Historie
van de Pruimen
Van Nevers bracht ik het deze maand
door de Crocqueurs de Pommes uitgegeven CARNET nr 2 LE PRUNIER mee.
Over de verspreiding van de
pruimen in Europa moet ik mijn kennis, zeker wat de myrobolanen of kerspruimen
betreft, helemaal herzien.
De Prunus spinosa (sleepruim, sleedoorn, prunellier, spine noire)
is bijna over gans Europa verspreid, in de Kaukasus en in het noorden
van Afrika. De soort groeit tot op een hoogte van 1500 m . In Europa vindt men stenen
vanaf 3 000 en 2 000 voor J.-C
Soms vormt de sleedoorn met zijn doornen
ondoordringbare hagen. De kleine (7-12
mm), donkere vruchten hangen lang aan de takken. De bittere smaak verdwijnt pas
na vorst.
Men kan de sleedoorn als onderstam gebruiken.
De Prunus cerasifera
of Myrobolaan, Kerspruim afkomstig uit de Balkan en geacclimatiseerd tot in
Siberië, van oorsprong komende uit de Kaukasus, werd pas sinds de 19de eeuw verspreid in West-Europa!
De kerspruim groeit tot 8m, bloeit zeer vroeg, een maand voor de
sleepruim, die samen bloeit met de vroege eetpruimen. De 2-3 cm dikke, groen,
gele of rode vruchten variëren van sappig tot melig. Sommige smaken tamelijk
goed. Sommige geven een uitstekend confituur.
Geselecteerde types werden gebruikt als onderstam voor hoogstampruimen.
De Prunus insititia, in het
Frans prunéolier, afkomstig uit centraal Azië, is minder verspreid, maar bezet praktisch
hetzelfde gebied als de sleepruim. De
verspreiding in Europa zou gestart zijn in de 10 de eeuw na Christus.
De boom of struik heeft weinig of geen doornen. De gele of zwarte
vruchten (2,2 cm doormeter)rijpen laat, vanaf september. De mirabel en de Saint
julien worden gebruikt als onderstam.
De Prunus domestica. Hierin
steekt domus = huis in het latijn, gekweekt in bewoond gebied. Deze pruim komt
van de Kaukasus en het Midden-Oosten en stamt af van de Prunus insititia. De
Prunus insititia is dan weer het kruisingsproduct van de sleedoorn met de
kerspruim.
De Prunus domestica bestaat uit 3 ondersoorten: 1. De (cultuur)pruim 2.
De Reine Claude 3. De kwets.
De cultuur van de pruim dateert al van de oudheid. Ze was al zeer
verspreid in de streek van Damascus.
2.000 jaar voor chr. werd de pruim al geteeld in China. Gedroogde pruimen
werden in het graf van Kha, de architect van Thebe (Egypte) gevonden. Een eeuw
voor Chr. kenden de Romeinen al een 12 tal variëteiten of rassen.
De kruisvaders in de 12 de eeuw brachten pruimen uit Damascus mee naar
Zuid-Frankrijk.
Een eeuw later entten de monniken van Clairac bij Agen locale rassen en
bekwamen de pruim dEnte (van enter), de basis voor de pruimedant, pruneau in
het Frans, de droogpruim van Agen.
Later ontstonden nog meerdere rassen.
In Brogdale (Kent) heeft men er 350 verzameld.