Mijn meer dan 40 jaar ervaring met tuinieren en het telen van vele
soorten (klein)fruit zonder scheikundige bemesting en - spuiten wil ik
meedelen en zelf nog bijleren.
10. Passe-Colmar (als leivorm tegen een zuidermuur).
Gemiddelde
groeikracht, zeer vruchtbaar op zekere leeftijd.
Vrucht: gemiddeld,
gele pel metrosse vlekken. Smeltend,
uiterst sappig vlees, wijnachtig, delikaat aroma. Verrukkelijk fruit, de
koningin der peren, te eten van december tot februari.
De Passe-Colmar is
een Belgische peer, gewonnen te Mons door abbé Hardenpont in 1758.
Matig groeikrachtige
boom, wordt na enkele jaren wel zeer vruchtbaar. Warrige takvorming.
Greffé
sur cognassier on le cultivera de préférence en contre-espalier ou en buisson
. (Deze teeltvormen worden later uitgelegd.)
De beste vorm voor
dit ras is evenwel de hoogstam.
Middelmatig grote
vruchten, op leivormen veel groter.
Vruchtvlees half
smeltend, zeer sappig, zoet, wijnachtig, zeer fijn aroma. Rijp: november;
bewaart tot januari, soms nog later. Vraagt wel een goede grond. Stelt teleur
in compacte, vochtige, koude gronden.
Deze grond kan men
wel geschikt maken door ophoging van een dertigtal cm met verbeterde grond en
dan te planten.
Besi de Chaumontel
is een oud Frans ras, in 1675 beschreven door de Franse pomoloog Merlet. Chaumontel
ligt niet ver van Chantilly, in het departement Seine-st-Oise.
De teelt van peer
als Contre-Espalier, net als in fuseau (zie vroeger) is eigen aan de
kweeonderstam en is de beste vorm voor kleine (moes)tuinen.
De contre-espalier
is de vrijstaande leiboom.
Hij wordt
ondersteund door een of andere (paal en draad)constructie met een hoogte van 2
tot 3 m.
Er zijn
verschillende vormen. Het meest voorkomend is de cordon verticale ou oblique
(enkelvoudige verticale snoer) Theoretisch kan men planten op 30cm van elkaar,
maar 40 à 50 cm is gebruikelijker.
Soms teelt men ook
dubbele verticale snoeren.
De cultuur als
liggend snoer aan een draad op 40 50 cm boven de grond, om als afboording te
dienen, is in het algemeen niet aan te raden. De heer Theykens had met bepaalde
rassen succes. De Poire de Tongre of Durondeau gaf hem jaarlijks een flinke
opbrengst magnifieke vruchten.
De
Buisson of Struik
De eerste twee jaar
jaar gaat men te werk als voor de vorming van een piramide. Daarna laat men de
natuur haar werk doen. Enkel zorgt men voor behoud van het evenwicht in de
kroon.
Bij deze teeltvorm
op kweeonderstam plant men op 2,5 m.Ook bij zaailing kan men op deze wijze te
werk gaan maar dan plant veel ruimer.
Nog een peer die ik
helemaal niet ken. In de lijst van de N.B.S. vind ik deze bij de bijzondere
peren als Beurré Napoleon, de naam
die de grote Duitse pomoloog Diel gebruikte.
Deze excelente peer
werd in 1808 bekomen door Liart, handelaar te Mons.
Op kwee te telen
met tussenstam, maar is meer geschikt als hoogstam. Matige groeikracht,
voldoende vruchtbaarheid. Grote vruchten, zeker als deze van beschutte
leivormen komen.
Vruchtvlees: wit en
fijn, alhoewel wat steencellen, smeltend en zeer saprijk. Sap: Overvloedig en
zeer zoet, verfrissend, uitgesproken en zeer aangenaam aroma.
Rijp half oktober,
tot eind november.Eerste kwaliteit.
Vroeger had ik 1 Filclairserre,
een gesloten en een halfopen, aan elkaar gebouwd.
Daar waar vroeger
de kleinfruitserre stond, loopt nu de aardgasleiding. Daarop mag geen serre
staan.
Vandaag werden de
serres opnieuw opgezet door Filclair. De tweede serre staat nu op een nieuwe
plaats.
Geen problemen meer
met heropplant van het kleinfruit. De grond is niet omgewoeld en is straks
voldoende droog.
Ik kijk al uit om met Allerheiligen verse rode bessen te eten rechtsstreeks
van de struik. Dat lukt aardig met de late rassen, zoals ik vroeger al heb kunnen ondervinden. Een voorwaarde, het mag haast niet vriezen voor die tijd,
wat de laatste jaren meestal het geval was.
- Rassenlijst
1988-89 bladzijde 14. Nederlandse Stichting Fruitrassen Culemburg. Beurré
Dumont: nov. Heerlijke dessertpeer van goede kwaliteit. Voor halfstam en
struikvorm. Bestuivers: Bonne Louise d' Avranches, Beurré Hardy, Durondeau.
- Europese
fruitvariëteiten en recepten. Europom '89.
De eerste peer is
van Franse origine. Uitgerekte boom, hangende takken.
Grote, uitgerokken
vruchten, met buik.
Vlees: wit-geel,
zeer sappig, zurig maar excellent. Rijpt in oktober en november. In Brabant en
het Mechelse, waar dit ras veel gekweekt werd, had men het over een Calebasse
Bosc.
De eigenlijke Callbesse Bosc werd door Van Mons als zaailing
gevonden in Linkebeek bij Brussel en werd sinds 1819 door hem gepromoot.
In tegenstelling
met het eerstgenoemde ras doet Calebasse Bosc het wel goed op kwee (Tegenspraak
met Leroy: matig op kwee, goed op zaailing ). Er zijn niet veel, maar wel mooie
vruchten die gelijken op Beurré Bosc. Ze rijpen ook vroeger dan deze, in
september-oktober.
Men zal de voorkeur
geven aan de zeer vruchtbare Beurré Bosc, tenminste na een zekere aanlooptijd;
een hoogstam komt nu eenmaal later in productie.
Mits bv tussenstam
van een Beurré d Amanlis geënt op kwee is Beurré
Bosc ook op laagstam te telen. Een goede perengrond is wel een vereiste.(Uit voorgaande blogs zal wel duidelijk geworden zijn dat mits
compost en stalmest ook een zandgrond in positieve zin kan verrassen.)
Le fruit très élégant
et dexcellente qualité dans les bons sols chauds, est très recherché par les
marchands. La vente ( de
verkoop) est très lucrative, car il a une valeur triple de celle du Double
Philppe. Après cettedernière variété,
je considère le Beurré Bosc comme la meilleure pour la grande culture de speculation.
Honderd jaar terug
was fruit enkel iets voor de rijke burgers. In vergelijking met nu was fruit
zeer duur.
Aanvullende gegevens
(Leroy)
Historiek: Er werden
enten naar de Plantentuin in Parijs gestuurd. Eerste vruchten rond 1835. De
vruchten werden als excellent beoordeeld en de boom kreeg de naam van de
toenmalige directeur en pomoloog mr Bosc. Vruchtvlees:zeer wit, half knappend, geen steencellen,
overvloedig saprijk, gesuikerd, wijnachtig, speciaal parfum van grote
delicaatheid. 1 ste kwaliteit. Rijp half october tot eind november.
Calebasse
Bosc
Leroy zegt dat het
een ras voor hoogstam is. Zeer vruchtbaar. Grote vruchten, zoals ook de Beurré.
Vruchtvlees:
geelachtig, halffijn, knakkend, vast, weinig steencellen, voldoende sappig,
gesuikerd, zurig, aangenaam parfum.2 de kwaliteit. Rijp: oktober, begin november.
Mijn boom (hoogstam)
van 1964 is ver versleten. De hoge beukenheg van 1962, nooit gesnoeid, brengt
hem in verdrukking. De bovenste helft is afgestorven. Nog steeds heb ik
vruchten van voldoende kwaliteit.
Beurré Bosc, ongetwijfeld de beste van
de twee, kent men blijkbaar niet meer bij ons. Ze ontbreekt in de lijst van de
NBS. Callebasse Bosc wordt wel aangeboden. Tussen haakjes staat zelfs Beurré
Bosc, wat duidelijk fout is.
Toen ik bij t
begin van het plantseizoen (okt. begin november 1962 ging informeren bij
boomkweker Philipsen in Westmalle raadde hij mij dit ras stellig af wegens te
schurftgevoelig in de Kempen. Comtesse de Paris was een veel betere keuze.
Willy Mahieu in zijn boek Appels en Peren rangschikt de fruitrassen in 4
klassen van gevoeligheid voor schurft, van 1. weinig of niet gevoelig tot 4.
Zeer gevoelig. Durondeau zet hij in de klasse 2.-3. Beurré dHardenpont bv. krijgt
3-4.
Theyskens kent aan
dit ras de meeste verdiensten toe. Middelmatige groeikracht, maar met een
formidabele vruchtbaarheid, die het zeer goed doet op kweeonderstam, maar tevens
in alle boomvormen.
Het ras werd in
1811 bekomen door Louis Durondeau, een brouwer te Tongre-Notre-Dame bij
Chièvres in Henegouwen.
Mahieu omschrijft
de vrucht als langwerpig, roodbruin en sappig, lichtzurig, met een bijzonder
aangename en door sommigen zeer geliefde smaak. Ook goede inmaakpeer. Pluktijd
tweede helft september. Eetrijp september-oktober.
In mijn Kempische
zandgrond heeft dit ras het steeds uitstekend gedaan.
Matige groeikracht,
maar zeer vruchtbare boom. Neemt van nature een mooie, piramidale vorm aan.
De vruchten zijn iets
onder de middelmaat, zeer sappig en zoet.
Majoor Esperen bekwam
deze peer in 1827.
Rijp begin-midden
september. Bij Theyskens is het nog een octoberpeer. In het vroege jaar 2007
plukte ik al op 28 augustus.
Bij mij is dit een
door vogels en insecten zeer belaagde peer bij beginnende rijpheid. Het sein
om het plukken niet uit te stellen! Je kan er dan nog een paar weken van
genieten. Anders schiet er op enkele dagen niets over.
Zeer vruchtbaar
ras. Geschikt voor alle boomvormen. Amerikaans ras van iets voor 1860.
Zeer grote, mooi
peervormige vruchten met mooie blos. Heerlijk sappig, maar soms ook wat stenig.
Goede smaak, beter in een zonnige zomer. Rijp tweede helft van augustus. Het nadeel
is dat de vruchten slechts enkele dagen bewaren.Vlug buikziek. Iets voor volle
rijpheid plukken.
Ik ken de peer al
van mijn kinderjaren op de boerderij van mijn grootvader van moeders kant, Jules
Vandecasteele, mijn dooppeter, pette in t West Vlaams.
De peren waren rijp
in de periode dat de dorsmachine kwam, een van de grote gebeurtenissen in mijn
prille kinderjaren. Tot 1940 werd die nog aangedreven door een stoommachine,
een zware, zwarte machine, de duvel die ter plaatse getrokken werd door
paarden.
Van het stoken
herinner ik mij niet veel, maar de indrukwekkende zwarte snoet des te
duidelijker. Met een vlam van een soort soldeerlamp werd die roodgloeiend voorverwarmd.
5-6 man grepen de brede aandrijfriem naar de eigenlijke dorsmachine vast. Wellicht
waren er ook een paar man die de spaken van het grote aandrijfwiel vastpakten.
Op commando werd er getrokken tot de machine puffend in gang schoot. Ik keek
met een bang hart uiterst geboeid toe.
Hier in Zoersel
plantte ik ook een clapps, die al vlug aangetast werd door perenringwormen. De
witte larve vreet slingervormige gangen onder de bast van stam en takken.
Plaatselijk gaat het hout dood en gaat de schors barsten. De boom gaat kwijnen.
In die tijd werden mijn bomen tevens onvoldoende bemest. Na een tijdje werd de
boom gerooid. In de zware Poldergrond te Melsele zag ik enkele jaren terug een
zwaar beladen, zeer gezonde boom.
Tijdens een speurtocht naar een
gedichtje dat mijn bompa vroeger vaak op zei, kwam ik op uw blog terecht...
Helaas vind ik niet meer dan de eerste drie zinnen en net die kende ik nog:); Hoort hoe t waait zei Jan tot Piet...
Kent u het verder?
Ik zou het graag terug leren en mijn zoontje het later ook aanleren...
Alvast hartelijk bedankt!
Machteld
PS kent u mss ook het gedichtje Kerstmis Thuis helemaal? (hebben wij geen mooie kerstboom, vader heeft hem daar gezet, moeder
heeft hem vol gehangen, ik mocht helpen wat een pret....) dat is ook eentje van mijn bompa:)
Misschien kunt u de gedichtjes over de noten en Kerstmis Thuis nog
ergens opdiepen?
Mijn zoon Peter, de
oudste van de vijf kinderen verraste mij met een formidabele cadeau: de
bundeling van van mijn blog.
De oorspronkelijke doelstelling
- Mijn meer dan 40
jaar ervaring met tuinieren en het telen van vele soorten (klein)fruit zonder
scheikundige bemesting en - spuiten wil ik meedelen en zelf nog bijleren - is
werkelijkheid geworden dank zij de interesse en soms ook feedback van 90.900
bezoekers die 144.244 bladzijden bekeken.
Zelf sta ik te
kijken hoeveel dingen ik genoteerd heb. De blog is een blijvend stuk van mijn
geheugen geworden.
Mijn grote
waardering voor de mensen achter het Seniorennet die dit mede mogelijk hebben
gemaakt.
In
de achttiende eeuw vond Brugge de vrede terug die aanmoedigt tot commerciële en
industriële activiteiten en kwam er opnieuw een zekere welstand. De gegoede
edellieden en de rijke burgers trokken een ganse bevolking mee in de ambitie
tot werken en produceren. De statige herenhuizen en de elegante oranjerieën uit
die tijd blijven er de getuigen van.
In
en rond Brugge wedijverden de edelen en burgers om ter mooiste tuin. De
bisschop van Brugge, zelf ook lid van de Confrerie van de heilige Dorothea,
ontving de tuinliefhebbers op zijn uitstekend onderhouden zomerverblijf
Rooigem. De vrijgezel Laurent Van Ockerhout (1746-1815) woonde op zijn
"campagne" langs de Diksmuidse heirweg op Sint-Andries en wijdde er
zijn leven aan zijn tuin.
En in de binnenstad dan
Ook
in de historische stad bleef de tuin in ere. We weten het dank zij tekeningen
die ervan gemaakt werden en beschrijvingen die we er van terug vinden naar
aanleiding van verkopen of in de boedelbeschrijvingen bij nalatenschappen. Het
mooiste getuigenis is ongetwijfeld het schilderij, waarschijnlijk van de hand
van Jan Garemyn, waar de tuin van het Brugs raadslid François Willaeys en van zijn vrouw Anne-Thérèse Vleys op afgebeeld staat. Gelegen in Groeninge, in de
schaduw van de Onze-Lieve-Vrouwekerk en palend aan de tuin van de
Eekhouteabdij, had de tuin van Willaeys alles om te wedijveren met de Franse
tuinen. Aangelegd in het verlengde van een moestuin die aan dezelfden
toebehoorde, werd de tuin uitgewerkt volgens de richtlijnen van de grote
tuiniers van het ogenblik. Hij bestond uit twaalf rechthoekige parterres,
sommige met een grasmat, andere met bloembedden of met laagstammige fruitbomen.
Kleine monumentjes vrolijkten de tuin op en achterin stond een groot standbeeld
in een monumentale nis, omringd door een waterpartij met fontein. De dames
koesterden zich in de zon op het grastapijt, de heren wandelden rond of
verpoosden op een bank en de tuiniers bemoeiden zich met de goede onderhoud.
Rondom verhieven zich de toren van de Onze-Lieve-Vrouwkerk, die van de
Eekhouteabdij en het Belfort, terwijl het silhouet van de patriciërshuizen
langs de Dyver zich op de achtergrond aftekenden.
Willaeys
was op verre na niet de enige die zich om zijn stadstuin bekommerde.
Andries-Lodewijk Van den Bogaerde (1726-1799) die tegelijkertijd burgemeester
en tresorier van het Brugse Vrije was, wat hem gezag gaf over een groot deel
van het huidige West-Vlaanderen, was ook een groot botanicus.