FAMILIE IDING TEN BOSCH
Foto

Welkom op de weblog van de Familie Iding ten Bosch - deze blog is gestart op 08-04-2005

E-mail de blogbeheerder


Foto

Foto

Foto

Foto



Overzicht
  • Ten huize van de familie Iding Aalten
  • STUDIE MEDISCHE ETHIEK
  • ARBEIDSKREIS SYNAGOGENLANSCHAFTEN
  • Übersetzung Archiv Einzelteile - Holländisch » Deutsch
  • BEELDBANKEN PAGINA DE MOEITE WAARD

    Inhoud blog
  • Behoud van het laatste stukje tastbaar erfgoed van Lichtenvoords-Joods-Christelijke geschiedenis
  • Graf Johanna Hulshof en Antonius Aloysius Maria ten Bosch
  • Gedenkprentje Henrica Francisca Maria van Helvoirt
  • Trouwboekje Gerrit Sanders 2
  • Gerrit Sanders paspoort 1894
  • Trouwboekje Gerrit Sanders 1
  • Wie weet waar
  • Oude techniek en werktuigbouw
  • Beschikking verzoekschrift Izaak Jozef Wolf Arrondissementsrechtbank inzake Kreuntje en Rika ten Bosch
  • Assen schuilkelder S.D.
  • Berusting in beschikking Izaak Jozef Wolf m.b.t. Kreuntje en Rika ten Bosch
  • Beschikking verzoekschrift Izaak Jozef Wolf Arrondissementsrechtbank inzake Samuel Jozef Wolf, Roosje Leezer en Erna Carla Jeanette Wolf
  • Berusting in beschikking Izaak Jozef Wolf m.b.t. Samuel Jozef Wolf, Roosje Leezer en Erna Carla Jeanette Wolf
  • Van der Feltzpark no. 3
  • Beschikking verzoekschrift Izaak Jozef Wolf Arrondissementsrechtbank inzake Coenraad Nathans Jeanette Jacoba Wolf Karla Sonja Rita Nathans
  • Commandant Juden Durchgangslager, Frau Kampcommandant Westerbork
  • Berusting in beschikking Izaak Jozef Wolf m.b.t. Coenraad Nathans Jeanette Jacoba Wolf en Karla Sonja Rita Nathans
  • Assen deportatietrein uit Westerbork
  • Beschikking verzoekschrift Izaak Jozef Wolf Arrondissementsrechtbank inzake Carel Samuel Nathans
  • Berusting in beschikking Izaak Jozef Wolf m.b.t. Carel Samuel Nathans
  • Westerbork
  • Prins Hendrikstraat 1 te Assen
  • Van der Feltzpark 3
  • Assen Rolderstraat nr. 109
  • Auschwitz akte van overlijden Rika ten Bosch
  • Auschwitz akte van overlijden Kreuntje ten Bosch
  • Auschwitz akte van overlijden Coenraad Nathans
  • Auschwitz akte van overlijden Erna Carla Jeanette Wolf
  • Auschwitz akte van overlijden Jeanette Jacoba Wolf
  • Auschwitz akte van overlijden Karla Sonja Rita Nathans
  • Auschwitz akte van overlijden Samuel Jozef Wolf
  • Auschwitz akte van overlijden Roosje Leezer
  • Auschwitz akte van overlijden Carel Samuel Nathans
  • Auschwitz akte van overlijden Benjamin Leezer
  • Westerbork akte van overlijden Abraham Cohen
  • Gedenksteen Asser joden
  • Grafsteen Salomon Cohen, echtgenoot van Heintjen ten Bosch
  • Begraafplaats: Marie Antonette Jacoba Iding J.C. Schweig M.M.J. Schweig
  • Begraafplaats: Louisa H. Brinkenberg - Antonia Iding
  • Grafsteen van Jacob Cohen, echtgenoot van Mathilda Johanna ten Bosch
  • Bidprentje Zuster Maria Modesta - Maria ten Bosch
  • Frans ten Bosch bidprentje
  • Bidprentje Gerardus Iding
  • Antonius Aloysius Maria ten Bosch bidprentje
  • Johanna Hulshof Bidprentje
  • Henri Iding Overlijdensbericht.
  • Arnoldus Maandonks Bidprentje Overlijdensbericht.
  • FAMILIE IDING TEN BOSCH
  • Huisindustrie *
  • Huisindustrie **
  • Huisindustrie ***
  • Huisindustrie ****
  • Industrie - Beroepen *
  • Industrie - Beroepen **
  • Twentsche Banketfabriek Enschede ***
  • Industie - Beroepen ****
  • Industrie - Beroepen *****
  • Beroepen - Industrie ******
  • Oude Beroepen
  • A. Over namen en bloedverwanten
  • B. Toelichting gegevens en het woongebied
  • C. Hoeve Ydink, Wehl, Varsseveld Trouwboek en Archief, Idink, Transcriptie, Fiscale Procesdossiers
  • D. Wisch in vogelvlucht - De vestiging van joden in Nederland Groenlo en Lichtenvoorde - Izak en Jödde Ten Bosch
  • E. De joodse begraafplaats - De joden in de oorlogsjaren
  • Familie historie en cultuur 1
  • Familie historie en cultuur 2
  • Familie historie en cultuur 3
  • Familie historie en cultuur 4
  • Familie historie en cultuur 5
  • Familie historie en cultuur 6
  • Familie historie en cultuur 7
  • Familie historie en cultuur 8
  • Familie historie en cultuur 9
  • Familie historie en cultuur 10
  • Familie historie en cultuur 11
  • Familie historie en cultuur 12
  • Familie historie en cultuur 13
  • Familie historie en cultuur 14 - Stephanus Henricus Iding 1858 - 1930
  • Familie historie en cultuur 15
  • Familie historie en cultuur 16
  • Familie historie en cultuur 17
  • Familie historie en cultuur 18
  • Familie historie en cultuur 19
  • Familie historie en cultuur 20
  • Familie historie en cultuur 21
  • Familie historie en cultuur 22
  • Familie historie en cultuur 23
  • Familie historie en cultuur 24
  • Familie historie en cultuur 25
  • Familie historie en cultuur 26
  • Familie historie en cultuur 27
  • Familie historie en cultuur 28
  • Familie historie en cultuur 29
  • Familie historie en cultuur 30
  • Familie historie en cultuur 31
  • Familie historie en cultuur 32
  • Familie historie en cultuur 33
  • Familie historie en cultuur 34
  • Familie historie en cultuur 35
  • Een zestigtal Rapporten over Huisindustrie in Nederland: Voorwoord
  • Een zestigtal Rapporten over Huisindustrie in Nederland: Inhoud
  • Een zestigtal Rapporten over Huisindustrie in Nederland 1.
  • Een zestigtal Rapporten over Huisindustrie in Nederland 2.
  • Een zestigtal Rapporten over Huisindustrie in Nederland 3.
  • Een zestigtal Rapporten over Huisindustrie in Nederland 4.
  • Een zestigtal Rapporten over Huisindustrie in Nederland 5.
  • Een zestigtal Rapporten over Huisindustrie in Nederland 6.
  • Een zestigtal Rapporten over Huisindustrie in Nederland 7.
  • Een zestigtal Rapporten over Huisindustrie in Nederland 8.
  • link
  • Televisie 12 Oktober 2006 VPRO/NPS geschiedenis
  • Andere Tijden, 12 Oktober 2006
  • Heymans
  • Afbeelding Stephanus Henricus Iding is zijn nieuwe wanten vergeten
  • Foto Ten huize van de Familie Iding Aalten
  • Foto Johanna Maria Aleida Josepha Iding en Arnoldus Maandonks
  • Foto Aleida Maria Johanna Iding 04-05-1930 Bladel
  • Foto Gerrit Iding
  • Foto Heinrich Anton Johan (Hent) Iding
  • Foto Leonardus Bernardus Franciscus Iding
  • Foto Franciscus Antonius Stephanus Iding
  • Foto Johan Gerhard Lambert Iding
  • Foto Johanna Maria Aleida Josepha Iding
  • Foto 1926 schoolfoto Hapert
  • Foto 1939 Meerveldhoven. Distributie
  • Schoolfoto 1920 Oktober 13 Hapert
  • Foto Groot Zundert St. Anna pensionaat 7e klas
  • Foto Groepsfoto verpleegsters te Leuven
  • Hapert - Het genootschap der H. Kindsheid
  • Afbeelding Rijbewijs 1928 Augustus 20. Maria Hedwig Henrica (Hedwig)
  • Foto Groot Zundert St. Anna pensionaat Uitvoering.
  • Foto Groot Zundert St. Anna pensionaat 1926-1927
  • Foto Elisabeth en Maria Hedwig Iding met auto
  • Foto Pater Dhoye 1931 Allerzielen
  • Foto De Hapertse voetbalvereniging 1934
  • Foto Naar Meerveldhoven
  • Hapert zoals het toen was
  • Sus Maandonks
  • Leuven Elisabeth Maria Antonia Iding verpleegster
  • Leuven groepsfoto verpleegsters
  • Adele Jacoba Maria verpleegster
  • Leuven Adele Jacoba Maria verpleegster met patiënt
  • Leuven verpleegzaal Elisabeth Maria Antonia Iding
  • Elisabeth Maria Antonia Iding in Knokke
  • Boerenhoeve op Hiddink bij Varsseveld - Hiddinkbrug
  • Foto Aalten Hoogestraat
  • Foto Aalten landstraat
  • Foto Dinxperlo het Geerhuis
  • Foto Bladel, De kazerne van de Koninklijke Marchaussee
  • Foto Varsseveld molen
  • Foto Groet uit Dinxperlo
  • Foto Rheden Dorpstraat
  • Foto De Tram 3 Juni 1937 Hapert
  • Foto Groeten uit Hapert
  • Foto Hut op de Veluwe
  • Foto Idink Bos
  • Foto Lichtenvoorde Rentenierstraat
  • Foto de Lage Heurnseweg
  • Holland Cards
  • Oude gewassen
  • Spurrie
  • Stoomtrams in Oost Gelderland
  • Reclame arsenaal
  • Spelt
  • De Graafschap in de middeleeuwen
  • Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic enda thu: wat unbidan we nu
  • Op de Boerderij te Schagen
  • De eerste Nederlandse postzegel
  • Geldmuseum
  • Duizend jaar in de kleren
  • Volkstellingen 1795-1971
  • Brummel's commentaar
  • Historie van het licht
  • Klompen
  • Vervoer - de fiets
  • Neem een kijkje bij bodemvondsten
  • De Waterput van Wehl - Diepenbroek
  • Neem een kijkje bij
  • 1942 - 1944 Gedeporteerd ten Bosch
  • Philips 2e wereldoorlog
  • Philips 2e wereldoorlog
  • Philips 2e wereldoorlog
  • Philips 2e wereldoorlog
  • Philips 2e wereldoorlog
  • Philips 2e wereldoorlog
  • Studie: Medische Ethiek
  • Ernst Klee
  • 1939 Duitsland. Augustus 18
  • 1939 Duitsland
  • 1938 Duitsland
  • 1937 Duitsland
  • 1933 Duitsland
  • Een voorbode van donkere tijden
  • Foto - Hedwig ten Bosch Schäpers
  • Foto vliegtuig - Franciscus Antonius Josephus ten Bosch
  • Foto Julia Hendrika Maria Margaretha Iding vliegt
  • Foto Aleida Iding
  • Foto Johanna Maria Hendrika ten Bosch
  • Slagersreclame
  • Afbeelding Getuigschrift Johann ten Bosch

    Familie Iding ten Bosch - Varsseveld - Heurne - Huissen - Westervoort - Lichtenvoorde
    18-05-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.1727. Bendix Jacobs overtreedt de regels.


    1727. Bendix Jacobs, pakdragende koopman, wil bij de Aaltense familie van Abraham Davids drie nachten doorbrengen om het joodse paasfeest te kunnen vieren. Die overnachtingen zijn verboden ondanks dat Bendix (Benedict) al ruim twintig jaar in de achterhoek en Twente zaken doet. Bendix die verondersteld dat de plakkaten niet zo streng zullen worden gehandhaafd, wordt verraden, opgepakt en gevangen gezet in Bredevoort.

     

    Abraham Davids 44 jaar oud protesteert tegen de "smadelijke ophalinge" van Bendix. Abraham verklaart in Aalten maar negen mensen gehad te hebben voor de sjoeldienst zodat minjan was uitgesloten. (Minjan, is het minimum aantal van tien kerkelijk meerderjarige mannen, die minstens dertien jaar en een dag oud zijn om een gemeenschappelijke dienst te kunnen houden).

     

    Rechter Labane de Thaij en de gerichtslieden Vrijmoet en Coets verhoren Bendix.

     

    Hij vertelt dat hij in Posen (Poznan) in Polen is geboren, geen vaste verblijfplaats heeft, veel handel drijft in Twente en soms in de openlucht slaapt. Begin April heeft hij Marcus Levi in Groenlo geholpen met het bakken van matzes. Bendix handelt in rijriemen en linten. Hij heeft in Aalten overnacht om de Aaltense joden te helpen en daarom bepleit hij vrijspraak. Helaas beslist de rechter anders. Bendix moet binnen 24 uur zijn biezen pakken en Abraham krijgt een vermaning. Hij moet "ootmoedigst om verschoning verzoeken en beloven dat hij zich in de toekomst daarvan te wagen" De beklaagden Abraham en Bendix draaien voor de kosten van het proces op.

     

    Kooger

    Reageer (0)

    Categorie:Historie a
    17-05-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.1758 -1776 struikrovers vagebonden, gauwdieven en ander rondtrekkend volk


    1758. De Duitse overheid verspreidt een brochure met een waarschuwing tegen bijna 200 joodse struikrovers die Westfalen onveilig maken.

     

    Legers en kooplieden trekken over dit soort wegen.

     

    1765. De magistraat van het Richterambt Doetinchem geeft richtlijnen ter versterking van de plakkaten van mei en oktober 1726, opgesteld voor de Joodse Natie en tot het weren van vagebonden, gauwdieven en ander rondtrekkend volk zulks elke drie maanden aan alle kerken aangeplakt. "Dat de poënaliteit op de herbergiers, huijsluiden en andere, die de passerende en omswervende Joden logeren gestatueert, behoorde gemodereert te worden, zowel die Smaussen, als ander diergelijck volck logeren, en desehalve na exigentie van zaaken zullen worden gestraft.

     

    Verbiedende alle ingesetenen zulke quaddoeners willens en wetens te herbergen of tot hunne onthoudinge … of gunstig te weesen, op poëne van arbitraire straffe.

     

    Dat ten opsigte van de lediggangers, landlopers en diergelijke nergens anders dan in de Herbergen van de groote Heeren Weegen zullen mogen vernagten, en dat zodane Smaussen en landlopers gelogeert hebbende, en daarvan overtuigd wordende, na exegentie van zaeken zullen worden gestraft.

     

    Behalve kramers met een bewijs van goed gedrag mogen langs wegen trekkende "Ketelboeters, Zulverpriemers, Swaevelstockverkopers, Stoelwinders of matters, Schorsteen Vagers, Leprosen, Quakzalvers, Rattenkruijd en Plakken Verkopers, Messen en Schaaren Slijpers, Liedjeszangers, Speelmannen, Gochelaers, Omlopers met Kijkkasten en diergelijke" zich zonderverblijfsver-gunning niet binnen het ambt Doetinchem ophouden en met hun beroep geld verdienen.

     

    1776. De Gelderse staten constateren op de landdag dat de meeste joden in de mediene zich aan de joodse wetten houden, maar in het algemeen huwelijksbepalingen negeren.



    Reageer (0)

    Categorie:Historie a
    16-05-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen. 1723 Het oude kerkdorp Varsseveld gaat in vlammen op


     

    1723 september 14 de Heurne.

     

    De brand van Voorjaar 1723.

     

    Op het oude erve Nibbelink in de Binnenheurne, onder Varsseveld, gelegen aan de zoom van de bossen van Idink, (relatie met Iding nog niet onderzocht) was het een drukte van belang. Aan het einde van een drukke werkdag gaan de bewoners van Nibbelink ter ruste, maar plotseling in de nacht worden ze wakker geschrikt door een heftig lawaai, dat het vee in de stallen veroorzaakt. De boer is het eerste op de deel en kijkt vol ontzetting in een grote vlammenzee.

     

    Erve Nibbeling staat in brand. Met de grootste spoed wordt het vee in veiligheid gebracht en korte tijd later ligt de mooie hoeve in de as. De boer is verslagen, hij voelt zich als een berooid man. Maar zijn buren bieden hulp, zij zijn immers "naobers" en weten wat hun taak is. Met man en macht wordt er gewerkt om de puinhopen op te ruimen. Nieuw materiaal wordt aangevoerd en langzaam maar gestadig is Nibbeling weer opgebouwd. En als in het begin van september het erve Nibbeling weer herrezen is, besluit de boer om, volgens oud gebruik, een steenbier te geven aan allen die geholpen hadden met de opbouw van Nibbeling.

     

    Op 14 september 1723 is er vreugde op Nibbeling en in de late middaguren klinkt er feestgezang, worden de glazen geheven, en niemand denkt meer aan verdriet of zorgen...

     

    In het naburige Varsseveld is het op die middag heel rustig. De meeste bewoners zijn op de Nibbeling om het feest mee te maken. Slechts de oude dominee vertoeft op de Olde Wehme en enige oude mannen en vrouwen met kinderen bevinden zich in het dorp.

     

    De smid is niet naar het feest, hij hamert op het aambeeld en van het witgloeiende ijzer spatten de vonken in het rond. Enkele van deze vonken komen op zijn dak terecht. Aangewakkerd door de droge wind staat zijn huis in brand, voordat hij er erg in heeft. Maar daar blijft het niet bij. Het vuur slaat over op de naast gelegen percelen en weldra staan de meeste huizen in brand. In zeer korte tijd heeft zich een ontzettende ramp voltrokken over het oude kerkdorp Varsseveld. De daken zijn meest bedekt met riet of stro, sommige zelfs met droge heideplaggen. Het vuur krijgt gretig voedsel. Zelfs de kerk word aangetast en staat al snel in lichterlaaie".

     

    Dominee Beckink maakt van deze ramp een verslag.

     

    "Wij, ondergeschrevenen, leden van de tegenwoordigen kerkeraad, attesteren van droevige oor- en ooggetuigen, dat door een ongemeen vreeselijk, doch aanbiddelijk en rechtvaardig oordeel Gods ons gehele dorp Varsseveld, met toren en kerk, door een vreeselijken brand op de 14e september 1723 totaal in de as is gelegd, zoodat, helaas Varsseveld in Varsseveld niet meer te vinden is.

     

    Het bloed wordt traag in onze aderen en onze haren rijzen omhoog, als wij ons verbeelden de verwoesting door deze ontzettende brand aangebracht. De brand, die ons overviel, toen bijna het gehele dorp van huis was om een man door liefdesgaven op de been te helpen.

     

    Dit is de oorzaak geweest dat verscheidenen niets, anderen weinig uit het vuur gered hebben. Dit vreeselijk ongeluk drukt ons te meer omdat het ons getroffen heeft zoo kort voor de winter en in een tijd, dat men brandstoffen en levensmiddelen reeds had ingezameld. Hier liggen 54 huizen, 6 schuren, enige branderijen (jeneverstokerijen) en verscheidene beesten en varkens onder het puin en stof bedolven en begraven, en dat in die tijd van twee uur..."

     

    "Men hoopte in het begin, dat men de kerk nog zoude behouden, maar terwijl ze midden in het vuur stond, en sterk rondom de brandende huizen aangetast werd, waarbij het grote gebrek aan water, en onze algemene schrik en alternatie, zoo moesten eindelijk kerk en toren ook al in een puinhoop veranderen. Hier zijn vier klokken versmolten en stom geworden. Het uurwerk bedorven, de preekstoel geheel buiten dienst gesteld en de pilaren gebarsten, droevig hangende met hare hoofden over eene zijde...

     

    Het gewelf ingestort waardoor het meeste van gestoelte en zitplaatsen zijn vermorzeld, zoo dat men nu buiten de kerk onder den blauwen hemel doop, avondmaal en den preek heeft moeten waarnemen, vermits ook geen huis in Varsseveld zo ruim is, in hetwelk dit zou kunnen geschieden vanwege de grootheid der gemeente, waar ongeveer 900 lidmaten gevonden worden..."

     

    (Uit: "Kleine historie van de Laurentiuskerk en het oude kerspel "Varsseveld" door D.W. Kobes, 1972)

     

    Archief

     

    – brand ~ Varssevelt [Varsseveld]:

    18-9-1723: Archief Huis Bergh (AHB), inv.nr. 1182 (AHA-volgnr. 37): //

    Ordre aen de Magistraet der Stat S’Heerenbergh wegens eene Brantspúijt //

     

    Wy Johanna &c &c // Alsoo de Dagelyxe experientie van de Droevige

    toevallen van den Brant en besonderlyck van het Dorp Varssevelt ons in

    groote ongerústheyt stellen, dat dit schaedelyck ongeval de Stat S’Heerenbergh oock moghte Overkome n /:waer van Edogh den goedertieren godt de selve gelieve te bewaeren:/ en om soo veel als in ons is de noodige middelen tegens dusdanige beklaeglycke toevallen úijt te vienden;

    Soo ist dat wij ordonneren en beveelen aen onse Seer Lieve getrouwe Magistraet der voorn~: Stadt, dat uyt de Nogh Resterende penningen van de verpon dinge onder onsen Lieven getroúwen Herman Janszen Gesúbstitúeerden Rentmeester tot Gendringen en Etten berústende met den eersten sullen Laeten maacken eene goede Spúijte, en hondert gulden Capitaal &c Beleggen, waer van d’ Interessen aen den bewaerder van de Spúijte Jaerlyx sal worden betaalt; en oft misschien eenige onwillige borgers hier tegens sigh souden willen Opponeren, súllen twee gedeputeerde uyt de Magistraet van Huys tot Huys omgaan, en vernemen wie dat sigh hier tegen soude Willen opponeren en aen die verweygeraers hún Contingent Uyt te tellen, mits en onder Conditie, dat Zy yder reyse, als hún dit ongeluck soude Overkomen, ende die Spúijte moeste gebruijckt Worden, daer voor Sullen betalen 25 gulden; vertrouwende Edogh, dat dusdanige in voorsz~: Stadt niet sullen worden gevonden / gedaan opt Slott S Heerenbergh den 18 7bris

     

    1723. / was geteeckent / Johanna ~ // [afschrift d.d. 28-1-2003 (verwerkt

     

    6-3-2003) / J.H.G. te Boekhors t ]

     

    Reageer (0)

    Categorie:Historie a
    15-05-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Historie - Oostelijk Gelderland

    Op de grenzen van twee rijken

     

    De historie van Oostelijk Gelderland werd gekenmerkt door het leven op de grenzen van twee rijken. Enerzijds stond het gebied onder invloedssfeer van het vroegere hertogdom Gelre en later na de stichting van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, onder die van het gewest Gelderland. Anderzijds hadden de bisschoppen van Munster en voor wat het gebied van Liemers betreft de heren van Kleef hier veel in de melk te brokken. Tot 1823 bleef de Munsterse invloed in de achterhoek. Toen pas werden de parochies Groenlo, Lichtenvoorde, Aalten, Borculo, Bredevoort, Eibergen en Winterswijk uit de lijst van Munsterse parochies gelicht en toegewezen aan de z.g. Hollandse Zending. Hoe ingewikkeld de toestand langs de grens was, blijkt in de Liemers. Het gebied rond Zevenaar, Huissen, Duiven, en Wehl kwam pas in 1816 officieel bij Nederland. Voordien was het een Kleefse enclave. De enclave had rond 1800 een bewogen politieke geschiedenis. Tot 1806 was dit gebied Kleefs, hetgeen in die jaren Pruisisch betekende. In de daarop volgende tien jaar hoorde het gebied respectievelijk tot het Groothertogdom Bergh, het Koninkrijk Holland, het Franse Keizerrijk, enkele weken weer onder Nederlands bewind, dan weer onder Pruisisch bewind om ten slotte weer in 1816 aan Nederland toe te vallen.

    Reageer (0)

    Categorie:Historie a
    14-05-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Historie - 1726 Tegen het wonen en vernachten van Joden ten platte Lande



    1726 De staten van het Furstendom Gelre en de Greafschap Zutphen vaardigen twee resoluties uit, waarin wordt verboden dat nieuwe joden "met de woon op het platte Land binnen dese provincie sullen mogen ter neder setten in eenigerley manieren". Een reeks van verboden zullen nog volgen.

     

    De staten zijn beducht voor goed georganiseerde roversbenden, met joodse leden, die vooral in Noordrijn-Westfalen en bij de Nederlandse oostgrens rondtrekken en de politie handen vol werk bezorgen.

     

    De gelderse staten kondigen een plakkaat af met uitvoerige beperkingen voor joodse families.

     

     

    1726 Mei 27. "Tegen het wonen en vernachten van Joden ten platte Lande" "… "Dat gene vreemde of nieuwe joden of Smoussen, die quansgewys met een winkeltje, met Slachten of enige andere Neringe of Handtteringe de kost soecken te winnen, haer voortaen met de Woon op ’t platren Landt binnen dese Provintie reets hier of daer binnen Steden deser Provintie mochten bevinden, welcke ten opsichte dat sy haer ten platten Lande met’er Woon niet sulle mogen ter neer setten, oock als Vreemdelingen geconsidereert sullen werden ‘.

     

    Straffen bij niet naleving van de verordeningen: "Publycke Gesselinge en Bannissement uit dese Provintie".

     

    Kooger


    Reageer (0)

    Categorie:Historie a
    13-05-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Historie - Hervormd in Wehl.


     

    Hervormd in Wehl.

     

    De Nederlandse Hervormde Gemeente te Wehl werd in 1721 gesticht. Zij ontstond vooral dankzij het feit dat Zutphense, Doesburgse en Doetinchemse eigenaren van in Wehl gelegen goederen, hun hofsteden bij voorkeur aan Hervormde boeren verpachtten, een kleine Hervormde gemeenschap. Met de financiële steun van de Kleefse overheid, die een vicarie ter beschikking stelde en de bijdragen van een aantal vermogende personen buiten Wehl, kon in 1721 een Hervormde gemeente worden gesticht. Een jaar later werd de eerste predikant benoemd. Aanvankelijk maakte men voor het houden van de diensten gebruik van de havezathe Broekhuizen. Maar sinds 1725, toen een woning voor de predikant werd gekocht, kwam de gemeente bijeen in de pastorie, waar enige jaren later een klein kerkje aangebouwd werd. Na in 1820/21 grondig te zijn verbouwd, werd de kerk in 1857 afgebroken en vervangen door een nieuwe, die eerst in 1900 van een toren werd voorzien. De toen aangebrachte, uit 1784 daterende, luidklok is afkomstig uit de kerk van het Friese dorp Steggerda. Het orgel is van 1874 en werd vervaardigd door H. Haffmans

    Reageer (0)

    Categorie:Historie b
    12-05-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Historie - Het kerspel (plattelands rechtsdistrict) Wehl


     

    Reeds in de middeleeuwen werden de grenzen van het kerspel (plattelands rechtsdistrict) Wehl gevormd door weteringen (waterafscheidingen; groter dan een sloot) en wallen (langgerekte ophoping van grond, gemetselde muur die iets omgeeft ter bescherming) begroeid met doornhagen. Het dorp zelf was ook nog eens versterkt met wallen en grachten, terwijl er bovendien nog sprake was van de aanwezigheid van enige bergvreden (verdedigbare woontorens) rondom het dorp. Dergelijke hindernissen mogen dan enig nut hebben gehad ter afwering van allerlei geboefte, tegen échte oorlogen waren de obstakels niet bestand.

     

    Tijdens de Kleefs-Gelderse schermutselingen in de jaren zestig van de 15e eeuw had Wehl ernstig te lijden van aanvallen van Johan Mom, die vanuit zijn nabij Angerlo gelegen slot Kell de omgeving onveilig maakte. Op 18 maart 1466 zagen inwoners van Doetinchem in de verte een aantal vaten vervoerd worden. In de mening dat deze met wijn gevuld en voor de Kleefse vijand in Wehl bestemd waren, deden zij een uitval. Het bleek echter een krijgslist, in de vaten bevond zich slechts water, en vele aanvallers werden gevangen genomen....

     

    In de jaren 1581-1583 waren invallen van de troepen van Graaf Willem van den Bergh aan de orde van de dag, en in 1582 wordt melding gemaakt van plunderingen van een door in Doesburg gelegerd krijgsvolk. Gedurende de dertigjarige oorlog (1618-1648) kreeg Wehl een dermate hoog opgelegde oorlogsschatting (een afkoop, te voldoen aan de overwinnende vijand, zodat deze het dorp niet zou plunderen), dat het die slechts kon opbrengen na een noodgedwongen verpanding door de geërfden van een aantal gemeenschappelijke gronden. In 1624 werd de Heerlijkheid Wehl door troepen van de naar de Spanjaarden overgelopen Hendrik van den Bergh geplunderd.

     

    Ruim een eeuw later in 1756, barstte de zevenjarige oorlog uit, waarin o.a. Pruisen en Frankrijk tegenover elkander kwamen te staan. De tol, die Wehl hiervoor heeft moeten betalen is uitermate zwaar geweest. Reeds bij het begin van de oorlog moest men grote hoeveelheden koren, boter, aardappelen, erwten en wortelen naar Wezel zenden ten behoeven van het leger. Een jaar later werd Wehl, omdat het naar de zin van de Franse bezetters van het Pruisische gebied, niet genoeg had geleverd, bedreigd met plundering en brandstichting. Wie het zich kon veroorloven, vluchtte naar het, in die tijd nog, aangrenzende "Gelderland". Op 22 juli 1757 trok een militair commando het dorp binnen, vermaakten zich in de herbergen kostelijk met flinke hoeveelheden jenever en voedsel, molesteerden enkele inwoners en vertrokken weer naar het front met een zestal karren en 25 paarden.

     

    In 1758 moesten op een kwade dag op bevel van de Fransen niet minder dan 403 broden voor het leger gebakken worden. Men kwam ze echter niet ophalen, het brood verschimmelde en werd tenslotte als veevoer verkocht, waarbij alles tezamen niet meer dan 10 gulden en 8 stuivers opbracht. Weer een jaar later moesten enorme hoeveelheden stro, haver en hooi geleverd worden. Omdat echter alle voorraden reeds lang op waren, werden de Wehlenaren gedwongen grote sommen geld te lenen om op die manier alsnog het gevraagde te kunnen leveren. De weinige boeren die nog paarden hadden, werden gedwongen in Wezel aan de versterkingen te werken. Toen in juni van dat jaar een aantal ambtenaren arriveerde om onwillige inwoners te dwingen, toonde de bevolking zich zo vijandig, dat de beambten zich ijllings in de herberg De Zwaan in veiligheid moesten brengen. Zo ging het jaar in, jaar uit. De naweeën van de oorlog waren rampzalig. De Wehlse bevolking leed door de oorlogen groot gebrek. Daar bovenop kwamen ook nog slechte oogsten en barre winters; het volkt had zwaar te lijden. Meer dan een halve eeuw later zat de Wehlse gemeenschap nog zo diep in de schulden, dat men genoodzaakt was de gehele Wehlse heide te verkopen. Ook in 1795 en 1796 werd men gedwongen tot leveranties en diensten ten behoeve van zowel Pruisische als Franse troepen.

     

    Hendricus die in 1794 werd geboren heeft hiervan geen weet gehad, maar zijn ouders Joannes Iding en Joanna weetings hebben wellicht nog zwaar te lijden gehad van de nasleep van de zevenjarige oorlog. Hendricus verliet Wehl en trouwde in Arnhem met zijn Petronella die uit het al even armetierige Huissen kwam en vestigde zich in Rheden. Hoewel Stephan, de vader van Aleida van Uum - (moeder van Stephanus Henricus Iding) - uit Emmerik kwam is diens vader, Adam van Uem, wellicht ook afkomstig uit Wehl.

    Reageer (0)

    Categorie:Historie b
    11-05-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wehl St. Martinus Kerk



    De huidige rooms-katholieke Sint Maartens resp. St. Martinus Kerk is zonder twijfel het oudste gebouw van de gemeente Wehl. De oudste delen, waaronder het onderste gedeelte van de toren, stammen zeer waarschijnlijk uit de 12e eeuw. Wehl wordt in 1234 als een zelfstandige parochie vermeld. Omstreeks 1480 is het kerkgebouw met uitzondering van het onderste deel van de toren, die een vierkante traptoren bevat, geheel in Gotische stijl herbouwd. In 1854/1855 werd de kerk belangrijk vergroot. Daarna volgden ingrijpende verbouwingen in resp. 1894/95 en 1915/16. Bij deze laatste restauratie werd een grafzerk van Henrick van Hackfort ontdekt, die thans buiten de kerk ligt, alsmede een altaartafel, daterende uit 1483, en een geheel gemummificeerde kat.



    Reageer (0)

    Categorie:Historie b
    10-05-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Historie - Wehl De grote standerdmolen

     

    In 1467 moet er in Wehl al een molen hebben gedraaid op de plaats van de latere standerdmolen (windmolen op een voetstuk van balk- of metselwerk). Een bijbehorende molen voor het maken van rosolie (Italiaanse brandewijn van rozenbladeren) werd in 1855 gesloopt. Enkele decennia en eigenaren verder werd in 1910 een machinale graanmaalinrichting ernaast gezet. In de nacht van 11 op 12 februari 1924 werd de grote standerdmolen geheel in de as gelegd. De oorzaak van de brand heeft men nooit kunnen ophelderen. De molen werd niet meer herbouwd.

    Reageer (0)

    Categorie:Historie b
    09-05-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Historie - Westervoort


    Uit Westervoorts verleden

     

    Westervoort gaat als nederzetting tot diep in de middeleeuwen terug. In de kerktoren, stammend uit de dertiende eeuw, zien we een van de oudste getuigen van plaatselijke bouwactiviteit. Maar als we bedenken dat de missionaris Werenfried vijf eeuwen eerder op dezelfde plek al een kerkje bouwde in opdracht van St. Willibrord, wordt wel duidelijk dat Westervoort op een lange geschiedenis kan bogen.
    Eeuwenlang waren het de graven van Bergh, die de 'heerlijkheid' Westervoort in hun bezit hadden. In 1735 werden de Berghse rechten echter aangekocht door de stad Arnhem. Wat waterbeheersing betreft viel Westervoort onder de Liemerse Schouwpolder. En aangezien dit Kleefs gebied was, was er in die tijd ook al sprake van grensoverschrijdende activiteiten. Samen met Bahr en Lathum vormde Westervoort het buitenste element tegen de gevaren die Rijn en IJssel vooral in de winter boden.
    Door de rivieren maakte Westervoort tijdenlang een geïsoleerde indruk. Het Westervoortse veer (waarop de naam Veerweg nog wijst) en tijdelijke schipbruggen verzorgden de verbinding met Arnhem. De spoorbrug dateert van 1855, de eerste vaste brug voor overig verkeer pas van 1901.

    Het oudste bewoningsgebied vinden we rond de hervormde kerk, in de Klapstraat (tot Vredenburg) en aan de IJsseldijk, Rijndijk en Hoogeind. De geleidelijke groei van de bevolking maakte het nodig te ontginnen. Na vele generaties lang gebruikt als landbouw- en veeteeltgrond, moesten deze gronden voor de woningbouw gaan dienen. Westervoort was samen met Duiven begin jaren '80 groeikern geworden en het agrarische karakter van de gemeente werd tot een minimum teruggebracht.
    Enkele havezaten, vaak al in 1500 vermeld, geven tot op de dag van vandaag een beeld van de bouwwijze van weleer: Hamerden, Vredenburg, Lentsenburg en Emmerik.
    En tenslotte zijn talloze benamingen van boerderijen en percelen vereeuwigd in de straatnamen van de nieuwe wijken.

    Website Gemeente Westervoort

     

    Reageer (0)

    Categorie:Historie b
    08-05-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Historie - Arnhem


    Historie - Arnhem

     

    Oude foto’s van straten in Arnhem van A tot Z

    http://www.oudarnhem.info/

     

    De 17e eeuw kon voor Arnhem niet beter beginnen dan met de aanleg van de schipbrug in 1602. De stad was nu beter bereikbaar voor de boeren uit de Betuwe en voor de kooplieden uit Nijmegen. Om de laatste handelscontacten nog verder uit te breiden werd een trekvaart tussen Arnhem en Nijmegen gegraven: de Grift.

     

    De stad bloeide als nooit tevoren. De oorlogshandelingen van de Tachtigjarige Oorlog werden minder en twee jaar na de Vrede van Münster vond Arnhems welvaren haar bekroning in de bouw van een achthoekige “lantaarn” (stenen opbouw) op de toren van de Grote Kerk.

     

    Met de kunsten maakte Arnhem niet zo’n bloei door als het gewest Holland, maar de landschappen van Joris van der Haagen, in de stijl van Rembrandt, werden ook buiten de gemeentegrenzen graag gezien. Joris van der Haagen woonde in Den Haag, maar had zijn jeugd in Arnhem doorgebracht en keerde daar ook regelmatig terug om schilderijen en tekeningen te maken.

     

    De stad werd ook in de eerste helft van de 17e eeuw geteisterd door een hevige stadsbrand in 1633. Drie jaar later liet ‘de zwarte dood’, de pest, de stad niet ongemoeid. In 1666 werd de stad voor het laatst door deze ziekte getroffen.

     

    De grootste ramp voltrok zich in het rampjaar 1672. Het leger van Lodewijk de Veertiende, de Zonnekoning, met generaal Turenne aan het hoofd belegerde de stad twee dagen alvorens deze in te nemen. De Franse bezetting zou twee jaar duren en in die tijd moest Arnhem hen kost en inwoning verschaffen. Bij hun vertrek eisten de soldaten een groot geldbedrag onder de bedreiging anders de stad te plunderen. Het duurde jaren voordat de stad dit bedrag kon betalen. Pas in 1690 konden weer investeringen in de stad zelf worden gedaan.

     

    Arnhem in de achttiende eeuw

     

    De achttiende eeuw wordt de geschiedenisboekjes over Arnhem bijna overgeslagen. Een uitzondering wordt gemaakt over de machtsstrijd tussen regenten en patriotten, uitmondend in de Franse bezetting in het jaar 1795. Die gebeurtenissen worden op een andere plek binnen deze “Arneym-site” beschreven.

     

    Wij beperken ons ook hier tot enkele opzienbarende gebeurtenissen:

     

    In 1735 werd de heerlijkheid Westervoort en het daarbijbehorende veer over de IJssel aangekocht.

     

    In 1737 stond de Grote Eusebiuskerk, na een blikseminslag, weer in de brand. Omdat men geloofde dat een brand door blikseminslag met melk i.p.v. met water gedoofd moest worden, gebruikte men 640 kannen melk voor het bluswerk.

     

    De macht van bestuur en handel kreeg gestalte in de bouw van een nieuw Waaggebouw op de Markt.

     

    In 1772 verkreeg de stad het aan de overzijde van de Rijn gelegen Meynerswijk. Daar op de ‘Paaschweide’ werd altijd (tot 1877) de kermis gevierd.

     

    In de binnenstad, en vooral in Bakkerstraat, verschenen grote patriciërshuizen in barok en rococostijl.

     

    Van de stadsmuren bevrijd

     

    In 1808 wist Arnhem in het bezit te komen van de buitenwerken rondom de stadsmuren. Na een gedeeltelijke sloop, werd de stad in 1812 weer geheel versterkt. Tevergeefs, zoals we gezien hebben, want het Duits-Russische bombardement en daaropvolgende bestorming in 1813 sloegen grote gaten in de middeleeuwse verdedigingswerken.

     

    Nadat Arnhem in 1817 officieel de hoofdstad van Gelderland was geworden, kreeg het in hetzelfde jaar van Koning Willem 1 toestemming om de buitenwerken te veranderen in bolwerkplantsoenen. Daar bleef het niet bij. Kregen de meeste steden pas bij de Vestigiswet van 1874 de gelegenheid om hun stadsmuren te slopen, Arnhem mocht dat al in 1829. In twintig jaar tijd werden de oude stadsmuren met de grond gelijk gemaakt. Het puin werd gebruikt om de stadsgracht, de singels, te dempen. De bolwerkplantsoenen verdwenen hierbij.

     

    Met het verdwijnen van de stadsmuur stond de stad nu direct in verbinding met de natuur. Rijke mensen uit het westen van het land werden door de ligging van Arnhem aangetrokken. Grote villa’s verrezen langs het Nieuwe Plein. Daarnaast trokken andere grote projecten veel arbeiders aan, zoals de bouw van Musis Sacrum in 1847.

     

    Een ander groot bouwproject scheidde Arnhem weer af van de natuur. In 1845 was de treinverbinding met Utrecht-Amsterdam, de Rhijnspoorweg, in gebruik genomen. Daarvvor moest aan de westkant van de stad in het fraaie landschap zowel een spoordijk (Mariëndaal) worden gebouwd als een kloof (Heijenoord, Lombok) worden gegraven. De verlenging van deze lijn naar Zevenaar en Emmerik gebeurde, tegen de zin van het gemeentebestuur – langs de noordkant van de stad. Om de spoorlijn de hoogteverschillen langs de rand van de Veluwezoom te laten overbruggen, moest opnieuw spoordijk worden aangelegd, maar nu dwars door de stad. Met het gereedkomen van de spoorlijn in 1856 verdween het zo fraaie uitzicht van de villa’s langs de Jans- en Eusebiussingels.

     

    Een tweede teleurstelling was de route van de spoorlijn naar Nijmegen. Niet langs de haven en Elden, zoals de wens van de Arnhemse bestuurders was, maar via Oosterbeek

     

    De grote doorbraak: de uitbreiding na 1853

     

    De grote bouwprojecten in en om Arnhem trokken veel arbeiders aan, die in zeer slechte huizen hun onderdak vonden. Het gemeentebestuur richtte haar aandacht vooral op het aantrekken van nog meer welgestelden. In 1853 presenteerde stadsarchitect H.J. Heuvelink een nieuw uitbreidingsplan waardoor de laatste vestingwerken verdwenen en villabouw langs de singels en de uitvalswegen (Utrechtseweg, Velperweg, Amsterdamseweg) mogelijk werd gemaakt. In de tweede plaats werden de ergste arbeiderssloppenwijken opgeruimd en werden nieuwe arbeiderswijken (Klarendal, Weerdjes, Ruiterstraat, Rietbeek), uit het zicht, achter de villa’s en de spoordijk gepland. De toestand van de arbeiders bleef erbarmelijk en enkele cholera-epidemieën (1853, 1859, 1866) maakten veel slachtoffers.

     

    Nog twintig jaar groeide Arnhem in bevolking en huizenbouw onstuimig. Daarna was het afgelopen. Arnhem raakte als woonstad uit de mode, andere steden (Nijmegen) sloopten ook hun stadswallen trokken de welgestelden aan. Dit verergerde door de suikercrisis van 1884/85 waardoor nog minder gepensioneerde oud-Indië-gangers hun weg naar Arnhem vonden. De belangrijkste reden voor de teruggang was dat het gemeentebestuur vast hield aan haar oude beleid van bevoordeling van de rijke bovenlaag en geen initiatieven ontplooide om industrie en nijverheid naar Arnhem te halen.

     

    Door de aankoop van de landgoederen Klarenbeek (1886) en Sonsbeek (1899) verzekerde het gemeentebestuur Arnhem van een ‘groen’ imago.

     

    De nieuwe eeuw in

     

    Met de woningwet van 1901werd Arnhem verplicht om de huizenbouw weer ter hand te nemen. Directeur W.F.C. Schaap van Gemeentewerken ontwierp in 1904 een nieuwe uitbreidingspan, waardoor wijken als de Burgemeesterswijk, het Ettypark (rond het voormalige Diaconessenziekenhuis), de Mussenbuurt, het Verschuerplein, het Goeman Borgesiusplein en het Talmaplein ontstonden. Alle bebouwing richtte zich nog op de noord- en oostzijde van Arnhem.

     

    De werkgelegenheid in industrialisatie en dienstverlening van Arnhem bleef ver achter bij die van andere Nederlandse steden. Dat alles veranderde in 1911 als dr. J.C. Hartogs langs de Vosdijk de NV Nederlandsche Kunstzijdefabriek (ENKA) bouwde. In hetzelfde jaar kwam het hoofdgebouw van de Nederlandse Heidemaatschappij naar Arnhem (Apeldoornseweg). Met de bouw van een nieuw groot veilinggebouw en het rijden van de eerste elektrische trams betekende 1911 een ommekeer voor de stad

     

    http://www.arneym.nl/index.html

    Reageer (0)

    Categorie:Historie b
    07-05-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Historie - Lichtenvoorde Groenlo


     

    Historie van de gemeente Groenlo

     

    Groenlo is een oude vestingstad, gelegen in het oostelijk deel van de Gelderse Achterhoek en bestaat uit een hoofdkern zonder kerkdorpen. De oudste vermelding van Groelo dateert uit het jaar 1188 (al is de naam Groelo daar pas veel later bijgeschreven).

     

    In 1277 bouwde Gieselbert van Bronckhorst, heer van Borculo de burcht 'Lichtenvoorde'. In 1616 werd deze burcht het bestuurscentrum toen de graaf van Limburg Styrum het gebied tot een zelfstandige heerlijkheid verhief. Het Hof of Richtershuis bij de Nederlands Hervormde kerk herinnert nog aan de oude tijden. Het Huis Lichtenvoorde stond ten noorden van het Richtershuis en werd ongeveer in 1790 afgebroken. Lichtenvoorde had weliswaar poorten en grachten en werd ook 'stad' genoemd maar heeft nooit stadsrechten gekregen.

     

    Lichtenvoorde staat bekend als Kei-stad. De ruim 20.000 kilo wegende zwerfkei op de Markt is daar in het verleden door schoenmakers vanuit het Vragenderveld heen gesleept. Het is nu een monument van volharding en doorzettingsvermogen van de bevolking.

     

    In Groenlo geeft het centrum met zijn grachten, wallen en oude gebouwen een historische indruk. Groenlo verwierf in 1277 stadsrechten.

     

    Groenlo staat bekend als het Stadje van Plezier, waar in het weekend drommen jonge mensen richting Groenlo komen voor een avondje stappen. Groenlo heeft enkele grote discotheken die, vanuit de regio, met zogenaamde discobussen te bereiken zijn. In de binnenstad bevinden zich voorts tal van horecagelegenheden.

     

    Geschiedenis

     

    De huidige gemeente Groenlo-Lichtenvoorde is ontstaan op 1 januari 2005 door een samenvoeging van:

     

    de voormalige gemeente Lichtenvoorde (bestaande uit de kernen Lichtenvoorde, Harreveld, Lievelde, Vragender en Zieuwent);

     

    de voormalige gemeente Groenlo (kern: Groenlo);

     

    het dorp Mariënvelde (voor de herindeling behorende bij de gemeente Ruurlo) en

     

    het dorp Zwolle (voorheen behorende tot de gemeente Eibergen).

     

    Geschiedenis voormalige gemeente Lichtenvoorde

     

    De voormalige gemeente Lichtenvoorde ligt in het grensgebied van de terreinen waar de stuwwallen uit de IJstijden gelegen zijn. Vandaar de hoogteverschillen van ongeveer 30 meter boven NAP in het noorden en oosten en slechts 15 meter boven NAP in het westen en zuiden.

     

    Gezien de waterhuishouding in vroeger eeuwen kwamen het noordelijke en oostelijke deel der gemeente het eerst voor menselijke bewoning in aanmerking. De vondst van een stenen bijl nabij Vragender en een grafveldje te Lievelde uit de zevende eeuw na Christus vormen de eerste duidelijke bewijzen van de menselijke aanwezigheid binnen onze gemeentegrenzen.

     

    Bij de "voorde" (doorwaadbare plaats) in het centrale bekengebied bouwde Gieselbert van Bronckhorst, heer van Borculo, in 1277 de burcht "Lichtenvoorde". Deze burcht werd in 1616 het bestuurlijk centrum, toen Joost, graaf van Limburg Styrum, het gebied tot een zelfstandige heerlijkheid verhief. Door huwelijk en vererving verwisselde de heerlijkheid Lichtenvoorde vele malen van eigenaar. Bij akte van 27 december 1776 werden de heerlijkheden Borculo en Lichtenvoorde door Adam Czartoryski en Isabella vorstin Czartoryska geboren rijksgravin van Flemming voor f.56.000,-- verkocht aan prins Willem V van Oranje Nassau, reden waarom Koningin Beatrix tot op de dag van vandaag o.a. de titel 'Vrouwe van Lichtenvoorde' draagt.

     

    Tussen Lievelde en Vragender aan de Schansweg ligt het verdedigingswerk "de Engelse Schans", nog daterend uit de tijd van de 80-jarige oorlog (1627). De Schans is in originele staat hersteld. Uit dezelfde periode dateert de circumvallatielinie, de insluitingslinie om de vesting Groenlo. Informatie over de geschiedenis en de overblijfselen hiervan en de ontwikkelingen die ermee te maken hebben, vindt u op de website www.circumvallatielinie.nl.

     

    Het Hof of Richtershuis nabij de Nederlands-hervormde Kerk herinnert ons nog aan de tijden en bestuursinrichting van weleer. Het Huis Lichtenvoorde stond ten noorden van het Richtershuis en werd tweehonderd jaar geleden afgebroken. Lichtenvoorde had weliswaar grachten en poorten, en werd ook wel "Stad" genoemd, maar is nooit in het bezit van stadsrechten geweest

    Reageer (0)

    Categorie:Historie b
    06-05-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Historie - De Engelse Schans te Lichtenvoorde


     

    De Engelse schans in Grollae Obsidio van Hugo de Groot (1629).

     

    De geschiedenis van de Engelse Schans te Lievelde

     

    Hoewel 'de Schans' binnen de gemeentegrenzen van Lichtenvoorde ligt, heeft het wat ontstaan en functie betreft banden met het Grol uit de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). Het stadje heeft het tijdens het beleg van 1627 zwaar te verduren gehad. Een belegering was trouwens een zware belasting voor de hele regio. Hoewel de verzorging van het leger vrij goed was geregeld, zullen veel soldaten, 'ter aanvulling' van het land geleefd hebben...

     

    "... 't Iaer nae de reekeninge der Christenen

    zestien hondert seven en twintig liep nae de Soomer..." 1

     

    Het beleg van Grol

    In Den Haag vergaderde de Staten Generaal over de wijze van voortzetting van de oorlog tegen de Spanjaarden. Na veel wikken en wegen (de machtigste gewesten, Holland en Zeeland, wilden de oorlog op zee verder voeren) werd toch besloten 'die starcke stad Grol aan te tasten'. De voorbereidingen vonden in het grootste geheim plaats. Het Staatse leger werd via de Lek en de Rijn naar het oosten verscheept. De Spanjaarden wisten inmiddels dat er een groot Staats leger op weg was, maar het was onduidelijk welke stad het doelwit van de aanval zou worden. Om de vijand op een dwaalspoor te brengen werd een schijnaanval uitgevoerd op het Duitse stadje Goch. Inmiddels ging de hoofdmacht op 17 juli 1627 in Emmerich van boord en vertrok direct richting Groenlo. Op de avond van 20 juli kwam het Staatse leger voor de stad.

     

    De voorhoede, onder leiding van Herman Otto, graaf van Styrum, bezette meteen de belangrijkste toegangswegen naar de vesting. Een aantal bevelhebbers werd naar de omliggende plaatsen (waaronder Lichtenvoorde) gestuurd om deze te bezetten. Op deze manier werd voorkomen dat de Spanjaarden een van deze dorpen als uitvalsbasis voor een ontzet zou kunnen gebruiken.

    Het Staatse leger werd in drie delen gesplitst en ondergebracht in het Quartier van prins Frederik Hendrik in het zuiden (bij Erve Kots), het Quartier van Ernst Casimir van Nassau in het oosten (bij Zwolle) en het Quartier van Willem van Nassau in het noord-westen (bij Avest). Men hield bij de aanleg van de insluitingslinie een afstand van ongeveer 2 kilometer vanaf Grol aan omdat dit de maximale rijkwijdte van de kanonnen was die opgesteld stonden binnen de vesting. Op deze manier hoefde men in de schansen en quartieren niet beducht te zijn voor vijandelijk vuur.

    Ook werd begonnen met de aanleg van schansen die strategische plaatsen moesten bewaken. Zo sloot de Franse schans de weg naar Bredevoort af terwijl de Friese schans de weg naar Vreden bewaakte. De Hollandse schans deed hetzelfde op de weg naar Borculo en Zutphen. Al snel werd duidelijk dat graaf Hendrik van den Berg (een volle neef van Frederik Hendrik!) met een groot Spaans leger op weg was om Grol te ontzetten.

    Koortsachtig werkte men aan de verdere verschansing van het Staatse leger. Dag en nacht werkten 8.000 schansgravers en soldaten en na een week(!) was de hele insluitingslinie voltooid. Dat de tijd drong blijkt wel uit het feit dat zelfs de officieren de armen uit de mouwen staken: er werd gegraven 'sonder dat sigh selfs of Ooversten of Kolonellen 't werken ontsaegen'. De aldus ontstane ring was verdedigbaar tegen aanvallen van buitenaf en sloot daarnaast ook de stad van de buitenwereld af, zodat er niemand meer in of uit kon. Met recht kan gesproken worden van een vesting om een vesting.

    Het Staatse leger bestond voor een groot deel uit huurlingen afkomstig uit heel Europa. Frederik Hendrik liet landgenoten samenwerken, bijvoorbeeld bij het bemannen van een schans. De Engelse schans zal dan ook ongetwijfeld verdedigd zijn door Engelse manschappen. Vanuit de quartieren begonnen de Staatse soldaten met het graven van 'approches' (loopgraven) naar de stad. Zo was er onder andere een Engelse en een Franse approche. Er werd een wedstrijd van gemaakt welke loopgraaf het eerst de stadsgracht zou bereiken. Een logisch gevolg van deze onderlinge competitie was dat het werktempo hoog lag. Dit had weer een positieve invloed op de snelle afwikkeling van het beleg.

    Na de eerste gevechten werd al snel duidelijk dat hulp van buitenaf een bittere noodzaak was. Na een mislukte aanval door het Spaanse ontzettingsleger op het quartier van Ernst Casimir werd die hoop de bodem ingeslagen en zag het er voor de Grollenaren niet bepaald rooskleurig uit. Nadat de Staatsen een mijn tot ontploffing hadden gebracht braken felle gevechten op de stadswal uit. De Spanjaarden wisten de aanvallers tot drie keer toe terug te slaan maar toen duidelijk werd dat Frederik Hendrik op het punt stond drie mijnen op verschillende plaatsen te gelijktijdig te laten ontploffen, gaf de stadscommandant, Matthys Dulken, de strijd op. Op 19 augustus 1627 werd het capitulatie-verdrag getekend. Grol was Staats en bleef dat de rest van de Tachtigjarige Oorlog.

    De overwinning in het oosten werd in de Staatse Nederlanden groots gevierd. Het was de eerste klinkende overwinning op de Spanjaarden sinds jaren. Beroemdheden, bekend uit de Vaderlandse geschiedenis, schonken aandacht aan dit wapenfeit. Zo schreef Hugo de Groot een uitgebreid verslag van de belegering en dichtte Joost van den Vondel naar aanleiding van de zege zijn 'Verovering van Grol door Frederick Henrick, Prince van Oranje', een 782 versen lang lofdicht.

     

    De 'konst van het belegeren'

    De techniek om een stad te veroveren had in het begin van de 17e eeuw een grote vlucht genomen. Ook was in de loop van de een tiental jaren de vuurkracht enorm toegenomen. Zo had Maurits bij de verovering van Grol in 1606 maar 18 kanonnen nodig terwijl Frederik Hendrik in 1627 de beschikking had over 80 vuurmonden.

    Van groot belang voor het welslagen van een beleg was met namen een gedegen voorbereiding. Verkenners namen ruim vooraf het gebied in ogenschouw. Hierbij werd niet alleen gelet op de sterkte van de vijand maar speelde ook de geaardheid van het landschap een belangrijke rol. Aan de hand van hun bevindingen werd het toekomstige beleg aan de tekentafel verder uitgewerkt. Alles werd doordacht en berekend. Eventuele problemen of zwakke plekken werden op deze manier vooraf op papier onderkend en opgelost. Prins Maurits had deze techniek al toegepast, maar onder invloed van de wiskundige Simon Stevin werd dit systeem tijdens de regeerperiode van Frederik Hendrik verder vervolmaakt. In het veld had men de beschikking over gedetailleerde tekeningen die voorzien van maten ervoor zorgden dat in minder dan geen tijd de verdedigingswerken uitgezet en uitgevoerd konden worden. Hugo de Groot gebruikte deze tekeningen later in zijn verslag van de belegering.

     

    De Engelse schans

    Schansen waren eigenlijk kleine vestingen die tijdens een aanval geheel zelfstandig moesten kunnen handelen. Ze leken dan ook op een 17e-eeuwse geveste stad in het klein: een vierkant middenterrein met op elke hoek een bastion.

    De Engelse schans was in vergelijk met de andere schansen een buitenbeentje: de schans lag buiten de insluitingslinie (zie afb. 1). De schans werd aangelegd op een natuurlijke hoogte van strategisch belang. Men begon zelfs met het eerst met de aanleg van dit verdedigingswerk: '... ter plaetsenm daer d'aarde opwaerts rees...'. Het grootste kampement van het Staatse leger (het Quartier van de Prins) lag namelijk in de directe nabijheid. Wanneer het gebied van de Engelse schans in handen van de vijand zou vallen zouden hier kanonnen worden opgesteld die dan het kampement van Frederik Hendrik konden bestoken. Om dit te voorkomen moest deze natuurlijke hoogte in Staatse handen zijn en blijven. Na het uitzetten van de schans werd begonnen met het uitgraven van de gracht. Deze werd ongeveer 7,50 m breed en 1,90 m diep2 . Vanwege de hoge ligging ten opzichte van de omgeving is wel zeker dat het hier om een droge gracht ging. Het vrijgekomen zand werd gebruikt voor de wal. Deze was aan de basis ongeveer 7 m breed en 1,70 m hoog. In de grachten werden als hindernis vaak aangepunte palen geplaatst. Ook de borstwering werd geregeld van deze zogenaamde stormpalen voorzien. Om het de vijand helemaal moeilijk te maken de schans te benaderen werden op sommige plekken buiten de gracht rijen palen gezet voorzien van ijzeren weerhaken. Zeer toepasselijk kregen deze palen de naam 'scheurbroecken' mee.

    Op het middenterrein zullen de tenten van de soldaten te vinden zijn geweest. Vanwege het grote belang van een eigen watervoorziening tijdens een belegering mag verondersteld worden dat op het middenterrein een waterput is aangelegd.

    Er is, voor zover bekend, niet gevochten rond de Engelse schans. De aanval van het Spaanse ontzettingsleger concentreerde zich op het oostelijk gelegen Quartier van Ernst Casimir van Nassau. Het hoofdkwartier van Frederik Hendrik werd wellicht met name door de strategische ligging van de Engelse schans niet aangevallen.

     

    De Engelse schans na 1627

    Na de Tachtigjarige Oorlog hadden de verdedigings- en aanvalswerken geen betekenis meer. Een aantal werden vrijwel meteen na het beleg met de grond gelijk gemaakt omdat ze op essen lagen en dus kostbare landbouwgrond in beslag namen. De andere werken werden na verloop van tijd langzamerhand opgenomen in het landschap. Een aantal schansen staan nog aangegeven op topografische kaarten uit de tweede helft van de 19e eeuw. Het heidegebied waar de Engelse schans te vinden was maakte plaats voor de bosrijke omgeving die we nu kennen.

     

    Tijdens de ruilverkaveling in de dertiger jaren van deze eeuw zijn vrijwel alle overblijfselen van het beleg geëgaliseerd3. De Engelse schans is dit lot (grotendeels) ontlopen omdat het in een bos lag en vlak na de oorlog aangekocht werd door de Motor- en Autoclub Lichtenvoorde (MACL).

    Vanwege de hoogteverschillen tussen de wallen, bastions en droge gracht werd het terrein jarenlang door de MACL gebruikt als crossterrein. Na de aanleg van een nieuwe crossbaan ten zuiden van de Schans werd het betrekkelijk rustig rond het oude belegeringswerk. Tegenwoordig is de Engelse schans in bezit genomen door wandelaars en mountain-bikers.

     

    Godfried Nijs

    Lichtenvoorde, augustus 1997

     

    De crossbaan volgt de oude gracht, rechts één van de vier bastions.

    januari 2001.

     

    Noten:

    1 De citaten in dit artikel zijn afkomstig uit 'de belegering der Stadt Grol', de Nederlandse vertaling van Hugo de Groot's Grollea Obsidio, uitgave 1681.

     

    2 De maten zijn herleid van de voet (ongeveer 31 cm) zoals weergegeven in de doorsnede van gracht en wal op de ets uit Grollea Obsidio.

     

    3 Uit een onderzoek, uitgevoerd in 1983, werd duidelijk dat vele belegeringswerken voor de dertiger jaren van deze eeuw nog redelijk in het landschap te herkennen waren. Ook zijn in de loop der jaren op verschillende akkers nabij de insluitingslinie kanonskogels gevonden.

     

    Geraadpleegde literatuur:

    Blok, P.J., Frederik Hendrik, Prins van Oranje, Amsterdam, 1924.

    Groot, de, H., Belegering der Stadt Grol, vertaling van Grollea Obsidio door J. Goris, Amsterdam, 1681.

    Kikkert, J.G., Frederik Hendrik, Houten, 1986.

    Reageer (0)

    Categorie:Historie b
    05-05-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Historie - Groenlo


    Historie Groenlo (1)

     

    Wat Groenlo en Lichtenvoorde betreft kan men spreken van een "katholieke enclave" in de Achterhoek.

    Deze enclave blijkt echter eerder een schiereiland te zijn van het in het oosten aangrenzende eveneens katholieke Münsterland.

    Bossen, moerassen en venen wierpen een natuurlijke grens op tussen het bisdom Münsterland, de bijbehorende enclave van Groenlo en Lichtenvoorde en het omringende gebied.

    Eeuwenlang behoorde dit schiereiland, waarvan de vestingstad Groenlo het middelpunt is en dat nu door de rijksgrens met Duitsland wordt afgesneden, werkelijk bij het Münsterland. Pas in 1823 wordt het aan de kerkelijke invloed van daar onttrokken. Vanuit Münster werden in Winterswijk, Zelhem en Groenlo moederkerken gesticht: knooppunten in een zich steeds verder verdichtend netwerk van kerken en kapellen, van parochies dus ook.

    Voornamelijk daaruit zijn de wereldlijke verbanden gegroeid, die in de huidige gemeenten en kerkdorpen hun wettelijke en ruimtelijke neerslag vinden.

    Op de bijgaande tekening valt te zien dat de huidige "Katholieke enclave" samenvalt met het oorspronkelijke kerspel Groenlo, na de afsplitsing van de oudste dochterkerken.

     

    De grens ervan komt overeen met de natuurlijke begrenzing van dit gebied. De enclave omvat niet alleen de huidige buurtschappen van andere gemeenten Groenlo en Lichtenvoorde, maar ook de aangrenzende buurtschappen van andere gemeenten.

    Groenlo is dus van oudsher een stad die een sterk katholiek stempel draagt, ongeveer 84 procent van de bevolking is Rooms-Katholiek (1980).

    Het Groenlose cultuurpatroon is in sterke mate beïnvloed door zijn confessionele samenstelling, waarbij een aantal "zuidelijke" of zo men wil "Rijnlandse" elementen opvallen: een zwaar accent op amusement en een uitbundige vrijetijdsbesteding, een grote betekenis van carnaval en kermis en daarmee samenhangend een sterk ontwikkelde horecasector.

     

    Historie Groenlo (2)

     

    Het is wel zeer waarschijnlijk, dat de Saksers, die zich ongeveer in het midden van de zesde eeuw onder meer van de streken, welke wij thans de Gelderse Achterhoek noemen, meester maakten, als de stichters van de stad Groenlo moeten worden beschouwd. ij waren de eerste ontginners en bebouwers der hoge gronden, de esschen.

    Over het algemeen vestigden zij zich tussen deze esschen en voor Groenlo moet dit wel het gebied zijn geweest dat wij thans nog kennen onder de benaming "Zomeresch", de "Oosteresch" en de "Hartrijze", gelegen zuidelijk van het riviertje "De Slingen".

    Met de schrijver van het oude St. Callixtus-kerspel van Groenlo (Röring) nemen wij dan ook aan, dat de stichting van de stad dateert van ongeveer 610, het tijdstip waarop meer geordende toestanden, -de Saksers hadden reeds de markeninrichting ingevoerd- in deze streken ontstonden.

    De plaats van vestiging, vermoedelijk nogal bosrijk heeft de naam van de stad bepaald. Groenlo betekent "groen bosch".

    "Lo" dat in vele plaatsnamen voorkomt, heeft de betekenis van bos, in enkele gevallen ook bebouwde hoogte. Met deze verklaring stemt de ligging van Groenlo aan de hoge kant van de Slinge - aan de noordzijde treffen wij een lager gebied aan - overeen.

    Aanwezigheid oudtijds van bos in dit gebied geeft een verklaring voor het feit, dat de stad vroeger een boom in haar wapen voerde.

    In de loop der tijden heeft de naam een kleine verandering ondergaan. Zo treffen wij ondermeer als namen aan "Groenlo", "Groonlo", "Gronlo", "Grol", doch de naam Groenlo is gebleven, terwijl in de volksmond "Grol" door Joost van den Vondel in zijn gedicht over de verovering van Grol reeds genoemd, is blijven voortleven.

    De Saksers lieten zich niet zo gemakkelijk bekeren, zodat het tot ongeveer het begin van de 9e eeuw heeft geduurd, dat de Christianisering van deze streken tot ontwikkeling kon komen.

    Het zijn waarschijnlijk de H. Ludgerus en zijn metgezellen geweest, die vanuit het Munsterland met grote opoffering en gevaren hier het Christendom hebben gepredikt of bevestigd.

    Uit de tijd, ongeveer 809, dateert ook de eerste parochiekerk, toegewijd aan de H. Calixtus en in verband hiermee ook de stichting van het kerspel Groenlo. De toenmalige kerk - een zeer schamel onderdak, dat niet te vergelijken is met het huidige fraaie kerkgebouw vormde het centrale punt van waaruit het bekeringswerk in de omgeving werd geleid.

    Zij was de moederkerk voor de later gestichte kerken in Eibergen, Neede, Geesteren, Borculo, Lichtenvoorde en Vragender en behoorde lange tijd tot het bisdom Munster. Vermoedelijk heeft het tegenwoordige dekenaat Groenlo, waartoe onder meer genoemde parochies behoren, zijn oorsprong in het kerspel Groenlo gevonden.

     

    Staatkundig maakte Groenlo deel uit van het graafschap Lohn, ontstaan na de verdeling van het door de Saksers veroverde gebied.

    Toen de heerlijkheid Borculo, waartoe onder meer de "villa" Groenlo behoorde, van het graafschap werd gescheiden, ging Groenlo over naar de Heren van Borculo. In 1236 kwam de plaats onder de graaf van Gelder, Otto III, te staan. De stad had toen reeds enige betekenis gekregen, was met wallen omringd en kreeg in 1277 stadsrechten. Er ontstond welvaart binnen deze veste waarvan de vele bloeiende gilden (overblijfselen van één der gilden "het kleermakersgilde" zijn tot op heden nog in stand gebleven) broederschappen en stichtingen met hun vele bezittingen getuigden. Een verklaring voor deze welvaart vinden wij in het feit, dat de Hanzakooplieden hun reizen vanuit het gunstig aan de grenzen van Duitsland onder meer via Gelre en het Munsterland gelegen Groenlo naar de Hollandse Hanzesteden maakten.

    Groenlo werd daardoor in het toenmalige handelsverkeer betrokken, hetgeen in economisch opzicht voor de stad grote waarde opleverde en haar toen reeds maakte tot een verzorgingscentrum voor een uitgestrekt, weliswaar nog dun bevolkt gebied. Door de handel ontwikkelde zich ook een veelzijdig ambachtsleven.

    Ongetwijfeld hebben de vroegtijdige relaties met reizende kooplieden en later ook de langdurige militaire bezettingen invloed gehad op de bevolking zelf, haar karakter en leefwijze.

    Een enge beslotenheid en teruggetrokkenheid, zoals wij die elders in het Gelderse en Twentse gebied wel onder de bevolking aantreffen, vinden wij bij de Grolsen niet.

    De welvarende, centraal en strategisch gunstig gelegen stad, werd een veelomstreden bezit en moest zich steeds weer veilig stellen voor belagers.

    In 1334 werd zij ommuurd en in 1550, op last van Karel de Vijfde door nieuwe wallen en grachten versterkt.

    In vogelvlucht willen wij nu nog enkele grepen uit de rijke historie van de stad doen.

    Het jaar 1576 bracht Groenlo aan Staatse zijde, in 1587 viel het door Graaf van Rennenberg weder in Spaanse handen. In 1595 werd Grol door Prins Maurits belegerd, doch eerst twee jaar slaagde hij erin de stad in te nemen. De Spanjaarden lieten het er niet bij zitten en namen in 1606, door de bekwame legeraanvoeder Spinola, weder bezit van Grolle.

    In 1627 werd aan de jarenlange Spaanse bezetting door Prins Frederik Hendrik voor goed een eind gemaakt. Met een grote overmacht van ruiters, voetvolk, en artillerie welke beschikte over 75 vuurmonden, en bijgestaan door zijn voornaamste onderbevelhebbers en hoofdofficieren werd de vesting Grol, na een beleg van ongeveer één maand, ingenomen. Op de Kanonswal houdt nog steeds eenzaam een uit het beleg overgebleven kanon de wacht over het hedendaagse Grol en van tijd tot tijd speelt het nog zijn rol in vredelievende zin. Na het beleg van 1627 werd de stad nog éénmaal zeer versterkt met diepe grachten en zes ravelijnen en even zovele halve manen. De belangrijkste vestigingwerken werden echter na inname van Grol door de Bisschop van Munster, Berend van Galen, in het rampjaar 1672, gesloopt. De Munsterse bezetting verliet in 1674 de stad. Eindelijk keerde de rust in Grol terug.

    Veel waardevol bezit heeft de stad door belegeringen, de daarmee gepaarde gaande vernielingen en branden verloren. Maar gelukkig is de eeuwenoude Calixtuskerk behouden gebleven en vanuit haar toren klinkt thans nog de vrolijke carillonmuziek over de stad en haar bewoners.

    En de Grollenaren zelf, in het verleden door veel wederwaardigheden geslagen - maar nimmer verslagen - hebben hun levensvreugde en gemoedelijkheid, hun gastvrijheid en activiteit behouden.

    Dat is "Zo vaste as Grolle" - een uitdrukking herinnerend aan de tijd toen Grol een moeilijk te veroveren vesting was.

     

    Historie Groenlo (3)

     

    Misschien is de allermooiste vorm van wandelen wandelend fietsen. Al doende rondom de stad Groenlo ontwaart men hoogten in het landschap, dikwijls langgerekt van vorm. Bedoeld worden de essen ook wel enken genaamd. Menigmaal liggen de boerderijen half achter de bijbehorende es, in onze streek ook dikwijls "kamp" genoemd, verscholen. Rijdend vanuit de buurtschap Zwolle ligt tegen de Slinge achter "Jagerslust" een dergelijke es. Verder rijdend over de brug gaat het sportcomplex "Den Elshof" grotendeels schuil achter de es bij boerderij Groot Stikken. De essen ontstonden, sinds hier duizenden jaren geleden nomadenvolken een vaste woonplaats vonden en er akkers gingen bebouwen. De bemesting geschiedde door het telkens opbrengen van een nieuwe laag heideplaggen vermengd met stalmest. Dit bemestingssysteem werd voortgezet tot ongeveer een eeuw geleden, toen de kunstmest zijn intrede deed. De essen bleven sindsdien onaangetast in het landschap achter, en men zou ze archeologische monumenten kunnen noemen.

    De oudste geschiedenis van Groenlo gaat schuil achter een ondoordringbaar waas. Toch moet er in de bocht van de Slinge waarin Groenlo is gelegen zich een groot aantal bewoners hebben geconcentreerd. Het grote aantal essen rondom de stad bewijst, dat sinds de grijze oudheid zeer intensief de landbouw werd uitgeoefend. Later, toen geschiedenis werd geschreven voorzien van jaartallen, ontstond een stad met instellingen die er bij horen, een kerk, een gasthuis, een armbestuur, de gilden, en een stadhuis van waaruit werd bestuurd door de huisorder van de stad met zijn medewerkers, de schout en de schepenen. De instellingen van de stad en ook de kerk verwierven eigendommen, of ontvingen gedeelten van de opbrengsten van ondermeer de essen.

    Uit de middeleeuwse documenten waarin dit wordt verhaald blijkt dat de essen waren onderverdeeld in kampen, die alle namen droegen. Het is een beetje jammer, dat na de tweede wereldoorlog, toen de stad sinds zijn ontstaan de grootste uitbreidingen kreeg, er geen gebruik gemaakt werd deze oude namen in ere herstellen. Zo lezen wij dat: "de stadtessche buiten de Belterempoort" was onderverdeeld in o.a. de Huisstedekamp, de Gildenkamp, de Bagienenkamp en de Buddenkamp. Langs "de Vheetstege" (nu Oranjestraat), de oorspronkelijke verbindingsweg met Zutpen, lagen de Scheperskamp, de Klockenkamp, en de Molenkamp. Ten oosten van de stad lagen de Landeverskamp en de Oosteres.

    Deze historische maan verdwijnt ook langzamerhand in de vergetelheid, omdat de plaats sinds de bebouwing veelal "muziekbuurt" wordt genoemd. Ten zuiden van de stad ligt een es met de naam van de villa die er op staat, de Kimpenkamp.

    Meerdere van deze namen leefden nog voort tegen het eind van de vorige eeuw.

    Toen er op 13 april 1881 een discussie ontstond waar het station van de locaalspoorweg moest worden gebouwd, besloot men te bouwen "rakelings langs de stad op den zoogenaamden voorsten Kimpenkamp".

    De stadskern met zijn stratenplan blijkt compleet voltooid toen Jacob van Deventer (1515 - 1575) in opdracht van het Spaanse gouvernement een getekende plattegrond maakte. Van Deventer tekende overigens de plattegronden van alle Nederlandse steden die moesten dienen voor de Spaanse bezettingstroepen.

    Deze waarschijnlijk vroegste plattegrond is tevens de meest objectieve in later jaren, vanaf 1595, toen tijdens de tachtigjarig oorlog Groenlo wisselend in Spaanse of Staatse handen geraakte ontstonden afbeeldingen voorzien met klaroengeschal en vliegende vaandels, die een oorlogssfeer tekenen vermengd met propaganda. De verhalen die daarbij werden geproduceerd geven evenmin een juist beeld van de feiten. De ellende die belegeringen en bezettingen te weeg brachten, komt tot uiting in de brieven van pastoor Fabritius, die van 1606 tot 1627 in de stad aanwezig was. Het was kommer en kwel alom. Een beschadigde kerk, verwoeste huizen, epidemieën, plunderingen, branden o.a. van het klooster Engelhusen beschreef hij nauwgezet. Na 1627 toen de stad definitief in Staatse handen kwam, rolde nog een keer het oorlogsgeweld over de stad en omgeving. In het rampjaar 1672 werd "die Stadt Groll durch den Hoochfürstlichen Gnaden von Münster durch seine Waffen gelücklich erobert". De troepen van Bernard van Galen (Bommenberent) richtten grote schade aan, ook aan de kerk die, tot de vrede in 1674 terugkeerde, aan de katholieken werd teruggegeven. De gardiaan van het klooster te Zwilbroek Georgius Phillippi werd eveneens pastoor van Groenlo. Hij regelde het herstel van de kerk, en om aan geld te komen zocht hij een zondebok. Dit werden " die Grollischen Juden", die werden gedwongen honderd rijksdaalders, bijna een derde van de herstelkosten bij te dragen "dass sie mochten pardonirt werden". Waarvan staat niet vermeld.

    Class Hildebrandt betaalde, en het voorval betekent, dat discriminatie van een minderheid ook toen keihard werd toegepast.

     

    De huidige omgrachting met de resterende wallen kwam tot stand tijdens het twaalfjarig bestand, toen de stad in Spaanse handen was. Deze modernisering van het verdedigingsstelsel met zes bastions ging gepaard met het verleggen van de bedding van de Slinge ruim om de stad. Om de waterhuishouding in de gracht te waarborgen bleef de oorspronkelijke bedding van de Slinge als voedingsbron intact. Dit systeem is tot de dag van vandaag vrijwel volledig aanwezig. De oude bedding loopt langs de Kimpenkamp en bereikt de stadsgracht dichtbij het bruggetje in het Laantje an Lasonder. Dit watertje wordt in de stukken de Heuzelsgoot genoemd. De hoogte van het grachtwater was aan de noordzijde van de stad mechanisch reguleerbaar door middel van een schuif. Sinds de kanalisatie van de Slinge en het trapsgewijze verval van het water van de beek is dit niet meer nodig. Het overtollige grachtwater verdwijnt achter het Blik in de beek via een vaste overloop.

    De ontmanteling van de stad begon tijdens de bezetting door de Munsterse troepen (1672 - 1674) en werd drastisch voortgezet na 1850. Op 15 october 1841 werd een raadsbesluit genomen "betrekkelijk vervreemding van stedelijke walgronden", waarin stond "aan niemand stadsgronden van de wal toe te staan". Het stadsbestuur verpachtte jaarlijks de grasgewassen van de walgronden, waarop koeien graasden. De eerste verkoop van walgrond vond plaats op 7 Februari 1851, toen aan B.H. ter Bogt bij de Beltrummerpoort walgrond werd afgestaan voor ¦ 365,- "welk perceel sinds onheuchlijke jaren rustig, ongestoord en in vollen eigendom door de stad was bezeten". Het besluit van 1841 werd nietig verklaard, en daarna volgden een reeks van verkopen van overige stadsgronden "onverschillig of hetzelve zal dienen tot huisplaats op tuingrond". Kort daarop op 9 december 1851 werd er een commissie ingesteld "ter regeling der voorgenomen slegting van Bassenswal".

    Bovenop deze wal had touwslager van Sark zijn lijnbaan. Hij bood hevig verzet tegen de aanzegging dat hij moest verdwijnnen verdedigde zijn rechten. De wal met lijnbaan werd echter geschiedenis nadat de stadsraad besloot "dezelve bewijzen van regt af te vorderen, doordien gene titels deswege bij het bestuur bekend zijn". Na 9 Mei 1855 werd het eerste deel van de zuidelijke stadswal geslecht. Onder de zandwal lag de stadsmuur van de oorspronkelijke versterkingen. Vrachtrijder J.H. Koppelman kreeg de opdracht "400 kubieke ellen puin van de stadswal onder den mal te brengen".

    De aanleiding was de aanleg van de nieuwe weg naar Lichtenvoorde, en Koppelman moest het puin van de walmuur naar de weg vervoeren met "voertuigen voorzien van breede velligen". Kort daarop werd het restant van deze wal geslecht.

    Het puin werd benut voor de verharding van de Mattelierstraat, waarvan "de aarden baan" als zandweg dood liep tegen de stadswal. Zeer ingrijpend waren de gevolgen toen de stadsraad besloot "walgrond af te staan in de nabijheid van Wiegerinks tuin". Op 22 Augustus 1853 kregen Wiegerink, Oosterholt en Kuiper vergunning "eene leerlooyerije" te stichten. De looierij groeide geleidelijk uit tot een schoenfabriek in de volksmond "de Koem" genaamd (heden Monocon-Polarcup). Het stadsbestuur wilde met de inwilliging "alle inrigtingen met de nijverheid in verband staande, zoveel mogelijk favoriseeren". Dit betekende echter slechting van de hoek fortificatie, gelijk van vorm als de Kanonswal. Door de gestage uitbreiding van de fabriek verdween eveneens de Houtwal, een rechte verbinding vormend, met de Kanonswal. Een belangrijke wal, de Lange Wal genaamd, sneuvelde door de bouwplannen van een nieuwe kerk. Meerdere jaren werd verbitterd gevochten voor het behoud. Het kerkbestuur wilde aanvankelijk de walgrond gratis van de gemeente overnemen, omdat zo luidde de argumentatie "de waardeloze grond zal veranderen in een aanmerkelijke verfraaiing van dit stadsgedeelte", waaraan zijdelings werd toegevoegd dat "een nieuwe kerk niet in gat geplaatst kan worden". Goedkeuring voor gratis afstand van grond kon echter niet worden verkregen bij gedeputeerde staten. Na lange strijd keurden op 6 October 1903 gedeputeerden de verkoop van de grond goed, en kreeg het kerkbestuur de grond voor ¦ 500,- in handen. Daarna werd de wal geslecht en 1700 m3 walgrond werd over het terrein verspreid waarop nu de kerk staat.

    Het behoud van de Kanonswal met zijn gracht op volle breedte heeft Groenlo te danken aan de aanwezigheid van het Joods kerkhof. De Joodse gemeente bezat de grond aan de voet van de gehele wal in erfpacht. Dit heeft het gelukkige gevolg gehad dat de wal iedere aantasting overleefde. Op 7 mei 1858 verzocht de Joodse gemeente zo staat omschreven "eenige veranderingen daar te stellen der in erfpacht verleende stadsgrond der wal, in gebruik bij die kerkelijke gemeente tot begraafplaats". Het ging om wijzigingen van de omheining van het kerkhof, waaruit blijkt dat het gehele kerkhof was omheind vanaf ongeveer de plaats waar nu de Wilhelminabank staat.

    Het Noorderbastion (Halve Maan) was eigendom van het gasthuis en in gebruik als tuingrond. Het stadsbestuur had er geen zeggingschap over en moest er afblijven, met als gevolg dat dit belangrijke onderdeel van de vestingswerken behouden bleef.

     

    De kerkelijke geschiedenis van Groenlo is vrij uitgebreid beschreven door o.a. Hofman, Röhring en vrij recent door Th.A.M. Thielen in zijn boek over de katholieke enclave Groenlo-Lichtenvoorde. Vooral de beschrijving van de periode 1750-1850 met de pastoors Van Munster, Aleman Borgchert en Boschker is vrij uitvoerig. Daarna wordt het wat stiller. In het orgaan van de oudheidkundige vereniging verscheen in etappes een uitvoerige serie artikelen over pastoor Fabritius (1606-1627) toen Groenlo Spaans was, geschreven door Drs. P.H.C. Engel, o.c. Over de interne geschiedenis van de hervormde gemeente is weinig gepubliceerd.

     

    De historische hervormde kerk van Groenlo is een gotische pseudobasiliek. Deze benaming betekent, dat de kap over de middenbeuk en zijbeuken een lijn vormt. Dit in tegenstelling tot de neogotische R.K. Calixtuskerk, waarvan de zijbeuken afzonderlijke kappen hebben en de middenbeuk is voorzien van vensters. De kerk is daardoor een basiliek. De middeleeuwse hervormde kerk is sinds zijn voltooiing in het begin van de 16e eeuw bijzonder gaaf tot ons gekomen. Op 24 februari 1945 trof een vliegtuigbom de zuiderzijbeuk.

    , en de wandkolonetten als schoonwerk, d.w.z. zonder te witten, behandeld. Dit gaf aan het interieur een bijzondere charme. Helaas bleek in 1963 het dak zo lek als een zeef. Een hernieuwde inwendige restauratie bleek noodzakelijk, en het leiendak werd volledig vernieuwd. De leiding kreeg architect H. Korswagen te Driebergen. Het wordt algemeen betreurd dat de kerk bij die gelegenheid volledig werd gepleisterd. Al het interessante ambachtelijke metselwerk, en de natuurstenen elementen verdwenen onder een pleisterlaag of onder witkalk. Op 2 juni 1977 droeg de Hervormde Gemeente de kerk in eigendom over aan de Stichting Oude Gelderse kerken te Dieren.

    Een groot lichaam is beter in staat de instandhouding te waarborgen. De kerk wordt regelmatig geïnspecteerd door Monumentenwacht, die kleine gebreken herstelt en voor de grotere oplossingen aandraagt. Het is verheugend, dat de kerk meer en meer wordt benut voor evenementen en tentoonstellingen. In 1977 vonden er de opening en slotmanifestaties plaats van de herdenking van Groenlo 700 jaar stad.

    De neogotische Callixtuskerk is de vervanger van een kerk gebouwd onder pastoor Borgchert. Deze kerk werd op 2 augustus 1842 ingewijd. In mei 1888 werd door pastoor Bosman een penningvereniging opgericht met als doel, de bouw van een nieuwe kerk. Er werden 23 collectanten (zelateurs en zelatricen) benoemd. De eerste jaren waren de opbrengsten goed, in later jaren verzandde de activiteit. Op 25 april 1899 werd Petrus Conradus van Haagen pastoor (later deken) van Groenlo. Hij was een uitstekend rekenaar, en korte tijd na zijn benoeming zette hij de gehele financiële positie van de parochie opnieuw op poten. Onder zijn voorganger Bosman waren met name de collecte-opbrengsten ten bate van de nieuwe kerk niet genoteerd.

    "Wij moeten hier totaal in het duister rondtasten", schreef hij. Op 26 mei 1899 overhandigde bankier W. Fornier het effectenpakket van de parochie dat ¦ 28.371,45 waard bleek. Via een zeer ingewikkelde berekening kwam hij tot de slotsom dat de parochie een vermogen had van ¦ 47.471,45. Op 1 juni 1902 vermaakte de moeder van de pastoor, Appollonia Wilhelmina Verwayen, weduwe van Christiaan van Haagen ¦ 50.000,00 in effecten, land, een huis en contanten aan het fonds voor de nieuwe kerk. De pastoor werd overigens voldoende toebedeeld, want daarna bouwde hij de nog aanwezige villa aan de Lichtenvoordseweg, na 1945 de grondslag voor het "Marianum", en ging er wonen. Door de enorme gift, de gehele kerk zou tenslotte ¦ 150.000,00 kosten, konden de bouwplannen grootscheeps worden verwezenlijk. Na alle voorbereidingen persoonlijk te hebben getroffen trok hij zich op 6 october 1905 als pastoor terug. Hij bleef deken van het dekenaat. De uitvoering van de bouw liet hij over aan zijn opvolger pastoor Th. Smit. Op 17 juli 1908 werd de kerk door Mgr. H. van de Wetering, bisschop van Utrecht ingewijd. De architecten van de kerk waren Josepf Cuypers en Jan Stuyt te Amsterdam, de aannemer Jac. van Groenendaal te Breda. Het feest werd uitgesteld tot 16 en 17 november 1908 in verband met de gouden priesterfeest van Paus Pius X. Het kerk- en pausfeest werd gehouden in de tot feestzaal ingerichte oude kerk.

    Het ziekenhuis, thans beheerd door de Stichting Ziekenzorg komt voort uit een aloude stadsinstelling, het gasthuis, waarin was ondergebracht de armenzorg en na 30 april 1874 een ziekenhuis. Eeuwenlang werd jaarlijks binnen de stadsraad de boekhouding van het gasthuis en provisoriegoederen beoordeeld. Deze goederen bestonden uit landerijen en boerderijen. De opbrengsten werden verkocht en de data van verkoop werden "geafficeert" aan het stadhuis. Als voorbeeld volgt een dergelijke bekendmaking gekozen omdat hierin de namen van de boerderijen worden genoemd: "21 juni 1750 des morgens om 10 ure worden alle stadsimpositiën, alsmeede de watermool, voorts de garvezaeden van het Gasthuys, met name Groot Stikken, Klein Stikken, Scharenborg, Bellbrugge, Nahuis, Barge en Starte als ook den halven Provisorstiende. Iemand genegen zijnde van het geene te pagten, vervoege zig ter bestemder tijdt en plaetse, aanhoorde de voorwaerden dezen, voorsie sig met den onraad en doe zijn profijt. Segget voort."

    Het gasthuis was een niet kerkelijk gebonden instituut. Dit veranderde nadat de Vincentius vereniging werd opgericht. Deze vereniging was feitelijk bedoeld het gasthuis in katholieke handen te brengen. Als eerste activiteit werd in de Lepelstraat en tweede "spijskokerij" voor de armen gesticht. Geleidelijk ging men zich bezig houden met ziekenbezoek en baseerde hierop aanspraken op de inkomsten van het gasthuis. Op 17 november 1895 was de oorspronkelijke status dusdanig ondermijnd, dat de meerderheid van de stadsraad besloot het gasthuis voor 25 jaar te verhuren aan de Vincentiusvereniging. De laatste ziekenvader J. Groot Severt werd ontslagen, en op 17 december 1895 kwamen de eerste vier zusters van "de congregatie der zusters van barmhartigheid en der Christelijke scholen" hun intrek nemen in het gasthuis dat voortaan St. Vincentius Gasthuis heette. De zuster kwamen "met het doel de zieken der parochie Groenlo te verplegen en kathechismus te geven aan de jongens". Op 12 december 1907 kocht de Vincentiusvereniging het gasthuis van de stad voor ¦ 4000,00. Overeengekomen werd dat de exploitatie van het gasthuis en ziekenverpleging beheerd zou gaan worden door de pastoor, en de voorzitter en secretaris van de Vincentiusvereniging.

     

    Op 30 juli 1887 werd binnen de stadsraad herdacht dat Herman Mattelier 500 jaar geleden het gasthuis stichtte. Er lagen twee afschriften van documenten op tafel "daterend 2 en 16 Augustus 1387 waarin licht wordt verspreid omtrent den oorsprong dezer aloude instelling". Men besloot "aan de stichter het meest eigenaardig blijk van hulde te brengen door een straat naar Hem te noemen". De raad besloot de Nieuwe Lievelderstraat om te dopen in "Mattelijrstraat", waarbij nog een discussie ontstond of de Nieuwstad "die bij de inwoners den min welluidenden naam Potterij draagt", niet eerder in aanmerking zou komen.

    Om fietsend te besluiten volgt een onderdeel uit de gemeenteverordening van 5 december 1895 "berijders van velocepèdes en voerlieden van honden en ezelskarren, moeten voor rij- en voertuigen met paarden en andere trekdieren bespannen alsmede voor paarden onder den man bereden, tijdig rechts uitwijken, en dezelve doen stilstaan, totdat de voertuigen of paarden hen voorbij zijn. Berijders van velocepèdes en begeleiders van hondenkarren mogen binnen de kom der gemeente niet sneller rijden, dan een mensch in stap zich kan voortbeweegen".

     

    Namens de oudheidkundige vereniging Groenlo,

    V. Smit (overleden)

     

    Historie Groenlo (4)

     

    De oorsprong van de stad Groenlo is in vrij dichte nevelen gehuld. Het geschreven stuk waarin de oudste vermelding voorkomt dateert uit 1188. De naam Groenlo daarin is echter pas in de dertiende eeuw bijgeschreven, zodat dit jaartal niet voor de oudste datum in de Grolse geschiedenis kan doorgaan.

    Het is daarentegen wel aannemelijk dat er in die tijd een nederzetting bestaan moet hebben. Voor nadere informatie hierover zijn we op archeologische gegevens aangewezen. Die zijn helaas nogal schaars. In de directe omgeving van de stad zijn wel sporen gevonden van menselijke activiteiten (urnen uit de late bronstijd en de vroege ijzertijd en een Frankisch grafveld uit de zevende eeuw met een vijfentwintigtal graven bij Lievelde), maar geen sporen van bewoning.

    Waarschijnlijk rond het jaar 950 werd hier een kerk gesticht. Dit was een gezamenlijke actie van de bisschop van Munster, in wiens bisdom het latere Groenlose gebied lag, en het geslacht van de Billungers, aanzienlijke lieden met veel grondbezit in deze gebieden. De Groenlose kerk vormde een afsplitsing van de oorspronkelijke door Widukind gestichte eigenkerk in het oostelijker gelegen Vreden, dat samen met de kerspelen Winterswijk en Zelhem tot de zogenaamde oerparochies van het gebied wordt gerekend. Het zeer dun bevolkte gebied dat later het kerspel Groenlo zou gaan vormen, behoorde in eerste instantie tot de eigenkerk van Vreden. Later optredende bevolkingsgroei en bevolkingsconcentratie in het Grolse gebied zijn wellicht de aanleidingen geweest voor kerkstichting in Groenlo.

    Vreemd is alleen dat deze kerk het patrocinium van de heilige Calixtus toegekend kreeg, een kerknaam die verder niet in de middeleeuwse bisdommen Utrecht, Keulen, Paderborn of Luik voorkomt en slechts één keer in het bisdom Osnabrück. Kortom: kerkstichting rond 950 op een al bestaande hof, maar hoever die bewoning in de tijd teruggaat, is niet te zeggen.

    Graaf Otto III van Gelre en Zutphen kocht in 1236 stad en schependom van de heren van Borculo. De stad vormde zo een enclave net buiten het Gelders/Zutphens gebied. Wellicht stond er in de stad een grafelijke woning/herberg waar de graaf (later hertog) verbleef na buitenlandse reizen, bijvoorbeeld na zijn kruistocht in Pruisen (1392), toen hij via Grol in zijn eigen landen terugkeerde. Hij verbleef er toen twee dagen.

    Graaf Reinoud I verleende de stad in 1277 stadsrechten. Grol werd één van de vijf stemhebbende steden in het Kwartier van Zutphen.

    In 1470 telde de stad 1026 inwoners, in 1541 1148, zonder de bewoners van beide geestelijke instellingen, het klooster Engelhuizen en het begijnenhuis Willekensklooster. Voor een stadje van een dergelijke geringe omvang had Grol in de eerst helft van de zestiende eeuw veel vicarieën, namelijk twaalf. Eén daarvan heeft bestaan tot in de jaren tachtig van onze eeuw, als fonds voor aankomend priesterstudenten.

    Zijn grootste faam heeft Grol verworven als vestingstad. Rond 1235 worden de Beltrummer- en de Lievelderpoort gebouwd, die aansloten op de oude stadsomwalling.

    Een eeuw later werd de stad in opdracht van graaf Reinoud II van Gelre ommuurd en voorzien van twaalf ronde verdedigingstorens. De Nieuwe Poort stamt uit deze tijd. Tussen 1548 en 1555 zijn de vestigingswerken geheel vernieuwd onder leiding van Marcelis Keldermans, vestigingbouwkundige uit een vermaard architecten- en bouwmeestersgeslacht. De stad was daarmee een van de modernste vestingen in de Noordelijke Nederlanden geworden. Het belang van zijn ligging aan de oostelijke grens zou in de Tachtigjarige Oorlog aangetoond worden.

    In 1580 werd de stad voor het eerst door de Spanjaarden bezet, waardoor een eerste poging tot het invoeren van de protestantse religie in de kiem gesmoord werd. In 1597 werd de stad door prins Maurits weer onder Staats gezag gebracht, waarop de katholieke eredienst op haar beurt verboden werd. Dit duurde slechts tot 1606, toen Spinola de stad met succes belegerde.

    Grol bleef toen tot 1627 in Spaanse en dus katholieke handen, wat wel als reden gezien wordt waarom het katholicisme zich hier goed heeft weten te handhaven.

    Bovendien viel in deze periode het Twaalfjarig Bestand (1609-1621), een periode van relatieve rust en consolidatie. In 1627 kwam Grol definitief in Staatse handen, nu door toedoen van 'stedendwinger' Frederik Hendrik. Deze verovering is door Joost van den Vondel enthousiast beschreven in één van zijn zegezangen.

    Na de inname van de stad in 1672 door Bernard van Galen, vorst-bisschop van Munster, werden de vestigingwerken in 1674 deels ontmanteld. Daarna is de stad niet meer aangesproken op functie van vesting aan de grens. In de eerste helft van de negentiende eeuw zijn de poorten afgebroken en is weer een deel van de omwalling geslecht. Daardoor kreeg de stad binnen de gracht ruimte om uit te breiden.

    Na de verovering door Frederik Hendrik in 1627 werden ook op religieus gebied de bakens verzet. De Calixtuskerk kwam in gereformeerde handen en alles wat aan het katholicisme herinnerde werd eruit verwijderd. Hoewel de meerderheid van de bevolking de katholieke godsdienst was toegedaan werd de gereformeerde de heersende kerk. Overigens met uitzondering van de paar jaar dat bisschop van Galen de stad in handen had.

    Deze situatie zou blijven voortbestaan tot het einde van de Republiek van de Verenigde Nederlanden in 1795. Voor de katholieken was het wat de kerkgang betrof vaak behelpen. Rond 1700 werd boerderij Rijckenberg in gebruik genomen als kerkgebouw. In 1784 kregen de katholieken in Groenlo toestemming om een kerkgebouw binnen de stad te bouwen. De nieuwe kerk werd in 1785 in gebruik genomen.

    De komst van de troepen van Napoleon in 1795 bracht een gelijkstelling van de verschillende godsdiensten. Even leek het erop dat de katholieken hun oude Calixtuskerk weer zouden terugkrijgen, maar deze plannen mislukten zodat de kerk in handen bleef van de gereformeerden.

    In 1842 werd een nieuwe katholieke kerk ingewijd, de zogenaamde Waterstaatskerk, zo genoemd omdat het ontwerp van de hand van ingenieurs van Rijkswaterstaat was.

    Behalve van een rooms katholieke en gereformeerde (vanaf 1816 "hervormd" genoemd) was er in Groenlo ook sprake van een redelijk grote joodse gemeenschap. Zij bouwde haar synagoge of sjoel in de jaren twintig van de 19e eeuw in de Schoolstraat. Door de moord op vrijwel de gehele joodse bevolking door de nazi’s tijdens de Tweede Wereldoorlog kwam er een eind aan de eens zo bloeiende joodse gemeente in Groenlo.

    In 1908 werd door de rooms katholieke parochie een nieuwe kerk in gebruik genomen. In 1964 werd een tweede parochie in Groenlo afgescheiden van de Calixtusparochie: de parochie van de H. Maria Moeder Gods. In 1999 werden beide parochies weer samengevoegd en de Mariakerk kreeg een bestemming als cultureel centrum.

    De negentiende eeuw gaf een voorzichtige industrialisering met bijbehorende bevolkingsgroei te zien. In de periode tot 1850 werd de rijksweg van Zutphen naar Winterswijk aanzienlijk verbeterd en dat had een positieve uitwerking op de bedrijvigheid.

    Er kwam in Groenlo onder andere een redelijk florerende textielindustrie op gang, zoals ook elders in Oost-Nederland. Een opvallende tak van de textielnijverheid was het spinnen van wol en het breien van kousen, sokken, mutsen en wanten. Het spin- en breiwerk werd vooral door de armen in Groenlo als huisnijverheid gedaan.

    In de tweede helft van de 19e eeuw werd Groenlo aangesloten op het spoorwegnet, hetgeen een positieve uitwerking had op de bedrijvigheid. Groenlo was door middel van een stoomtram aangesloten op het station Lievelde van de lijn Zutphen-Winterswijk. In Groenlo zelf was een station gevestigd van de Geldersch-Overijsselsche Locaalspooorwegmaatschappij die de lijn van Winterswijk naar Twente exploiteerde.

    Even leek het erop dat Groenlo aangesloten zou gaan worden op het net van kanalen, maar dat ging niet door.

    In 1891 werd in de nabijheid van het GOLS-station een steenfabriek gebouwd door de gebroeders Wiegerink. De grondstof voor de steenfabriek werd gedolven in de nabijgelegen buurtschap Zwolle, gemeente Eibergen. De steenfabriek werd onder wisselende namen voortgezet tot 1975.

    Een vorm van industrie die niet onvermeld mag blijven is de bierbrouwerij. Vanaf omstreeks 1900 waren verschillende generaties De Groen actief op dat gebied. Zij zetten in Groenlo de brouwerij van de familie Harperink over en het biermerk Grolsch verwierf in de twintigste eeuw wereldfaam.

    Op de industriële kaart van Groenlo vinden we tevens onder meer: leerindustrie, zuivelindustrie, fabrieken van metaalwaren en elektrische apparaten, kartonnage en meubelindustrie.

    De bevolking groeide, met horten en stoten, van 1853 inwoners in 1812 via 2747 in 1900, tot ongeveer 9400 in 2002.

     

    Henk Nijman, september 2002.

     

    Reageer (0)

    Categorie:Historie b
    04-05-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Historie - Huissen


    1816 Juni 1 Huissen. Vanaf 1795 werd gesproken over de overdracht van Huissen aan Nederland. Dat leidde tot een groot aantal wisselingen van soevereiniteit,

     

    respectievelijk Koninkrijk Pruisen, Groothertogdom Berg, Koninkrijk Holland, Keizerrijk Frankrijk, Vorstendom der Nederlanden opnieuw Koninkrijk Pruisen.

     

    Per 1-6-1816 wordt het totaal geruïneerde Huissen aan de Nederrijn Nederlands. 30% van de bevolking moet worden bedeeld. Pas vanaf het midden van de negentiende eeuw zal daar verandering in komen. Onder invloed van de paters Dominicanen, die zich in 1858 in Huissen zullen vestigen zal de tuinbouw de tabaksteelt vervangen en de steenfabrikage langs de Rijn zal voor werkgelegenheid gaan zorgen.

     

    GESCHIEDENIS VAN HUISSEN

     

    De Prehistorie

    Het is niet zeker, of er in de Prehistorie permanent bewoning in de Over-Betuwe is geweest. Er zijn resten uit de Steentijd en de IJzertijd gevonden, vooral bij Zandwinning in het Zwanewater. Zeker is het, dat in de IJzertijd

    een nederzetting heeft gelegen op de Kerkelanden.

     

    De Romeinse Tijd

    Vanaf 12 voor Christus zijn de Romeinen actief geweest in de Betuwe. Zij hebben enkele militaire posten ("castella") gehad, bemand door militairen van het Dertigste Legioen. Verder waren er vooral Romeinse villa's en zgn. Romeins-Bataafse nederzettingen, waar vooral inheemse bewoners Romeinse gewoonten overnamen. In Huissen zijn vooral grafvondsten gedaan langs de Lange Loostraat. De aard van de nederzetting is nog steeds niet bekend. De

    Romeinse aanwezigheid duurde tot ongeveer 250 na Christus.

     

    De Vroege Middeleeuwen

    In tegenstelling tot de rest van de Betuwe heeft Huissen doorlopend bewoning gehouden vanaf de Romeinse Tijd. In een oude meander van de Rijn lag een groep boerenhoeven, ter hoogte van het huidige Kempke. In 814 wordt deze nederzetting onder de naam Hosenheim voor het eerst genoemd. In de tiende eeuw werden er twee versterkingen bij gebouwd: de Grote Toren, die eeuwenlang het silhouet van Huissen bepaalde en de Dannenberg, een tufstenen rechthoekige burcht.

     

    1242-1368

    In 1242 blijkt Huissen in het bezit te zijn van de graven van Kleef. Deze hieven een tol op de Rijn. Bij die tol werd een burcht gebouwd en al spoedig ontstond een handelsnederzetting. Graaf Dirk IX (1310- 1347) heeft die handelsnederzetting rond 1319 tot stad verheven. De stad werd voor een groot deel in de veertiende eeuw aangelegd. De huidige hoofdstraten in de kom van Huissen zijn toen ontstaan.

     

    1368-1502

    Van 1368-1371 behoorde Huissen korte tijd bij het hertogdom Gelre. In diezelfde tijd leefde er Gravin Mechteld van Kleef, die het als weduwegoed mocht gebruiken. Zij stierf in 1384 op de Huissense burcht. Vanaf dat moment was Huissen weer Kleefs. Het werd in de vijftiende eeuw vooral een militaire voorpost voor de graven (sinds 1417 hertogen) van Kleef in hun vele oorlogen met de hertogen van Gelre. De handel had van die oorlogen zeer te lijden. Belangrijke bron van inkomsten vormde in die dagen de kersenteelt.

     

    1502-1609

    Maar net bleef Huissen in 1502 voor Kleef behouden. Ruim een maand werd de stad belegerd door de troepen van hertog Karel van Gelre. Een Kleefs ontzettingsleger versloeg de Geldersen op 26 juni 1502. Dit feit wordt nog jaarlijks herdacht! In de zestiende eeuw werd Huissen betrokken in de strijd om de Nederlandse onafhankelijkheid. Nederlandse en Spaanse troepen gebruikten de Betuwe vanaf 1568 regelmatig als gevechtsterrein. De zwakke hertogen van Kleef konden Huissen daarbij niet beschermen.

     

    1609-1701

    In 1609 stierf de laatste hertog van Kleef. Na een korte periode van onzekerheid kwam het land van Kleef en dus ook Huissen in het bezit van de keurvorst van Brandenburg. Vanaf dat ogenblik zetelden de landsheren van Huissen in Berlijn! Toch probeerde keurvorst Friedrich Wilhelm greep te krijgen op de gang van zaken in de steden. De stad Huissen kreeg een protestant stadsbestuur, terwijl de bevolking merendeels katholiek bleef. Met het St.-Elisabethsconvent (zustersklooster) als centrum werd Huissen belangrijk als vrijplaats voor de katholieken in Gelderland.

     

    1701-1795

    In 1701 verkreeg de keurvorst van Brandenburg het recht zich koning in Pruisen te noemen. Daarmee hoorde Huissen tot dat koninkrijk. De koningen streefden ernaar om hun land economisch af te schermen. Voor de enclave Huissen was dat een ramp. De plaats verarmde snel. Het enige produkt, dat op grote schaal kon worden verbouwd was tabak. Verder moest de bevolking ook hoge lasten opbrengen voor de vele oorlogen van koning Frederik II de Grote. De stad zelf verviel tot een bedenkelijk niveau.

     

    1795-1816

    Vanaf 1795 werd gesproken over de overdracht van Huissen aan Nederland.

    Dat leidde tot een groot aantal wisselingen van soevereiniteit:

     

        Tot 1806:          Koninkrijk Pruisen

        1806-l808:        Groothertogdom Berg

        1808-1810:       Koninkrijk Holland

        1810-18l3:        Keizerrijk Frankrijk

        1813(dec):        Vorstendom der Nederlanden

        1813-l816:        Koninkrijk Pruisen

        Vanaf 1816:      Koninkrijk der Nederlanden

     

    1816-1890

    Toen Huissen op 1 juni 1816 Nederlands werd, was het totaal geruïneerd. Rond 30% van de bevolking moest worden bedeeld. Pas vanaf het midden van de negentiende eeuw kwam daar verandering in. De tuinbouw ging de tabaksteelt vervangen. Van grote invloed hierop waren de paters Dominicanen, die sinds 1858 in Huissen waren gevestigd. Verder zorgde de steenfabrikage langs de Rijn voor werkgelegenheid. Hierdoor was de gemeente tegen de eeuwwisseling op gelijk niveau met de omgeving.

     

    1890-1940

    In de eerste decennia van de twintigste eeuw onderscheidde Huissen zich niet echt van andere Nederlandse gemeenten op het platteland. Er werden diverse ambachten uitgeoefend, zoals het mandenmaken. Vooral in de jaren twintig en dertig kwam er een steeds rijker verenigingsleven op. In 1923 was het tuinbouwgebied van Huissen zo sterk gegroeid, dat de aartsbisschop van Utrecht een tweede parochie instelde: die van de H. H. Martelaren van Gorcum in Huissen-Zand. Daardoor ontstond eigenlijk het afzonderlijke kerkdorp Huissen-Zand. Pastoor A.A. van Wijk bevorderde het onderscheid tussen Zand en Stad bijzonder. Zijn neef en tegenspeler in Huissen-Stad, pastoor Th. Van Wijk, deed daar zijn best om het parochieel leven te versterken. Het was voor Huissen echt "Het Rijke Roomsche Leven"!

     

    De Tweede Wereldoorlog

    Bij de mobilisatie in 1939 werden in Huissen Nederlandse torpedisten gelegerd. Bij de inval op 10 mei 1940 sneuvelden diversen van hen. De grote slagen voor Huissen kwamen in de jaren 1943-1945. Op 13 mei 1943 verwoestte een brandbombardement een deel van Huissen-Stad. Vanaf 17 september 1944 werden het Looveer, Stad en Zand regelmatig getroffen door bommen en granaten. Meer dan 200 mensen kwamen om, vooral bij een groot bombardement op 2 oktober 1944. Van oktober 1944 tot juni 1945 was de gemeente geëvacueerd. Geen Huissenaar was dus getuige van de bevrijding op 2 april 1945. Daarbij waren naast Britse en Canadese ook Belgische militairen betrokken.

     

    1945-1970

    Vrij kort na de bevrijding vierde Huissen (overigens ten onrechte) in 1948 het 600 jaar stad. Ondertussen was de gemeente bezig aan de wederopbouw. Daarbij werd een probleem, dat de gemeente sterk verdeeld was in kleine politieke belangengroepen. De gemeenteraad was jarenlang berucht om zijn verdeeldheid. Het is het stadsbeeld van Huissen niet ten goede gekomen. Een derde deel van de gemeente ging bovendien verloren door de annexatie van Malburgen door Arnhem in de jaren 1953 en 1966.

     

    De traditie in Huissen

    Na 1970 is de bevolking van Huissen bijna verdubbeld door de vele nieuwbouw, vooral op de Zilverkamp. Dat heeft de bevolking ook een totaal andere structuur gegeven. Toch koesterden de Huissenaren sterk het hun eigene: de tradities. Vele tradities (herdenking van Beleg en Ontzet, Paasvuur, Koningsschieten, Omdracht) worden sterk bevorderd door de beide schuttersgilden. Maar er zijn er nog meer; Kermis, Vleiskeuren, Carnaval. Er is heel wat te doen in Huissen!

    Reageer (0)

    Categorie:Historie b
    03-05-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Historie - De gemeente Wisch in vogelvlucht


    De gemeente Wisch in vogelvlucht

     

    De gemeente Wisch behoort tot de gemeenten met nogal opmerkelijke verschillen tussen de samenstellende delen; dit wat betreft het landschap als ook wat betreft volksaard, taal en godsdienst. In deze bijdrage willen we een vluchtige poging doen deze verschillen van een historische verklaring te voorzien.

    Het is eigenlijk opmerkelijk dat de gemeente Wisch die begrenzing heeft die ze heeft. In het westen maakt de Oude IJsselvallei een duidelijke scheiding tussen een klein westelijk deel en een vele malen groter oostelijk gedeelte.

    Een stroomdal van een rivier is meestal niet meer dan alleen een landschappelijk gegeven. Voor wat betreft de bevolking aan beide oevers heeft zo’n waterloop veelal een sterke verbindende functie. In oude tijden heeft de Oude IJssel in onze streken echter wel als een scheidende factor gefunctioneerd. Het moeilijkste te bestuderen en beschrijven is de oudste bewoningsgeschiedenis.

     

    In het verleden waren we er heel snel mee klaar door vast te stellen dat de Franken ten westen van de Oude IJssel woonden en de Saksen ten oosten.

    In ‘Mensch en land in de Middeleeuwen’ doet Slicher van Bath ons uit de doeken dat dit een te eenvoudige voorstelling van zaken is. Toch heeft de loop der historie wel een aantal sporen nagelaten daar aan de Oude IJssel.In de eerste plaats valt het optreden der Romeinen te noemen. Het is niet duidelijk in hoeverre deze er in geslaagd zijn in de Liemers een onbewoonde landstreek te creëren; toch zal deze politiek wel enige gevolgen gehad hebben. Gedurende vele eeuwen heeft er weinig vermenging van de bevolkingen aan beide zijden der Oude IJssel plaats gehad. Hoewel dus niet eenvoudig aan te wijzen menen we te mogen stellen dat we toch wel met twee verschillende volksaarden van doen hebben in het Oude IJsselgebied.

    Vervolgens hebben een aantal andere processen deze verschillen belangrijk versterkt. In de eerste plaats willen we noemen de kerstening van onze streken in de achtste en de negende eeuw. Hierbij valt een vroege zendingsijver vanuit Utrecht en een jongere vanuit Münster te constateren. De invloed van Utrecht reikt daarbij tot aan of iets ten oosten van de Oude IJssel. Daar komt dan ook de grens tussen de beide bisdommen te liggen; een grens die zal blijven functioneren tot de oprichting van het bisdom Deventer in 1559. De oude bisdomgrens liep tussen Terborg en Silvolde; Terborg behoorde tot Utrecht, Silvolde tot Münster.

    Het is niet verwonderlijk dat de politieke ontwikkeling zich bij de zojuist genoemde landschappelijke, volkenkundige en kerkelijke aansloot. Wanneer we ons dan tot het gebied van onze gemeente beperken dienen we in de eerste plaats de kleine ten westen van de Oude IJssel gelegen Heerlijkheid Wisch te noemen. Het betreft hier het gebied van het tegenwoordige Terborg en De Heuven. Hoogstwaarschijnlijk lag dit oude Wisch ingeklemd tussen twee armen van de rivier. De oostelijke loop heeft in dat geval heel dicht bij de huidige Doetinchemseweg gelegen; reden waarom ‘de Dyke’ (tegenwoordige Hoofdstraat van Terborg) bij de oude heerlijkheid hoorde.

    Bij het verhaal van de oude heerlijkheid behoort dat van eerste Huis Wisch op De Heuven en het tweede thans nog bestaande te Terborg.

    De kerspelen Silvolde en Varsseveld behoorden tot het vele malen groter en aanzienlijker Graafschap Lohn, dat zich van Stadlohn en Sudlohn tot aan de Oude IJssel uitstrekte. Eerst toen een Van Wisch in 1315 het richterambt over de kerspelen Silvolde en Varsseveld verwierf begon het grotere Wisch zich af te tekenen. Vanaf ongeveer 1330 functioneert dan de Heerlijkheid Wisch met de oppervlakte gelijk aan onze tegenwoordige gemeente.

    Groot Wisch had al zo’n twee eeuw bestaan toen de Reformatie zich hier aandiende. Men zou kunnen veronderstellen dat deze dan ook wel eenzelfde verloop zou hebben in de heerlijkheid. Dit is echter niet het geval.

    Terwijl Varsseveld bijna geheel gereformeerd wordt is dit voor wat Terborg en Silvolde betreft slechts voor ongeveer éénderde zo. De grote trouw van de Terborgse en Silvoldse bevolking aan de oude kerk vond zijn oorzaak in de steun vanuit het Graafschap Bergh.

    Terwijl Silvolde als dochterkerk van Varsseveld de moeder in het verleden steeds trouw gevolgd was begon er zich nu een verwijdering tussen dochter en moeder af te tekenen. Hoewel Silvolde een tweeslachtige positie inneemt valt toch wel te stellen dat Wisch tot op de dag van vandaag door een vrij duidelijke scheidslijn in twee delen uiteen valt. Bij deze lijn (lijnen) sluiten logischerwijze een aantal taalgrenzen aan. Daar zijn de deskundigen op dat gebied het toch wel over eens; dit terwijl ze elkaar toch heus niet altijd maar naar de mond praten.

    We zouden ook de ontwikkeling van de stad, dorpen en buurschappen in onze vogelvlucht willen opnemen.

     

    De jongste en duidelijkste geschiedenis heeft Terborg. Terborg is een vestiging bij de ‘Nije Borch’ van de heren Van Wisch op een dermate moerassige bodem dat zonder die eerste aanzet niet makkelijk ontstaan zou zijn. Door de aanwezigheid van het Huis Wisch en door de verwerving van stadsrechten in 1419 werd het het bestuurscentrum van de heerlijkheid.

     

    De ontstaansgeschiedenis van Varsseveld en Silvolde ligt in het grijze verleden en is dan ook veel moeilijker te achterhalen en beschrijven. De nederzettingen ter plekke kunnen het gevolg zijn van de aanwezigheid van voldoende hoog gelegen bouwgrond; dit versterkt door een belangrijke hof en kerspelkerk. In grootte zijn het vroegere Varsseveld en Silvolde het beste te vergelijken met de kernen van onze tegenwoordige buurschappen.

     

    De buurschappen beslaan het grootste deel van de gemeente; het is dus de hoogste tijd er even neer te strijken. De woorden boer en buur hebben een grote verwantschap met elkaar. De boeren/buren vormen met elkaar een naoberschap en een buurschap. Momenteel zijn naoberschap en buurschap twee geheel van elkaar gescheiden begrippen. Het is me niet duidelijk welke de jongste of de oudste is en of de één misschien uit de ander voortgesproten. De naoberschap is een verhaal apart en kunnen we op dit moment gevoeglijk laten rusten.

    De verspreide bewoning van de buurschappen is zeer oud en kan wel van ongeveer gelijke tijd stammen als die van onze dorpen. De ontwikkeling van buurschappen is nogal verschillend geweest.

    Slicher van Bath zegt ondermeer dat de gerechtigden op de esgrond een buurschap kunnen vormen, maar ook de markegenoten. In andere gevallen vormt de oppervlakte van de mark een buurschap. Bij ons zijn er geen duidelijk aanwijzingen in de een of andere richting.

     

    Vanaf ongeveer 1600 treffen we bij het bestuur vrij vastomlijnde buurschappen aan. Binnen de buurschappen is er weer een onderverdeling in rotten. Och, de heren Van Wisch hadden hun heerlijkheid ook wel zonder die indelingen kunnen besturen, maar het was toch wel makkelijk zo’n indeling op menselijke maat. Die indeling kwam goed van pas bij de administratie van de door de onderdanen te verrichten herendiensten, o.a. de hand- en spandiensten ten behoeve van het begaanbaar houden der wegen. De naamgeving van de buurschappen was geen enkel probleem. De goegemeente heeft immers van Adam af altijd al namen gegeven aan mensen, dieren, akkers, buurschappen, dorpen, steden, landen.

     

    Bij de invoering van de buurschapbenamingen in de administratie hoefden men alleen maar in te vullen wat het volk al lang zei. Het gebied daar in het noordoosten waar de oude Heelweg van Zelhem en Halle (Heelweg?) naar Aalten over de zandruggen loopt heette natuurlijk altijd al Heelweg. De streek in het zuidoosten van de heerlijkheid in de omgeving van het Huis Sinderen werd natuurlijk altijd al Sinderen genoemd. Het deed daarbij niet terzake of de daaronder ressorterende boerderijen het eigendom van Sinderen waren; voor een deel was dit wel het geval, voor een ander deel niet. Sinderen is zelfs grensoverschrijdend; tot op de dag van vandaag heet het aanpalende Gendringse grondgebied eveneens Sinderen.

     

    Volgens de verpondingsadministratie van 1647 beslaat het dorp slechts de oude kern rondom de kerk. De boerderijen Reussink en Bettekamp worden al tot de Binnenheurne gerekend. Het Giezenveld en het Molenveld (de boerderijen Hiddink en Hofs incluis) worden bij Westendorp ingedeeld. De namen Binnenheurne en Westendorp zijn vast ook al heel oud; de vraag is; hoe oud?

     

    Aangenomen wordt dat een punt of hoek wel Heurne genoemd werd. De naam Westendorp is veel moeilijker dan ze lijkt. Er zijn verschillende mogelijkheden. De namen Westendorp voor een boerderij in IJzerlo en Oostendorp voor een Sinderense geven al aan dat enkele gebouwen bij elkaar soms de naam dorp kregen. Ten westen of ten oosten van wat ze lagen is niet erg duidelijk. Misschien dat het Oostendorp op Sinderen wel zo genoemd is in verband met de ligging ten oosten van (oriëntatie) het Nottelbos. Zo kan de oorsprong van het Westendorp gezocht moeten worden in de aanwezigheid van ‘dorp’ (drobbel huizen) ten westen van b.v. Varsseveld.

    Helaas is in het tegenwoordige centrum of buitengebied van Westendorp geen akker- of boerderij- naam meer voor handen die aan zo’n oud dorpje herinnert. Toch lijkt me deze verklaring aannemelijker dan die van: Westendorp is een buurschap ten westen van het dorp Varsseveld. In mijn stoutste ogenblikken komt de gedachte wel eens bij me op dat Westendorp en Varsseveld oorspronkelijk hetzelfde ‘dorp’ aanduidden. De kern zou dan ‘Varsseveld’ zijn gaan heten en het buitengebied ‘Westendorp’. Dit alles dan gezien vanaf de Aaltense watertoren. (Men gelieve dit niet verder te vertellen).

    Bij Terborg en Silvolde verschilt de situatie ten opzichte van Varsseveld en de buurschappen aanmerkelijk. Hier worden stad en schependom meestal in een adem genoemd. Het schependom Terborg omvat een smalle strook ten noorden van de stad en de omgeving van het eerste Huis Wisch, de zogenaamde Hoven of Heuven. Vanouds stonden er vijf vorse bouwhoven; vier van Bergh en één van Wisch. De heer Bosman te Warm vertelde me eens dat de heer Van Wisch op een kwade dag al z’n vijf boerderijen op de Heuven aan de heer Van Bergh verdobbeld had. De heer Van Bergh zou toen de Smachtstede maar aan Wisch gelaten hebben.

     

    Het archief van het Huis Bergh kan het verhaal bevestigen of ontkennen. Als tegenwoordige besturen de Heuven maar niet weer opnieuw verdobbelen! Alles wat dan nog rest van de heerlijkheid wordt Silvolde genoemd. Een kleine uitzondering hierop vormt de kleine Heerlijkheid Lichtenberg.

     

    Uit de aan Anholt leenroerige hoeve Enekink, die achtereenvolgens aan een Lichgtenberg, een Van Wely en een Van Wisch heeft toebehoord, ontstaat, waarschijnlijk dankzij laatstgenoemde, deze heerlijkheid als een enclave in de Heerlijkheid Wisch.

    De boven omschreven indeling blijft ongewijzigd tot in de Franse Tijd. Van 1811 tot 1818 bestaan er twee gemeenten; één omvattende Terborg en Silvolde, de andere omvattende Varsseveld en de buurschappen. Vanaf 1818 gelden de oude grenzen weer. Bij de opzet van het kadaster hanteert men de zojuist genoemde tweedeling; reden waarom de gemeente Wisch, wat het kadaster betreft, nog steeds uit de gemeenten Wisch en Varsseveld bestaat. De landmeters hadden de opdracht zich bij de indeling in secties zoveel mogelijk aan oude begrenzingen te houden. Men is daar maar gedeeltelijk in geslaagd.

     

    Het oostelijke gedeelte van de Binnenheurne brengt men bij Varsseveld onder en het westelijk deel van de Heelweg bij Het Lanker.

    Bij de opzet van de Bevolkingsregisters in 1826 houdt men zich weer precies aan de oude indeling van o.a. de verponding. Het buitengebied van Silvolde gaat men op de duur indelen in Voorbroek, Silvoldse Buurt en Kroezenhoek. De Lichtenberg rekent men tot Silvolde en in 1900 worden het Voorbroek en de omgeving van de tegenwoordige Doetinchemseweg en Silvoldseweg van Silvolde naar Terborg overgeheveld.

    Ook in Wisch is de tijd niet stil blijven staan. De woonkernen Terborg, Silvolde en Varsseveld ondergingen de nodige uitbreidingen en de bestuurlijke administratie diende zich hierbij aan te passen; het bestuur speelde ook zelf een actieve rol in die hele ontwikkeling, althans in de laatste tijd.

     

    De uitbreiding van woonkernen in de buurschappen ging vooral uit van de plaatselijke bevolking. Met name Westendorp, Sinderen en Heelweg kregen echte woonkernen. Doordat deze buurschappen nogal ver van het dorp verwijderd lagen werden ze reeds in de vorige eeuw met scholen begiftigd. De vestiging van deze scholen stimuleerde weer de verdere ontwikkeling der buurschappen.

     

    Een buurschap als Binnenheurne miste al deze ontwikkelingen vanwege de ligging ten opzichte van het dorp. Terwijl Westendorp, Sinderen en Heelweg actieve Belangenverenigingen en andere verenigingen hebben ontbrak en ontbreekt dit alles in Binnenheurne. Vanaf 1922 komt de naam Binnenheurne niet meer voor in de Bevolkingsregisters van Wisch. Gemeente en P.T.T. rekenen de oostzijde van Binnenheurne tot Varsseveld en de westzijde tot Sinderen, dat nu totaan de Terborgseweg, en dus aan Westendorp, reikt.

     

    Sommige mensen uit de oude Binnenheurne wonen nu in Sinderen en zijn lid van Varssevelds Belang. Ten noorden van Varsseveld heeft Westendorp zich teruggetrokken tot de omgeving van de Buulsdiek.

    Een aparte ontwikkeling ontstond bij de Bonte Brug over de A Strang nabij UIft. Door de komst van de gereformeerde kerk in 1887 en een christelijke school in 1891 ontstond hier langzamerhand een nieuwe buurschap zonder buitengebied. In tegenstelling tot de kerkdorpen in de gemeente Gendringen behoren slechts een klein aantal bewoners van de Bonte Brug tot de kerk die boven de buurschap uittorent.

     

    Door B.J. Dorrestijn

    Reageer (0)

    Categorie:Historie b
    02-05-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Historie - Rheden Velp


     

    Rheden Velp

     

    De gemeente Rheden is ontstaan doordat in het jaar 1573 de schoutambten Velp en Rheden werden samengevoegd tot het schoutambt Rheden. Het gebied dat viel onder dit schoutambt komt overeen met het huidige gebied van de gemeente Rheden. De naam ‘Rheden’ komt van het woord ‘Rheton’ en dat betekent ‘plaats waar riet groeit’. De naam werd ontleend aan die van het schoutambt Rheden dat toen meer inwoners had dan Velp. Er werd in die tijd, de 80-jarige oorlog was net begonnen, veel geplunderd en brand gesticht. De aktiviteiten van een schoutambt bestonden voornamelijk uit rechtspraak. In tijd van oorlog, als de plaatselijke bevolking zich bedreigd voelde, zocht ze vaak bescherming binnen de muren van de kastelen. Als verdedigingsfort aan de IJssel gebouwde kastelen zijn: Biljoen in Velp. Dit is in de 16e eeuw gebouwd en eens logeerde hier zelfs de beroemde Franse ‘Zonnekoning’ Lodewijk de veertiende.Kasteel Middachten in de Steeg.

     

    De Veluwezoom heeft altijd veel landgoederen gehad. Dat is de reden waardoor veel van het oorspronkelijke landschap bewaard is gebleven. Ook in financieel opzicht had de aanwezigheid van een landheer een gunstige invloed. Hij bekleedde allerlei functies op kerkelijk, sociaal en cultureel gebied. Het landgoed en kasteel verschaften de plaatselijke bevolking werk en ze konden er een veilig heenkomen vinden in tijden van oorlog. Diverse landgoederen zijn niet in hun oorspronkelijke staat behouden gebleven.

     

    In de 19e eeuw vestigden zich in de gemeente vele gepensioneerden en renteniers. Vooral in de dorpen Velp en De Steeg. De verkaveling van buitenplaatsen in de buurt van Velp en de aanleg van wegen naar de natuurgebieden, de overname van deze gebieden door ‘Natuurmonumenten’ en de aanwezigheid van een stad als Arnhem in de omgeving waren alleen stimulansen voor mensen om zich in de gemeente Rheden te vestigen. Het inwonertal steeg van nog geen 5.000 in het jaar 1824 tot 23.000 in 1928. Een bloeiend pension- en hotelwezen ontstond en winkeliers en ambachtslieden profiteerden van het stijgend aantal inwoners.

     

    Laag Soeren was in de vorige eeuw een bekende badplaats en kuuroord. Het geneeskrachtige water kwam uit de vele beken die de Laag Soerense bossen rijk zijn. Het huis ‘Soeria’ dat nu een trainingscentrum van de Transcedente Meditatie is, stamt uit die tijd en was toen een badhuis, genaamd ‘Bethesda’. In de tweede helft van de 18e eeuw was er papierindustrie in Velp en Laag Soeren.

     

    De hiervoor gebruikte waterradmolens (zeven in Velp) verdwenen op één na met het uitvinden van de stoomkracht. In Velp is nu nog de gerestaureerde Van Lennepsmolen te zien (nu een horecabedrijf).

     

    Rheden is altijd het steenbakkersdorp geweest. De mensen werkten in de steenfabrieken aan de IJssel. In de winter wanneer er niet gebakken werd, leed men vaak armoede. In deze situatie kwam verbetering door de vestiging van industrieën. In Dieren werd in het begin van deze eeuw de Gazelle-rijwielfabriek gebouwd. Andere industrieën in die tijd waren: sigarenfabrieken, een jeneverstokerij, een leerlooierij, een zadelfabriek, een houthandel en een emailleerfabriek.

     

    Het wapen van de gemeente is dat van het oude geslacht Rheede dat in deze omgeving heeft gewoond. De officiële omschrijving van het wapen luid: ‘Van goud, beladen met een rechterschuinbalk van keel, gebroken met een barensteel van drie hangers van lazuur’. In gewoon Nederlands zijn dat de kleuren geel (voor het veld), rood (voor de schuine balk) en blauw (voor de barensteel of ook wel hellebaardenbreker). Dezelfde kleuren komen terug in de gemeentevlag: drie schuine balken van (rechts-)boven naar (links-)onder: rood, geel en blauw.

    Reageer (1)

    Categorie:Historie b
    01-05-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Historie - De Geschiedenis van Wehl


     

    De Geschiedenis van Wehl

     

    De naam Wehl kwam pas voor het eerst voor in een akte uit 1200. Tot aan de Franse Tijd was Wehl Duits gebied; sinds 1816 is het Nederlands.

     

    1200-1647. In de late middeleeuwen kan men nog niet van de Duitse of Nederlandse nationaliteit spreken. Het zijn de graven (later hertogen) van Kleef en Gelder, en zijdelings ook de graaf van Bergh, die hier hun bezittingen en belangen hadden.

     

    Door oorlogen, vererving en verpanding traden verschuivingen in de machtsverhoudingen op. Zo behoorde in 1405 de helft van de nederzetting Wehl (kern) aan Kleef en de andere helft (buitengebied) aan Gelder.

     

    In de loop van de vijftiende eeuw kreeg Kleef echter vastere voet in het gebied. Wehl had toen een eigen gericht.

     

    Het gericht had overigens óók andere taken dan rechtspreken, zoals het vastleggen van boedelscheidingen en kooptransacties van onroerende goederen. Het jaar 1487 bracht verandering: Zevenaar kreeg stadsrechten. Dat had de opheffing van het Wehlse gericht ten gevolge, of liever gezegd de verplaatsing naar Zevenaar, waar van toen af de bestuurszaken geregeld werden voor de stad Zevenaar en het ambt Liemers (dat waren de plaatsen Oud-Zevenaar, Groessen, Loo, Duiven en Wehl). Dit duurde zo’n 160 jaar.

     

    1647-1765. Tegen het einde van de Tachtigjarige oorlog in 1647 splitste de Kleefse hertog Wehl van het ambt Liemers af. Hij verpandde de plaats aan de graaf van Bergh. Daardoor kwam Wehl in bestuurlijk opzicht los te staan van het ambt Liemers, waarvan het aardrijkskundig gezien al lang los stond. Het werd een aparte heerlijkheid; Heerlijkheid Wehl.

     

    De landsheer bezat daarmee alle rechten en inkomsten die betrekking hadden op het kerspel (plattelands district) Wehl. De belangrijkste van die rechten en inkomsten waren o.a. de hoge en lage rechtspraak, de plaatselijke tienden, de tol, het jachtrecht in de hele heerlijkheid, de inkomsten uit de molen en uit verscheidene goederen. De graaf van Bergh moest hier als pandsom het bedrag van tienduizend rijksdaalders tegenoverstellen. De verpanding was aanleiding, de grenzen van de heerlijkheid eens nauwkeurig vast te leggen op kaart door een landmeter.

     

    Vanaf 1647 kende Wehl, ondanks protest van Zevenaar, weer een eigen gericht: het werd uitgeoefend door de landdrost van Bergh als richter, bijgestaan door enkele plaatselijke schepenen. De verpanding werd van 1661 tot 1673 overgenomen door het geslacht Bentinck en van 1673 tot 1729 door het geslacht Van Wylich van Lottum. Inmiddels was er in groter verband het één en ander gebeurd. Het hertogelijke Kleefse Huis was in 1619 uitgestorven en de titel ‘Hertog van Kleef’, inclusief bezittingen en rechten, was overgegaan op de markgraaf van Brandenburg.

     

    Dit markgraafschap, tevens keurvorstendom, groeide in 1701 uit tot het koninklijke Pruisen. Eigenlijk was Berlijn daarmee voor Wehl de hoofdstad geworden, maar de meeste aangelegenheden waarvoor men een hogere overheid nodig had, konden in Kleef (de provincie-hoofdstad) of in Emmerik worden afgedaan. Een belangrijk bestuurscollege was de ‘Krieges- und Domänen Cammer’ te Kleef, die zich overigens in de loop der tijd met heel wat meer dan alleen oorlogs- en domeinzaken was gaan bezighouden. Bepaalde plaatselijke belangen, zoals het onderhoud van wegen en waterleidingen, werden door de Wehlse geërfden-organisatie behartigd.

     

    1765-1806. In 1729 trok de landsheer de inkomsten uit de heerlijkheid Wehl rechtstreeks aan zich, althans ze kwamen enkele tientallen jaren, tot in 1765, ten goede aan de Pruisische ‘Invalidenkasse’. Vermoedelijk vanwege de nasleep van de Zevenjarige Oorlog, die zware offers van Pruisen eiste, verkocht de koning in 1765 de Heerlijkheid Wehl aan Cornelis Steengracht. Deze transactie lijkt ingrijpender dan ze voor de inwoners in feite was. De Pruisische koning bleef landsheer en richter Arnold Felderhoff, reeds vanaf 1733 in functie, bleef gewoon op zijn post. Van de familie Steengracht kwamen de ‘heerlijke rechten’ in 1781 door huwelijk aan de familie Von der Goltz. Toen de gravin Von der Goltz in 1893 was overleden, bestond de heerlijkheid, die de erfgenamen twee jaar later ten verkoop aanboden, uit 373 ha grond, met daarnaast tiend-, grond-, jacht en andere rechten.

     

    1806-1816. Het jaar 1806 is belangrijk; we kunnen het beschouwen als breekpunt tussen het oude uit het feodalisme (leen- c.q. verpandstelsel) ontstane regime en de nieuwe tijd. Wehl hoorde nu tot het Franse revolutionaire hertogdom, later groothertogdom; Berg. Deze staat had Düsseldorf tot hoofdstad; de naam Berg houdt verband met het aldaar gelegen ‘Bergische Land’ en staat geheel los van het graafschap Bergh (‘s-Heerenberg). Twee jaar later onderging Wehl de bestuursreorganisatie, die in Berg plaatsvond; het werd een gemeente binnen het kanton Emmerik. Na weer twee jaar, eind 1810, vond de rechtstreekse inlijving bij Frankrijk plaats. De nederlaag van Napoleon weerspiegelt zich ook in de Wehlse geschiedenis: in januari 1814 werd Wehl weer Pruisisch. Dit was echter niet van lange duur.

     

    Het Congres van Wenen, dat de balans van de ‘mislukte’ Franse Revolutie opmaakte en tot taak had de daaruit voortvloeiende staatkundige problemen op te lossen, besliste in 1815 dat Wehl bij Nederland zou worden gevoegd. Dit gold eveneens voor de meeste andere voormalige Kleefse enclaves.

     

    Hoewel betwist door Gelre, maakte Wehl reeds in de eerste helft van de 14e eeuw deel uit van het Hertogdom Kleef. Aanvankelijk vormde het met de eveneens Kleefse gebieden Didam en Beek één geheel.

     

    Eerst toen een eeuw later beide laatstgenoemde gebieden aan Bergh kwamen, kreeg Wehl de eigenaardige positie van ENCLAVE, d.w.z. een rondom door vreemd territoir ingesloten gebied. Het feit, dat Wehl (katholiek) geheel door Gelders (protestants) gebied was omgeven, bracht met zich mee dat bijvoorbeeld bij militaire aflossingen omzichtig te werk diende te worden gegaan. Om geen aanstoot te geven bewogen de Kleefse, later Pruisische, detachementen zich ongewapend en ongeüniformeerd over Nederlands grondgebied, om eerst bij de grens van de Heerlijkheid hun wapens en uniformen van de karren te halen en daarna in vol ornaat de enclave binnen te marcheren.

     

    Op 1 juni 1816 werd Wehl nederlands grondgebied.

    Reageer (0)

    Categorie:Historie b
    25-04-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ida Iding


     

    1860 November 9 De Heurne gemeente Dinxperloo. Ida Iding wordt geboren uit het huwelijk van Hendrikus en Aleida Iding van Uum.
    Archief Dinxperlo. Geboorteregister 1853-1862.
    Heden den elfden November 1860, is voor ons, Donisius Pieter Busman, Burgemeesterder Gemeente Dinxperloo, verschenen Hendrik Iding, Koorenmolenaar, oud 25 jaar, woonachtig in deze gemeente, in de Heurne de welke ons verzocht heeft op te maken, acte van geboorte van een dochter, welke zijn huisvrouw, Aleida van Uum, zonder beroep, met hem alhier wonende, op vrijdag den negenden des maand november dezes jaars des avonds te acht uren ten zijner huize ter wereld heeft gebracht en aan welke hij verklaard, dat zal worden gegeven de voornaam Ida. Waarvan wij deze acte hebben opgemaakt, in tegenwoordigheid van Karel Bernard Ressing, Koorenmolenaar oud 27 jaar en van Teunis Arnoldus van Hengel, geneesheer oud 56 jaar.

    Huwelijk van Hendrikus Bernardus Bolwerk en Ida Iding

    Bron Burgerlijke stand - Huwelijk
    Archieflocatie Gelders Archief
    Algemeen Toegangnr: 0207
    Inventarisnr: 5736
    Gemeente: Dinxperlo
    Soort akte: Huwelijksakte
    Aktenummer: 13
    Datum: 21-10-1886
    Bruidegom Hendrikus Bernardus Bolwerk
    Leeftijd: 47
    Geboorteplaats: Dinxperlo
    Bruid Ida Iding
    Leeftijd: 25
    Geboorteplaats: Dinxperlo
    Vader bruidegom Hendrik Jan Bolwerk
    Moeder bruidegom Johanna Beenen
    Vader bruid Hendrik Iding
    Moeder bruid Aleida van Uum
    Nadere informatie beroep bg.: landbouwer;
    beroep vader bd.: tapper;
    weduwnaar van Geertruida Geurink;
    weduwnaar van Hendrika Lageschaar

    Overlijden Ida Iding
    Archieflocatie Gelders Archief
    Algemeen Toegangnr: 0207
    Inventarisnr: 8189
    Gemeente: Dinxperlo
    Soort akte: overlijden
    Aktenummer: 41
    Aangiftedatum: 15-11-1921
    Overledene Ida Iding
    Geslacht: V
    Overlijdensdatum: 15-11-1921
    Leeftijd: 61
    Overlijdensplaats: Dinxperlo
    Vader Hendrik Iding
    Moeder Aleida van Uum
    Partner Hendrikus Bernardus Bolwerk
    Relatie: weduwe
    Nadere informatie geboortepl: Dinxperlo

    Reageer (0)

    Categorie:Archief Akten a
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gerrit Iding


    Gerrit Iding werd in 1837? te Velp geboren

    Huwelijk van Gerrit Iding en Arnolda Peters
    Archieflocatie Gelders Archief
    Algemeen Toegangnr: 0207
    Inventarisnr: 2131
    Gemeente: Zevenaar
    Soort akte: Huwelijksakte
    Aktenummer: 29
    Datum: 24-11-1865
    Bruidegom Gerrit Iding
    Geboorteplaats: Rheden
    Bruid Arnolda Peters
    Geboorteplaats: Oud-Zevenaar
    Vader bruidegom Hendrik Iding
    Moeder bruidegom Petronella Jorissen
    Vader bruid Derk Peters
    Moeder bruid Agnes Andriessen
    Nadere informatie bruidegom: 28 jaar.; bruid: 35 jaar

    Reageer (0)

    Categorie:Archief Akten a
    Foto

    Stuur een e-mail als u antwoord wilt, reacties in het gastenboek worden niet standaard doorgestuurd

    Categorieën
  • 0 1 FAMILIE IDING TEN BOSCH (12)
  • 1 DE JODEN VAN LICHTENVOORDE EN DE JÖDDEN BOSCH (1)
  • 1 MOORD OP MISSIONARISSEN VPRO/NPS (1)
  • 1 PATER FRANS TEN BOSCH (5)
  • 2e WRLD OORL AKTEN DEPORTATIE a (13)
  • 2e WRLD OORL AKTEN DEPORTATIE b (7)
  • 2e WRLD OORL AKTEN DEPORTATIE c (5)
  • 2e WRLD OORL DEPORTATIE TEN BOSCH (1)
  • 2e wrld oorlg div (9)
  • 2e wrld oorlg Philips (6)
  • Archief Akten a (20)
  • Archief Akten b (20)
  • Archief Akten c (20)
  • Begraafplaatsen (5)
  • Bidprentjes (8)
  • Cultuur (19)
  • De kinderen van (18)
  • Div downloads links (2)
  • Fam foto Iding a (20)
  • Fam foto Iding b (13)
  • Fam foto ten Bosch a (9)
  • Fam foto ten Bosch b (9)
  • Fam foto ten Bosch c (5)
  • Fam hist cultuur a (5)
  • Fam hist cultuur b (3)
  • Fam hist cultuur c (3)
  • Fam hist cultuur d (3)
  • Fam hist cultuur e (3)
  • Fam hist cultuur f (3)
  • Fam hist cultuur g (3)
  • Fam hist cultuur h (3)
  • Fam hist cultuur i (3)
  • Fam hist cultuur j (3)
  • Fam hist cultuur k (3)
  • Fam hist cultuur l (3)
  • Fam hist cultuur m (2)
  • FF Lezen (7)
  • Generaties+graden (1)
  • Gereedschappen (16)
  • Groepsfoto+Schema (3)
  • Historie de Joden (15)
  • Historie a (10)
  • Historie b (13)
  • Huisindustrie a (1)
  • Huisindustrie b (1)
  • Huisindustrie c (1)
  • Huisindustrie d (1)
  • Huisindustrie Rapp (10)
  • Huurvordering (1)
  • Industr Beroepen a (1)
  • Industr Beroepen b (1)
  • Industr Beroepen c (1)
  • Industr Beroepen d (1)
  • Industr Beroepen e (1)
  • Industr Beroepen f (1)
  • Jan Berend Hulshof (10)
  • Kadaster detail (5)
  • Nalatenschap (2)
  • Oude Beroepen (1)
  • Over familie namen (4)
  • Overzicht Iding (1)
  • Overzicht ten Bosch (1)
  • Reportage Oproep (2)
  • Straten huizen a (10)
  • Straten huizen b (7)
  • Varia a (10)
  • Varia b (10)
  • Varia c (1)
  • Varsseveld perc nrs (1)
  • Varsseveld transcr (4)
  • Veldnamen Harrev (1)
  • Verpachting (1)

  • Gastenboek


    Archief per dag
  • 01-02-2014
  • 31-01-2014
  • 26-09-2011
  • 25-12-2010
  • 04-01-2010
  • 01-01-2010
  • 02-11-2009
  • 01-11-2009
  • 31-10-2009
  • 30-10-2009
  • 29-10-2009
  • 28-10-2009
  • 27-10-2009
  • 26-10-2009
  • 25-10-2009
  • 24-10-2009
  • 23-10-2009
  • 22-10-2009
  • 21-10-2009
  • 20-10-2009
  • 19-10-2009
  • 18-10-2009
  • 17-10-2009
  • 16-10-2009
  • 15-10-2009
  • 14-10-2009
  • 13-10-2009
  • 12-10-2009
  • 11-10-2009
  • 10-10-2009
  • 09-10-2009
  • 08-10-2009
  • 07-10-2009
  • 04-09-2009
  • 03-09-2009
  • 02-09-2009
  • 01-09-2009
  • 08-08-2009
  • 07-08-2009
  • 06-08-2009
  • 04-08-2009
  • 03-08-2009
  • 02-08-2009
  • 01-08-2009
  • 08-03-2009
  • 05-10-2008
  • 04-10-2008
  • 03-10-2008
  • 02-10-2008
  • 20-09-2008
  • 19-09-2008
  • 18-09-2008
  • 17-09-2008
  • 16-09-2008
  • 15-09-2008
  • 14-09-2008
  • 30-07-2008
  • 29-07-2008
  • 28-07-2008
  • 27-07-2008
  • 26-07-2008
  • 25-07-2008
  • 24-07-2008
  • 23-07-2008
  • 22-07-2008
  • 21-07-2008
  • 20-07-2008
  • 19-07-2008
  • 18-07-2008
  • 17-07-2008
  • 16-07-2008
  • 15-07-2008
  • 14-07-2008
  • 13-07-2008
  • 12-07-2008
  • 11-07-2008
  • 10-07-2008
  • 09-07-2008
  • 08-07-2008
  • 07-07-2008
  • 06-07-2008
  • 05-07-2008
  • 04-07-2008
  • 03-07-2008
  • 02-07-2008
  • 01-07-2008
  • 30-06-2008
  • 29-06-2008
  • 28-06-2008
  • 27-06-2008
  • 26-06-2008
  • 25-06-2008
  • 24-06-2008
  • 23-06-2008
  • 22-06-2008
  • 21-06-2008
  • 30-01-2008
  • 29-01-2008
  • 28-01-2008
  • 27-01-2008
  • 26-01-2008
  • 25-01-2008
  • 24-01-2008
  • 23-01-2008
  • 22-01-2008
  • 21-01-2008
  • 01-01-2007
  • 01-06-2006
  • 01-05-2006
  • 30-04-2006
  • 29-04-2006
  • 28-04-2006
  • 27-04-2006
  • 26-04-2006
  • 25-04-2006
  • 24-04-2006
  • 23-04-2006
  • 22-04-2006
  • 21-04-2006
  • 20-04-2006
  • 19-04-2006
  • 18-04-2006
  • 17-04-2006
  • 16-04-2006
  • 15-04-2006
  • 14-04-2006
  • 13-04-2006
  • 12-04-2006
  • 11-04-2006
  • 10-04-2006
  • 09-04-2006
  • 08-04-2006
  • 07-04-2006
  • 06-04-2006
  • 05-04-2006
  • 04-04-2006
  • 03-04-2006
  • 02-04-2006
  • 01-04-2006
  • 01-03-2006
  • 01-02-2006
  • 01-01-2006
  • 27-12-2005
  • 14-12-2005
  • 30-11-2005
  • 27-11-2005
  • 25-11-2005
  • 24-11-2005
  • 17-09-2005
  • 16-09-2005
  • 15-09-2005
  • 09-07-2005
  • 08-07-2005
  • 07-07-2005
  • 06-07-2005
  • 05-07-2005
  • 30-06-2005
  • 29-06-2005
  • 28-06-2005
  • 27-06-2005
  • 26-06-2005
  • 25-06-2005
  • 24-06-2005
  • 23-06-2005
  • 22-06-2005
  • 21-06-2005
  • 19-06-2005
  • 23-05-2005
  • 22-05-2005
  • 21-05-2005
  • 20-05-2005
  • 19-05-2005
  • 18-05-2005
  • 17-05-2005
  • 16-05-2005
  • 15-05-2005
  • 14-05-2005
  • 13-05-2005
  • 12-05-2005
  • 11-05-2005
  • 10-05-2005
  • 09-05-2005
  • 08-05-2005
  • 07-05-2005
  • 06-05-2005
  • 05-05-2005
  • 04-05-2005
  • 03-05-2005
  • 02-05-2005
  • 01-05-2005
  • 25-04-2005
  • 18-04-2005
  • 17-04-2005
  • 16-04-2005
  • 15-04-2005
  • 12-04-2005
  • 05-04-2005
  • 04-04-2005
  • 03-04-2005
  • 16-03-2005
  • 15-03-2005
  • 13-03-2005
  • 12-03-2005
  • 11-03-2005
  • 10-03-2005
  • 09-03-2005
  • 08-03-2005
  • 07-03-2005
  • 06-03-2005
  • 05-03-2005
  • 04-03-2005
  • 03-03-2005
  • 02-03-2005
  • 01-03-2005
  • 20-01-2005
  • 19-01-2005
  • 18-01-2005
  • 17-01-2005
  • 16-01-2005
  • 14-01-2005
  • 13-01-2005
  • 12-01-2005
  • 11-01-2005
  • 10-01-2005
  • 09-01-2005
  • 08-01-2005
  • 07-01-2005
  • 06-01-2005
  • 05-01-2005
  • 04-01-2005
  • 03-01-2005
  • 02-01-2005
  • 01-01-2005
  • 09-12-2004
  • 08-12-2004
  • 07-12-2004
  • 06-12-2004
  • 05-12-2004
  • 04-12-2004
  • 03-12-2004

    Willekeurig SeniorenNet Blogs
    wim1948_en_an1949
    blog.seniorennet.be/wim1948

    Zoeken in blog



    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!