Pomologie (Vervolg 1)
Het elan van Mons en omgeving verspreidde zich over de rest van het land.
De Doyenné dhiver, die mooie
bewaarvrucht, werd bij het begin van de jaren 1800 bekomen door de Capucijnen
van Leuven. Chatillon, oud directeur van het park van Enghien vond de Belle de Flandre of Fondante des bois in een bos in de
omgeving van Aalst, eveneens bij het begin van de 19 de eeuw. Rond 1790 had men
te Perk bij Vilvoorde een excellente en magnifieke peer ontdekt. De moederboom
bestond nog in de tijd van Theyskens tegen de duiventoren van de hoeve Dry
Toren, die ooit nog de woning was van de schilder David Teniers. In de
omgeving van Vilvoorde spreekt men nog van Dry Toren, maar Van Mons herdoopte
het ras als Beurré Diel.
De Double Philippe of Beurré de Mérode, van onbekende
oorsprong, die toen al meer dan een eeuw bestond, werd actief gepropageerd.
Fortuné de Raismes, goudsmid te Enghien won in 1820 de Fortuné. Deze variëteit, vermeerderd door Parmentier wordt soms Beurré Parmentier genoemd.
Te Mechelen won graaf Coloma in 1808 de Urbaniste, fruit van eerste kwaliteit. De moederboom bestond nog in de tijd van de schrijver. Nog te
Mechelen vond Nelis, raadgever aan het hof, tussen zijn zaailingen de Colmar Nelis.
De merkwaardige successen van de diverse zaaiers, en knappe vondsten
hebben bij het begin van de eeuw geleid tot een grote pomologische beweging,
waarvan prof Van Mons het voortouw nam.
Als Hardenpont de eerste en meest illustere zaaier was, dan was Van Mons
de grote bevorderaar van de goede peren. Hij gaf sterke impulsen aan de
fruitcultuur. Aldus mag hij terecht beschouwd worden als de grondlegger van de Belgische pomologie.
Van Mons werd te Brussel geboren in 1765. Hij deed zijn studies te Mol,
dat toen een bekend college had, evenals meerdere gemeenten in De Kempen, o.a.
Testelt waar P. Beckx, de oud generaal van de Jezuïeten studeerde. Tussen
haakjes dient gezegd dat de colleges van die tijd niet uitblonken in luxe. Dit
van Testelt was opgetrokken in leem en de principaal, een zekere Peeters,
keerde na het lesgeven onmiddellijk terug naar zijn ploeg.
Van Mons werd door de het Frans Republikeins Bestuur gelast met de
lessen scheikunde en natuurkunde aan de centrale school van departement van de
Dyle. Hij bekwam de titel van apotheker en doctor in de geneeskunde van de faculteit te Parijs. Tussen 1815 en
1830 gaf hij cursussen natuurkunde en landbouwkunde te Leuven.
Van Mons was een geboren tuinier. Vanaf zijn kinderjaren hield hij zich
bezig met het zaaien van nieuwigheden. Voor dit doel gebruikte hij opeenvolgend
telkens de nieuw bekomen pitten van peren. Met dit systeem bereikt men bijna
voortdurend behoorlijke, maar geen uitmuntende vruchten.
Van Mons kweekte aldus een grote hoeveelheid nieuwe vruchten, waaronder
meerdere goede, doch slechts enkele van eerste kwaliteit. Hij bezat te Brussel
een kweektuin met 80.000 exemplaren, de meesten zaailingen van hem.
In 1819 werd hij plots onteigend op grond van publiek nut. Wat hij nog
van zijn dierbare bomen kon redden bracht hij over naar Leuven.
Maar het lot achtervolgde Van Mons en in 1834 werd zijn aanplanting weer
verstoord om er een gasfabriek te bouwen.
In 1840 kocht Alexandre Bivort wat er nog overschoot van de bomen van
Van Mons en bracht ze in 1844 over naar Geest-Saint-Remy.
Van Mons stierf in 1841.
Als Van Mons, zeer actief man, met relaties met pomologen over gans
Europa, grote diensten bewees aan de kwekerij en het vermeerderen van de
excellente perenrassen, dan had hij anderzijds de grote fout de namen te
veranderen die zij droegen op de plaats van hun ontstaan.
Aldus veranderde hij de Dry Toren in Beurré Diel; Fondante des bois in
Beurré Davy ; De Orpheline dEnghien in Colmar Deschamps, enz.
De beste rassen door Van Mons gewonnen zijn: Colmar dArenberg, Comte de Flandre,
Conseiller à la Cour, Nec plus Meuris, Nouveau Poiteau, Thompson.
(Vervolgt. Hoe verder ik dit lees, hoe
meer ik onder de indruk kom van wat toen verwezenlijkt werd!)