Mijn meer dan 40 jaar ervaring met tuinieren en het telen van vele
soorten (klein)fruit zonder scheikundige bemesting en - spuiten wil ik
meedelen en zelf nog bijleren.
Voor de fruitliefhebber
18-03-2010
Eindelijk Lente
Eindelijk Lente
18 maart en 18 °, zalig!
Gisteren haalden we al 15°. Een groot verschil met de 4-7° de dagen voordien.
We hadden voor het tweede
jaar op rij een stevige winter. Van de 4 de winterprik in maart heb ik wel geen
fotos, maar s nachts bleef het stevig vriezen en overdag dooide het
nauwelijks. Ik herinner mij een zonnige dag, waarop ik mijn zomerframbozen aan
het aanbinden was, maar na 5 uur kregen mijn handen het toch koud met de zure
noordoostenwind.Er was soms zon. Het
mocht wel na de somberste februarimaand met 29 uren zonneschijn. Na de
nattigheid is het al een hele tijd droog. Maar voor de komende dagen voorspelt
men regen en ik heb nog zoveel te snoeien en de rest. Bv uitvoeren van compost.
Vandaag kreeg ik een
voorbereidend bezoek van Gilbert Putman en André Vandenberghe van de
VELTfruitwerkgroep Beernem. Ze komen
naar hier eind augustus. De West-Vlaamse fruitbenamingen blijken toch ook heel
wat regionale verschillen te vertonen. Beernem paalt al aan Oost-Vlaanderen.
Op 8 aug. 1956 ontstond
brand in de mijn Bois du Cazier te Marcinelle, Charleroi, waarbij 262
mijnwerkers van 12 verschillende nationaliteiten, waaronder 136 Italianen en 95
Belgen het leven lieten.
Ik weet nog goed dat ik, nadat
ik het nieuws hoorde, de stoppel van het gemaaide haverveld ging omsloven,
dit is het met paard en ploeg licht onderwerken van de stoppel.
Het bezoek in Bois du
Cazier begint met een film over de mijnramp. Er zijn beelden van treurende
mensen en een grote foto van de brandende mijn.
Een ander gebouw heeft men
ingericht als industriemuseum met o.a. een historische collectie van
mijnwerkerslampen. In dit gebouw bevinden zich ook de omkledingsruimte met de
opgehangen klederen en de douches.
FOTOS
Bois duCazier
Foto brandende mijn
Mijnwerker
Mijnwerkersvrouw
Schacht
De 2 schachten
Jan Van Beselaere
Charles Pauwels, de voorzitter
van Art Fan. Voor zijn pensionering had hij een eigen schildersschool in
Zoersel
Fotografie Museum te Mont- sur- Marchienne (Charleroi)
Met Art Fan naar het Fotografie Museum te Mont- sur- Marchienne
(Charleroi)
Zo.
14/3
Het museum is gevestigd in
wat vroeger een neo-gotisch Karmelitessenklooster was, met een zeer knappe uitbreiding van
architect Olivier Bastin.
De gids zei de frakken aan
te houden om de bouw ook van buiten te zien, ingeplant in het knappe park,
waarvan de afsluitingsmuren eveneens gebruikt worden om fotos te exposeren.
In de nieuwe architectuur suggereren
kleinere ramen als t ware fotokaders. De aluminium muurpanelen buiten tintelen
in het zonlicht vertelde onze gids. We moesten ons dit maar verbeelden,
nu was het overtrokken en vrij fris. De nieuwe bouw harmonieert prachtig met het bomenpark
van het vroegere klooster. Men kan er vrij in wandelen.
Het museum omvat 80.000
fotos waarvan men er wisselend 800 tentoonstelt. De gids loodste ons perfect
door 170 jaar fotokunst (Vanaf +/- 1838). De eerste toestellen waren ingewikkelde machines en kosten een fortuin tot Georges Eastman in 1888 de eerste camera voor het grote publiek uitbracht: de kodak.
We bewonderden de eerste portretten, de romantische
fototaferelen, analoog aan de schilderkunst van de school van Barbizon, het surrealisme,
het expressionisme, de realiteit. Ons trof de foto aan het hek van de
brandende Bois du Cazier van de mijnramp te Marcinelle. We gaan er straks heen.
De gids wees op een foto (In
de Borinage tijdens de Grote Depressie) van Willy Kessels, een vriend des
huizes bij Aleide te Brussel. Hij maakte van haar goddelijke portretten. Aan
hem danken we ook enkele prachtige fotos van onze trouwdag.
Er zijn er twee: de gele
pruimenzaagwesp (Hoplocampa flava) en de zwarte (Hoplocampa minuta). Het zijn
kleine beestjes, tussen 3,5 en 5,5 mm. De flava of gele hebben een geelachtig
achterlijf, ook de voorvleugels en poten zijn geelkleurig. Ze ontpoppen van
begin april tot begin mei. Ze vliegen bij zonnig weer. Ze leven maar twee
weken. Hun naam hebben ze danken aan hun speciale legboor waarmee ze eerst een putje
kerven in de groene kelkblaadjes en er telkens 1 eitje in deponeren. Het
kelkblaadje verkleurt. Het duurt niet lang vooraleer de witte larfjes te
voorschijn komen. Ze hebben een geelbruin of heloranje kopje. Aan een zijkant
boren ze zich in een vruchtje en eten zich een weg tot in de nog weke steen.
Bij het groeien wordt de oude huid afgeworpen en spoeden ze zich naar een
nieuwe vrucht en eten ook daar de jonge steen leeg. Bij iedere vervelling
zoeken ze een nieuwe vrucht.
Na 4-5 weken zijn de
larven volwassen. Deze witte bastaardrupsen verspreiden een scherpe geur. Ze
laten zich op de grond vallen en blijven er 5 è 25 cm diep in de bodem in hun
cocon tot de volgende lente. Er is maar één generatie. (A. van Frankenhuyzen Schadelijke en nuttige insekten en mijten in fruitgewassen.) In de mail van 12/03 van Charles de Schaetzen van PCFruit, St. Tuiden is sprake van 2 generaties. Vergissing met de meerdere generaties van de fruitmot?)
Schadebeeld:
vooreerst het bruinverkleuren van de kelkbladen; vervolgens het goed zichtbare
gaatje in de aangetaste pruimen die meestal afvallen. Op deze gaatjes ziet men
gomvorming en sporen van uitwerpselen. De vruchtjes zijn binnenin uitgegeten.
Vooral de middentijds
bloeiende pruimen hebben het meest te lijden.
Wat te doen
De natuurlijke vijanden
zijn: vogels, loopkevers, roofwantsen, sluipwespen en spinnen.
Voorbehoedende en zachte
maatregelen: s morgens vroeg, wanneer de wespen nog star en koud zijn kan men
de beestjes van een tak afkloppen in een breed vangnet of een emmer en ze
vernietigen.
Eveneens verzamelt men de aangetaste en gevallen vruchtjes.
Wanneer de wespen niet al
te talrijk zijn, kan je ze ook zien als behulpzame vruchtendunners!
Plant ook vroeg en laatbloeiende
rassen met grotere kansen om te ontsnappen aan de slechts kortlevende wespen.
De harde aanpak met
pyrethrum of Quassia doodt tevens de op dat moment zeer talrijke, nuttige
insecten.
Daarbij komt nog dat de
larven onbereikbaar zijn in de vruchten en dat ook de eieren een goede
beschutting hebben. Enkel de wespen zijn te treffen en eventueel overkruipende
larven.
Voor de huistuin is het
wellicht best te leren leven met soms een beperkte oogst; te meer daar er in de
meeste jaren slechts weinig wespen zijn.
Een minstens even grote belager
als de pruimenzaagwespen is de pruimenmot (Grapholitha funebrana of synoniem
Cydia funebrana). Vooral in warme zomers een plaag: 2 de generatie.
De volgroeide rupsen spinnen
zich in, van eind augustus tot half mei van het volgende jaar, in een cocon, achter schors. Ze
verpoppen van april tot eind juni. De vlinders komen uit van mei toe juni. Rupsen
zijn er tot begin augustus.
2de Generatie:
poppen: eind juni tot eind juli. Vlinders: half juli tot half september;
Rupsen: eind juli tot begin oktober.
De volgroeide rups is
rozig met een bruinzwarte kop. Bij onoplettend eten van een pruim met rups is
er weinig afwijking in smaak en je hebt een bijkomende eiwitbron! Een rups in
appel hindert meer en de bastaardrups van een zaagwesp heeft een bepaald
onaangename geur.
De vlindertjes hebben een
vleugelspan van 1 tot 1,5 cm. De grauwbruine voorvleugels hebben een donkergrauwe,
onregelmatige tekening met vage omtrek.
Twee, drie weken nadat de
bloemblaadjes afgevallen zijn, beginnen de wijfjes met telkens een enkel eitje
op de zich vormende pruim te leggen. Dit doen ze meest in de naad van de
pruimen.
Na 10-14 dagen komen de
roodachtige rupsjes uit en boren zich in een vruchtje. Deze vruchtjes kleuren
blauw, violet en vallen af. De rupsjes vreten nog wat na en verpoppen dan tussen
droge bladeren en losse schors.
Van begin juli tot eind
augustus vliegt de tweede generatie en legt eieren op de halfwas pruimen. Na
enkele dagen komen de rupsjes uit en boren zich in de pruim. Na 3-4 weken zijn
ook deze volwassen en verlaten de pruim en zoeken een plaats onder de schors.
Het echte verpoppen gebeurt pas na de winter.
Schadebeeld
De gang van de rups in de
richting van de vruchtsteel kleurt donker en is van buitenaf goed te zien. De
vroegst beschadigde vruchten vallen af. De rups van de tweede generatie eet het
vruchtvlees rond de steen van de halfrijpe pruim.
Naast de pruimen worden
ook kwetsen, mirabellen, maar ook sleepruimen aangevreten.
Afweermaatregelen
Natuurlijke vijanden:
oorwormen, weekschildkevers.( Bv Soldaatjes, met roodachtige of zwarte lange
dekvleugels, veel te zien op schermbloemigen), roofkevers, roofvliegen, gaasvliegen,
sluipwespen en spinnen.
Het is nuttig regelmatig
de afgevallen vruchten te verzamelen en te vernietigen.
In de nazomer (augustus,
september) rond de stammen vangbanden aanbrengen tegen de rupsen die een winterkwartier
opzoeken.
Plant vroege
pruimenrassen, die niet of minder aangetast worden.
De eerste generatie richt
geen grote schade aan. Het is de zomergeneratie die gevaarlijk kan worden.
In noodgevallen kan pyrethrum
gebruikt worden. Dan valt af te wegen: is een gedecimeerde oogst toch niet te
verkiezen boven het mee doden van talrijke, nuttige insecten?
Reacties op bericht (1)
16-03-2010
Pruimenmot
Ik heb Carpovirusime gebruikt
op pruimen. Met goed resultaat denk ik want ik had in dat jaar weinig
wormstekigheid. Volgens info werkt het product tegen appel en peren-mot ( ook
een Cydia ). Groeten Silvain