijn pottenbakkende handen met de schijf mee
stuxnet van de aarde,
alsof ze hem hebben versneld tot 1410, om kort erna weer terug te lopen tot een paar
honderd.
hoe groter het draaiende ding, des te verder verwijdert de buitenste lijn zich
waarachter draden en verse
klei zich vermengen.
in de gassluis stapels van net pas verwijderde bekistingsplanken, langs twee
half gevulde vuilnisbakken
gaat ’t,
die draaien brandend, naast twee aardnoten die ronddraaien
op splinternieuwe estrik.
ik betreed de grot waarin een licht tentje staat. in mijn slaapzak
ligt breeduit de hermelijn sojourner truth,
dochter van de pathfinder.
in de afgewreven vezels die je in elke spinnerij ter wereld op de grond aantreft,
in de tekst van de afgescheurde, oude, aan elkaar geknoopte, maar ook
in elkaar vervilte stukken twijn
in verschillende soorten
en kleuren speelt
de hermelijn die ik deel met het dier dat op de binnenkant
van zijn huid vertoeft doordat ik het op mijn armen
wieg.
© Vertaling: 2014, Ton Naaijkens Voor het eerst gepubliceerd op Poetry International, 2014
© 2014, Daniel Falb Voor het eerst gepubliceerd op Poetry International, 2014
|