Mijn meer dan 40 jaar ervaring met tuinieren en het telen van vele
soorten (klein)fruit zonder scheikundige bemesting en - spuiten wil ik
meedelen en zelf nog bijleren.
Voor de fruitliefhebber
13-02-2007
MERITARE
MERITARE
Van
Herman Vandepoele kreeg ik een schitterende foto van een van zijn
lievelingspruimen doorgestuurd.
19 procent van de
landbouwbedrijven heeft inmiddels een beheersovereenkomst gesloten. Nog eens
27 procent heeft concrete plannen en/of doet aan natuurvriendelijke landbouw zonder
beheersovereenkomst. De toegenomen interesse bij boeren geldt voor bijna alle
vormen van milieuvriendelijke landbouw: lagere bemestingsnormen, weide- en
akkerrandenbeheer, erosiebestrijding en de teelt van bedreigde variëteiten en
rassen. Kortom, de natuurvriendelijke landbouw breekt door. Met zoveel
woorden stond het onlangs te lezen in het ledenblad van Boerenbond.
Enkele weken later werd op het congres van diezelfde vakorganisatie een
resolutie goedgekeurd over een maximale scheiding tussen landbouw en natuur,
ook in verwevingsgebieden. In een poging om de ogenschijnlijke paradoxen te
ontwarren, gingen we ons licht opsteken bij professor Eckhart Kuijken, hoofd
van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO), dat met 270
medewerkers in hoofdzaak beleidsvoorbereidend onderzoek presteert op het vlak
van natuur, bos en de duurzame ontwikkeling van onze biodiversiteit. Kuijken
noemt zichzelf graag gedreven en eigengereid, is uitvinder van de biologische
waarderingskaart, doceert onder meer aan de Gentse landbouwfaculteit en is al
meer dan twintig jaar een autoriteit in de natuursector.
Kuijken: Natuursector is geen correct begrip. De natuur is immers
geen sector, maar wel een facet van onze omgeving dat inherent verweven is
met alle sectoren. Niet alleen op het platteland. In de steden leven immers
ook gierzwaluwen en kerkuilen, en op stenen groeit mos.
Heeft u moeten slikken toen u de goedgekeurde resoluties van Boerenbond
onder ogen kreeg? De landbouwsector wil blijkbaar graag met het natuurbehoud
praten, maar dan wel liefst over een boedelscheiding op het platteland.
Dat stemt me bedroefd. Mijn motto is om landbouw en natuur te verweven waar
mogelijk en enkel te scheiden waar nodig. Het zou toch zonde zijn om ons
versnipperde platteland vol te bouwen met netjes gescheiden ivoren torentjes?
Landbouw en natuur zijn integendeel de grootste bondgenoten in de strijd voor
het behoud van de open ruimte tegen de oprukkende industrie en woningbouw.
Dat bondgenootschap is op het terrein niet altijd zichtbaar. Waar zijn
historisch de tegenstellingen gegroeid?
Met de biologische waarderingskaart is het INBO al twintig jaar bezig om een
objectieve beschrijving te geven van alle natuurwaarden in Vlaanderen. Hier
en daar heeft dat werk mee geholpen aan de inkleuring van natuur- en
reservaatgebieden op de gewestplannen. Hoewel de waarderingskaart aangeeft
dat 19,2 procent van Vlaanderen bestaat uit waardevolle tot zeer waardevolle
natuur, zijn die gebieden lang niet allemaal planologisch beveiligd.
Bovendien stel ik vast dat de autonome ontwikkeling van veel sectoren ook in
de ingekleurde groengebieden gewoon is doorgegaan. Logische conclusie is dat
het beleid inzake ruimtelijke ordening niet streng genoeg is om zachte
bestemmingen te handhaven, laat staan om de natuur op peil te houden. Daaruit
blijkt een gebrek aan respect, mede te wijten aan slechte of verkeerd
begrepen communicatie. Of misschien bewuste onwil.
Kan u hiervan een voorbeeld geven?
Toen het dossier van de Groene Hoofdstructuur begin jaren negentig op de
politieke tafel lag, vierde de desinformatie hoogtij. Dat initiatief is in
Nederland nog altijd de ruggengraat voor het beleid, maar werd hier
verkeerdelijk als een nieuw gewestplan voorgesteld, terwijl het gewoon een
poging was om aan te tonen waar ecologische netwerken in Vlaanderen konden
uitgewerkt worden. Waarbij rekening gehouden werd met actuele situaties en
onderscheid gemaakt werd tussen hoofd- en nevenfuncties. Helaas heeft
Vlaanderen toen een Europese trend gemist.
Iets recenter was er de betoging in Gent tegen de groene betutteling. Op
dat ogenblik zat de frustratie ook bij duizenden boeren erg diep
Laat me die betoging een spijtige uitschuiver noemen, een som van
misverstanden, complexe wetgeving allerhande. Ooit heb ik samen met de Boerenbond
de nuchtere cijfers over de achteruitgang van het landbouwareaal in de
periode 1970-1989 naast die van de opmars van natuurreservaten gelegd. Toen
bleek dat het landbouwgebied jaarlijks 9.210 hectare moest prijsgeven,
terwijl de beschermde gebieden met welgeteld 274 hectare aangroeiden. Kom dan
niet zeggen dat de landbouwgrond weggevreten werd door natuurbehoud.
Blijkbaar vonden stoorzenders er baat bij de natuur ten onrechte met de
vinger te wijzen voor al wat minder goed loopt in de landbouw. Toegegeven, na
1990 ging de aanwijzing van beschermde gebieden iets sneller vooruit, met 902
ha per jaar. Maar dat verklaart zeker niet de veel snellere inkrimping van
het landbouwareaal.
Heeft u dan geen begrip voor boeren die geconfronteerd worden met beperkende
beheersmaatregelen?
Natuurlijk wel. Van thuis uit ben ik verbonden met het platteland, en begrijp
me goed: het laatste wat het natuurbehoud wil, is een polarisatie van het
debat. Wat ik wel onbegrijpelijk vind, is dat landeigenaars tien hectare
landbouwgrond zonder slag of stoot kunnen verkopen aan welgestelde burgers,
die op dat terrein een villa of soms een half pretpark bouwen met exotische
parkvogels en streekvreemde beplantingen. Vaak komen er ook paarden aan te
pas, waardoor vele duizenden hectare in Vlaanderen overgaan in de handen van
hobbyboeren, wat dan weer leidt tot de verdere vertuining van de open
ruimte. Maar wanneer diezelfde grond voor dezelfde prijs wordt gekocht met
het oog op natuurherstel hoor je vaak protest in landbouwmiddens. Moeten
vakorganisaties aan dergelijke kreten gehoor geven? Gelukkig groeit het besef
dat in diverse natuurgebieden vaak nog aantrekkelijke landbouwactiviteiten
mogelijk blijven, wat zelden het geval is op privé-domeinen. Als boer zou ik
trouwens harder geprotesteerd hebben tegen de ontwikkeling van havengebieden
of suburbanisatie. Wat ik evenmin goed kan vatten, is dat de landbouw
vragende partij is om goede gronden langs de wegen te verkopen als bouwgrond,
terwijl tegelijkertijd de daling van het areaal wordt aangeklaagd.
Er klinkt verbittering in uw woorden
Geen verbittering, wel een teleurstelling dat er weinig verandert aan de
lintbebouwing en andere aanslagen op de open ruimte. En toch ben ik
tegelijkertijd hoopvol, gezien de gestage toename van natuur- en bosgebieden.
Er is het decreet op het natuurbehoud en ook vanuit de ruimtelijke ordening
hebben we instrumenten om er iets van te maken. En kijk naar het snel
groeiend aantal leden van de natuur-en milieubeweging of naar de talloze
recreanten die via de nieuwe fietsroutenetwerken de weg vinden naar
opengestelde natuurgebieden. Deze blijken van publiek draagvlak betekenen een
positief keerpunt.
19 procent van de landbouwbedrijven heeft een beheersovereenkomst
gesloten. Dan moet je toegeven dat ook de landbouwsector op de trein springt.
Ik ben voorzichtig optimistisch wanneer ik zie hoe de landbouw de natuur
nodig heeft als grondvest voor zijn maatschappelijke aanvaarding. Maar wie
onze natuur van dichtbij opvolgt, beseft dat veel kostbare tijd verloren
gaat, en sommige verliezen zijn onomkeerbaar. Gelukkig helpt Europa ons om
aan een evenwichtige omgevingskwaliteit te werken, denk aan de kwetsbare
gebieden. Mede hierdoor groeit bij landbouwers de aanvaarding voor verweving
en voor het bestaan van hoofd- en nevenfuncties op het platteland.
Kan je de natuur in Vlaanderen kwantitatief omschrijven?
Begin 2006 waren er 31.707 hectare natuur- en bosreservaat, verspreid over
926 gebieden. De gemiddelde oppervlakte van een beschermd gebied bedraagt dus
34,2 hectare. Als ik dat getal in het buitenland noem, kijkt men meewarig. De
gezamenlijke oppervlakte natuur- en bosreservaat bedraagt bij ons nauwelijks
meer dan twee procent, terwijl dit in het even dichtbevolkte
Nordrhein-Westfalen vijf procent is en in Nederland zelfs bijna tien procent.
De natuur in Vlaanderen is het toonbeeld van habitatverlies en versnippering.
Juist daarom zijn instrumenten zoals ecologische netwerken,
verwevingsgebieden en verbindingsgebieden als corridors broodnodig. De
overheid is er zich van bewust, nu moeten we nog de boer op.
Vlaanderen telt ook nog vogelrichtlijn- en habitatrichtlijngebieden. En
tegelijkertijd is de afbakening van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) aan
de gang
De vogelrichtlijn- en habitatrichtlijngebieden worden opgelegd door Europa en
gebundeld in het Natura 2000-netwerk. In Vlaanderen gaat het om 163.500
hectare, wat nog altijd significant minder is dan de 265.000 hectare
biologisch waardevolle oppervlakte natuur die onze waarderingskaart aangeeft.
Slechts vijftien procent van die speciale beschermingszones bestaat uit
reservaatgebied. Daarnaast wachten we in het kader van het Ruimtelijk
Structuurplan Vlaanderen al tien jaar op de inkleuring van de natuurlijke
structuur, maar tot hiertoe is slechts 87.000 van de vastgestelde 125.000
hectare afgebakend. Het INBO werkt aan de wetenschappelijke argumentatie om
ook de resterende 38.000 hectare ingevuld te krijgen. Verder zou er nog
10.000 hectare bos moeten bijkomen, maar dat is een erg moeizaam proces. Als
aanvulling naast de meest kwetsbare zones werd ook voorzien in 150.000
hectare verwevingsgebied, waarvan 70.000 hectare verweving met landbouw.
Helaas staan we hier nog zo goed als nergens. Maar ik neem aan dat onze
rechtsstaat ervoor zal zorgen dat de opgelopen achterstand ingehaald wordt.
Is er in de voorbije legislatuur niet veel tijd voorbijgegaan door de
eenzijdige afbakening van het VEN?
Eenzijdig? Er is altijd uitvoerig overleg geweest. Ik zou de redenering
eerder omdraaien: de gelijktijdige afbakening van gele en groene zones
bemoeilijkt het proces aangezien uit statistieken blijkt dat de geëiste
750.000 ha agrarische structuur in feite al lang niet meer als dusdanig af te
bakenen valt. Bovendien werd steevast op de verkeerde pianisten geschoten: het
is niet Vera Dua die in de vorige regering verantwoordelijk was voor de
ruimtelijke ordening.
Wat zijn naast versnippering de grootste problemen waar onze natuur mee
kampt?
De povere waterkwaliteit, verzuring, vermesting en verdroging, de
klimaatswijziging niet te vergeten. We moeten het water zolang mogelijk
vasthouden vooraleer het wegvloeit. Maar de klepstuwen in het vermaarde
Krekengebied liggen bijna permanent plat waardor rietlanden verdrogen en
vervolgens tot akkers omgeploegd worden. In de IJzervallei is er na ruim
twintig jaar nog altijd geen overeenstemming over het waterpeil. Naast de
bestemde natuurkernen moest dat gebied al lang één groot verwevingsgebied
geweest zijn, omdat er voor landbouw en natuur zóveel mogelijkheden zijn om
samen te werken. In bijvoorbeeld de Dijlevallei lukt dat wel en ook de
overstromingsgebieden langs de Schelde krijgen een gemengd gebruik. Het is
echter opvallend dat de landbouw zich vooral in West-Vlaanderen de laatste
jaren nog sterker dan vroeger vastklampt aan iedere hectare grond, zelfs aan
marginale gronden, en dat vooral voor mestafzet en intensivering.
Moeten er meer en beter vergoede beheersovereenkomsten komen?
Naar analogie met Nederland heb ik vroeger steeds gepleit om
inkomenscompensaties voor valleiboeren in te voeren, maar men heeft er
blijkbaar voor gekozen om gebieden zoals de IJzervallei snel droog te
trekken. Er zal dus veel méér nodig zijn dan alleen beheersovereenkomsten om
de onevenwichten weer recht te trekken. Al hoor je me uiteraard niet zeggen
dat de zorg voor kleine landschapselementen, perceelrandenbeheer en
maatregelen voor akkervogels niet nuttig zouden zijn. Maar dan moeten die
beheerspakketten wel grondig getoetst worden op hun effectiviteit. Een grote
handicap blijft natuurlijk het feit dat ze na vijf jaar aflopen, een termijn
die veel te kort is om aan duurzame natuurontwikkeling te doen. Bovendien kan
de optelsom van beheersovereenkomsten nooit gebiedsdekkend worden omdat ze
vrijblijvend zijn. Op dat vlak blijft dit instrument in gebreke. Aanvullend
moeten er dus wellicht bijkomende beheerspakketten komen. Maar in bepaalde
grote of kwetsbare gebieden moet tegelijk geaccepteerd worden dat het
precaire herstel van de biodiversiteit absolute voorrang krijgt en dat dit
het werkterrein is van ecologische organisaties.
Hoe is het met onze biodiversiteit gesteld?
Er is een mondiale consensus dat het huidige verlies van biodiversiteit de
kansen van de toekomstige generaties ondermijnt, en dat het zo niet verder
kan. Fietstoeristen kunnen genieten van mooie landschappen, zonder te
beseffen dat ze op het vlak van biodiversiteit soms niet meer zijn dan een
lege doos. De groene leegte bestaat wel degelijk. Op die plaatsen moeten we
samen naar win-win situaties zoeken, waarbij de boer zijn boterham blijft
verdienen, de bosbouwer, de jager en de visser zijn plaats vindt en de
overheid zich niet blauw betaalt aan subsidies. Dat kan voor een deel door
het herstel van waterpeilen aangezien veel gebieden droger gemaakt zijn dan
nodig, in die mate dat er vandaag zelfs beregend moet worden. Daardoor wordt
de maatschappij twee keer met een kost opgezadeld. Grondwaterputten verdrogen
immers vaak de verderop gelegen natte natuurgebieden, wat bijkomende
beheeruitgaven meebrengt. Dat is allesbehalve eco-logisch.
Wat kan de landbouw nog meer doen om kwetsbare natuurgebieden te
beschermen?
Naast de samenwerking voor het behoud van de open ruimte moet de landbouw ook
trachten de druk op kwetsbare natuurgebieden minimaal te houden door de
inperking van doorspoelende bestrijdingsmiddelen en een duurzaam beheer van
het watersysteem, met prioritaire aandacht voor de eutrofiëring van grond- en
oppervlaktewater. Positief is dat minister Peeters aan maatregelen werkt
zodat de landbouw kansen geeft aan diersoorten zoals ganzen en hamsters.
Daarnaast blijven belangrijke delen van het platteland een dagelijkse
ontmoetingsplaats tussen landbouw en natuur. Het INBO zorgt voor ecologische
onderbouwing, bijvoorbeeld via de monitoring van akkervogels, kartering van
habitats, indicatoren voor verdroging en adviezen over wenselijke
waterpeilen. Door dit veldwerk weten wij dat de mogelijkheden om samen te
werken toenemen, en dat samenwerking met natuurverenigingen voor landbouwers
vaak economisch interessant blijkt te zijn. Zo doen bijvoorbeeld veertig
landbouwers aan begrazingsbeheer in de beschermde Uitkerkse polder.
Bij het huidige afbakeningsproces is er in verwevingsgebieden alleen maar
sprake van agrarisch natuurbeheer indien de boer er op vrijwillige basis mee
instemt. Boerenbond vreest dat aan dit principe in toekomstige
natuurrichtplannen weer zou getornd worden. Terecht?
Ik weet niet wat achter de vrees van Boerenbond schuilgaat, maar inzake
ruimtebeslag zullen de zes bestaande natuurrichtplannen die ter studie
voorliggen nauwelijks impact hebben. Uiteraard zijn er wel veel
natuurbeheerplannen aangezien alle erkende reservaten er verplicht eentje
moeten hebben. Op basis van ecologische metingen worden hierover door de Hoge
Raad voor Natuurbehoud adviezen verstrekt. Als het gaat om natuurverweving
weten we dat in sommige gebieden een aantal autonome ontwikkelingen op het
vlak van bosbouw, landbouw, recreatie en ruimtelijke ordening in tegenspraak
zijn met de aanwezige natuurwaarden. Ik ben misschien wat ongeduldig, maar
als er niet snel ingegrepen wordt, zal het in veel gevallen ook achteraf niet
meer nodig zijn (sic). De landbouwsector heeft voor het duurzaam behoud van
dit soort gebieden wel degelijk een grote verantwoordelijkheid.
In 1975 heeft u een doctoraatsstudie gemaakt over kolganzen en kleine
rietganzen. Die vogels staan meer dan ooit in de schijnwerpers door hun
groeiende populatie.
Vergeet niet dat overwinterende ganzen tot het internationaal patrimonium
behoren. Tot tien jaar geleden namen hun aantallen toe. Omdat die intussen
gestabiliseerd zijn en tegelijk de spreiding toeneemt, daalt de gemiddelde
begrazingsdruk en dus ook de landbouwschade. Samen met het ILVO zoeken we
niettemin uit via welke procedure en op welke plaatsen het billijk is om
gewasschade te vergoeden. Voorts moeten we de mensen met een goede
communicatie overtuigen dat ganzen niet zozeer gasten met lasten zijn, maar
wel een natuurfenomeen dat nu eenmaal gebeurt. Net zoals het regent en
sneeuwt. Bijen en lieveheersbeestjes zijn toevallig nuttig voor de landbouw,
voor ganzen geldt dat jammer genoeg niet. Maar je kan toch niet alle
economische voordelen van de natuur dankbaar aannemen en de rest achteloos
negeren of zelfs bestrijden?
Is het gras van het natuurbehoud in het buitenland wel zoveel groener?
Wanneer je goed kijkt naar de manier waarop Nederlanders, Engelsen, Duitsers
of Denen het natuurbehoud al decennialang aanpakken, dan stel je toch grote
verschillen vast. Deels heeft dat allicht te maken met onze gelatiniseerde
volksaard. Na de oorlogsjaren werd ons land heropgebouwd zonder wet op de
stedenbouw. De golden sixties, met daarna Mansholt en zijn schaalvergroting
deden de rest. Dit is geen verwijt, maar een oproep om het roer om te gooien.
Binnen enkele maanden gaat u met pensioen. Uw boodschap aan de
landbouwsector is er een van verzoening?
Verzoening waar nodig, samenwerking waar mogelijk. Landbouw en natuurbehoud
moeten samen streven naar een nieuw evenwicht, een nieuwe orde. Een creatieve
en milieubewuste beleidsvoering moet langetermijnplanningen durven maken
waarbij de rol van de landbouw net zoals in het buitenland sterk zal
hertekend worden. Onze generatie ervaart de teloorgang van de veldleeuwerik,
het symbool bij uitstek van het platteland, als een groot verlies. Hopelijk kan
ik er nog actief toe bijdragen dat de lat voldoende hoog wordt gelegd om het
tij te keren.
Jeanne de nieuwe stekelbes is bij ons al te bekomen.
Net van
Marc Geens Feedback gekregen.
Zopas jouw artikeltje ten gronde gelezen.
In feite gaat het om het ras dat wij al enkele jaren van de US genenbank hebben
gekregen en dat wij verkopen onder de selectienaam OT126.
We zullen onze volgende catalogus dan ook aanpassen en de naam Jeanne gaan
hanteren.
In onze collectietuin worden de bessen wel wat groter (6,5 - 8 gram), is de
productie redelijk, maar valt hij op door zijn stekelloosheid, late rijptijd (de laatste) en goede smaak. Op een
schaduwrijke plek hebben we er in september pas rijpe bessen aan, op een
zonnige plek is dit begin augustus.
Magna Glauca. Voor
confituur zijn allerbeste pruim. ( Bij mij is dat de Belle de Louvain.)
Mirabelle dorée
Sultan
1 *
Victoria. Waarschijnlijk
omdat er bij Herman altijd te veel vruchten op staan. Sterkgedund zijn dit best lekkere pruimen.
Zijn
slechtste pruim ooit was de Stoneless
prune: uitgekapt.
Hij wacht
nog op vruchten van RC sanguine de
Wismes, Rode Japansepruim, Jubileum
: grote, blauwe vrucht. (In 2006 was dit mijn beste.) en Coes golden Drop.
Het is
Herman opgevallen, dat telkens wanneer hij 2 bomen van verschillende herkomst
heeft, deze afkomstig uit de zware klei van Bart Dequidt in Kemmel, dat deze
ook steeds de beste smaak hebben,niettegenstaande de vruchten van een andere herkomst er iets mooier en
groter uitzagen.
Nadat we
de enten geknipt hadden was het interessant te zien hoe het hout van de
verschillende rassen eigen kenmerken (verschil in lenticellen of huidmondjes)
en tinten heeft. Voordien had Herman al gewezen op het donzen uitzicht van de
jonge scheuten van Priesse Double.
De uitnodiging van Herman om in de zomer de proef op de som
te komen nemen, zullen we niet vergeten!
Mijn
goede vriend Louis Eelen, pruimenenthoesiast en ik treinden voor 4 naar Herman
Van De Poele te Torhout met het oog op entmateriaal.
Op 1000
m² bezit Herman een formidabele
pruimencollectie , op gedraineerde zandleemgrond. De pruimen doen het er
uitstekend en elk jaar is er een goede tot uitstekende oogst.
In de
Kempen bij Louis en mij is dat heel wat minder.
Herman
heeft een paar vrienden die het wijnmaken tot in de puntjes kennen. Een goed
deel van de pruimen wordt aldus verwerkt.
Bij een
superieure rabarber-pruimenwijn hadden we een lange babbel.
Ik was
blij enkele zaken uit zijn rijke ervaring te kunnen noteren.
Voor een
liefhebber is de eetkwaliteit het voornaamste.
Herman
heeft zijn pruimen in 4 reeksen ingedeeld.
Hij geeft
zijn topreeks **** sterren.
Meritare is op Early
Laxton na, zijn vroegstrijpende pruim. (Soms al begin juli). Het is een vaste
pruim die haar kwaliteit een week behoudt.
In een
vroeg stadium, mits de nodige kleur is de vrucht al te genieten.
Zeer te
spreken is Herman ook over Opal,
eveneens een vroege pruim vanaf de derde week van juli. Voor de gewone handel
is deze pruim niet groot genoeg. Het is een regelmatige drager. En wat
bijzonder is: zelfs bij te grote dracht blijven de pruimen lekker. Ik vind dit ook de pruim nr. 1 voor de liefhebber.
Monsieur Hâtif, een pruim
die rijpt tegen midden augustus krijgt eveneens 4 sterren. Het is de pruim die
mijn kindertijd verblijd heeft. In Ichtegem noemden we ze eierpruimen.
Reine Claude dOuillins,
een grote gele pruim, is bij hem een regelmatige drager. Zo is het niet bij mij (Onderstam Myrobolaan).
Bleu de Belgique is een
andere kwaliteitspruim.
Kirkes Plum, geeft grote
uitstekende vruchten, maar met mate.
Mirabelle de Nancy heeft
elk jaar zon zware dracht dat hij de takken moet opbinden.
En
tenslotte is er Priesse Double,2 de helft aug., draagt over een lange
periode. De vruchtbaarheid laat echter heel lang op zich wachten.
Deze
pruim heeft een formidabel aroma. Een
paar vruchten op de schaal en de ganse ruimte is er van vervuld.
Reine Claude Dorée, Jefferson, grote, gele pruim, eind
aug., moniliagevoelig.
Prune de Prince en de zeer
late, gele SteCatherine sluiten de rij. (Bij mij is deze helemaal niet
vruchtbaar.)
Een
behartenswaardige reactie op Jeanne
van Marc Geens, de stekelbessenspecialist van Zomergem
Bedankt
voor de info. Ik had al een ander artikel gezien.
Het is verbazend hoeveel aandacht er aan deze lancering wordt gegeven voor een
bes met erg kleine vruchten.
Bij ons halen goede rassen vruchtgewichten van 12 gram en meer.
Zelf leg ik de norm op 8 gram en totale productie voor een struik op 2,5 kg.
Ik zie er vooral een verzamelobject in, maar zeker geen aanrader voor de
Europese markt. En dan weet ik nog niet eens of de smaak bij ons goed zou
liggen...
Zelf denk ik dat vooral de kleur de
gewone consumenten niet zal aanstaan.
Captivator, evenals de rode en de gele Hinonmakis hebben ook maar kleine bessen, maar om
hun gezondheid en smaak worden ze hier door de liefhebbers
algemeen geteeld.
Aan de
Oregon State University te Corvallis in de staat Oregon, VS.
werd de
nieuwe, resistente stekelbes Jeanne
ontwikkeld.
(De staat
Oregon ligt boven Californië, aan de westkust van de Verenigde Staten).
Het is
een laatrijpende, donkerrode, dessert stekelbes, zowel voor commerciële teelt
als voor de liefhebber.
In Oregon
verschijnen de eerste blaadjes op het einde van maart. De volle bloei vindt
plaats van midden - of einde april, 7 dagen tot 2 weken later dan bij Malling Invicta of Captivator. (Bij ons populaire rassen).
De
middelgrote bessen (5 g) rijpen een week later dan voornoemde. De bessen zijn
donkerder dan deze van Captivator.
De
productie is hoger dan deze van de meeste stekelbessen, ongeveer 1,5 kg per
plant.
De
groeiwijze is opgericht.
De smaak
is vol en zoet, beter dan Captivator.
Vruchtkwaliteit:oBrix = 16,6 (suiker) Anthocyaniden= 19,7
mg/100 g bessen
Phenolen=
128,4mg/ 100g bessen
Resistentie:
Bladeren
en vruchten hebben een hoge resistentie tegen de meeldauw (Sphaerotheca mors
uva Schwein). Op een schaalvan 1 (minst
gevoelig) tot 9 (zeer gevoelig) behaalt het ras een 1, zowel op bladeren en
vruchten. Vergelijk: Captivator telkens 2; Invicta: bladeren 2, vruchten 3. Al
de jaren is dit zo gebleven. (De plant werd gecreëerd in 1981).
Er was
praktisch geen aantasting door bladluizen en rupsen van zaagwespen
(Pachynematus spp). Vergelijk 1 voor Jeanne, 9 voor Jubelee Careless.
Aantasting
door de zwarte vlekken - of bladvalziekte (Drepanopeziza ribis (Kleb) Hohn,
werd tijdens de zomer opgemerkt op sommige bladeren, maar leek geen schade te
veroorzaken aan de plant.
De vraag is nu hoe lang nog wachten op plantmateriaal bij
ons?
Bij het
bezoek aan Howard was ik eerst een kijkje gaan nemen in het Plantcenter van
Wisley. Ze hebben er een uitgebreid assortiment, maar wel aan 3 X de prijs van
bij ons.
Ik was
benieuwd of ze soms al de nieuwe zwarte bes Big Ben aanboden, je kon nooit weten.
Bij de
Kiwis zag ik enkel rassen van de grote, harige kiwi en geen Siberische.
Toen ik
dit aan Howard zei, antwoordde hij dat er vroeger wel proeven waren geweest,
maar dat de vroege bloemen in Engeland telkens bevroren en men afzag van
verspreiding.
Twintig
jaar terug zag ik ook argutas in de toenmalige Fruitproeftuin van Wilhelminadorp (Zeeland). Ik weet nog dat de
planten niet bevroren (het vroor toen nog s winters!), maar van vruchten
herinner ik mij niets.
Christian
De Kezel te St Amandsberg heeft een beregeningsinstallatie om in geval van late
nachtvorst te kunnen ingrijpen.
Marc
Geens te Zomergem heeft die niet en heeft intussen al enkele jaren ervaring. In
zijn assortiment biedt hij wel verschillende Siberische kiwirassen aan.
Bij een volgende gelegenheid ben ik benieuwd zijn
ondervinding te horen. Indien niet interessant zou hij die zeker niet
aanbieden.
We logeren bij Dallas en Dan. Hij is een Nieuw-Zeelandse
ingenieur en zij een Chinese doctor in de geneeskunde. Hun dochtertje Vivian is
2,6 jaar.
Dan was de vriendin van dochter Leen, die net na de
studentenrevolte (1989) op het Tiamenplein, Engels gaf op de Medische Universiteit van
de Chinese Spoorwegen te Nanjin. Dan leerde Leen Chinees en zij Dan Engels.
Daarna heeft Dan haar studies verder gezet in Engeland. In 2002 is zij getrouwd
en Leen was aanwezig op de bruiloft in Londen.
Na een stevig Engels ontbijt trekken we naar
Londen. In het station van Sellhurst ( deelgemeente van het grote Croyden ) kopen we een dagpas voor trein en metro.
£ 5.7 voor een volwassene. Tot 15 j. betaal je slechts
£1! Als dat niet kindvriendelijk is.
In Victoria station was het
overcrowded. Je
moest je door de menigte wringen. We namen de metro - heel eenvoudig: je steekt je kaartje in de gleuf, het floept er iets voor je weer half uit. Je trekt het er helemaal uit en de deurpanden vliegen open. - tot Waterloo station en
wandelden tot de Thames. Een schitterende, zonnige, warme lentedag. Een thermometer heb ik niet gezien, maar in de eigen contreien heb ik gehoord dat het 15 °C was. Veel zondagmensen, boekenstalletjes, levende
standbeelden en andere exhibitiemensen. Een reuzenque aan het London Eye, het
135 m hoge reuzenrad. Je betaalt vanaf 16 j £ 14.50 (5-15: £7.25) voor een rit
van een half uur.
Open vanaf 10am tot 8pm (ante en post meridiem). (in de zomer tot 9.00pm).
We trokken naar het Science Museum en
profiteerden ervan om een safarifilm (Zuid Afrika) in 3 D te zien. Je krijgt hiervoor een speciale bril. Precies of
de dieren voor uw neus lopen. Ik herbeleefde de beelden uit Etosha (Namibië),
de Serengetti (Tanzanië) en Wasa (Kameroen). We gingen telkens op familiebezoek
naar de dochters.
Daarna bezochten we Harrods, het befaamde
chique grootwarenhuis met zijn feeërieke verlichting. We hadden vooral oog voor
de delicatessenafdeling in art-deco stijl.
Terug de metro in om de sfeer van Covent Garden
op te snuiven. Op de terugweg een deugddoende Guiness gedronken in een mooie, autentieke,
maar zeer rokerige pub. Het zal nog wat duren vooraleer hier een rookverbod zal
uitgevaardigd worden!
(Op de foto Howard en Elisabeth, ik, dochter Mieke, kleinkinderen Jonas en Yamsi. Klik op de foto voor groter beeld)
Vorige
vrijdag 1 februari was het een plezier Howard Stringer en zijn vrouw Elisa beth nog eens thuis te gaan opzoeken.
Beiden zijn nog heel kranig voor hun 85. Howard is goed hersteld na zijn
hartoperatie in oktober vorig jaar. Zij zijn nog steeds actief lid van de
Friends of Brogdale en de Fruitgroup of the Royal Horticultural Society. Toen
ik destijds van Brian Self, een voormalige medewerker te East Malling, vernam
dat de fruitgroep zon 200 leden telde, maakte ik mij de bedenking dat
fruitliefhebbers maar een zeldzaam ras zijn, als je vergelijkt met de 300.000
leden van de RHS!
Howard
woont te Send in het graafschap Surrey. Send ligt maar een goede 5 km
verwijderd van Wisley Gardens, hoofdkwartier van de RHS. Howard is een fijnproever.
Het ras Otava dat ik hem destijds bezorgde vindt hij een van zijn heerlijkste
appels.
Ditmaal
gaf hij mij vruchten en enthout van Frémy,
een late, Franse dessertappel.Ik
had nog nooit van dit ras gehoord.
De vrucht
werd circa 1830-40 door boer Frémy van Cherré, Maine et Loire geteeld. Joan
Morgan in The Book of Apples omschrijft de vrucht als volgt: rijk, veel
suiker, fijn van structuur, vast, diep romig vlees. Ik kreeg een paar appels mee om thuis te proeven. Een lekkere appel vond ook Aleide. Evenwel lijkt de textuur toch iets minder fijn dan de beschrijving van Joan.
Plukrijp
midden, eind oktober. Eetrijp: januari-april. De pel is geel-groen en iets gebronseerd
(russet is de Engelse term). Formaat: gemiddeld of iets groter.
Ook gezien de lange bewaarbaarheid een interessante
variëteit voor de liefhebber. En nu maar hopen dat het enten lukt.
Ook in Duitse Groenten en Fruit
zitten illegale Pesticiden
Op 30.01.2007 publiceerde Greenpeace Duitsland de verontrustende
resultaten van haar onderzoek.
Ze onderzochten 84 stalen en bij 29 % troffen
ze niet toegelaten pesticiden aan.
Hierbij waren er 12 % met in Duitsland
verboden giften.
Bij de andere 17 % vond men stoffen die
voor andere gewassen, bijvoorbeeld graangewassen wel toegelaten zijn, maar niet
op groenten of fruit. Bij de oogst van de graangewassen zijn ze verdwenen, niet
zo bij groenten en fruit. Daar zijn ze nog gevaarlijk aanwezig bij het oogsten.
Met de verboden pesticiden brengen de
boeren de gezondheid van de verbruikers en het milieu in gevaar.
Greenpeace wil de handel en het gebruik
van illegale pesticiden strafbaar stellen.
De controle dient te verscherpen en de schuldigen
dreigen hun subsidies te verliezen.
In de herfst van 2006 heeft Greenpeace
met eigen onderzoek bewezen hoe gemakkelijk men in de handel aan deze illegale
producten geraakt
Greenpeace nam ook buitenlandse
producten onder de loupe.
Bijzonder ergerlijk: In 1 op de 2
Spaanse paprikas (12 / 23) werd het hoogstgevaarlijke insectengif Isofenphos-Methyl
gevonden, dat in de EU niet toegelaten is. Men vermoedt dat het product vanuit China
illegaal in Spanje ingevoerd wordt. Zelfs in China is het gebruik op fruit en
groenten verboden! Op 20 december 2006 had het ministerie van de deelstaat Baden-Württemberg
al voor de spaanse paprika gewaarschuwd. De handel trok geen conclusies. Op 12.
Januari kocht Greenpeace de 23 paprikas, waarvan de helft ontoelaatbaar giftig
waren.
Bron:
www.greenpeace.de
Ik vraag mij af hoe het bij
ons zit en wat onze eetwareninspectie doet? Naar alle waarschijn lijkheid worden die Spaanse paprika's ook bij ons ingevoerd. Soms is die dienst er als de kippen bij.
Vandaag de enten gesneden. Na de vorst is dit een
goed moment.
Ik sneed de enten van Reinette Hernaut op mijn
tweede boom van een goede 15 jaar oud. Ik heb meteen enkele door kanker
aangetaste kleine takjes weggeknipt. Meestal zat de aantasting aan het uiteinde
van de kleine takjes. Nog niets gezien aan de dikkere takken. De moederboom is
op die leeftijd ook kankeraantasting beginnen te ontwikkelen en ook meer
perifeer, aan de buitenste en hoogste takken. Ik heb een paar keer grote
schoonmaak gehouden en de toestand van de boom is nu al bij al behoorlijk.
Het waren flinke scheuten op de Reinette Hernaut.
In het voorjaar was het een van de slachtoffers van de nooit geziene invasie
van rupsjes van de kleine wintervlinder, die als valschermspringers neergedaald
waren uit de boskant ernaast. Gevolg: eerst geen bladeren meer en meteen ook
geen vruchtjes meer.
Op de Ecolette, die vorig jaar geweldig droeg, had
ik moeite om iets dikkere, eenjarige scheuten te knippen.
Als je gaat kroonenten heb je liefst
iets dikkere enten nodig. Deze hebben meer reserve tegen de indroging,
vooraleer de ent aanslaat.
Vandaag
tabula rasa gemaakt met de herfstframbozen. Vroeger keek ik er niet veel naar
om. Dan dragen ze ook vruchtjes in de tijd van de gewone frambozen, doch dan
zijn het maar prutsbesjes.
Daar de
plant al veel energie gestoken heeft in de eerste vruchtdracht, schiet er maar
weinig groeikracht over voor de nieuwe scheuten die in de herfst vruchten
moeten geven. Weer is het met de vruchten niet veel zaaks.
Een iets
betere methode is het gedeelte dat in de herfst vruchten gaf af te knippen. Op het
onderste van de tak zullen zich in de zomer vruchten vormen. Dit lukt tamelijk bij
een groeikrachtig ras (bv. Joan Squire). Wel direct na de oogst de tak
afknippen.
De beste
methode is nu alle takken tegen de grond afknippen. Dan bekomt men de beste
nieuwe stengels en dito vruchten. Hoogstens wat stengels uitdunnen.
Herfstframbozen
kan je over een heel lange periode oogsten. Een voordeel is ook dat de merels
veel minder meesnoepen. Zeker in de maand augustus niet, want dan ruien ze en zoeken
dan proteïnerijk voedsel als pieren.
Zaterdag
was het een gevulde dag. Eerst naar Zomergem, bij Marc Geens om indien mogelijk
de stekelbes Weisse Neckerstal (een
oude, vroege, gele stekelbes ) aan te schaffen om die volgend weekend in
Engeland te bezorgen aan mijn goede fruitkennis Howard Stringer.
Ik kom
een jaar te vroeg. De stekken zijn pas geplant en moeten nog een jaar groeien.
Marc
biedt een uitstekend assortiment Kleinfruit aan.
Zie: http://www.proeftuin.info
Al een
jaar geleden had ik een Blauwe Honingbes
(Lonicera cerubea Kamschatica) besteld. In het Duits zijn dit de Maibeeren,
waarvan ik al twee jaar het ras Maystar heb
staan. Het zijn langwerpige, lange bessen, die rijpen eind mei, begin juni. Het
zijn de eerst rijpende vruchten. Voor een betere bestuiving plant je best een
paar rassen.
Vorig
jaar dacht ik dat de vruchten, die beschut, binnen in de struik hingen, zouden
ontsnappen aan de blikken van de merels. Ik had die voor de zoveelste keer
onderschat!
Tijdig afschermen is de boodschap.
In het
assortiment van de proeftuin zitten ook de drie
soorten kiwis: de bekende grote, bruine met haartjes (Actinidia chinensis) maar vooral rassen van de kleine, onbehaarde, siberische
kiwi (Actinidia arguta), de naakte kiwi.
Deze
soort kan als plant heel wat meer vorst verdragen dan de grote kiwi.
Maar er
zijn nog meerdere soorten, die als plant weinig vorstgevoelig zijn.
Marc
heeft ook de meest vorstweerstandige soort Actinidia
kolomikta.
Al 2 jaar
heb ik de Actinidia arguta Weiki,
een in Duitsland ontwikkeld ras staan. In de catalogus van de kwekerij stond
dat er geen mannelijke plant nodig was. Weihenstephan, waar het ras werd
ontwikkeld raadt dan wel weer een mannelijke plant aan. Ik had me voorgenomen
een mannelijk ras aan te schaffen, maar naast de Weiki is er slechts plaats
voor één bijkomende plant.
Als
oplossing stelde Marc voor het tweeslachtige ras Issai te nemen. Dit kan dan ook als bestuiver voor de Weiki dienen.
Ik heb de
kleine, groene vruchten van de Issai leren kennen bij de kiwi specialist
Christiaan De Kezel. (blog van 26/10/2005). Ze vielen
in de smaak.
ZIJDERUPSEN - STIPPELMOTTEN - KLEINE WINTERVLINDER
Zijderupsen Stippelmotten
Kleine Wintervlinder
Berichten uit de mailgroep Tuinieren
Gedurende
een paar jaren zit ik in het begin van het fruitseizoen geplaagd met duizende
kleine zijderupsen die de bloesems
en jonge blaadjes van de bomen vreten zodat elk jaar de volledige oogst
verloren gaat. Enkel de perziken en de noten zijn er niet gevoelig voor. Kan er
iemand van de groep me helpen dit probleem op te lossen. Dank bij voorbaat en
de groetjes van de nauwe
Er was een lid die sprak last te hebben van
zijderupsen; ik denk eerder dat er de rupsen van de stippelmot worden bedoeld
(de stippelmot wordt ook wel spinselmot genoemd).
De rupsjes van dit kleine vlindertje maken enorme spinselnesten waar de rupsjes
met duizenden in leven. Ze kunnen in korte tijd een hele boom van alle bald
ontdoen. De aantasting ziet er bedreigend uit maar is totaal niet kwaardaardig.
Wanneer de ene boom (of struik) kaalgevreten is vertrekt de hele kolonne naar
een volgende. Vele vogels (vooral mezensoorten) kunnen zich geweldig te goed
doen aan deze rupsen. De rupsjes hebben de eigenschap om zich als verdediging
bij het bewegen van een tak aan een draadje naar benden te laten zakken om zo
te ontsnappen. Is de tak weer rustig dat takelen ze zichzelf weer omhoog het
nest in. Mezen kennen dit gedrag en gaan een paar maal op een takje met nesten
van de rupsjes op en neer wippen en de rupsjes vallen ze als gebraden kippetjes
in de snaveltjes.........
Bestrijden is eigenlijk nuttleoos omdat de aantasting onschuldig is; sterker
nog het is een goede manier van natuurlijke voeding voor vele dieren (vogels
ihb.). Mocht men het toch hinderlijk vinden dan is een koude stevige
waterstraal al genoeg om de rupsjes te verdrijven.
Mijn antwoorden:
De
"zijderupsen" waarover Nauwe het had zijn het zeker niet, maar waarschijnlijk
de rusjes van de Kleine Wintervlinder. Zie de beschrijving op
http://blog.seniorennet.be/ fruit op 23 mei 2006. Nog vroeger heb ik het
er meerdere keren over gehad.
Telkenjare
heb ik wel enkele haardjes van stippelmot
(Yponomeuta malinellus). Ik heb nog er nog nooit echt schade van ondervonden.
Slechts beperkte vraatschade aan enkele blaadjes. Wellicht zijn de meesjes
goede helpers.
Heel veel
spinselnesten heb ik ooit gezien in een sleedoornstruweel, maar ook daar waren
er nog voldoende bladeren. Ik weet niet meer in welke streek dit was.
Dat ik nooit een sterke stippelmotplaag heb gezien, wil nog niet zeggen dat dit
ergens anders niet kan.
Hou er wel rekening mee dat de spinselmot een stuk later komt dan de wintervlinder, die al actief is van
voor de blaadjes zich ontvouwen. Let eens op een zich ontsluitende bot met een
minieme beschadiging. Plooi voorzichtig het knopje open en binnenin ontdek je
een paar milimeter groot rupsje. De Wintervlinder komt voor op meerdere
struikgewassen.
Gisteren, di.23
januari , de eerste dag van de eerste winterprik, kwam er weer een voorbijganger, of beter een voorbijvlieger, even snoepen aan
de mezenbollen. Waarschijnlijk een glanskopmees (Parus palustris).
Maar het
onderscheid met een matkopmees (Parus atricapillus) is nauwelijks te zien.
Ik heb
het vogeltje maar enkele keren zien aan - en afvliegen.
De
glanskopmees behoort tot de kleinere mezen.
Ik heb
maar een keer zijn nestje gezien in een weidepaal dicht hier in de buurt, maar
dit is al decennia geleden.
De
kuifmeesjes van een paar weken geleden heb ik ook maar een korte poos gezien.
Om een
onverklaarbare reden is de week met onder andere dit verslag echter uit het
archief verdwenen. De eerste maal voor zover ik weet - dat dit gebeurt op mijn
blog. Een gat op het seniorennet.
Ik heb verleden voorjaar 2 planten melonenbirne (Solanum
"Pepino Gold") gekocht, deze hebben rijkelijk vrucht gedragen tot
begin november. (Heel smakelijk) Nu staan ze op zolder vorstvrij, onder het
dakvenster, maar ik vind ze er niet florisant bijstaan, regelmatig krijgen ze
water . De vraag doe ik iets verkeerd?
Groeten van Sneeuwuil.Alduseen vraag in de
mailgroep Tuinieren.
Ik zou denken dat ze misschien iets
te veel water krijgen.
In de serres van de
Provinciale Proeftuin voor Kleinfruit in
Pamel-Roosdaal stonden in 2005 45 meloenpeerstruiken. Leraar Raymond Longin
en zijn leerlingen van de tuinbouwafdeling van de Elishoutschool begonnen in
november 2004 de vermeerdering met welgeteld één plant.
,,Het verhaal begon
in november 2004, vertelt Raymond Longin. ,,Een inwoner uit de regio kocht een
kleine meloenpeerstruik op de markt in Halle. De meloenpeer is een
niet-winterharde struik uit Chili. Hij kwam er mee naar de Proeftuin om te
kijken hoe je deze plant in België best laat overleven. We hebben de struik in
volle grond in de serre geplant. En het is een dankbare plant. Takjes die de
grond raken, beginnen snel te wortelen.''
,,De plant mag tijdens de winter niet in aanraking komen met vriestemperaturen.
Je kan hem wel als terrasplant gebruiken. De bloempot moet een minimuminhoud
van minstens 25 liter hebben. In een nog (veel) grotere pot hebben de wortels
meer ruimte en dat levert grotere vruchten op.''
Een aanrader
Raymond Longin raadt tuinliefhebbers eveneens aan om dit experiment uit te
proberen. ,,Het is een plant met zomerstek. De groei wordt met een leidraad
ondersteund. Rijpe vruchten hebben een lichtgele tot oranje kleur. De smaak
houdt het midden tussen een meloen en een peer, zoals de naam het zegt. Het
gebruik? De vrucht fijn schillen, de zaadjes verwijderen en in schijfjes
snijden. Een meloenpeer past in fruitsla, bij een koude schotel of men kan er
confituur mee maken.'' Uit Het Volk19/05/2005
S.
muricatum heeft vruchten (meloenperen of pepinos) die eetbaar zijn, net als de
tomaat. Deze soort komt oorspronkelijk uit Zuid-Amerika Peru and Chile,Columbiaanse
Andes. Hij wordt al in het Middellandse-Zeegebied commercieel gekweekt. De
smaak van de vruchten ligt tussen die van meloen en peer in, met een iets
bitter zweempje. Heel apart. In ons land rijpen de vruchten vanaf augustus.
Vooral het ras Pepino Gold wordt zo nu en dan aangeboden. De vruchten daarvan
zijn zo groot als tennisballen. De plant is erg fraai als hangplant.
De
Plant
Behoort tot deSolanaceae famillie; de nachtschadigen waartoe ook
de aardappel behoort. De Solanum muricatum, pepino of meloenpeer is een
groenblijvende struik, die niet hoger wordt dan 1 m. De bloemen zijn wit en
paars als deze van de aardappel. De bloemen zijn tweeslachtig en worden door
insecten bestoven. Zelffertiele planten. De plant vertoont ook parthenocarpie:
vruchtzetting zonder bevruchting. Dan worden geen zaden gevormd.
Vrucht
De vruchten zijn rond tot iets langwerpig. Er zijn verschillende rassen
ontwikkeld met verschil in smaken (Soms een wat bittere pel). De vrucht bevat 35
mg vitamine C per 100g, 7% carbohydraten en 92% water. Men plukt de vruchten
iets voor volle rijpheid. Bewaren verschillende weken op kamertemperatuur
Cultuur
De meloenpeer wordt gemakkelijk vermeerderd door stek van halfrijp hout
juli, augustus onder raam. Men kan ook warm voorzaaien. Uitplanten na 15 mei,
na vorstgevaar.
De plant kan hoogstens
-2 ° C verdragen, vandaar de teelt bij ons in containers. Men zou het in volle
grond kunnen proberen en afdekken met een flinke mulch. Vanaf -3C vriezen de
takken af, maar de wortels kunnen overleven, tenzij het hard gaat vriezen, wat
we al een tiental jaar niet meer meegemaakt hebben. Met jonge stekplantjes kan
je zoiets nog niet proberen. Deze moet men eerst in pot telen, zodat deze
binnen kunnen overwinteren.
De plant moet in de zon
staan. Te veel stikstof heeft als resultaat te veel bladgroei, ten koste van de
vruchten, net als bij aardappelen.
Grond
Vraagt een doorlatende,
maar vochthoudende, vruchtbare grond, met een neutrale tot lichtzure PH.
(minstens 6 PH).
Gisteren
ging ik met dochter Mieke, zijn petekind, naar het familiefeest voor de 70 jaar
van schoonbroer Evert.
We hebben
volgende limerick gebrouwd.
Op
verkenning in Antwerpen, Brussel, Maastricht, Amsterdam en Wenen
Sociale
complexen hebben voor hem geen geheimen of problemen
Barcelona
ligt nog in t verschiet
Dat
vergeten we echt niet
Van nonkel
Evert leren we veel, samen op stap verwarmt hart en benen.
Hij was
bij de eerste lichting ruimtelijke ordening en Stedenbouw in Leuven.
Ook voor
de streek hier heeft hij zijn verdiensten.
Toen het
dossier ter klassering van Zoerselbos, opgemaakt door Leo Cautereels, halverwege
de zeventigerjaren ingediend werd bij de Commissie Monumenten en Landschappen verloren
werd door de voorzitter (een prof van Leuven) , zorgden Walter Cogge en hij dat
het duplikaat wel terecht kwam en dat Zoerselbos geklasseerd werd.
Phytophthora is een groot knelpunt in de
biologische aardappelteelt. Het project De Smaak van morgen demonstreerde in
2006 twee opties om de ziekte te beheersen: rassenkeuze en vervroeging. Biologische
telers kregen de eerste resultaten gepresenteerd tijdens de informatiemarkt
'Beheersing ziekten en plagen in de biologische landbouw' op 21 december 2006
bij PPO agv in Lelystad.
Kwekers werken hard aan het beschikbaar krijgen van nieuwe rassen met hoge
tolerantie voor Phytophthora. Om een beeld te krijgen van deze rassen onder
biologische omstandigheden is in 2006 op PPO Prof. Broekemahoeve een demo
aangelegd met de rassen:
* Biogold (Van Rijn)
* Ditta, Novella, Toluca en Donna (Bioselect Agrico)
* Spirit (Meijer)
* Sarpo Mira (Danespo)
Ze bieden mogelijk perspectief vanwege hun hoge tolerantie. Toluca en Sarpo
Mira zijn in eerdere proeven volledig vrij gebleven van Phytophthora, zelfs
onder zware infectiedruk. In 2006 bleef de ziektedruk extreem laag, waardoor
nauwelijks verschillen in aantasting zijn waargenomen.
Of deze rassen echt een alternatief zijn voor de biologische teelt hangt ook af
van de teelt-, bewaar- en consumptie-eigenschappen. Als voorproefje konden
bezoekers van de informatiemarkt naast de bekende biologische rassen Ditta en
Biogold, de nieuwe en goed phythophtoraresistente Toluca en Sarpo Mira proeven.
Komend seizoen gaat PPO opnieuw een demoveld aanleggen met nieuwe
aardappelrassen met verhoogde resistentie tegen aardappelziekte. De rassenkeuze
wordt in februari/maart bepaald.
Daarnaast wordt de proef met het vervroegen van het gewas door afdekken met
acryldoek van aardappelruggen herhaald. Daarmee is de gewasontwikkeling met één
tot twee weken te vervroegen. Wanneer Phythophtora vroeg optreedt (zoals in
2005) kan mogelijk toch enige opbrengst veilig gesteld worden. Afgelopen jaar
moest echter het dek half juni verwijderd worden, omdat door het extreem warme
weer het voor het gewas onder het dek te heet werd. Bovendien kwam de aardappelziekte
niet zoals gebruikelijk in juli maar in augustus. Uiteindelijk was er geen
effect te zien van afdekking.
Beide proeven zijn te bezichtigen tijdens de tweede Velddag op 18 juli op de
prof. Broekemahoeve van PPO in Lelystad.