Norbert Hummelts rechte, blokvormige gedichten vol nevenschikkende zinnen lijken op het eerste gezicht neutraal geformuleerde vluchtige notities. Toch is het juist die vorm die bijdraagt aan de spanning die in al zijn gedichten voelbaar is. De ruimte die het gedicht op papier inneemt, heeft hetzelfde kleine, soms zelfs benauwde van de ruimte die met de gedichten wordt opgeroepen. Tegelijkertijd sluit de begrensde ruimte van het gedicht ook aan bij de veilige en overzichtelijke ruimte van de herinnering. Hummelt haalt (fictieve) herinneringen naar boven en laat die botsen met de gewaarwording of ervaring van een actueel moment. Ook de manier waarop de ene gedachte in de andere haakt, het gebruik van half afgemaakte redeneringen en elliptische formuleringen herkennen we maar al te goed. Ja, zo werkt de geest, zo werken associaties. Hummelt laat zien hoe de ene gedachte de andere voortbrengt en daarmee hoe zich onverwacht een scherp inzicht kan aftekenen.
de bijen zitten in de wintertros, je ziet ze nu om deze tijd niet meer ; hun gezoem dringt nauwelijks door de mond van de lade als ver gedreun aan mijn zwakke oor .. ze zitten er dicht bijeen te gonzen en houden zichzelf met hun gonzen warm. en voor de dagen als het vriest, vertelt de imker, bereid ik het suikerwater voor. het suikerwater: ja, dat werkte altijd. lang geleden zat ik zelf in zo een tros, de stemmen zoemden altijd om me heen, zo naadloos was het gepraat. ik zat als kind aan de gedekte tafel. waterig de koffie het mocht geen naam hebben, die kon je als kind al drinken. de waterketel stond steeds op het fornuis. de kamer was naar buiten afgeschermd. het hele jaar gaf een lamp er licht. maar de kersentaart was weergaloos en er was geen zondag zonder taart. de bodem kruimeldeeg en dan de room, telkens zo vers geklopt .. ik wilde nooit van deze tros vandaan. ik hoor nauwelijks nog wat de imker zegt: als op het eind van mei het koolzaad in bloei staat .. toen je voor elk volk tien mark ontving. de honing is geslingerd voor dit jaar. de bijen zitten in de wintertros, ze houden zichzelf met hun gonzen warm; zelfs mijn kindergeloof verwarmt mij niet meer ik kan niet gonzen en mij steunt geen zwerm. ik sta slechts en loop een paar passen van de braamstruik naar de bijenkast en mag een tijdje in de tuin blijven tot men me voor de koffie roept: ogenblikje, ik ben er zo .. ik sta voor de korf met lege handen. de regen klettert op het dak van het prieel. de bijen zitten in de wintertros.
© 2013, Norbert Hummelt Voor het eerst gepubliceerd op Poetry International, 2014 © Vertaling: 2014, Erik de Smedt Voor het eerst gepubliceerd op Poetry International, 2014
|