|
"Alleen een nieuwe orde kan
veldleeuwerik redden"
|
februari 2007
|
19 procent van de
landbouwbedrijven heeft inmiddels een beheersovereenkomst gesloten. Nog eens
27 procent heeft concrete plannen en/of doet aan natuurvriendelijke landbouw zonder
beheersovereenkomst. De toegenomen interesse bij boeren geldt voor bijna alle
vormen van milieuvriendelijke landbouw: lagere bemestingsnormen, weide- en
akkerrandenbeheer, erosiebestrijding en de teelt van bedreigde variëteiten en
rassen. Kortom, de natuurvriendelijke landbouw breekt door. Met zoveel
woorden stond het onlangs te lezen in het ledenblad van Boerenbond.
Enkele weken later werd op het congres van diezelfde vakorganisatie een
resolutie goedgekeurd over een maximale scheiding tussen landbouw en natuur,
ook in verwevingsgebieden. In een poging om de ogenschijnlijke paradoxen te
ontwarren, gingen we ons licht opsteken bij professor Eckhart Kuijken, hoofd
van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO), dat met 270
medewerkers in hoofdzaak beleidsvoorbereidend onderzoek presteert op het vlak
van natuur, bos en de duurzame ontwikkeling van onze biodiversiteit. Kuijken
noemt zichzelf graag gedreven en eigengereid, is uitvinder van de biologische
waarderingskaart, doceert onder meer aan de Gentse landbouwfaculteit en is al
meer dan twintig jaar een autoriteit in de natuursector.
Kuijken: Natuursector is geen correct begrip. De natuur is immers
geen sector, maar wel een facet van onze omgeving dat inherent verweven is
met alle sectoren. Niet alleen op het platteland. In de steden leven immers
ook gierzwaluwen en kerkuilen, en op stenen groeit mos.
Heeft u moeten slikken toen u de goedgekeurde resoluties van Boerenbond
onder ogen kreeg? De landbouwsector wil blijkbaar graag met het natuurbehoud
praten, maar dan wel liefst over een boedelscheiding op het platteland.
Dat stemt me bedroefd. Mijn motto is om landbouw en natuur te verweven waar
mogelijk en enkel te scheiden waar nodig. Het zou toch zonde zijn om ons
versnipperde platteland vol te bouwen met netjes gescheiden ivoren torentjes?
Landbouw en natuur zijn integendeel de grootste bondgenoten in de strijd voor
het behoud van de open ruimte tegen de oprukkende industrie en woningbouw.
Dat bondgenootschap is op het terrein niet altijd zichtbaar. Waar zijn
historisch de tegenstellingen gegroeid?
Met de biologische waarderingskaart is het INBO al twintig jaar bezig om een
objectieve beschrijving te geven van alle natuurwaarden in Vlaanderen. Hier
en daar heeft dat werk mee geholpen aan de inkleuring van natuur- en
reservaatgebieden op de gewestplannen. Hoewel de waarderingskaart aangeeft
dat 19,2 procent van Vlaanderen bestaat uit waardevolle tot zeer waardevolle
natuur, zijn die gebieden lang niet allemaal planologisch beveiligd.
Bovendien stel ik vast dat de autonome ontwikkeling van veel sectoren ook in
de ingekleurde groengebieden gewoon is doorgegaan. Logische conclusie is dat
het beleid inzake ruimtelijke ordening niet streng genoeg is om zachte
bestemmingen te handhaven, laat staan om de natuur op peil te houden. Daaruit
blijkt een gebrek aan respect, mede te wijten aan slechte of verkeerd
begrepen communicatie. Of misschien bewuste onwil.
Kan u hiervan een voorbeeld geven?
Toen het dossier van de Groene Hoofdstructuur begin jaren negentig op de
politieke tafel lag, vierde de desinformatie hoogtij. Dat initiatief is in
Nederland nog altijd de ruggengraat voor het beleid, maar werd hier
verkeerdelijk als een nieuw gewestplan voorgesteld, terwijl het gewoon een
poging was om aan te tonen waar ecologische netwerken in Vlaanderen konden
uitgewerkt worden. Waarbij rekening gehouden werd met actuele situaties en
onderscheid gemaakt werd tussen hoofd- en nevenfuncties. Helaas heeft
Vlaanderen toen een Europese trend gemist.
Iets recenter was er de betoging in Gent tegen de groene betutteling. Op
dat ogenblik zat de frustratie ook bij duizenden boeren erg diep
Laat me die betoging een spijtige uitschuiver noemen, een som van
misverstanden, complexe wetgeving allerhande. Ooit heb ik samen met de Boerenbond
de nuchtere cijfers over de achteruitgang van het landbouwareaal in de
periode 1970-1989 naast die van de opmars van natuurreservaten gelegd. Toen
bleek dat het landbouwgebied jaarlijks 9.210 hectare moest prijsgeven,
terwijl de beschermde gebieden met welgeteld 274 hectare aangroeiden. Kom dan
niet zeggen dat de landbouwgrond weggevreten werd door natuurbehoud.
Blijkbaar vonden stoorzenders er baat bij de natuur ten onrechte met de
vinger te wijzen voor al wat minder goed loopt in de landbouw. Toegegeven, na
1990 ging de aanwijzing van beschermde gebieden iets sneller vooruit, met 902
ha per jaar. Maar dat verklaart zeker niet de veel snellere inkrimping van
het landbouwareaal.
Heeft u dan geen begrip voor boeren die geconfronteerd worden met beperkende
beheersmaatregelen?
Natuurlijk wel. Van thuis uit ben ik verbonden met het platteland, en begrijp
me goed: het laatste wat het natuurbehoud wil, is een polarisatie van het
debat. Wat ik wel onbegrijpelijk vind, is dat landeigenaars tien hectare
landbouwgrond zonder slag of stoot kunnen verkopen aan welgestelde burgers,
die op dat terrein een villa of soms een half pretpark bouwen met exotische
parkvogels en streekvreemde beplantingen. Vaak komen er ook paarden aan te
pas, waardoor vele duizenden hectare in Vlaanderen overgaan in de handen van
hobbyboeren, wat dan weer leidt tot de verdere vertuining van de open
ruimte. Maar wanneer diezelfde grond voor dezelfde prijs wordt gekocht met
het oog op natuurherstel hoor je vaak protest in landbouwmiddens. Moeten
vakorganisaties aan dergelijke kreten gehoor geven? Gelukkig groeit het besef
dat in diverse natuurgebieden vaak nog aantrekkelijke landbouwactiviteiten
mogelijk blijven, wat zelden het geval is op privé-domeinen. Als boer zou ik
trouwens harder geprotesteerd hebben tegen de ontwikkeling van havengebieden
of suburbanisatie. Wat ik evenmin goed kan vatten, is dat de landbouw
vragende partij is om goede gronden langs de wegen te verkopen als bouwgrond,
terwijl tegelijkertijd de daling van het areaal wordt aangeklaagd.
Er klinkt verbittering in uw woorden
Geen verbittering, wel een teleurstelling dat er weinig verandert aan de
lintbebouwing en andere aanslagen op de open ruimte. En toch ben ik
tegelijkertijd hoopvol, gezien de gestage toename van natuur- en bosgebieden.
Er is het decreet op het natuurbehoud en ook vanuit de ruimtelijke ordening
hebben we instrumenten om er iets van te maken. En kijk naar het snel
groeiend aantal leden van de natuur-en milieubeweging of naar de talloze
recreanten die via de nieuwe fietsroutenetwerken de weg vinden naar
opengestelde natuurgebieden. Deze blijken van publiek draagvlak betekenen een
positief keerpunt.
19 procent van de landbouwbedrijven heeft een beheersovereenkomst
gesloten. Dan moet je toegeven dat ook de landbouwsector op de trein springt.
Ik ben voorzichtig optimistisch wanneer ik zie hoe de landbouw de natuur
nodig heeft als grondvest voor zijn maatschappelijke aanvaarding. Maar wie
onze natuur van dichtbij opvolgt, beseft dat veel kostbare tijd verloren
gaat, en sommige verliezen zijn onomkeerbaar. Gelukkig helpt Europa ons om
aan een evenwichtige omgevingskwaliteit te werken, denk aan de kwetsbare
gebieden. Mede hierdoor groeit bij landbouwers de aanvaarding voor verweving
en voor het bestaan van hoofd- en nevenfuncties op het platteland.
Kan je de natuur in Vlaanderen kwantitatief omschrijven?
Begin 2006 waren er 31.707 hectare natuur- en bosreservaat, verspreid over
926 gebieden. De gemiddelde oppervlakte van een beschermd gebied bedraagt dus
34,2 hectare. Als ik dat getal in het buitenland noem, kijkt men meewarig. De
gezamenlijke oppervlakte natuur- en bosreservaat bedraagt bij ons nauwelijks
meer dan twee procent, terwijl dit in het even dichtbevolkte
Nordrhein-Westfalen vijf procent is en in Nederland zelfs bijna tien procent.
De natuur in Vlaanderen is het toonbeeld van habitatverlies en versnippering.
Juist daarom zijn instrumenten zoals ecologische netwerken,
verwevingsgebieden en verbindingsgebieden als corridors broodnodig. De
overheid is er zich van bewust, nu moeten we nog de boer op.
Vlaanderen telt ook nog vogelrichtlijn- en habitatrichtlijngebieden. En
tegelijkertijd is de afbakening van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) aan
de gang
De vogelrichtlijn- en habitatrichtlijngebieden worden opgelegd door Europa en
gebundeld in het Natura 2000-netwerk. In Vlaanderen gaat het om 163.500
hectare, wat nog altijd significant minder is dan de 265.000 hectare
biologisch waardevolle oppervlakte natuur die onze waarderingskaart aangeeft.
Slechts vijftien procent van die speciale beschermingszones bestaat uit
reservaatgebied. Daarnaast wachten we in het kader van het Ruimtelijk
Structuurplan Vlaanderen al tien jaar op de inkleuring van de natuurlijke
structuur, maar tot hiertoe is slechts 87.000 van de vastgestelde 125.000
hectare afgebakend. Het INBO werkt aan de wetenschappelijke argumentatie om
ook de resterende 38.000 hectare ingevuld te krijgen. Verder zou er nog
10.000 hectare bos moeten bijkomen, maar dat is een erg moeizaam proces. Als
aanvulling naast de meest kwetsbare zones werd ook voorzien in 150.000
hectare verwevingsgebied, waarvan 70.000 hectare verweving met landbouw.
Helaas staan we hier nog zo goed als nergens. Maar ik neem aan dat onze
rechtsstaat ervoor zal zorgen dat de opgelopen achterstand ingehaald wordt.
Is er in de voorbije legislatuur niet veel tijd voorbijgegaan door de
eenzijdige afbakening van het VEN?
Eenzijdig? Er is altijd uitvoerig overleg geweest. Ik zou de redenering
eerder omdraaien: de gelijktijdige afbakening van gele en groene zones
bemoeilijkt het proces aangezien uit statistieken blijkt dat de geëiste
750.000 ha agrarische structuur in feite al lang niet meer als dusdanig af te
bakenen valt. Bovendien werd steevast op de verkeerde pianisten geschoten: het
is niet Vera Dua die in de vorige regering verantwoordelijk was voor de
ruimtelijke ordening.
Wat zijn naast versnippering de grootste problemen waar onze natuur mee
kampt?
De povere waterkwaliteit, verzuring, vermesting en verdroging, de
klimaatswijziging niet te vergeten. We moeten het water zolang mogelijk
vasthouden vooraleer het wegvloeit. Maar de klepstuwen in het vermaarde
Krekengebied liggen bijna permanent plat waardor rietlanden verdrogen en
vervolgens tot akkers omgeploegd worden. In de IJzervallei is er na ruim
twintig jaar nog altijd geen overeenstemming over het waterpeil. Naast de
bestemde natuurkernen moest dat gebied al lang één groot verwevingsgebied
geweest zijn, omdat er voor landbouw en natuur zóveel mogelijkheden zijn om
samen te werken. In bijvoorbeeld de Dijlevallei lukt dat wel en ook de
overstromingsgebieden langs de Schelde krijgen een gemengd gebruik. Het is
echter opvallend dat de landbouw zich vooral in West-Vlaanderen de laatste
jaren nog sterker dan vroeger vastklampt aan iedere hectare grond, zelfs aan
marginale gronden, en dat vooral voor mestafzet en intensivering.
Moeten er meer en beter vergoede beheersovereenkomsten komen?
Naar analogie met Nederland heb ik vroeger steeds gepleit om
inkomenscompensaties voor valleiboeren in te voeren, maar men heeft er
blijkbaar voor gekozen om gebieden zoals de IJzervallei snel droog te
trekken. Er zal dus veel méér nodig zijn dan alleen beheersovereenkomsten om
de onevenwichten weer recht te trekken. Al hoor je me uiteraard niet zeggen
dat de zorg voor kleine landschapselementen, perceelrandenbeheer en
maatregelen voor akkervogels niet nuttig zouden zijn. Maar dan moeten die
beheerspakketten wel grondig getoetst worden op hun effectiviteit. Een grote
handicap blijft natuurlijk het feit dat ze na vijf jaar aflopen, een termijn
die veel te kort is om aan duurzame natuurontwikkeling te doen. Bovendien kan
de optelsom van beheersovereenkomsten nooit gebiedsdekkend worden omdat ze
vrijblijvend zijn. Op dat vlak blijft dit instrument in gebreke. Aanvullend
moeten er dus wellicht bijkomende beheerspakketten komen. Maar in bepaalde
grote of kwetsbare gebieden moet tegelijk geaccepteerd worden dat het
precaire herstel van de biodiversiteit absolute voorrang krijgt en dat dit
het werkterrein is van ecologische organisaties.
Hoe is het met onze biodiversiteit gesteld?
Er is een mondiale consensus dat het huidige verlies van biodiversiteit de
kansen van de toekomstige generaties ondermijnt, en dat het zo niet verder
kan. Fietstoeristen kunnen genieten van mooie landschappen, zonder te
beseffen dat ze op het vlak van biodiversiteit soms niet meer zijn dan een
lege doos. De groene leegte bestaat wel degelijk. Op die plaatsen moeten we
samen naar win-win situaties zoeken, waarbij de boer zijn boterham blijft
verdienen, de bosbouwer, de jager en de visser zijn plaats vindt en de
overheid zich niet blauw betaalt aan subsidies. Dat kan voor een deel door
het herstel van waterpeilen aangezien veel gebieden droger gemaakt zijn dan
nodig, in die mate dat er vandaag zelfs beregend moet worden. Daardoor wordt
de maatschappij twee keer met een kost opgezadeld. Grondwaterputten verdrogen
immers vaak de verderop gelegen natte natuurgebieden, wat bijkomende
beheeruitgaven meebrengt. Dat is allesbehalve eco-logisch.
Wat kan de landbouw nog meer doen om kwetsbare natuurgebieden te
beschermen?
Naast de samenwerking voor het behoud van de open ruimte moet de landbouw ook
trachten de druk op kwetsbare natuurgebieden minimaal te houden door de
inperking van doorspoelende bestrijdingsmiddelen en een duurzaam beheer van
het watersysteem, met prioritaire aandacht voor de eutrofiëring van grond- en
oppervlaktewater. Positief is dat minister Peeters aan maatregelen werkt
zodat de landbouw kansen geeft aan diersoorten zoals ganzen en hamsters.
Daarnaast blijven belangrijke delen van het platteland een dagelijkse
ontmoetingsplaats tussen landbouw en natuur. Het INBO zorgt voor ecologische
onderbouwing, bijvoorbeeld via de monitoring van akkervogels, kartering van
habitats, indicatoren voor verdroging en adviezen over wenselijke
waterpeilen. Door dit veldwerk weten wij dat de mogelijkheden om samen te
werken toenemen, en dat samenwerking met natuurverenigingen voor landbouwers
vaak economisch interessant blijkt te zijn. Zo doen bijvoorbeeld veertig
landbouwers aan begrazingsbeheer in de beschermde Uitkerkse polder.
Bij het huidige afbakeningsproces is er in verwevingsgebieden alleen maar
sprake van agrarisch natuurbeheer indien de boer er op vrijwillige basis mee
instemt. Boerenbond vreest dat aan dit principe in toekomstige
natuurrichtplannen weer zou getornd worden. Terecht?
Ik weet niet wat achter de vrees van Boerenbond schuilgaat, maar inzake
ruimtebeslag zullen de zes bestaande natuurrichtplannen die ter studie
voorliggen nauwelijks impact hebben. Uiteraard zijn er wel veel
natuurbeheerplannen aangezien alle erkende reservaten er verplicht eentje
moeten hebben. Op basis van ecologische metingen worden hierover door de Hoge
Raad voor Natuurbehoud adviezen verstrekt. Als het gaat om natuurverweving
weten we dat in sommige gebieden een aantal autonome ontwikkelingen op het
vlak van bosbouw, landbouw, recreatie en ruimtelijke ordening in tegenspraak
zijn met de aanwezige natuurwaarden. Ik ben misschien wat ongeduldig, maar
als er niet snel ingegrepen wordt, zal het in veel gevallen ook achteraf niet
meer nodig zijn (sic). De landbouwsector heeft voor het duurzaam behoud van
dit soort gebieden wel degelijk een grote verantwoordelijkheid.
In 1975 heeft u een doctoraatsstudie gemaakt over kolganzen en kleine
rietganzen. Die vogels staan meer dan ooit in de schijnwerpers door hun
groeiende populatie.
Vergeet niet dat overwinterende ganzen tot het internationaal patrimonium
behoren. Tot tien jaar geleden namen hun aantallen toe. Omdat die intussen
gestabiliseerd zijn en tegelijk de spreiding toeneemt, daalt de gemiddelde
begrazingsdruk en dus ook de landbouwschade. Samen met het ILVO zoeken we
niettemin uit via welke procedure en op welke plaatsen het billijk is om
gewasschade te vergoeden. Voorts moeten we de mensen met een goede
communicatie overtuigen dat ganzen niet zozeer gasten met lasten zijn, maar
wel een natuurfenomeen dat nu eenmaal gebeurt. Net zoals het regent en
sneeuwt. Bijen en lieveheersbeestjes zijn toevallig nuttig voor de landbouw,
voor ganzen geldt dat jammer genoeg niet. Maar je kan toch niet alle
economische voordelen van de natuur dankbaar aannemen en de rest achteloos
negeren of zelfs bestrijden?
Is het gras van het natuurbehoud in het buitenland wel zoveel groener?
Wanneer je goed kijkt naar de manier waarop Nederlanders, Engelsen, Duitsers
of Denen het natuurbehoud al decennialang aanpakken, dan stel je toch grote
verschillen vast. Deels heeft dat allicht te maken met onze gelatiniseerde
volksaard. Na de oorlogsjaren werd ons land heropgebouwd zonder wet op de
stedenbouw. De golden sixties, met daarna Mansholt en zijn schaalvergroting
deden de rest. Dit is geen verwijt, maar een oproep om het roer om te gooien.
Binnen enkele maanden gaat u met pensioen. Uw boodschap aan de
landbouwsector is er een van verzoening?
Verzoening waar nodig, samenwerking waar mogelijk. Landbouw en natuurbehoud
moeten samen streven naar een nieuw evenwicht, een nieuwe orde. Een creatieve
en milieubewuste beleidsvoering moet langetermijnplanningen durven maken
waarbij de rol van de landbouw net zoals in het buitenland sterk zal
hertekend worden. Onze generatie ervaart de teloorgang van de veldleeuwerik,
het symbool bij uitstek van het platteland, als een groot verlies. Hopelijk kan
ik er nog actief toe bijdragen dat de lat voldoende hoog wordt gelegd om het
tij te keren.
|