Meer over de
Appelbloesemkever
In een boekje van 1967 van Albert Hallemans Ziekten van Pitvruchten lees ik zeer interessante informatie:
Vooral tijdens en gedurende de eerste jaren van de tweede
wereldoorlog trok dit insekt de aandacht op zich. Een groot percent van de
appeloogst ging niet zelden verloren; ook perenbloesems werden plaatselijk
sterk uitgedund. De betere kennis van de levenswijze van deze kever en het
courant gebruik van de gechloreerde koolwaterstoffen, vooral dan DDT en later
ook parathion en dieldrin, stelde paal en perk aan zijn grote economische
betekenis. Dit insekt vernietigt ook kwee en mispelbloesems.
Biologie
Anthonomus pomorum is een klein snuitkevertje. De kleur
gelijkt op die van boomschors. De achterkant van de rug draagt een grauwwit
V-teken. Hij overwintert op allerlei plaatsen o.m. onder schorspellen en
tussen graspollen. Bij waarnemingen gedurende meerdere jaren stelden wij vast
dat de kevers meestal in de tweede helft van maart uitkomen. Bij zonnig weer
vliegen en lopen ze vinnig rond op takken en zwellende winterbotten. Kort
hierop boren ze kleine gaatjes in het opengebarsten botweefsel. Deze
voedselopname duurt een achttal dagen; het is de zgn. rijpingsvraat,
voedselopname uit de opengebroken tere botweefsels.
Na de paring worden de eitjes diep in de nog verscholen
bloemknoppen gelegd (één per knop). Dit gebeurt in het volle muizenoorstadium
of even later. De eilegperiode houdt gewoonlijk een paar weken aan, zodat
behalve vroege bloeiers ook later ontluikende rassen niet ontsnappen aan het
broedsel. Opvallend is, dat men in aangetaste perenbloesems, die veel vroeger
uitlopen, reeds volgroeide larven kan aantreffen, terwijl men op dit tijdstip
in de later ontluikende appelbloesems, zeer jonge larven vindt. Dit wijst er op
dat de kevers niet alleen leven volgens het klimaat, maar dat ze zich tevens aanpassen
aan de vegetatietoestand van het fruitgewas zelve.
Gedurende de verdere ontwikkeling van de bloemtros vreten de
grijswitte larven de bloemorganen uit. Door het overbijten van de vaatbundels
der kroonbladeren komen deze laatste niet tot ontluiking. Eerst na het
afbloeien van normaal gezonde bloesems verkleuren de kroonbladeren van aangestoken
bloesems tot een bruin mutsje. Het is hieronder dat men de larve en ook later
de lichtgele pop aantreft. Eind mei, maar vooral in juni komen de jonge kevers
uit.
Onmiddellijk hierop volgt een zomervraat, die typisch en
kenmerkend is voor deze bloesemkever. In het blad worden nl. kleine gaatjes
gevreten, zgn. venstervraat. Ook de
jonge vruchten worden soms aangestoken.
Na deze korte voedingsperiode verschuilen de kevers zich tot
het eerstkomende voorjaar.
Uit de levenswijze van dit insekt onthouden wij dat het weer
tijdens de rijpingsvraat en de eiafzetting van grote invloed is op het al dan
niet sterk optreden van gebeurlijke schade.
Mijn bedenking: volgend jaar hopelijk minder gunstig weer voor de appelbloesemkever! Maar dan profiteren ook wij minder van het goede weer!
29-04-2011, 00:18 geschreven door Daantje
|