
gisteren kreeg ik van een onbekende dame, maartje slot, een felicitatie voor mijn vertaling van het gedicht van sirkka turkka. zij voegde er aan toe:
Woorden kunnen zo rakend zijn. Soms zijn er vele malen te veel woorden op deze wereld, soms zijn ze bescheiden en veelzeggend en welkom in mijn Hart.
alleen al om dit soort reacties vind ik het de moeite waard om deze blog te behouden... en me blijvend te verdiepen in de literatuur! literatuur is mijn grote levensbron, mijn grote moeder, mijn verafgodin. literatuur en poëzie in het bijzonder: mijn dromerige dagelijkse woestijnreis, mijn anker, mijn dessert. van gedichten kan ik genieten als van frambozenijs, als van aardbeien met slagroom, als van sabayon met champagne. ik verorber ze met kleine delicate hapjes, soms laat ik ze gulzig vloeien langs mijn verhemelte en raak ik er helemaal van doordrongen.
ik besef dit meer en meer: als ik tijd maak voor mensen en luister naar hun esbattementen, kennis neem van hun dagelikse vreugdes maar vooral van hun drama's, ben ik blij dat zoiets als literatuur bestaat, want juist door alle verhalen en woorden, al sinds jaren gesaved in mijn hoofd en hart en ingewanden, kan ik luisteren, vergelijken, verdragen, meeleven, plaatsen, uitbreiden, minimaliseren, fantaseren en ... mijn medemensen troosten. want verbeelding helpt echt en wat algemeen als waarheid en definitief wordt aangenomen is dikwijls relatief, vluchtig, efemeer... ook ben ik ondertussen al op een leeftijd gekomen (en ik zeg dit met bescheidenheid!) waarop ik fijntjes kan oordelen over wat literatuur en mensen die schrijven voor mij en voor anderen betekenen. soms heb ik echter zelf literatuur nodig als troost, een verhaaltje voor het slapen gaan.
welke dichters ik bijvoorbeeld wil koesteren en blijven koesteren, als mens en als kunstenaar? een heleboel, maar af en toe wordt mijn lijstje aangevuld en ben ik superenthousiast omtrent mijn nieuwe ontdekkingen...
.
nog niet zo lang geleden
leerde ik een dichteres kennen met een naam die klinkt als een ruiker
bloemen, of neen, als een bloemenkrans: christina guirlande*.
ik geloof dat ik reeds vele
gedichten van haar vluchtig gelezen heb in de loop der jaren, in
tijdschriften en bloemlezingen... mijn werk als leerkracht gaf me
trouwens niet veel tijd om dieper in te gaan op alles wat las.
hoogstwaarschijnlijk zal ik haar poëzie vroeger niet modern genoeg of te damesachtig gevonden hebben. ondertussen ben ik wijzer
geworden en ik kijk ook naar andere dingen dan het eigentijdse: namelijk
vakkennis, volgehouden inspanning, afwerking, inhoud, achtergrond,
beschaving, het menselijke, zoiets als waardigheid... christina heeft
tijdens haar schrijversloopbaan veel van dit alles verworven, zij is een
van de ankers in onze huidige literaire landschap, daar ben ik van
overtuigd! sinds een tijdje sturen wij mekaar prettige mails (zij gaf mij bijvoorbeeld ook een pluimpje omtrent de vertaling 'uit de losse pols' van het gedicht van sirkka turkka) en ik kreeg tot mijn groot genoegen een primeur in mijn mailbox: een verukkellijke cyclus gedichten over rozen, samen met foto's van haar sublieme tuin.
ik wil hier geen recensie
schrijven, geen diepgaande analyse betreffende christina's poëzie, niet
naar referenties zoeken of naar verwantschappen, neen! christina is
christina, met al haar kunde en vakmanschap, haar vermogen te ontroeren
en de lezer mee te slepen in haar verrukking om zoveel schoonheid.... ik koos drie gedichten voor
dit bericht. onder elk gedicht een kleine reactie. voorts, beste lezers,
vuur ik deze poëzie vol ontroering op u af!
Cyclus GEDICHTEN OVER
ROZEN
II.
Rosa New Dawn
Roos als een parelmoeren kus,
draai mij geen rad voor de ogen,
wuif als de weerlicht de
waanbeelden weg, zeg dat je
echt bent en weet wat je doet
met je teerroze meisjesblozen.
Roos, neem mijn wensen voor lief,
hou geen blad voor de mond
in de nijdige wind. Laat niet toe
dat ik perken te buiten ga en
uitzinnig de dag wil prijzen
nog voor de avond gevallen is.
heel prettig vind ik hier dat
christina tegen de new dawn roos praat. zij verweeft handig talige
uitdrukkingen (iemand een rad voor de ogen draaien, als de weerlicht
wegwuiven, je wensen voor lief nemen, geen blad voor de mond nemen, de
perken te buiten gaan) in haar monoloogje, schermt met alliteraties,
splitst woordgroepen, zodat zelfs een lidwoord achteraan het vers in
zijn dooie eentje staat en het geheel oogt heel natuurlijk en aangenaam om lezen...
III.
Rosa Phillis Bide
Als honigtranen: regen op het abrikozengeel.
Hun parels glijden bloem voor bloem in
zachte kistjes van fluweel. Wie draagt ze later
om haar hals, wie leent ze uit als pand
wanneer ze plots, liaan geworden, zich
haar oude naam herinnert Perle dOr.
Tot eind november geeft ze weerwoord
aan de wind, tot ze haar schatten opbergt
en zich overgeeft. Zoals ze nu de juliregen
twijnt, juwelen rijgt, de zon weerkaatst
en waterdruppels omzet in concert voor
carillon en glasharmonica.
met het heerlijk
beginvers over honing en abrikozen glijden we hier een fluwelen wereld
binnen. het is net of we, zoals dauwdruppels, toegelaten worden in het
zachte hart van de roos. mooi vind ik het beeld van de rozenliaan, een
slinger van gouden rozen, die door de glans van regenparels
ineengestrengeld lijken, de zon weerkaatst in de druppels en het
geheel schittert en twinkelt en waarempel, je hoort muziek, een beiaard
of een glasharmonica. hoe muzikaal en speels, dit gedicht!
VI.
Rode roos blauwe maan
(Bij het schilderij red rose blue moon van Georgette
Van Noppen)
Ik lig als een wig tussen aarde en maan, tussen
wachtende blauwe aarde en zeldzame blauwe
maan, en de hemel dreint blauwe tranen.
Ik trek mij op aan de rode roos, aan het groen
van haar blad en haar takken, de doornen deren
mij niet. Haar geur maakt de wonden zoet.
Wind is afwezig en toch suist een bries door mijn
lange losbandige haren, bezoekt mijn albasten huid.
Ik ben vrouw en van alle tijden, het rode van
hartenbloed, het blauwe van maan en water, de koortsige
kramp van het kind. Mijn angstdroom: dat ik een leven
lang de verwonde roos van een schietschijf ben.
Christina Guirlande
juli2010
dit is mijn lievelingsgedicht. het begint subliem, ach, al dat blauw, al dat blauw... en eindigt met een vers 'op de rand van de afgrond'. laten we niet naïef zijn: elke dag riskeren we, om het even waar we ons bevinden, in het centrum van een schietschijf terecht te komen en dodelijk gewond te raken.... christina profileert zich hier als 'een vrouw van alle tijden', haar 'lange losbandige haren' suggereren een suizende levenskracht, het rode hartenbloed wijst op warmte en hartstocht, het denken aan een koortsig kind appeleert aan haar moederrol en achter dit alles zweeft de angstdroom een verwonde roos te zijn.
met dit gedicht overstijgt deze dichteres zichzelf, zij is waarlijk van alle plaatsen en van alle tijden... bravo, christina!
* http://users.skynet.be/guirlande/bio.htm
|