Kroniek van een toffe familie en een toffe gemeente.
12-06-2005
Invasie van Postel
Bezijden Mol op de grens met Nederland ligt Postel. Postel, zult ge zeggen, dat ken ik ergens van. Inderdaad in Postel huizen nog paterkens. Sinds vele eeuwen staat er een Norbertijnerabdij omringt door een slotgracht en een metershoge muur. Dat moest vroeger zo. Buiten de abdij telt Postel nog een tiental huizekes, drie café-restaurants, een kaaswinkel, een heel grote parking en een kasteel van de familie de Brocqueville met annex een golfterrein. Dat laatste is verboden terrein. Doordeweek telt Postel zo'n 50 inwoners waarvan zo'n 25 paters Norbertijnen. Dan zijn die kloostermuren en die slotgracht voor nikske nodig. 't Is er rustig, zoals het bij een abdij past. Maar zondags...Met honderden, duizenden tegelijk stromen ze toe van uit het noorden. Allemaal nederlanders op zoek naar rust, belse frit en creemglas. Ge kunt er over de koppen lopen dwars door de kwakken mayonaise en de gevallen crême-glacebollekens. "Nou leuk hé" en "fijn, gesellich". "Kom, we bellen effe lekker aan bij die paters". Nadat de laatste drie paters-conciergen afgevoerd werden met een zenuwinzinking hebben de paters zich strategisch teruggetrokken in hun alkoof, doen voor niemand meer open en wachten smachtend op de maandagmorgen. Ondertussen stinkt de hele parking en omgeving van de abdij naar de curryworsten en de verbrande cervela's. Ongegeneerd hebben onze noorderburen zich neergepoot op alles waarop men kan zitten: op bloembakken, op de slotmuur, op de wegwijzers, en maar smikkelen en smekkelen. Cultuur kan voor sommige volksstammen toch eenvoudig zijn.