Vrienden van mij, met z'n zestienen zijn ze, zijn een bowlingclub begonnen. Een jonggepensioneerde die met zijn vrije avonduren geen blijf weet heeft vrienden en familieleden afgestruind en ze warm gemaakt om te gaan bowlen. Vorige week was hun maidenmatch. Drie banen hadden ze afgehuurd voor twee rondes van tien beurten. De vriendenkring kennende had de verantwoordelijke een bowlingcenter gezocht waar alles automatisch werkte, ook de scoreborden. Kwestie van geen ruzie te krijgen vooraleer de eerste bal gegooid was. Het kiezen van de bowlingsloefen leverde geen noemenswaardige problemen op en de fijne groep maakte zijn opwachting op centre court. Groot was hun verwarring toen zij daar de andere bowlers aantroffen: Allemaal professionals: keurige versgestreken shirts met discrete reklame, allen voorzien van een keukenhanddoek om hun ballen op te poetsen en een steunverband aan hun gooiarm. De ballen mooi verpakt in een lederen etuike. De vrienden keken zich de ogen uit. Na een kwartiertje gooien had een deelnemer een uitgerokken ringvinger - het gaatje in de bol was te klein voor zijn hoveniershanden - een andere kreeg per abuis een bal op zijn tenen en de zaalwachter had drie keer moeten ingrijpen: Eénmaal voor het storend gedrag naar andere ploegen toe, éénmaal voor een pint bier die over het toetsenbord was gekieperd en éénmaal omdat hij een deelnemer terug moest roepen die halverwege de baan een stilliggende bal was gaan halen. De vriendenkring heeft geen enkele strike gegooid. De hoogste score was 156 en die kwam van een jonkman die bekende dat hij onder de uren van zijn baas wel eens dierf gaan striken. Laatst in het klassement was een jongedame, geheel gekleed op dit evenement: kort rokske en een heel groot decolleté. Waar ze ook stond of wat ze ook deed, altijd was er wel iets te zien dat niet op bowlingballen leek.
|