ik wilde voor je wegging op je bord een briefje leggen met daarop (in gouden letters): wat ben je toch een schat een droedel een honingbeer
maar niets schreef ik
(literair dagboek, 1998)
gisteren steeg de temperatuur tot meer dan 28 graden, het zoveelste warmterecord sinds de metingen zijn opgestart in 1833. lekker weertje was het wel. alhoewel toch beangstigend, dat het nu al zomer wordt - de lente is toch maar pas begonnen!?!?
a. en ik hebben hooikoorts. vroeger nooit last van gehad, nu de volle lading. omdat het zo warm is staat de deur naar de tuin de ganse dag wijdopen. mooi is het wel om zo de weelderige bloesemtakken in de omringende tuintjes over de muren heen te zien bloeien, maar o wee, de lucht ziet geel van het stuifmeel en wij maar snotteren en briesen en rochelen, geen zicht!
we moesten pilletjes slikken en een mysterieuze vloeistof in onze neusgaten spuiten, met een speciaal pompje. dit moest volgens een bepaald ritueel. we lachten ons een kriek (hoe doe je dat???), want we wilden deze keer echt de aanwijzingen op de prentjes van de bijsluiter volgen.
de eerste keer spoten we lucht, de tweede keer overdreven we in tegenovergestelde richting. bij mij had het spuitje bijna het effect van een drug: ik liep een tijdje euforisch rond, verrukt van de bloesemgeur van het geneesmiddel (was het jasmijn, anjer of geranium?), een geur die als het ware bezit nam van mijn lichaam.
en ach, ach, ondertussen mijn blog zwaar verwaarloosd. was een stukje begonnen over ritme en metrum bij haiku, maar voorlopig alles maar in kladversie opgeslagen. concentratie vereist voor deze materie, dus even geduld nog. nooit een onbegonnen werk beginnen voor je er daadwerkelijk kunt aan beginnen!
maar speciaal voor een bezoekster van mijn blog voeg ik aan dit stukje drie gedichten toe. een titelloos gedicht van de liefdestuinman in het frans, eentje van de engelse dichteres katherine mansfield (1888 - 1923) en tevens een van mijn favoriete schrijfsters, en een bloesemend tuingedicht van mezelf.
wacht vol ongeduld op je commentaren, merel!
1.
De peur que je
n'apprenne à te connaître trop facilement,
tu joues avec moi.
Tu m'éblouis de tes
éclats de rire pour cacher tes larmes.
Je connais tes
artifices.
Jamais tu ne dis le
mot que tu voudrais dire.
De peur que je ne
t'apprécie pas, tu m'échappes de cent façons.
De peur que je te
confonde avec la foule, tu te tiens seule à part.
Je connais tes
artifices.
Jamais tu ne prends
le chemin que tu voudrais prendre.
Tu demandes plus que
les autres, c'est pourquoi tu es silencieuse.
Avec une folâtre
insouciance, tu évites mes dons.
Je connais tes
artifices.
Jamais tu ne prends
ce que tu voudrais prendre.
(Le Jardinier d'amour, XXXV)
wat de liefdestuinman hier zo schitterend weet te suggereren is hoe de dame aan wie dit gedicht gewijd is op een zo typsch vrouwelijke manier (ik herken er mezelf in) zich telkens afwendt van zichzelf en zich verliest in een rol die de hare niet is. nooit neemt zij de weg die zij zou willen nemen.
maar hoe kunnen wij ook anders? hoe kunnen wij, vrouwen, onszelf zijn in een door mannen overheerste wereld?? onbegonnen werk!
2.
The earth-child in the grass
In the very early morning
Long before Dawn time
I lay down in the paddock
And listened to the cold song of the grass.
Between my fingers the green blades,
And the green blades pressed against my body.
"Who is she, leaning so heavily upon me
?"
Sang the grass.
"Why does she weep on my bosom,
Mingling her tears with the tears of my mystic
lover?
Foolish little earth child !
It is not yet time.
One day I shall open my bosom
And you shall slip in - but not weeping.
Then in the early morning
Long before Dawn time
Your lover will lie in the paddock.
Between his fingers the green blades
And the green blades pressed against his body
Katherine Mansfield
heel mooi, hoe de dichteres hier de verbondenheid van het personage (zijzelf?) met het gras beschrijft: tussen haar vingers de groene grassprietjes en de groene grassprietjes gedrukt tegen haar lichaam. heel mysterieus is de zin:
mingling her tears with the tears of my mystic lover
zijn tranen hier de dauwdruppels, en wie is toch die mystieke geliefde van het gras?
als de jongedame dan (bij het sterven?) opgenomen wordt door het gras, versmolten is met de aarde, neemt de geliefde (van deze jongedame!) haar plaats in en schurkt zich op zijn beurt tegen het gras aan. schitterend!
3.
tuin de saegher in bloei bij een schilderij van louis thevenet, 1923
vreemd
hoe deze tuin zich omkeert. de
lijnen eindigen aan de rechterkant, wijl zij schijnbaar
in dit schilderij beginnen aan de linkerzij.
ik dwaal als in een droom van pruimenbloesem, ik
kijk verrukt doorheen een kluwen van klimop.
de
dennenbomen drummen in mijn rechteroog, maar
tegelijk kleurt gras de andere helft van mijn pupil. mijn
rug schuurt rakelings langs een bronzen muur van
bamboe, mijn vingers tintelen als rozen. ik
schommel traag langs deze weg van smaragd,
ik tuimel zachtjes in een wieg
van jade. het parfum van seringen dwarrelt dol volmaakt doorheen
de doolhof - de tuin de saegher in
bloei, de tuin de saegher in bloei, de
tuin de saegher, de tuin
(2005)
alhoewel het niet zo eenvoudig is commentaar te geven bij mijn eigen gedichten, denk ik toch dat ik hier heb willen aantonen hoe bedwelmend lente kan zijn.
een bloeiende lentetuin brengt mij aan het wankelen, is als een doolhof.
|