o primavera
heerlijke bloemennaam,
betekent ook begin
Over mijzelf
Ik ben Van Overstraeten Nicole, en gebruik soms ook wel de schuilnaam yasmin.
Ik ben een vrouw en woon in Halle 1500 (België) en mijn beroep is gepensioneerde leerkracht Nederlands.
Ik ben geboren op 30/06/1946 en ben nu dus 78 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: poëzie, theater, oosterse cultuur, muziek en koken.
Ik publiceerde 4 dichtbundels (De dagen van de winter, Jagen, Sapkracht en De tuinen van Thevenet). In 2006 acteerde ik in 'De koffers zijn gepakt', een theaterproductie van het Masereelfonds, als eerbetoon aan Bertold Brecht.
een lief okerkleurig scharminkel
literatuur, cultuur, small talk
31-05-2019
ISLAM EN SCIENCE FICTION
Islam en science fiction
Islam en science fiction? Hoe? Islam benadrukt het verleden, de tijd van de profeet en van Medina, terwijl SF zich richt op de toekomst, zodus: hoe gaan die twee samen? Eerst en vooral wil ik SF definiëren zoals ze gedefinieerd staat in The Penguin Dictionary Literary Terms and Literary Theory (het Pinguin Woordenboek van Literaire Termen en Literaire Theorie): een literair genre ‘als een verhaal dat zich afspeelt in een veranderde of alternatieve realiteit’. Dit kan gaan over onderwerpen die verder reiken dan de grenzen van het menselijk normale, maar ook over veranderingen in de vertrouwde menselijke wereld‘. Deze definitie omvat utopieën en dystopieën, het leven op andere planeten, reizen in de tijd, toekomstige oorlogen. Maar wat het verschil maakt met andere literaire genres als fantasy, is de rol van de technologie in het alterneren van de realiteit. Nu, hoe past Islam in deze definitie?
Islam ligt aan de basis van SF. De eerste Arabische proto-SF werd geschreven in de geest van een islamitische utopie. Islamitische/Arabische geleerden in de islamitische Gouden Eeuw (tussen de 6de en de 12de eeuw), tijdens de uitbreiding van het islamitische Rijk, dachten na over religie en wetenschap in hun voorstelling van de ideale islamitische wereld. Als voorbeeld kunnen we de 9de eeuwse al- Madīna al-fāḍila (The Virtuous City) noemen, geschreven door de filosoof en logicus Al- Fārābī (872-950/951 CE). Dit boek beschrijft een ‘perfecte maatschappij’, geregeerd door moslimfilosofen die zijn beïnvloed door Plato’s ‘Republiek’ (gedateerd: 380 voor Chr). In deze virtuele stad is de structuur en de ontwikkeling van het geluk van iedere inwoner het sleutelbegrip. Gelinkt aan deze utopie is Medina, de stad waar de eerste moslimgemeenschap zich rond de profeet Mohammed ontwikkelde.
Dit thema bleef aanwezig tot op het moment dat de eerste moderne Arabische literatuur werd gepubliceerd. Bijvoorbeeld in het boek Rajul taḥt as-Sifr (De man met een temperatuur beneden nul, 1965) van de Egyptische filosoof, journalist en auteur Muṣṭafā Maḥmūd, die beschouwd wordt al de peetvader van de Arabische SF. In dit boek voorspelt een professor de toekomst van Egypte als een wereld gecontroleerd door materialistische interesses en de prognose is: alleen de terugkeer naar God kan de mensen redden.
Reuven Snir beschreef Rajul taḥt as-Sifr als ‘Islamic sci-fi’, een genre dat hij definieert als islamitische promotie via SF. Deze ideeën kunnen bepaalde islamitische opinies en theologische termen bevatten, twee zaken die gezien werden als alternatieven voor nationalisme, liberalisme en ander dominante politieke topics in het discours van de Arabische politieke wereld. Maar islamitische SF heeft ook andere vormen aangenomen dan utopische verhalen. Strips van Nāyyif al-Muṭṭuwa voor jongvolwassenen, getiteld al-tisʿah wa tisʿūn (The 99) spelen zich af in het alternatieve universum van de 99 superhelden.
Elke held is van een ander deel van de wereld en belichaamt een van Allah’s 99 kenmerken die vernoemd worden in de Qurʾan (Koran), zoals generositeit, wijsheid en kracht.
Islamitische SF beperkt zich niet to de Arabische wereld. De Ethiopische moslim SF schrijver Mäkonnen Endalkaččäw bijvoorbeeld, beeldt ‘realiteit’ uit in zijn verhalen, tegelijk met een angstwekkende en ontzagwekkende inspiratie (cosmic horror, de werken van Allah). De meeste van zijn boeken werden gepubliceerd vorige eeuw in het Amhaars, een Semitische taal in Ethiopië.
Voor de Engelstalige lezers kan de anthologie A Mosque Among the Stars (2008), uitgegeven door Muhammad Aurangzeb Ahmad en Ahmed Khan worden gedownload op de website www.islamscifi.com. Islamitische SF wordt hoogstwaarschijnlijk niet aanvaard door iedereen. al-Muṭṭuwa bijvoorbeeld wordt een ketterse pion van het westen genoemd. Daarenboven is islam niet alleen distopisch. Islam in Europa wordt bijvoorbeeld uitgebeeld in het Frans door Houllebecq’s dystopische roman Soumission (Onderwerping, 2015, English trans. Submission, 2015).
Science fiction wordt dikwijls omschreven als een genre dat de toekomst zou voorspellen, niet alleen wat betreft technologie, maar ook hoe het mensdom hierdoor zou worden beïnvloed. Dezelfde bemerking zou kunnen gelden voor islamitische SF, die steeds maar meer wordt gedomineerd door technologie: zal het een spirituele toevlucht worden, een hang naar de toekomst, of beide?
Desiree Custers Vertaling uit het Engels: Nicole Van Overstraeten Voor meer artikelen van deze auteur: zie blog https://issabramil.wordpress.com/
Islam and science fiction? How? Islam emphasizes the past, such as time of the prophet and Medina while sci-fi focuses on the future, so how do these go together?
So, first off, let me define sci-fi using the definition of The Penguin Dictionary Literary Terms and Literary Theory as a literary genre containing: “a narrative which is set in an alternative or altered reality. This can either contain topics that go beyond the confines of the normal human (…) but also changes to the familiar human world.” This definition includes utopias and dystopias, life on other planets, time travel, future war. But what makes it different from other literary genres such as fantasy, is the role of technological in altering the reality of the narrative. Now how does Islam fit in to this definition?
First of all, Islam lays at the foundation of modern Arabic science fiction. The first Arabic proto-science fiction was written with the idea of an Islamic ‘utopia’ in mind. Islamic/Arabic scholars in the Islamic ‘scientific golden Age’, (between the 6th and the 12th century) under the expansion of the Islamic empire, reflected on religion and science in their imagination of the ideal society. Take for example the 9th century al- Madīna al-fāḍila (“The Virtuous City”) written the philosopher and logician Al- Fārābī (872-950/951 CE). This book describes a ‘perfect society’ ruled by Muslim philosophers influenced by Plato’s Republic (dated around 380 B.C.). In the virtuous city, it is the structure and development of each of the inhabitants’ happiness that is key. Reference to this utopia is Medina, the city in which the first Muslim community of the prophet.
This theme remained when modern Arabic literature was first published. See for example Rajul taḥt as-Sifr (‘The man with a temperature below zero’, 1965) by the Egyptian philosopher, journalist and author Muṣṭafā Maḥmūd who is considered as the “father of Arabic SF”. In it, the main character, a professor, predicts Egypt’s future as one in which the human life controlled by materialistic interests and forecasts that people will only be able to turn to God for redemption.
Reuven Snir has described Rajul taḥt as-Sifr as ‘Islamic sci-fi’, a genre which he defines as promoting Islamic concepts through sci-fi. These concepts can be certain religious views and terms common to Islamic theology, two things that were/are viewed as an alternative to nationalism, liberalism and other dominant political discourses in Arab politics.
(Some of the superheroes from ‘the 99’)
But Islamic sci-fi has also taken on other forms than utopian narratives. Nāyyif al-Muṭṭuwaʿ’s comic series for young adults titled al-tisʿah wa tisʿūn (‘The 99’) takes place in the alternative universe of the 99 superheroes. Each of them is from a different part of the world and embodies one of Allah’s 99 characteristics which are mentioned in the Qurʾan (such as generosity, wisdom and strength) in the series that ran from 2007 until 2014.
Islamic sci-fi is not limited to the Arabic world. The Ethiopian Muslim sci-fi writer Mäkonnen Endalkaččäw, for example, portrays “reality” in his stories as both terrifying (cosmic horror) and awe inspiring (the workings of Allah). Endalkaččäw works were mostly published in the mid of the previous century in the Amharic language. For those reading English, the anthology A Mosque Among the Stars (2008) which is edited by Muhammad Aurangzeb Ahmad and Ahmed Khan can be downloaded on the website www.islamscifi.com.
Cover of A Mosque Among the Stars
Islamic sci-fi has not been positively accepted by everyone. al-Muṭṭuwaʿ has for example been called a heretic and pawn of the West. Furthermore, Islam is not only ‘utopian’. Islam in Europe is for example displayed in French writer Michel Houllebecq’s
dystopian novel Soumission (2015, English trans. Submission, 2015). The novel is set in France in 2022, when the national election is won by a Muslim party (supported by a Socialist Party) which upholds traditionalist and patriarchal values.
(Cover of Soumission)
Sci-fi has often been described as a genre predicting the future, not just what technology will look like, but also how it will affect the human kind. The same claim could be made about sci-fi’s take on Islam in a future that is increasingly dominated by technology: will it become a spiritual resort, a cling to the past, or both?
For more articles written by this author visit her blog at: https://issabramil.wordpress.com/
Onderstaand verhaal werd in het Engels opgetekend door Desiree Custers, die een master Arabistiek voorbereidt iaan de KU Leuven. Zij was op stage in Amman.
Wanneer ik pas gearriveerd was in Amman, Jordanië, vertelden vele mensen me dat de gemakkelijkste en goedkoopste manier om me te verplaatsen in de stad Uber was, Careem of een taxi. Toch was de kostprijs om te reizen van en naar mijn werk (9 kilometer) hoger dan verwacht. Zodoende moest ik op zoek naar een alternatief.
En ik vond een alternatief: online ontdekte ik een ‘niet-officiële’ buskaart van de stad en die bleek de beste route aan te geven naar mijn kantoor. Elke ochtend streefde ik ernaar die bus te halen. Waarom ‘streefde’? Wel, eerst probeerde ik de bus van halfnegen te nemen. In de ochtend wandelde ik 1 km naar de benedenstad, van Al-Webdeh naar de hoofdstraat en wachtte. De bussen reden niet volgens een vastgesteld schema, noch hadden zij vaste stopplaatsen. De bus van halfacht stopte dikwijls niet, want hij zat vol. Het duurde een tijdje voor ik besefte dat de bus van 9u. een betere optie was.
Mijn medebewoner had me reeds gezegd dat alleen de minder begoeden de bus namen, vooral Aziatische vrouwen en Egyptische mannen. Toen ik op een keer wachtte op de bus in de ochtend, ontmoette ik een jonge Soedanees en een vrouw uit Sri Lanka die beiden naar Amman waren gereisd voor werk. De vrouw uit Sri Lanka woonde in een gebouw recht tegenover de geïmproviseerde bushalte, samen met Aziatische, Ethiopische en Soedanese huurders. Het duurde niet lang voor ik ‘het gelaat’ van de bus herkende. Van waar ik opstapte in de Prins Mohammedstraat rijdt de bus naar het westelijk deel van Amman (Abdoun), een stadsdeel dat werd beschouwd als welvarend. Het is daar dat de Aziatische vrouwen afstapten om te gaan werken. In dezelfde buurt was de Amerikaanse Ambassade gevestigd, met tanks en bewakers en borden met de mededeling: ‘Geen foto’s’. De bus vervolgt zijn weg naar de buitenste ring van Amman en de industriële terreinen, genoemd ‘al-senaah’. Op deze plek stapten de meeste mannen af, omdat zij tewerk gesteld waren in de vele, vele body-shops. Dat is ook waar mijn kantoor zich bevond.
Maar hoe geraakt iemand van de bus als er geen bushaltes zijn? Dat is eenvoudig. Zeg aan de chauffeur ‘Yaʿtiik al- aafiyeh’, wat betekent ‘dankjewel’ en hij stopt. Wanneer de passagiers opgepikt worden, klitten de mannen meestal samen achteraan in de bus, terwijl de vrouwen vooraan zitten, dicht bij de chauffeur. Het gebeurde eens dat de chauffeur plotseling stopte. Hij stopte toen de bus helemaal volgeladen was. Zonder te weten wat er gaande was, wachtten we een paar minuten terwijl de chauffeur telefoneerde. een van de passagiers vroeg wat er aan de hand was, zei de chauffeur ‘Ik kan niks meer zien’. We klommen van de bus en vervolgden onze weg te voet.
Een andere keer stopte de chauffeur, klom van zijn stoel en riep: ‘Wie van jullie stak een sigaret op? De bus is vol, heb respect voor de medereizigers!’ Waarop een anonieme stem van achterin de bus antwoordde: ‘Neen, meneer, niemand stak een sigaret op!’. ‘Ik wil geen discussie! Wij rijden niet verder voor die sigaret is uitgedoofd!, riep hij terug, en nam opnieuw plaats achter zijn stuur. Alhoewel deze chauffeur het verbod op roken respecteerde, is het niet uitzonderlijk chauffeurs te vinden die zelf roken.
Wanneer ik de bus terug naar huis neem is die leeg, maar aan elke halte waar de bus die ochtend stopte vulden de passagiers de lege zetels. Eerst de mannen, hun broeken besmeurd met zwarte olievlekken. Dan in Abdoun alle Aziatisch vrouwen die een voor mij onverstaanbare taal spraken. Ik stap uit aan de ‘derde cirkel’ en loop dan nog twee kilometer naar huis.
Ook de vrouw uit Sri Lanka die ik voordien af en toe ontmoette, nam dezelfde weg. Op een donderdag praatten we over haar werk: het huishouden doen in verschillende families op verschillende dagen in de week. Ze nodigde me uit om soep te eten in haar appartementje. Ik nam haar aanbod graag aan en wij klommen de steile trap op. Op de bovenste verdieping opende ze een deur die uitgaf op een ruim appartement met veel daglicht en ivoorkleurige vloertegels, die contrasteerden met het grijze beton en het asfalt buiten. Zij woonde daar met haar echtgenoot en twee van haar kinderen. ‘Aman is een fijne stad’, zei ze. In Sri Lanka zou ik niet te voet naar huis kunnen om dit uur. Te gevaarlijk. En ik zou zeker niet in zo’n mooi huis kunnen wonen als hier’. Desondanks gaf ze mij een dinar om een taxi naar huis te nemen. Mijn motivatie om telkens de bus te nemen was om financiële redenen. Maar dit liet me ook toe me te bewegen onder het volk, zodat ik het lokale en dagelijkse aspect van de stad op een veilige en gemakkelijke manier kon ontdekken. Zo voelde ik me één met de inwoners. Ik bevond mij nooit in ongemakkelijke situaties met mannen tijdens ritten met de taxi of met uber-chauffeurs, zoals sommige vrouwelijke reizigsters vertelden en ik was nooit bang, want ik vertrouwde erop dat velen mij zouden helpen als er iets zou gebeuren.
Ik beveel dus alle toekomstige reizigers in Jordanië aan, het openbaar vervoer te nemen in Amman.
When I first arrived in Amman, Jordan, many people told me that the easiest and cheapest way to move around in the city is by Uber, Careem, or taxi. However, the costs of this means of transportation to my work and back (9 km) was more than I excepted. So was set on finding an alternative.
And I did. I found online an “unofficial bus-map” of the city and figured out the best route to my office. Each morning I strived to take that bus. Why ‘strived’? Well, I first tried to take the bus around 8:30. In the mornings I walked 1 km downhill from al- Weibdeh to the main street and waited. The busses do not ride according to a fixed time-schedule, nor does it have fixed stops. The bus of around 8:30 often does not stop because it is full. It took me a while that the one around 9:00 is a better option.
My housemate had already told me that only the less fortunate take the bus, mostly Asian women and Egyptian men. Once, waiting for the bus in the morning, I met a young Sudanese man and a women from Sri Lanka, who both came to Amman to work. The Sri Lankan women lived in the building opposite of the improvised bus-stop, together with other Asian, Ethiopian and Sudanese tenants. It did not take long before the faces in the bus became familiar to me. From where I get on at Prince Mohammed Street the bus goes to the Western part of Amman (Abdoun) which is considered a wealthy neighbourhood. This is where all the Asian women get off and go to work. The neighbourhood also houses the American embassy, complete with tanks and guards and surrounded by signs saying ‘No Photograph’. The bus continues to the outer ring of Amman and the industrial area (al- Senaah). This is where many of the men get out because they work in the many, many body shops. That is also where my office is.
Now how does one get off the bus if there are no stops? Simple. Say to the driver: ‘Yaʿtiik al- ʿaafiyeh’, meaning ‘thank you’, and he stops. When picking up the passengers the men often conglomerate in the back while the women pile up in the from near the driver. It happened a few times that the driver suddenly stopped. Once, the driver stopped while the bus was full. Without knowing what was going on we waited for a few minutes while the driver was on the phone for a while. Then one of the passengers asked the driver what was up. He answered: ‘I cant see anything anymore!’. We got off and walked the rest of the way.
Another time, the drivers stopped, he climbed on his chair and yelled: ‘Which one of you lit a cigarette! The bus is full, have some respect for the people!’ To which an anonymous voice in the back answered: ‘No sir, nobody lit a cigarette’.‘Do not argue with me! We are not moving until the cigarette is put out!’, he screamed back after which he sat down on his chair again. Although this particular driver respected the no-smoking in the bus, it is not rare to find drivers who themselves smoke.
When I take the bus on the way back it is empty, filling up at the same places where it emptied in the morning. First the men their pants covered in black oil. Then in Abdoun al the Asian women who amongst each other speak a language unfamiliar to me. I get out at the ‘third circle’ and walk 2 km back to my house. The same road the Sri Lankan lady I met before sometimes walks. We walked back together once on a Thursday and talked about her work: household in multiple families during the different days of the week. She invited me up for some soup in her apartment. I gladly accepted her offer and we walked up the dark stairwell. Op the top floor she opened the door to a spacious apartment with bright indoor light and ivory white floor tiles that contrasted starkly with the grey of the outside concrete and the asphalt where. She lived there with her husband and two of her children. ‘Amman is a nice city’, she said: ‘In Sri Lanka I would not walk home from the bus at this hour. I is to dangerous. And I could have also never lived in a house this nice’. Despite the safety in the city my visit to her ended with her giving me a dinar for a taxi-ride home.
My motivation to take the bus was based on financial reasons. But it also let me be ‘between the people’ allowing me to see a very local and daily aspect of the city in a safe and easy way. As such I very much felt as being one of its inhabitants. I did not experience any uncomfortable situations in the bus as some female friends described they had with male taxi and Uber drivers and I was never afraid because I knew that if anyone would try anything there were many who would help me. Thus, I advise any future travelers to Jordan to use public transportation if they have the chance to.
Religieuze aanvaarding van de niet-heteroseksualiteit
Homoseksualiteit in scripturen
Toen ik verleden maand met vakantie was in Canada, woonde ik een kerkdienst van de 'United Church of Canada' bij. Niet omdat ik zelf religieus ben, maar omdat het een ceremonie betrof die de LGBTQ+ gemeenschap ondersteunde en bevestigde. In dit artikel zou ik meer in detail willen treden betreffende de affirmatieve houding in het christendom en de islam omtrent de non-heteroseksualiteit doorheen de geschiedenis.
Het is algemeen geweten dat conservatieve religieuze doctrines niet-heteroseksuele attitudes verwerpen, zich baserend op hun religieuze geschriften. Het christendom en de islam refereren beide naar de val van Sodoma en Gomorra, die zou veroorzaakt zijn door scabreuze homoseksuele activiteiten. In de bijbel is deze passage gesitueerd in Genesis, hoofdstuk 18 en 19 en in de koran in de soera's (hoofdstukken) van De Spin (al- ʿAnkabūt, 28-29), De Mieren (al- Naml, 54-58), de Dichters (ash- Shuʿaraʾ, 165-175) en De muur tussen de hemel en de hel (al- Aʿraf, 80-82.) In beide heilige boeken vluchtten Lut en zijn familie naar Sodoma en Gomorra en ze werden daarom gestraft door God door hen te verbranden. Daarenboven zegt de bijbel in Leviticus 18.22: Gij zult niet slapen met een man zoals met een vrouw: het is een schanddaad.
Lucas van Leyden’s painting of Sodom and Gomorra burning (1520)
Een strikte interpretatie van bovengenoemde schrifturen heeft geleid tot sociale uitsluiting en isolatie van de niet-heteroseksuelen, in sommige gevallen in 74 landen tot het legaal verbod op homoseksualiteit.
In de koran (alhoewel traditionele opvattingen dominant zijn in de hedendaagse islamitische wereld), komen meerdere liberale en progressieve interpretaties voor die het verhaal van Sodoma en Gomorra niet zien als een straf voor homoseksuelen, maar als een straf voor agressief mannelijk seksueel gedrag.[1] Daarenboven bestaan er soera’s, die attractieve en eeuwig jonge mannen die wijn schenken in het paradijs beschrijven, zoals in de soera De Onvermijdelijke (al- Wāqiʿah, 17-26). Er wordt echter geen allusie gemaakt naar seksuele activiteiten in deze soera’s, maar het is duidelijk dat jonge mannen geapprecieerd werden als gezelschap.
Moderne revisionistische commentators van de koran, zoals Amreen Jalam, Samer Habib en Khaled Abou el Fadl, beweren dat de diversiteit onder de mensen een deel is van de wereld door god gecreëerd.[2] Vele moslims nemen ook een gematigde interpretatie van de traditionele attitude aan, zij maken een onderscheid tussen de persoon en de daad, die hen toelaat een niet-heteroseksueel te aanvaarden. Een voorbeeld hiervan is Tariq Ramadan, die beweert dat ‘een persoon die verklaart zich te willen aansluiten tot de moslim-gemeenschap een moslim wordt, maar indien hij zich engageert in homoseksuele praktijken niemand hem uit de islam kan verdrijven’. In de christelijke attitude kan men een gelijkaardig uitgangspunt onderscheiden.[3] In de protestantse traditie bestaan er uitgangspunten waarbij de persoonlijke relatie met God centraal staat, en die dus niet-heteroseksualiteit accepteren. Daarnaast zijn er geloofsgemeenschappen die niet-heteroseksualiteit compleet verwerpen.
Historische aanvaarding of de niet-heteroseksualiteit
In beide christelijke en islamitische tradities werden verhalen genoteerd over de affiniteit tussen gelijkaardige seksen. Dit is dikwijls het geval bij mannelijke aantrekkingskracht voor jongere mannen, niet noodzakelijk omdat het mannen waren, maar omdat ze jong waren. Vrouwen in dezelfde leeftijdsklasse genoten van dezelfde aandacht.
Daarenboven spreken de historische notities zich niet duidelijk uit of de relaties seksueel waren of niet. Of de onderstaande voorbeelden vallen onder de noemer ‘homoseksualiteit of ‘LGBTQ+’ is moeilijk te beoordelen, omdat de specifieke terminologie zich pas later ontwikkelde.
Desalniettemin bestaan er studies die niet-heteroseksuele relaties hebben plaatsgevonden in het westen wanneer het christendom dominant was en in het midden-oosten onder de islamitische regeringen. Allan A.Tulchin bijvoorbeeld, beweert dat in de late middeleeuwen in het 16de eeuwse Frankrijk en mogelijk in andere gebieden in Europa, een vorm van huwelijk bestond tussen personen van hetzelfde geslacht, genaamd ‘affrèrement’, die dezelfde rechten toestond als bij een heteroseksueel getrouwd koppel.[4] Op dezelfde manier bestond in het 19de eeuwse New England, USA, een relatievorm genaamd 'Boston huwelijk'. Het waren romantische verbintenissen tussen twee geschoolde dames die meestal financieel onafhankeljk waren. Na de jaren '20 namen het aantal van deze soort huwelijken af omdat deze vrouwen ervan verdacht werden lesbisch te zijn.
Huwelijk tussen Sarah Ponsonby en Lady Eleanor Butler, bekend als the Ladies of Llangollen Wellcome
Met betrekking tot de islam wordt aangenomen dat niet-heteroseksuele relaties werden getolereerd. Bijvoorbeeld in de tijd van het kalifaat van de dynastie der Abbasiden (750-1258, ook ‘de gouden eeuw’ van de islam genoemd), waarvan gezegd werd dat sommige kaliefen homoseksuele relaties onderhielden met hun mannelijke slaven.[5]
Een belangrijke bron voor toespelingen op mannelijke seksuele relaties was poëzie. Eerst en vooral denken we aan de dichter Abu Niwas, met zijn homo-erotische verzen waarin mooie jonge mannen werden beschreven. Geslachtsverkeer met de gelijkaardige sekse was ook een academisch onderwerp van discussie. AbūʿUthmānʿAmr Al-Jāḥiẓ, bijvoorbeeld, in zijn 9de eeuwse ’Kitābmufākharat al-jawārīwa al-ghilmān’ (Negen essays van al-Jahiz) besprak de pro en contra’s van gelachtsverkeer tussen seksgenoten. In de Ottoaanse periode waren köçeks, in vrouwen verklede mannelijke buikdansers erg populair en wijd verbreid in elitaire zowel als ordinaire milieus, vanaf de 16de tot de 19de eeuw. Zij werden vaak geassocieerd met homoseksualiteit, tot wanneer zij een ‘bron van schaamte' werden.[6]
Niet-heteroseksualiteit in de hedendaagse religie.
Natuurlijk zijn er vele religieuze ‘tempels’ die nog altijd de niet-heteroseksuelen niet toelaten in hun ceremonies. Maar zoals het Canadese voorbeeld aantoont is dit niet altijd het geval. In West-Europa is het voor de LBGTQ+ gemeenschap mogelijk deel te nemen aan religieuze ceremoniën. In Nederland, bijvoorbeeld, worden speciale evangelische diensten voor hen georganiseerd. Op de website gaychurch.com kan veel informatie gevonden worden betreffende alternatieve kerkgemeenschappen en benamingen en online-discussies over de Bijbel en de niet-heteroseksualiteit. Moslims van de LBGTQ+ gemeenschap kunnen de homovriendelijke moskee gesitueerd in Parijs, Frankrijk, bezoeken, die werd geopend door een homoseksuele imam, of in Berlijn, Duitsland, die geleid wordt door een vrouwelijke imam.
Seksuele relaties tussen gelijkaardige seksen, homoseksualiteit en andere elementen van de LBGTQ+ gemeenschap werden historisch niet altijd gezien als een afzonderlijke seksuele categorie. Daarom bestonden in vroegere samenlevingen niet-heteroseksuele relaties en werden deze soms ook getolereerd. In de hedendaagse maatschappij is er nog altijd veel spanning tussen de LBGTQ+ gemeenschap en religieuze instituties, alhoewel er religieuze instellingen en interpretaties bestaan, die deze leefgemeenschap tolereren.
Bronnen:
[1] Kugle, Scott Siraj al-Haqq. 2010. Homosexuality in Islam: Critical Reflection on Gay, Lesbian, and Transgender Muslims. Oxford: Oneworld. p, 56
[2] M. Alipour. 2017. “Essentialism and Islamic Theology of Homosexuality: A Critical Reflection on an Essentialist Epistemology toward Same-Sex Desires and Acts in Islam.” Journal of Homosexuality 64(14): 1930-1942, p. 1931-2
[3] Bos, D. 2010. De aard, de daad en het woord. Een halve eeuw opinie- en besluitvorming over homoseksualiteit in protestants Nederland, 1959-2009. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau
[4] Allan A. Tulchin. 2007. “Same-Sex Couples Creating Households in Old Regime France: The Use of the Affrèrement.” The Journal of Modern History 79(3): 613-647, p. 616
[5] Everett K. Rowson. 2008.“The traffic in Boys: Slavery and Homoerotic Liaisons in Elite ʿAbbāsid Society”, Middle Eastern Literatures, 11(2): 193-204
[6] Mustafa Avcı. 2017. “Shifts in sexual desire: bans on dancing boys (köçeks) throughout Ottoman modernity (1800s-1920s).” Middle Eastern Studies 53(5): 762-781, p.773
Een Nederlandse jongedame, met de heerlijke naam Desirée, is studente Arabistiek aan de KU Leuven. Ze gaat dit jaar voor haar Master Arabische en Islamitische studies en behaalde reeds een MA in Internationale Politieke- en Conflictstudies in Leiden. Morgen precies (2 oktober) vertrekt ze voor drie maanden naar Jordanië op stage. Haar onderwerp is de waterhuishouding daar, hoe water verspreid wordt en efficiënt beheerd, want water is schaars in woestijnlanden. Beetje een ecologisch thema.
Zij heeft een gedicht van mij in het klassiek Arabisch vertaald, ik schreef een (instant)gedicht voor haar over haar reis met vriendin Onna naar Cyprus. Wij zijn op dit ogenblik goede vriendinnen. Deze gedichten staan op mijn blog https://onbedaarlijkbordeaux.blogspot.com/ zie Arabische stemmen en die dag in de springerige lente.
Op haar blog https://issabramil.wordpress.com/ schrijft zij frisse en progressieve stukjes over de Arabische wereld. Arabieren hebben een fout imago. Wij kennen deze culturen alleen maar uit de oorlogsverslaggevong, de vluchtelingencrisis, het hoofddoekendebat, de zgn fanatieke islam enz... Met haar opstelletjes bewijst D. dat ook een moderne en progressieve wind kan waaien over de woestijnen van Arabië. Dat mensen, jongeren vooral, over de hele wereld dezelfde dromen en betrachtingen hebben.
Zelf benader ik een cultuur altijd literair en muzikaal. Niets zaliger dan op hete zomerdagen te luisteren naar klassieke Arabische muziek, een schaal met druiven en dadels en vijgen en mierzoete gebakjes en geurige muntthee binnen handbereik.
Maar zeker op hun literaire erfenis kunnen Arabieren trots zijn. 'Elke Arabier is een dichter', zei Rodaan Al Galidi in oktober 2017, tijdens het evenenement Arabische stemmen in Mechelen. (zie https://onbedaarlijkbordeaux.blogspot.com/)
Ik publi hier enige gedichten van de beroemde en beruchte dichter Abu Nuwas (achtste eeuw!), als voorsmaakje. In een volgende bericht mijn vertaling van het artikel van DC.
Deze gedichtne lees ik als 'gewone' liefdesgedichten, zij staan bijna helemaal los van gender en culturele achtergrond. Ze zijn uniuverseel.
In The Bath-House
In the bath-house, the mysteries hidden by trousers Are revealed to you. All becomes radiantly manifest. Feast your eyes without restraint! You see handsome buttocks, shapely trim torsos, You hear the guys whispering pious formulas to one another ('God is Great!' 'Praise be to God!') Ah, what a palace of pleasure is the bath-house! Even when the towel-bearers come in And spoil the fun a bit.
Don'T Cry For Layla
Don't cry for Layla, don't rave about Hind! But drink among roses a rose-red wine, A draught that descends in the drinker's throat, bestowing its redness on eyes and cheeks. The wine is a ruby, the glass is a pearl, served by the hand of a slim-fingered girl, Who serves you the wine from her hand, and wine from her mouth — doubly drunk, for sure, will you be. Thus I am drunk twice, my friends only once: a favor special, for me alone!
Love In Bloom
I die of love for him, perfect in every way, Lost in the strains of wafting music. My eyes are fixed upon his delightful body And I do not wonder at his beauty. His waist is a sapling, his face a moon, And loveliness rolls off his rosy cheek I die of love for you, but keep this secret: The tie that binds us is an unbreakable rope. How much time did your creation take, O angel? So what! All I want is to sing your praises.
Abu Nuwas
Abu Nuwas 756–814
Abu Nuwas (Abu Ali al-Hasan ibn Hani al-Hakami) was born around 760 in southwestern Persia, now a borderland between Iran and Iraq. He studied in Basra under the mentorship of the poets Abu Usama Waliba ibn al-Hubab al-Asad and Khalaf al-Ahmar, and spent his adult life in Baghdad.
Abu Nuwas was one of the most important poets of 8th-century Islamic world. He is perhaps best known for his khamriyyat (wine poems). His collected poems, or Diwan, includes around 1,500 works that explore pleasure, sexuality, especially homosexuality, and religion.
Waarom leidt de dwang van de verzakelijking niet tot artistiek verzet? Een revolutie van de letteren? Een opstand in stijlbreuken, aangedreven door een niet te stuiten motor van vernieuwing en virtuositeit? Waarin de kunst, die geen publiek nodig heeft, zich bevrijdt van haar ketenen en als een feniks opvliegt naar ongekende hoogten?
Maar nee. De eenduidigheid waarover je het hebt, is veeleer een dodelijke combinatie van enerzijds hyperindividualisme – hoeveel jonge auteurs zijn er niet die enkel over hun eigen leven schrijven, en elk groot thema schuwen? Zelf-referentialiteit lijkt wel de nieuwe universaliteit, schrijven over een ander algauw cultural appropriation – en anderzijds overmatige zelfrelativering, want ‘het is naïef te denken dat kunst de wereld kan redden, so why bother?’
Als dat besef nu nog tot diep, donker nihilisme zou leiden. Of tot stilistische opstandigheid. Tot escapisme, magisch realisme, surrealisme. Maar nee. Wat krijgen we? Gelatenheid die leidt tot middelmatigheid, netjes ingebed in schrijfcursussen en zomerkampen. Gortdroog realisme. Proza dat zo kaalgeplukt is dat een naakte kip in de etalage van de poelier voor pauw kan doorgaan. Hipsterpoëzie. Oogt mooi, zegt niets. En vooral: eindeloze navelstaarderij. Herkenbaarheid. Kleine gedachten, uit angst voor het grote. Flinterdun maatschappelijk verzet. Wat dieper gaat, maakt de sneakers vuil. Makkelijk te schrijven, makkelijk te slikken.
Want de schrijver is een ondernemer, en de lezer een consument. Auteurs beoefenen hun vak zo verdienstelijk mogelijk, waarbij de nadruk eerder ligt op verdiensten dan op verdienste. En omdat boeken nu eenmaal geen maakloon krijgen, is behagen de boodschap.
Laatste bericht over Taz 2018 :Simone Atangana Bekono
Simone Atangana Bekonowint Poëziedebuutprijs aan Zee, Taz 2018
Zaterdag 4 augustus ontving ze deze prijs voor haar dichtbundel hoe de eerste vonken zichtbaar waren. De prijs voor het beste Nederlandstalige poëziedebuut van het afgelopen jaar werd uitgereikt tijdens Theater aan Zee. De Poëziedebuutprijs aan Zee is een initiatief van het Poëziecentrum en de Auteurs, in samenwerking met Theater aan Zee. Aan de prijs is een geldbedrag van €1.500 verbonden.
De prijs wordt jaarlijks uitgereikt aan een jonge dichter met een bijzonder poëziedebuut. In het juryrapport is te lezen waarom de jury koos voor Simone Atangana Bekono.
(Fragment uit Hoe de eerste vonken zichtbaar waren, gepubliceerd in Meander Poëzie, een recensie van Ernst Jan Peters)
VII. Dat ik uit jagen ging, en dat ik geschikte laarzen kocht en een warme jas en dat ik geen tent meenam maar een stuk zeil dat ik opgerold op mijn rug droeg en dat ik in de voetstappen van de beer door de regen liep En dat het bos zich bewust was van mijn geur en dat mijn lichaam zich bewust was van het bos en dat de vogels besloten zich eerbiedig te gedragen en hun snavels dichthielden en dat de beer zich bezighield met de vis in de rivier, het schoonspoelen van zijn poten waar bloed en poep en mos aan kleefden Dat de ree die voor mij uit sprong zich niet bedreigd voelde maar haar vacht tegen de boomschors aan wreef zodat ik in de buurt kon blijven en de bomen precies genoeg zonlicht toestonden en de zon net warm genoeg scheen om het ijswater van de takken naar beneden te doen druppen, het kraken van het stuk zeil op mijn rug te maskeren Dat ik tegen het vallen van de avond met toegeknepen ogen het licht op de snuit van de ree zag schijnen en dat de ree stilstond en van de laatste zon leek te genieten dat ik beefde van vermoeidheid en dat mijn geweer beefde en dat het leek alsof er tussen dit moment en het moment dat nog moest komen In de afstand die tussen ons lag, enkele tientallen meters de zandkorrels die opstoven, de druppels ijswater die drupten de zo langzaam mogelijk uitgeblazen wolkjes adem en de beer die zich niet veel verderop bezighield met de vis in de rivier en de ree die misschien niet genoot maar wel leek te wachten ik herinnerde het badwater dat naar eucalyptus rook de man die een meer in wandelde en zei dat hij zowel hier als nergens was
(…) Ik zette na de jacht mijn geweer op de grond, met het handvat op het parket en de loop naar de lucht gericht, het zeil waarin ik geslapen had opgerold tegen de muur stinkend naar bloed en poep en mos en de ree met wie ik niemand en nergens was stond in mijn verbeelding nog steeds met haar kop naar de oranjerode zon gericht, haar geur aan de bomen gesmeerd mijn aanwezigheid voor haar verborgen door de afdrukken van de berenpoten waarin ik mij had bewogen terwijl het bos zich bezighield met het dreigende donker de ree en ik, wij maakten in de stilte van het bos een afspraak zoals ik die maakte met de zeemeeuwen, de kustwacht, de partyboot, het opblaasdier en de miljoenen vissen in de meters tussen de loop van mijn geweer en haar slaap, naar mij toegekeerd zowel uitnodiging als uitdaging, met alle miljarden dingen die in de ruimte tussen ons in gebeurden, die ons deden samensmelten die het moment van ontsteking aankondigden voordat de eerste vonken zichtbaar waren
Simone beschrijft hier, laat ik het zo noemen, een voor een jonge vrouw ongewone aangelegenhied, namelijk een jachtscène in een bos, niet in Afrika zoals men misschien zou verwachten, maar blijkbaar in een bos van bij ons, want 'het ijswater druipt van de takken'.
Waar ik van hou (en waar in poëzie mijn voorkeur naar uitgaat) zijn de lange, wijde verzen die haar tekst op een verhaal doen lijken, ze schrijft met lange uithalen, als in lange litanieën, zangerige hymneachtige verzen, een ode aan de natuur, zij is er een onderdeel van, zij vereenzelvigt zich met de ree die zij neerschiet, heeft een intens respect voor dit wezen.
Simone Atangana Bekono zingt, zij sleept ons mee in een wereld waar wij mijlenver vandaan zijn geraakt: de diepe, mysterieuze contacten met onze instincten.
Is dit 'jonge' poëzie? Ach ik weet het niet. Deze verzen lijken niet op de korte hortende gedichten die met allerlei taaltrukjes en buitelingen en gehik en gehoest aaneenhangen, een stijl die doorgaat voor 'modern', want poëzie moet verdicht en dus voor de gewone mensen onleesbaar zijn en moet uitblinken in orakelachtige uitstoot.
Simone schrijft weids en uitnodigend en gul, zij is een rivier die ons meeneemt naar oeroude attitudes, naar de oorsprong van poëzie: de gezongen verhalen van ooit.
'Culturele initiatie leidt tot een metamorfose, en we kunnen geen vreemde waarden leren als we niet het risico willen lopen getransformeerd te worden door wat we leren.'
Simon Leys, The Hall of uselessness NYRB, New York, 2001
Zoals aangekondigd in mijn post over Japanse schrijfsters wil ik nu berichten over een fabuleus boek, door mijn dochter in de Halse bibliotheek gevonden. De titel: Tokio mon amour, de schrijver: Ian Buruma. Aangename kennismaking, Ian.
Ian Buruma, neef van de Britse cineast John Schlesinger, vertrok naar Japan in 1975 en verbleef er tot 1981. Hij kwam er terecht in de toen heerlijk decadente wereld van film en theater. Normaal zou ik niet direct geïnteresseerd zijn geweest in een auteur met een ‘verzilverde’ achtergrond als Ian, maar toevallig woonde ik ook in Tokio in dezelfde periode, nl in 1976 en 1977. Het knappe en nonchalant geschreven ‘reisverhaal’ van Buruma boeide me ogenblikkelijk. Ook ik ben jarenlang gefascineerd geweest door Japan: Japanse literatuur, Japanse keuken, maar ook door het theater: het statische No theater, het dynamische Kabuki (zie hiervoor de talrijke filmpjes op utube, zoals https://www.youtube.com/watch?v=uoK8oAGBWXk
en Butoh, ‘the dance of darkness’.
En deze belangstelling laat me blijkbaar niet los, zelfs al zou ik het willen. Geregeld word ik geconfronteerd met een wereld, die ik intens heb beleefd en noodgedwongen heb moeten loslaten. Niet alleen verwent mijn echtgenoot me nu met schattige Japanse romannetjes (met mooi glimmend kaftje, meestal uitgegeven bij Philippe Picquier, gekocht voor 1 euro per stuk in een tweedehandszaak in Brussel en zo goed als nieuw), ook mijn dochter schotelt mij plots een super interessant boekje voor, dat ik zowaar wil bestellen, want ik beschouw het als mijn persoonlijk cultboek.
Ian Buruma heeft het over het Japan in de jaren ’70, noemt plaatsnamen als Shinjuku, Shibuya en Ikebukuro, wijken waar ik ook heb rondgedwaald. Hij ervaart hoe het is een gaijin te zijn, een vreemdeling. Een statuut dat eerst bijzonder aanlokkelijk lijkt, want een gaijin werd met de nodige eerbied benaderd, maar finaal een lijn trekt tussen de Japanner en de vreemdeling.
Buruma komt in aanraking met de broeierige Japanse underground, waar artiesten zich mengen met travestieten, homo’s en leden van de Yakuza, de Japanse maffia, alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. Buruma was ook een tijdje acteur, speelde bij obscure gezelschappen, trok op met louche figuren, heeft relaties zowel met meisjes als met jongens en… beleeft de tijd van zijn leven! Wat Buruma terecht opmerkt is de inderdaad bijna hedonistische maar compleet natuurlijke houding van de Japanner tegenover de seksualiteit, een naturel dat wij hier in het westen verloren zijn, hoogstwaarschijnlijk onder invloed van het christendom.
En ach, ik denk veel na over het citaat hier helemaal bovenaan deze post, de intro van het boek: omgaan met vreemde culturen is fantastisch, maar blijkbaar bestaat ook het gevaar dat men zichzelf verliest of attitudes aanneemt die dan botsen met de mainstream-houding in onze cultuur. En gaijin zijn en blijven: is dat nu zo erg? Ik heb mij ook altijd een beetje vreemd gevoeld in mijn eigen cultuur, dus is het maar natuurlijk dat het gevoel van vervreemding ook speelt bij contact met echte ‘vreemde’ culturen. Er bij horen is leuk, maar afstand bewaren is eigenlijk veel leuker.
Pierre Ryckmans, schrijverspseudoniem Simon Leys, (Brussel, 28 september 1935 – Sydney, 11 augustus 2014) was een Belgisch schrijver, essayist, vertaler, literatuurcriticus en eminent sinoloog. Zijn eruditie, humanisme en gevatheid werden alom erkend en door sommigen gevreesd. Hij wordt herinnerd als een van de eerste westerse intellectuelen die het gruwelijke karakter van de Culturele Revolutie in China heeft benoemd toen deze tragedie plaatsvond en het onder westerse (linkse) intellectuelen mode was om het maoïsme toe te juichen.
Ian Buruma (Den Haag, 28 december 1951) is een Nederlandse sinoloog, japanoloog, journalist en publicist. Hij heeft talloze boeken geschreven over de Aziatische cultuur, met name die van Japan in de 20e eeuw, maar ook over de crisis in de democratie, de achtergronden van het islamitisch fundamentalisme en de nasleep van de Tweede Wereldoorlog. Hij wordt geroemd om zijn eruditie en zijn beschouwende publicaties. Buruma ontving in 2008 de Erasmusprijs. In 2017 werd hij benoemd tot hoofdredacteur van de New York Review of Books
Kazuo Ohno was een Japans danser. Hij was één van de ontwikkelaars en inspirators van de dansvorm butoh, een expressieve dans met trage bewegingen. Ohno beïnvloedde vele internationale choreografen. Wikipedia Geboren: 27 oktober 1906, Hakodate, Hokkaido, Japan Overleden: 1 juni 2010, Yokohama, Kanagawa, Japan
De Butoh6 dabsstijk heeft veel invloed gehad op de westerse moderne dans, oa op het werk van Pina Bausch
Een hoogtepunt deze zomer (deze hete, onmogelijk hete zomer) was wel mijn vakantie in Oostende, waar we zes evenementen hadden geboekt voor Taz, waaronder het toneelstuk Marx, het muziektheater Zeitgeber en een performance met als titel Drek. Uit het programmablaadje heb ik fragmenten geknipt en geplakt, na te lezen in de bijlage.
Marx dus. In mijn berichten op What's app schreef ik ongeveer dit: schitterende monoloog gebracht door Johan Heldenberg, topacteur. Ik huilde bij het naar buiten gaan. QUAND ON A QUE L'AMOUR. De stem van Brel galmde door de zaal... ik huil altijd bij dit lied. Heldenberg kreeg 3 staande ovaties. Mooi zo.
Heldenberg beweert zelf geen marxist te zijn. Ik las in een krantenartikel: 'als ik een marxist zou zijn, dan is Bart Dewever dat ook'. Vreemde gedachtengang, deze ontkenning. Als Marx niet had bestaan, dan had dit toneelstuk ook niet kunnen opgevoerd worden!
Marx heeft invloed gehad. Het begrip 'klassenstrijd' heb ik van hem. Nog bijna dagelijks denk ik hierover na. Ik ervaar soms zelf de 'klassenstrijd', denk ik, observeer hoe mensen met elkaar omgaan, hoe zij zich gedragen op basis van hun afkomst, hun inkomen, hun geld, hun consumptiegedrag. Als je bankrekening stijgt, dan mag je ongegeneerd neerkijken op mensen die het niet zo breed hebben, ze uitlachen, uitsluiten, beschimpen enz... De klassenstrijd gaat van hoog naar laag, en alle segmenten passen dezelfde stelregel toe.
Maar ach, waar sta ik in dat stelsel? Nergens. Af en toe krijg ik een trap van boven naar me toe, af en toe krijg ik een schimpscheut van beneden, van een domme, gefrustreerde mens, die duidelijk jaloers is op wie ik ben. Maar ik neem afstand van 'the madding crowd', ik trap zo weinig mogelijk: voor deze vorm van klassenstrijd heb ik geen tijd noch energie. En ik krijg eventueel altijd mijn wraak, wil ik hier fijntjes aan toevoegen, hehe!
We kunnen er ook om lachen, om dit menselijk cabaret. De wereld is een schouwtoneel, dixit Shakespeare.
In een interview zei Johan ook iets vreemds: dat hij geen ziekenkas heeft, hij wil de staat niet belasten met zijn persoonlijke problemen. Hij heeft in Amerika genoeg geld verdiend om het een jaartje te kunnen uithouden. Kortzichtige redenering, maar blijkbaar gangbaar in bepaalde kringen. Ach, die artiesten, als ze een beetje succes hebben denken ze een god te zijn, aboeaboeaboe!. Johan is eigenlijk nog een jonge man, hij zal nog rijpen.
Het gaat in deze wereld meestal alleen maar om materiële waarden, niet om menselijke, spirituele, morele, psychologische... laat staan poëtische uitgangspunten. Het gaat in deze wereld meestal om geld, blijkbaar niet om liefde... maar fijn toch, dat de auteur van dit stuk het scenario afsloot met een liefdeslied.
Maar geen nood: daar zijn de jonge mannen van More Dogs. Zeitgeber. Met hun présence, hun naakte jonge lijven en hun kracht en speelsheid veroverden ze mijn hart. Hun energie en humor werkten aanstekelijk. Dit was een feel-good voorstelling, we hebben gelachen en vooral genoten. En de piemeltjes met elkaar vergeleken, argh!
Wat Drek betreft: ondanks enthousiaste commentaren vonden wij dit een afgrijselijke performance. Maja Westerveld bezigde een oerhollands, hysterisch accent, met veel keelklanken (het Marrokaans leek hierbij een zacht vloeiende taal) en een waanzinnig zenuwachtig makend debiet. Ze deed niets anders dan roepen.
Een dame die zich met modder en bloed besmeurt, met haar benen in de lucht zwengelt, haar handen met wijn wast en een verhaal kwekt waar geen kop noch staart aan te krijgen is: wij wilden na tien minuten al weg. Daarbij was de zaal heel onaangenaam, het stonk daar vreselijk. Wij moesten een oude roestige gevaarlijke stellage beklimmen om een zitplaats te vinden, ruwe planken zonder rugleuning, amaai mijne rug!
Wij begrepen geen snars van deze performance, ze was niet mooi en niet spannend en het verhaal was krakkemikkig en op krankzinnige wijze aan elkaar geflanst. Bweeeik!
Tenslotte: we waren aan zee en we wilden in zee. Meestal was het te warm op het strand en als de temperatuur ok was, regende het. Toch slaagden wij er finaal in een lange strandwandeling te maken en pootje te baden. Heerlijk!
De zoveelste snikhete zondag deze zomer. Wil niet zeuren: eindelijk hebben wij eens een echte zomer!
Maar toch: na 10 uur 's ochtends heb ik geen zin meer in beweging. A. kondigt aan dat hij gaat dweilen, met water plensen. N. wil gaan zwemmen.
Ik heb zin in niks. Heerlijk!
Beetje rommelen, naar Cubaanse muziek luisteren (doe ik altijd wanneer het heet is), bedenken wat we vanavond gaan eten (groot probleem, wat eet je in 's hemelsnaam bij deze temperatuur?) kruiswoordraadsels oplossen.... en lezen, dat vooral. Gordijnen toe, nachtlampje aan, op radio Klara muziek van Jean-Baptiste Lulli. De ventilator ronkt… en dan lekker uitgestrekt op mijn koele lakens... met een flesje water op mijn nachtkastje, ijskoud uit de frigo.
Bij het opruimen vond A. vorige week enige schattige pocketboekjes terug, des livres de poche, allemaal van Japanse vrouwelijke auteurs - romannetjes die hij in een Brusselse tweedehandsboekhandel voor een paar euro had gekocht.
Hieronder de covers.
1. Het eerste boekje is een juweeltje, geschreven door de onvolprezen Yoko Ogawa: De bijen. Les abeilles.
Een spannend, hallucinant verhaal, in een onnavolgbaar vriendelijke, maar subtiele stijl geschreven. De lezer is zich van geen kwaad bewust, ook de personages niet. Stilaan drijft Yoko Ogawa de spanning op, tot wanneer het duidelijk wordt dat het verhaal een dramatische afloop zal kennen.
Kenzaburō Ōe has said, "Yoko Ogawa is able to give expression to the most subtle workings of human psychology in prose that is gentle yet penetrating." The subtlety in part lies in the fact that Ogawa's characters often seem not to know why they are doing what they are doing. She works by accumulation of detail, a technique that is perhaps more successful in her shorter works. (…) The reader is presented with an acute description of what the protagonists, usually female, observe and feel and their somewhat alienated self-observations, some of which reflect Japanese society and especially women's roles within it.
De korte inhoud heb ik ook van internet:
Pour rendre service à son cousin qui cherche une chambre, l'héroïne l'a introduit dans le foyer d'étudiants où elle-même séjourna jadis. Mais sitôt le jeune homme installé, un malaise inexplicable s'empare d'elle. Dans les semaines qui suivent, à chaque visite qu'elle tente, son cousin demeure introuvable. Et le directeur du foyer se montre toujours plus évasif, plus inquiétant, plus équivoque. Yôko Ogawa, par petites touches aussi subtiles qu'obsédantes, met en place un climat angoissant qui prend littéralement possession du lecteur. Ce bref roman, écrit d'une plume délicate, est en effet lourd des pires présomptions.
Om een dienst te bewijzen aan haar neef, die een kamer zoekt, introduceert het hoofdpersonage, een Japanse dame van middelbare leeftijd, hem in een studentenpension, waar zij zelf ook indertijd heeft verbleven. Maar zodra de jongeman is geïnstalleerd, wordt zij bevangen door een gevoel van onrust. In de weken die volgen is de jongeman onvindbaar, de directeur van het pension gedraagt zich ontwijkend, onrustbarend, dubbelzinnig. Met kleine, subtiele maar obsederende trekjes weet Yoko Ogawa een klimaat van angst te creëren, die letterlijk bezit neemt van de lezer. Deze kleine roman, geschreven met delicate pen, staat bol van loodzware vermoedens.
2. Het tweede boekje is mijn favoriet: Het restaurant van de teruggevonden liefde
Rinco, een Japanse jongedame uit Tokio, keert huiswaarts naar een dorpje op het platteland, na een traumatische liefdesbreuk. Haar Indische vriend heeft haar plots verlaten en nam de volledige inboedel met zich mee! In haar geboortedorp runt haar excentrieke moeder op het ouderlijk domein een nightclub genaamd Amour. Rinco besluit een restaurant te beginnen in de aanpalende schuur.
Het restaurant van de teruggevonden liefde is een leuk verhaal, over de inspanningen die Rinco en haar jeugdvriend Kuma zich getroosten om het project te laten lukken. Op de cover staat deze heerlijke tekst:
Rinco découvre l’art de rendre les gens heureux en cuisinant pour eux des plats médités et préparés comme une prière. Rinco cueille des grenades juchée sur un arbre, visite un champ de navets enfouis sous la neige, et invente pour ses convives des plats uniques qui se préparent et se dégustent dans la lenteur en réveillant leurs émotions enfouies. Un livre lumineux sur le partage et le don, à savourer comme la cuisine de la jeune Rinco, dont l’épice secrète est l’amour.
des plats médités et préparés comme une prière… gerechten waarover is gemediteerd, als een gebed… mmmmmmmmmmm...
Auw! Ben zo enthousiast over dit boekje, dat ik een volledig menu heb overgepend. Ben vast van plan enkele gangen uit te proberen. Opvallend: ook westerse ingrediënten dienen zich aan!
- Cocktail à la liqueur de matatabi (een soort kiwilikeur) - Pomme en saumure (gepekelde appel) - Carpaccio d'huitres et d'amadai (tile fish) - Samgyetang de poulet de Hinai entier au shochu (koreaanse kippensoep met ginseng en dadels en shochu (doorgestookte variant van sake) - Risotto de riz nouveau à la poutargue (met bottarga, Siciliaanse viseitjes) - Selle d'agneau rotie et champignons sauvages sautés à l'ail - Sorbet de yuzu (Japanse citrusvrucht) - Tiramisu au mascarpone avec sa boule de glace à la vanille - Expresso serré
De keuken is volledig bio, Rinco haalt haar ingrediënten zo uit de natuur. Subliem!
3. Het derde boekje, Pauvre chose, heb ik nog niet gelezen, ben eigenlijk al aan een volgend boek bezig, daarover meer in een volgende post.
Mijn conclusie is, dat Japan, net zoals de Lage landen, een lading talentvolle en leuke jonge schrijfsters heeft. Vrouwen dus. Super!
Wat ook opvalt: in Tokio kom je ook Indiërs tegen, Zuid-Amerikanen, Turken en Arabieren.
Japan is niet meer zo'n gesloten samenleving als voorheen.
Ik verveel me nooit. Gewoon, in het dagelijkse leven, la vie quotidienne (zoals mij eerste echtgenoot een beetje smalend zei, want hij had moeite met het leven) voel ik me altijd overrompeld. Een continue tsunami.
Mensen en dingen komen op me af, in groten getale. Zegt men dit wel, schrijf ik dit juist, waar komt deze ouderwetse uitdrukking vandaan? Uit mijn linkeroor, mijn rechteroor, uit al mijn openingen, mijn onderonderbewustzijn?
Op maandag 2 juli keek ik op het marktpkein in Halle naar het WK. Toen de eerste goal binnenknalde, juichte ik, maar het was een Japanse goal, geen Belgische. Iedereen bekeek me meewarig.
Een paar dagen geleden droomde ik van twee kleine poesjes die in een kom smeuige gele pudding ploeterden. Ik haalde ze eruit, ik weet nog dat ik de neiging had hun pelsje af te likken, maar toen verdwenen de poesjes, ook mijn droom was weg. Ik schrok wakker, badend ik het zweet.
Gisteren kon ik gratis een hypnose-sessie bijwonen, ik was enthousiast, maar het ging niet door, omdat mijn gezelschap een beetje bibberig stond tegenover hypnose.
De ober noemde me 'juffrouw'.
Ik schreef een gedicht, voor iemand, die iemand was blij mijn muze te zijn. Maar iemand anders dacht ook dat ik dit gedicht speciaal voor hem (haar) geschreven had. Mooi zo, zodra je een gedicht publi, is het van iedereen.