Het weer.
Gedeeltelijk tot zwaarbewolkt.
Deze ochtend waren er nog enkele opklaringen mogelijk maar het werd vlug overal betrokken met af en toe wat lichte regen of motregen. In de Ardennen was in de ochtend nog tijdelijk wat lichte winterse neerslag mogelijk maar stilaan viel de neerslag er ook als regen.
De maxima lagen rond 2 graden op de Ardense hoogten, rond 7 graden in het centrum en rond 9 of 10 graden aan zee.
De wind waaide matig uit zuidwest of westzuidwest.
Actueel.
VERKEERSONGEVALLEN
Ze kosten ons land jaarlijks 11 miljard euro. Dat zegt VIAS het Belgisch centrum voor de verkeersveiligheid. Naast onnoemelijk veel menselijk leed hebben verkeersongevallen nog veel meer negatieve gevolgen, zoals materiële schade, medische kosten en verlies aan productiviteit. Elke verkeersdode kost ons land 7 miljoen euro, elke zwaargewonde 700.000 euro. Driehonderd verkeersdoden per jaar betekent zoveel alsof er elk jaar een vliegtuig naar beneden stort!
Terug in de tijd: dinsdag 15 december 2009.
13 km gelopen. Chrono 1:03:57. 4.49/km. Temperatuur 1°. Gestart om 15.30 uur.
Gelezen: de honderd meter (vervolg).
Over korte afstanden (100 tot 400 meter) hechtte men ook steeds meer belang aan de manier van starten. Dat was immers van groot belang in een specialiteit waarin het op onderdelen van seconden aankomt.
Waaruit bestaat de ‘diep-start’? Eerst komt de concentratie: het lichaam in rust moet op zijn qui-vive gebracht worden voor de blikseminspanning die gaat volgen. Dan komt het er op aan onmiddellijk van de rusttoestand tot de topsnelheid te komen. Wanneer we naar het vertrek van een sprint kijken, komt het ons voor dat de deelnemers als pijlen uit bogen afgeschoten worden. Ja, hier geldt wel echt het bekende beeld: als een pijl uit een boog! Voet, onder- en bovenbeen en romp worden in de ideale positie gebracht. De atleet buigt zich voorover, met de vingertoppen de atletiekbaan rakend, de armen steunen het gebogen lichaam. Het hoofd staat in het verlengde van de wervelkolom, de blik is gericht op het loopvlak. De onderste ledematen zoeken de gunstigst mogelijke hoek om bij het vertrek de ‘explosie’ in de hand te werken. De voetzolen drukken tegen de startblokken, opdat de voeten bij de eerste druk weerstand zouden ondervinden. In de beschreven positie moet de spurter een gevoel van kracht in de benen ervaren.
Daar klinkt het startschot, en onmiddellijk volgen er twee bewegingen: 1° afstoten met het achterste been en 2° oprichten van het lichaam om met het andere been te kunnen starten.
Toch is dat oprichten van het lichaam slechts gedeeltelijk gebeurd, en gaat dat verder geleidelijk, zodat het pas na ongeveer 25 meter in een normale loophouding volledig opgericht is.
De armen deden inmiddels mee hun werk. De linkerarm werd krachtig naar boven en naar voor, de andere naar boven en naar achter gebracht. Van belang is dat de armen een hoek vormen en functioneren volgens het principe der hefbomen, waarbij een korte hefboom sneller kan werken dan een lange.
De atleet stelde alles in het werk om de topsnelheid te bereiken, wat slechts mogelijk is indien hij zuiver, en niet krampachtig loopt. Alleen wie ondanks de hoogste inspanning ‘los’ kan spurten, bereikt de grens van zijn vermogen.
Wijden we nu even onze aandacht aan het eigenlijke lopen. Typisch bij de moderne stijl is het licht naar voren hellen van het lichaam en de ‘afgeronde’ tred. De gewrichtsbewegingen van voet, knie en heup zijn er op afgestemd dat het zwaartepunt van het lichaam op zijn ideale plaats, het is te zeggen het bekken, blijft. Door het lichte voorover nijgen van het lichaam is de algemene strekking niet meer naar omhoog, maar voorwaarts. Zo wordt het ‘springende’ lopen vermeden, en blijft het hoofd beter in het verlengde van het lichaam. Alles gebeurt steeds op de meest economische wijze, iedere verspilling wordt geschuwd. De armen zijn steeds hoekvormig, maar wel ontspannen. Het lichaam is rustiger dan vroeger, men ‘wringt’ niet meer om rapper vooruit te komen, alles verloopt soepel, vloeiend, zonder bruuske bewegingen. Iedere overdrijving is uit den boze, al zullen sommige atleten bepaalde overtollige gebaren niet kunnen vermijden: de eigen, persoonlijke stijl wordt niet verloochend bij het naleven van de regels inzake techniek. Over het algemeen vermijdt men te wijde schreden, die een verplaatsing van het lichaamszwaartepunt tot gevolg hebben, wat een bijkomstige spierarbeid zou meebrengen. In de ultieme krachtinspanning werpt de atleet zich dan met de borst naar het lint.
Noot: op je qui-vive zijn – herkomst en betekenis.
Als je op je qui-vive bent, ben je op je hoede. Je houdt rekening met onraad en je bent vastbesloten je niet te laten verrassen. Je bent kortom alert.
Deze uitdrukking is via het Frans in onze taal beland.
De uitdrukking zou afkomstig zijn van Franse schildwachten, die tijdens hun wacht ‘qui vive?’ riepen (wie leeft, wie is daar?), wanneer iemand probeerde te passeren. Men probeerde zo snel duidelijkheid te krijgen of er gevaar dreigde of niet.
De run vandaag.
Zoal beloofd hebben we het vandaag toch iets rustiger aan gedaan. Laat ons zeggen dat het iets vlugger was dan een zogenaamd gezapig tempo. De afstand was ok. Dat was deze die ik wou lopen. Opdracht volbracht, op naar de volgende.
Details: 5.08/km – 665 c – 171 pasfrequentie – 6,7°.

|