Mijn meer dan 40 jaar ervaring met tuinieren en het telen van vele
soorten (klein)fruit zonder scheikundige bemesting en - spuiten wil ik
meedelen en zelf nog bijleren.
Voor de fruitliefhebber
24-01-2008
Overzicht van de Belgische Pomologie
Dr Joseph Theyskens
Overzicht van
de Belgische Pomologie
(Ik vind het de moeite om deze enkele bladzijden te
vertalen. Zo leer ik er ook mee. België was toen de
wereldtop voor het ontwikkelen van nieuwe peren)
De peer is reeds lang bekend. Homerus, meer dan 1000 jaar voor Christus,
maakt er melding van. Theophrastus,300
voor Chr. citeert deze in zijn Historie der Planten. Plinius in de Romeinse
tijd spreekt al over een groot aantal variëteiten. Caesar vond hier nog geen
fruitbomen. Later brachten de Romeinen die naar onze streken. Tijdens de
Middeleeuwen blijft men vaag over peren. In de 16 de eeuw is het Keizer Karel
die de fruitteelt en het wijnmaken bevordert.
In het midden van de 18 de eeuw komt de grote doorbraak. In Frankrijk en
in België teelde men slechts enkele goede peren. Besi de Chaumontel is tot op heden nog bekend. Verder de Bon
Chrétien dEspagne, de Beurré gris of roux, de Bergamotte Crassane, de
Colmar dhiver... Maar naast deze
behoorlijke peren waren de meesten van minderwaardige kwaliteit en reeds lang
verdwenen.
Dan verschijnt abbé Nicolas Hardenpont op het toneel, geboren te Mons in
1705. Hij studeerde aan de universiteit van Leuven, werd priester en vestigde
zich in zijn geboortestad. Zijn tuin ligt net buiten de porte dHavré. Hij zal
ons enkele uitstekende rassen nalaten. Beginnen we met de koningin der peren,
de Passe Colmar, bekomen in 1858.
Dan de Beurré dHardenpont. Verder
komen nog de Beurré Rance, de Délice dHardenpont en de Fondante du Panisel.
Hardenpont stierf in 1774. De tuin bleef in de familie en Theyskens
vermeldt dat men in zijn tijd er nog de moederboom van de Beurré dHardenpont
kon zien.
Hardenpont werd de eerste perenzaaier. Voordien was er enkel het toeval.
Zijn voorbeeld werkte aanstekelig.
Zo won Capiaumont, apotheker te Mons de uitstekende Beurré Capiaumont. Donnat Leclercq, tuinier te Doornik, bekwam in 1770
de Calebasse à la Reine. Labbé
Duquesne, eveneens te Mons, zaaide rond 1809 de Marie-Louise. Nog te Mons was er Nicolas Liart met in 1808 zijn Beurré Liart, beter bekend als Beurré Napoleon. (Vervolgt)
Marcela
is een zeer vroege herfstframboos, een van de laatste verwezenlijkingen van de reeds
18 jaar gepensionneerde Dr Derek Jennings, destijds de grote onderzoeker op het
Scottish Crop Research Institute.
De variëteit is
geschikt voor grootschalige productie en het fruit heeft een excellente
houdbaarheid en uitstalleven (shelflife). Marcela rijpt in dezelfde periode als
Autumn Bliss.
Bij proeven zowel
in Kent als in Chili droeg Marcela meer dan 20 % meer dan Autumn Bliss.
Bij een proef in Portugal
gaf Marcela een opbrengst van 20 ton/ha met een gemiddeld besgewicht van 4.Og.Joan Squire, een door D. Jennings vroeger
ontwikkelde, late herfstframboos haalt 18.3 ton/ha en 4.3g gemiddeld
besgewicht.
De
vruchten blinken, zijn hel rood en vertonen geen neiging tot verdonkeren, zoals
dit het geval is met Autumn Bliss.
Momenteel worden
door de firma Meiosis, gevestigd te East Malling, proefplantingen aangeboden
aan de Engelse kleinfruittelers.
Bij Theyskens en
Leroy tref ik nooit een aanduiding betreffende ziektegevoeligheid aan. In welke
mate kwamen schurft, meeldauw en kanker vroeger voor?
Zijn er oudere
bronnen die hierover wel berichten?
Willy Mahieu in zijn voor de liefhebber
onmisbaar werkje Appels en Perenlaagstammige
fruitbomen van A tot ZISBN 90-209-6010-5
is ook in dit verband een gedegen bron. Bij mijn weten vind je deze deze
gegevens nergens anders zo duidelijk.
Op kwee is een
tussenstam nodig. t Best is de onderstam kwee Adams. Gaat goed op hoogstam.
Zwakke groeier met afhangende takken. Goede vruchtbaarheid.
Vruchten onder de
middelmaat, zalmkleurig vlees, zeer fijn, smeltend, zeer saprijk, zeer zoet,
aromatisch, laatrijpend. (Ten tijde van Theyskens eind maart.)
Plukken tweede
helft oktober; eetrijp januari-februari.
Dit ras werd in
1830 te Mechelen gewonnen door majoor Esperen en opgedragen aan zijn vrouw
Joséphine Baur.
10. Passe-Colmar (als leivorm tegen een zuidermuur).
Gemiddelde
groeikracht, zeer vruchtbaar op zekere leeftijd.
Vrucht: gemiddeld,
gele pel metrosse vlekken. Smeltend,
uiterst sappig vlees, wijnachtig, delikaat aroma. Verrukkelijk fruit, de
koningin der peren, te eten van december tot februari.
De Passe-Colmar is
een Belgische peer, gewonnen te Mons door abbé Hardenpont in 1758.
Matig groeikrachtige
boom, wordt na enkele jaren wel zeer vruchtbaar. Warrige takvorming.
Greffé
sur cognassier on le cultivera de préférence en contre-espalier ou en buisson
. (Deze teeltvormen worden later uitgelegd.)
De beste vorm voor
dit ras is evenwel de hoogstam.
Middelmatig grote
vruchten, op leivormen veel groter.
Vruchtvlees half
smeltend, zeer sappig, zoet, wijnachtig, zeer fijn aroma. Rijp: november;
bewaart tot januari, soms nog later. Vraagt wel een goede grond. Stelt teleur
in compacte, vochtige, koude gronden.
Deze grond kan men
wel geschikt maken door ophoging van een dertigtal cm met verbeterde grond en
dan te planten.
Besi de Chaumontel
is een oud Frans ras, in 1675 beschreven door de Franse pomoloog Merlet. Chaumontel
ligt niet ver van Chantilly, in het departement Seine-st-Oise.
De teelt van peer
als Contre-Espalier, net als in fuseau (zie vroeger) is eigen aan de
kweeonderstam en is de beste vorm voor kleine (moes)tuinen.
De contre-espalier
is de vrijstaande leiboom.
Hij wordt
ondersteund door een of andere (paal en draad)constructie met een hoogte van 2
tot 3 m.
Er zijn
verschillende vormen. Het meest voorkomend is de cordon verticale ou oblique
(enkelvoudige verticale snoer) Theoretisch kan men planten op 30cm van elkaar,
maar 40 à 50 cm is gebruikelijker.
Soms teelt men ook
dubbele verticale snoeren.
De cultuur als
liggend snoer aan een draad op 40 50 cm boven de grond, om als afboording te
dienen, is in het algemeen niet aan te raden. De heer Theykens had met bepaalde
rassen succes. De Poire de Tongre of Durondeau gaf hem jaarlijks een flinke
opbrengst magnifieke vruchten.
De
Buisson of Struik
De eerste twee jaar
jaar gaat men te werk als voor de vorming van een piramide. Daarna laat men de
natuur haar werk doen. Enkel zorgt men voor behoud van het evenwicht in de
kroon.
Bij deze teeltvorm
op kweeonderstam plant men op 2,5 m.Ook bij zaailing kan men op deze wijze te
werk gaan maar dan plant veel ruimer.
Nog een peer die ik
helemaal niet ken. In de lijst van de N.B.S. vind ik deze bij de bijzondere
peren als Beurré Napoleon, de naam
die de grote Duitse pomoloog Diel gebruikte.
Deze excelente peer
werd in 1808 bekomen door Liart, handelaar te Mons.
Op kwee te telen
met tussenstam, maar is meer geschikt als hoogstam. Matige groeikracht,
voldoende vruchtbaarheid. Grote vruchten, zeker als deze van beschutte
leivormen komen.
Vruchtvlees: wit en
fijn, alhoewel wat steencellen, smeltend en zeer saprijk. Sap: Overvloedig en
zeer zoet, verfrissend, uitgesproken en zeer aangenaam aroma.
Rijp half oktober,
tot eind november.Eerste kwaliteit.
Vroeger had ik 1 Filclairserre,
een gesloten en een halfopen, aan elkaar gebouwd.
Daar waar vroeger
de kleinfruitserre stond, loopt nu de aardgasleiding. Daarop mag geen serre
staan.
Vandaag werden de
serres opnieuw opgezet door Filclair. De tweede serre staat nu op een nieuwe
plaats.
Geen problemen meer
met heropplant van het kleinfruit. De grond is niet omgewoeld en is straks
voldoende droog.
Ik kijk al uit om met Allerheiligen verse rode bessen te eten rechtsstreeks
van de struik. Dat lukt aardig met de late rassen, zoals ik vroeger al heb kunnen ondervinden. Een voorwaarde, het mag haast niet vriezen voor die tijd,
wat de laatste jaren meestal het geval was.
- Rassenlijst
1988-89 bladzijde 14. Nederlandse Stichting Fruitrassen Culemburg. Beurré
Dumont: nov. Heerlijke dessertpeer van goede kwaliteit. Voor halfstam en
struikvorm. Bestuivers: Bonne Louise d' Avranches, Beurré Hardy, Durondeau.
- Europese
fruitvariëteiten en recepten. Europom '89.
De eerste peer is
van Franse origine. Uitgerekte boom, hangende takken.
Grote, uitgerokken
vruchten, met buik.
Vlees: wit-geel,
zeer sappig, zurig maar excellent. Rijpt in oktober en november. In Brabant en
het Mechelse, waar dit ras veel gekweekt werd, had men het over een Calebasse
Bosc.
De eigenlijke Callbesse Bosc werd door Van Mons als zaailing
gevonden in Linkebeek bij Brussel en werd sinds 1819 door hem gepromoot.
In tegenstelling
met het eerstgenoemde ras doet Calebasse Bosc het wel goed op kwee (Tegenspraak
met Leroy: matig op kwee, goed op zaailing ). Er zijn niet veel, maar wel mooie
vruchten die gelijken op Beurré Bosc. Ze rijpen ook vroeger dan deze, in
september-oktober.
Men zal de voorkeur
geven aan de zeer vruchtbare Beurré Bosc, tenminste na een zekere aanlooptijd;
een hoogstam komt nu eenmaal later in productie.
Mits bv tussenstam
van een Beurré d Amanlis geënt op kwee is Beurré
Bosc ook op laagstam te telen. Een goede perengrond is wel een vereiste.(Uit voorgaande blogs zal wel duidelijk geworden zijn dat mits
compost en stalmest ook een zandgrond in positieve zin kan verrassen.)
Le fruit très élégant
et dexcellente qualité dans les bons sols chauds, est très recherché par les
marchands. La vente ( de
verkoop) est très lucrative, car il a une valeur triple de celle du Double
Philppe. Après cettedernière variété,
je considère le Beurré Bosc comme la meilleure pour la grande culture de speculation.
Honderd jaar terug
was fruit enkel iets voor de rijke burgers. In vergelijking met nu was fruit
zeer duur.
Aanvullende gegevens
(Leroy)
Historiek: Er werden
enten naar de Plantentuin in Parijs gestuurd. Eerste vruchten rond 1835. De
vruchten werden als excellent beoordeeld en de boom kreeg de naam van de
toenmalige directeur en pomoloog mr Bosc. Vruchtvlees:zeer wit, half knappend, geen steencellen,
overvloedig saprijk, gesuikerd, wijnachtig, speciaal parfum van grote
delicaatheid. 1 ste kwaliteit. Rijp half october tot eind november.
Calebasse
Bosc
Leroy zegt dat het
een ras voor hoogstam is. Zeer vruchtbaar. Grote vruchten, zoals ook de Beurré.
Vruchtvlees:
geelachtig, halffijn, knakkend, vast, weinig steencellen, voldoende sappig,
gesuikerd, zurig, aangenaam parfum.2 de kwaliteit. Rijp: oktober, begin november.
Mijn boom (hoogstam)
van 1964 is ver versleten. De hoge beukenheg van 1962, nooit gesnoeid, brengt
hem in verdrukking. De bovenste helft is afgestorven. Nog steeds heb ik
vruchten van voldoende kwaliteit.
Beurré Bosc, ongetwijfeld de beste van
de twee, kent men blijkbaar niet meer bij ons. Ze ontbreekt in de lijst van de
NBS. Callebasse Bosc wordt wel aangeboden. Tussen haakjes staat zelfs Beurré
Bosc, wat duidelijk fout is.
Toen ik bij t
begin van het plantseizoen (okt. begin november 1962 ging informeren bij
boomkweker Philipsen in Westmalle raadde hij mij dit ras stellig af wegens te
schurftgevoelig in de Kempen. Comtesse de Paris was een veel betere keuze.
Willy Mahieu in zijn boek Appels en Peren rangschikt de fruitrassen in 4
klassen van gevoeligheid voor schurft, van 1. weinig of niet gevoelig tot 4.
Zeer gevoelig. Durondeau zet hij in de klasse 2.-3. Beurré dHardenpont bv. krijgt
3-4.
Theyskens kent aan
dit ras de meeste verdiensten toe. Middelmatige groeikracht, maar met een
formidabele vruchtbaarheid, die het zeer goed doet op kweeonderstam, maar tevens
in alle boomvormen.
Het ras werd in
1811 bekomen door Louis Durondeau, een brouwer te Tongre-Notre-Dame bij
Chièvres in Henegouwen.
Mahieu omschrijft
de vrucht als langwerpig, roodbruin en sappig, lichtzurig, met een bijzonder
aangename en door sommigen zeer geliefde smaak. Ook goede inmaakpeer. Pluktijd
tweede helft september. Eetrijp september-oktober.