1. In deze bange tijden
is poëzie lezen een grote troost. De verzen van Jozeph Brodsky (1940-1996) zijn verslavend, en de verzamelbundel Strohalmen voor de lezer, een keuze uit de gedichten, uitgegeven door de Bezige Bij (een turf van meer dan 1000 pagina's) ligt naast mijn bed op de vloer; soms stop ik Brodsky onder mijn hoofdkussen, in de hoop dat zijn gevleugelde woorden in mijn dromen zullen dwalen.
Ik kende reeds zijn Romeinse elegieën (zie bericht van 24-03-2011), maar ontdekte in deze verzamelbundel ook tal van andere gedichten geïnspireerd door de klassieke mythologie. Bijna per toeval, bladerend in dit volumineuze boek, bleef ik lezen p. 592. Het gedicht Vertumnus, 16 strofen lang en gedrukt over 9 pagina's en opgedragen aan zijn Italiaanse vertaler Gianni Battafava, intrigeerde mij ogenblikkelijk. Deze naam alleen al!
Jozeph Brodsky en zijn Italiaanse vertaler.
2. De openingszin van strofe I was het startsein van een lectuur waar ik nu al dagen en dagen aan verknocht ben. Ik lees en lees en gniffel en ben 'gepakt'.
Ik ontmoette je voor het eerst op breedtegraden die jou vreemd waren. Je had die grond nog niet betreden, wel was je faam tot die contreien doorgedrongen waar fruit doorgaans vervaardigd wordt van klei. Tot aan je knieën in de sneeuw rees je daar op, wit, spiernaakt bovendien, in het gezelschap van eenbenige, evenals naakte bomen, in een hoedanigheid van expert op het gebied van lage temperaturen. 'Romeinse godheid' luidde het nogal verbleekte naamplaatje.
Vertumnus and Pomona (1717) by Francesco Penso, in an allée of the Summer Garden, St. Petersburg
3. Haha, wie was toch die VERTUMNUS?
Vertumnus was een god van de herfst, die vooral de boomgaarden bewaakte en een rijke overvloed van vruchten schonk. Hoewel zijn Latijnse naam hem aanduidt als een echte Romeinse god, verhaalde de mythe dat hij uit Etrurië naar Rome was overgekomen en daar op een van de drukste gedeelten van de stad een woonplaats had uitgekozen.
Hij werd meestal voorgesteld als een krachtig man met een krans van dennentakken op het hoofd. In zijn rechterhand houdt hij een krom tuinmes, in de linker een herdersstaf, terwijl hij in een dierenvel, dat om zijn schouders hangt, alle goede gaven die hij uitdeelt met zich meedraagt. Zijn voornaamste eigenschap is dat hij willekeurig van gedaante kan veranderen.
Brodsky vertelt over een ontmoeting met een standbeeld van VERTUMNUS. Wonderlijk genoeg ondergaat dit standbeeld een metamorfose en verandert in een levend wezen, een wezen dat verschillende gedaantes aanneemt, oa ook de gedaante van Battafava.
In strofe II en strofe VII evoceert Brodsky deze gedaantwisselingen:
Volgens de aantekeningen achteraan in de bundel verandert Vertumnus hier misschien in Gianni Battisfava!
Zie de schoenen vna Balenciaga...
In strofe V zegt Vertumnus het duidelijk:
Wees niet verbaasd. Mijn specialiteit is de metamorfose.
Al wie ik aankijk wordt onmiddellijk mij.
4. Op het einde van dit verhaal laat de dichter zich 'in een smakeloos gemeubileerde kamer' op zijn handen en voeten zakken, krabt met zijn nagels over het parket, alsof Vertumnus daaronder ligt verborgen (omdat de vloer warmte uitstraalt). Terwijl in de aanpalende kamer rokken ruisen, vaatwerk rInkelt en het naar vorst ruikt, fluistert hij, zijn wangen tegen de natte vloer gedrukt: 'Vertumnus, kom terug'.
In Vertumnus gaat het dus duidelijk over meer. Brodsky laat Vertumnus filosoferen over het temporaire van het geluksgevoel, een gevoel dat goden niet kunnen ervaren, omdat zij eeuwig zijn. Stervelingen kunnen wel gelukkig zijn, omdat zij maar voor een tijdje op aarde verblijven. In strofe 7 ervaart de dichter zo'n geluksgevoel:
Nowadays I sense that behind my back also stretches a street overgrown with colonnades, that at its far end also shimmer the turquoise crescents of the Adriatic. Their total is, clearly, your present, Vertumnus -small change, if you will; some loose silver with which, occasionally, rich infinity showers the temporary. Partly out of superstition, partly, perhaps, because it alone-- the temporary -is capable of sensation, of happiness.
Besluit: laten we dus van ons geluk genieten, al is het maar tijdelijk!
5. Maar het leukst is misschien nog wel het liefdesverhaal van Vertumnus en Pomona - gevonden al surfend op google:
Vertumnus and Pomona (1630, Paulus Moreelse)
'Men wist te verhalen van zijn liefde voor Pomona, die ook een godin was van de tuinen en altijd bezig was met enten, snoeien en gieten, kortom met alles, wat het verzorgen van de tuinen betreft. Zij was met zoveel ijver daarvoor bezield, dat zij niets wilde weten van de liefde, waarmee de Faunen en Saters en ook Silvanus haar vervolgden, zij verborg zich voor hen in haar goedgesloten tuin. Ook Vertumnus kwam en dong naar de hand van Pomona, tevergeefs. Steeds nam hij nieuwe gestalten aan, om haar toch te kunnen zien en zo mogelijk haar liefde te winnen, maar zijn pogingen bleven ijdel. Eindelijk nam hij de gedaante aan van een hoogbejaarde oude vrouw, en leunende op een stokje strompelde hij de tuin binnen, bezag daar alles, bewonderde veel en kuste de godin. Daar stond nu een olmboom, waarom wijnranken vol heerlijke druiventrossen zich slingerden. Het oudje wees op die boom als op het zinnebeeld van de echt, wanneer man en vrouw elkaar weerkerig steunen en helpen. Zij sprak daarop veel van de eerlijke, trouwe liefde van Vertumnus en ried Pomona aan zijn aanzoek niet af te slaan. Zij verhaalde daarbij van een nimf, die door Venus wegens haar hardvochtigheid en preutsheid in een steen was veranderd en drong er nogmaals ten sterkste op aan, dat de godin eindelijk de wensen en gebeden van Vertumnus verhoren zou. Dit gezegd hebbende ontdeed de god zich plotseling van zijn aangenomen gedaante, liet al wat er ouds en vrouwelijks aan hem was varen en vertoonde zich in zijn jeugdige kracht en schoonheid. Zo Pomona hem nu geen gehoor gaf, had hij besloten geweld te gebruiken, maar geweld was niet meer nodig. Ook de godin voelde de zoete smart van de liefde en staarde met verrukking op de schone gestalte van de god. Voortaan waren Vertumnus en Pomona, ook in den eredienst, onafscheidelijk verbonden.'
Joseph Brodsky, Kees Verheul (samenst.) Strohalmen voor de lezer een ruime keuze uit de gedichten
Uitgeverij De Bezige Bij, juni 2015 gebonden met leeslint, 1152 pagina’s
|