Ik ben Everaert Albert, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Awbeir (Eeklo's voor Albert).
Ik ben een man en woon in Eeklo (Belgiƫ) en mijn beroep is ...bloggen.
Ik ben geboren op 11/02/1948 en ben nu dus 76 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: mijn blog, foto's, computer, fietsen...
Vervolg van het interview dat Marc Van Hulle afnam van George in 1994.
MARC-ANTE ONTMOETINGEN
George E. Spittael, M.S.M. (deel 2)
WAARHEEN ?
George(s) E(dmond) Spittael zag op 13 augustus 1924 het levenslicht als tweede kind in het gezin van Alfred Spittael en Elvira Colpaert. Zijn zin voor orde en stiptheid kreeg George ongetwijfeld van thuis mee, want zijn zus Anaïs werd drie jaar vroeger op dezelfde dag (13/8/1921) geboren... Alfred Spittael woonde met zijn gezinnetje in één van de arbeidershuisjes rechts op het Gebroeders Van De Woestijnepleintje. Hij werkte aanvankelijk als meestergast bij Van Dammes, maar startte al gauw een eigen stoffenhandel in een rechtoverliggend magazijn. Ook voor de familie Spittael kwam de tweede wereldbrand zeer ongelegen, maar George, de jongste telg van het gezin, was tuk op soldaten en militaire aktiviteiten. Bij de mobilisatie in 1939 en de Franse troepenbewegingen in 1940 keek hij met ogen als schoteltjes naar al die strijdvaardige mannen in prachtige uniformen. Zijn eerste kentekens en knopen dateren trouwens uit die periode. Maar op 25 mei 1940 om 6 uur 's morgens, was het speelse al enkele dagen verdwenen, toen was het serieus: "Raus, Eeklo wird Frontstadt !" klonk het in de Zuidmoerstraat, waar meer dan achthonderd mensen samengevlucht zaten in Enkes vellenfabriek. Ook de familie Spittael was daarbij en toen het evacuatiebevel klonk, werden gauw nog wat bezittingen bijeen gescharreld in een hoofdpeluw en met een slagersfiets werd de uittocht ingezet. "Maar je moet je de situatie van toen eens voorstellen," pikt George in. "Je wordt bevolen om onmiddellijk je huis te verlaten en om elders onderdak te zoeken. Maar waar moet je in godsnaam naartoe ? Al de mensen bij wie je zou kunnen aankloppen, moeten eveneens hun huis verlaten. Op goed geluk trokken we dan maar richting Lembeke, waar we aan Aveschoot na een korte schermutseling, van de hoofdweg afraakten en een kerkwegel insloegen. En daar is alles begonnen voor mij..."
VELDGRAF
De Spittaels volgden de wegel tot aan de kerk, trokken dan de Gentstraat in en sloegen voorbij de huidige koekjesfabriek een nieuwe kerkwegel naar de Vroenhoek in. Een eindje verderop werden ze evenwel door een Duits soldaat tot staan gebracht. "Hij gaat ons doodschieten," had vader Spittael angstig gemompeld, maar hij had het verkeerd voor. Het viertal werd die vroege zaterdagmorgen 25 mei 1940 tegengehouden om een toch wel speciale reden: vlakbij was immers een Duits veldhospitaal en daar waren al enkele doden te betreuren. En die moesten begraven worden. "Plots hoorden we treurige marsmuziek, gespeeld door een muziekkapel," zegt George, die het melodietje nooit meer vergat: "Ich hatt'ein Kameraden, ein besseren findest du nicht". "Door het lover zagen we enkele brancardiers die een tiental lichamen naar een veldgraf droegen. Later is gebleken dat we getuige waren geweest van de begrafenis van zeven Duitse en vijf Belgische soldaten die, naar Duitse traditie, bij het ochtendgloren werden begraven. En dat moment, die gebeurtenis heeft mij, als zestienjarig jongetje, echt gepakt en betekende de start van mijn levenswerk. Vooral toen ik nadien vernam dat zowel de Duitse als de Belgische soldaten, die eerst mekaar naar het leven hadden gestaan, toch broederlijk naast mekaar werden begraven. Over de dood heen, bestaan er geen vijanden meer." George E. Spittael kwam nadien nog tientallen keren naar die ene plaats langsheen die Lembeekse kerkwegel terug. Hij nam er ook zijn eerste foto's van soldatengraven, foto's die hij angstvallig verborg in een boekje want dat geheim wilde hij toen nog met niemand delen.
Vandaag is dan George Spittael ten grave gedragen.
Hier volgt een interview dat Marc Van Hulle van hem afnam in 1994.
Dit is een lang stuk en ik zal het in delen brengen.
MARC-ANTE ONTMOETINGEN
George E. Spittael, M.S.M.
"Hoe oud bent u nu ?" Mijn gesprekspartner, een bijna-zeventiger (13 augustus 1924), kijkt mij indringend aan en wacht geduldig op het antwoord. Ik ben verrast dat die vraag me plots wordt gesteld, en George E. Spittael - want dàt is de persoon aan de andere kant van de tafel - lijkt deugd te beleven aan mijn aarzeling. "Ik word er straks 32," zeg ik. George pikt onmiddellijk gevat in: "Welnu, als je eens kijkt naar de gemiddelde leeftijd van de soldaten die op het Canadees kerkhof in Adegem begraven liggen, dan zal je wel beseffen dat je al 12 jaar dood had kunnen zijn indien je in hun plaats was geweest. De meesten waren immers prille twintigers. Men zegt soms van mij dat ik een militarist ben, maar niets is minder waar. Wie met mij een wandeling op het soldatenkerkhof gemaakt heeft, zal niet naar de wapens willen grijpen. In mijn relaas weerklinkt vooral een roep om vrede." Aan de vooravond van de viering van de vijftigste bevrijdings-verjaardag vond ik het gepast om een interview te maken met een man die op vier juni 1976 in het Zeeuwsche stadje Veere de Visser Neerlandiaprijs ontving voor, en we citeren het diploma dat bij George E. Spittael centraal in de woonkamer hangt, "het bevorderen van de gedachte voor wereldvrede en verzoening". Maar een interview met de beroemdste burger van de Rabautstraat is niet zomaar een interview. Het eerste dat George aan de journalist met dienst vraagt, is: "Hoeveel tijd heb je ?" Wie slechts een korte wijle uitgetrokken heeft, komt van een kale reis terug. Maar ik ken George E. Spittael al van vroeger, van vorige interviews en gesprekken, en ik wist dat het een uitgebreide babbel zou worden. Maar dat stoorde me helemaal niet, want mijn gesprekspartner is een boeiend en gedreven verteller. George was bovendien goed op dreef, want hij was net terug van Canada waar hij, als eerste buitenlander, de zilveren "Meritorious Service Medal" kreeg opgespeld. Dit kleinood kreeg de Eeklonaar voor zijn bewezen diensten aan talloze Canadese families op hun speurtocht naar het lichaam van hun gesneuvelde zoon, vader of broer. Het levert hem in het land van de "Maple Leaf" bovendien levenslange waardering en achting op, voor zover dat nog niet het geval was. En aan zijn naam mag hij voortaan de initialen "M.S.M." toevoegen.
LEVENSWERK
Ik praat met George E. Spittael, M.S.M. in zijn welhaast tot museum verworden woonkamer. Een in polyester gegoten soldaten-helm-met-smurrie trekt onmiddellijk de aandacht, talrijke foto's en diploma's (hoofdzakelijk afkomstig uit Canada) wijzen erop dat hier een biezonder burger woont. De ingekaderde Visser Neerlandia-motivatie verklaart veel. Wie destijds kennis maakte met George's tentoonstelling "Soldatengraven over de hele wereld, 1939-1945" en met zijn naslagwerken "Duel aan het Schipdonkkanaal" en "Libera Me" weet dat hij over een onstuitbaar streven naar de perfektie beschikt. Diezelfde zin voor orde komt terug in zijn uitgebreide verzameling oorlogsmateriaal en soldatenkentekens, een kollektie die allicht zijn weerga niet kent en die netjes gerangschikt op fluwelen platen en in een welbepaalde volgorde zijn geklasseerd. Ter gelegenheid van zijn expositie en van zijn boeken zijn talrijke artikels en verslagen over George E. Spittael geschreven, maar ik wilde weten wàt precies de aanzet is geweest om vijftig jaar geleden, als twintig¬jarige knaap, plots interesse te tonen voor soldatengraven en die belangstelling te laten uitgroeien tot een levenswerk. Voor het antwoord op die vraag neemt hij me mee een halve eeuw terug in de tijd; een halve eeuw waarin hij honderden families van overal ter wereld, aan beide zijden van de frontlinie, uit de onzekerheid hielp; een halve eeuw waarin hij, naast twee boeken, ook ruim veertigduizend (40.000 !) brieven schreef; een halve eeuw waarin hij duizenden Canadese veteranen op hun terugkeer naar het strijdtoneel van weleer begeleidde; een halve eeuw, tenslotte, waarin hij en zijn echtgenote Ria het grootste deel van de tijd bezig waren met die ene vraag: "Wie ligt onder dat soldatenkruisje?
Nog een foto van de Eeklose turnclub Slank en Vrank, dit zal rond 1930 zijn.
Veel namen zijn er niet meer bekend. Op de 2e rij (van boven naar beneden) staat links Willems, Alfons Goethals. Helemaal rechts Herman en daarvoor staat Theo De Beir.
Bij de rij van het bestuur is 2e van links Aimé Goethals (zoon van burgemeester Goethals), Willems, Staf De Beir en onderpastoor Roosen. De priester (4e van rechts) is Goethals, broer van Aimé.
Het huisje is al lang afgebroken en alleen dat wat men
aan de rechtse kant ziet staat er nog maar in
bedenkelijke staat.
(uit de collectie van Jean Van Hoegaerden)
Naast dat huisje van de bovenste foto stond de electrozaak van J.Thys. Heel wat Eeklonaars hebben hier hun eerste electrisch toestel gekocht. Op 18-03-2010 schreef ik hier al eens een artikel over.
En op deze foto ziet men hoe het nu is.
Het rechtse huis is waar het kleine huisje stond van bovenste foto en het appartement ernaast kwam in de plaats van electro Thys.