Al surfend bij een voorvader Willaeys
In
de achttiende eeuw vond Brugge de vrede terug die aanmoedigt tot commerciële en
industriële activiteiten en kwam er opnieuw een zekere welstand. De gegoede
edellieden en de rijke burgers trokken een ganse bevolking mee in de ambitie
tot werken en produceren. De statige herenhuizen en de elegante oranjerieën uit
die tijd blijven er de getuigen van.
In
en rond Brugge wedijverden de edelen en burgers om ter mooiste tuin. De
bisschop van Brugge, zelf ook lid van de Confrerie van de heilige Dorothea,
ontving de tuinliefhebbers op zijn uitstekend onderhouden zomerverblijf
Rooigem. De vrijgezel Laurent Van Ockerhout (1746-1815) woonde op zijn
"campagne" langs de Diksmuidse heirweg op Sint-Andries en wijdde er
zijn leven aan zijn tuin.
En in de binnenstad dan
Ook
in de historische stad bleef de tuin in ere. We weten het dank zij tekeningen
die ervan gemaakt werden en beschrijvingen die we er van terug vinden naar
aanleiding van verkopen of in de boedelbeschrijvingen bij nalatenschappen. Het
mooiste getuigenis is ongetwijfeld het schilderij, waarschijnlijk van de hand
van Jan Garemyn, waar de tuin van het Brugs raadslid François Willaeys en van zijn vrouw Anne-Thérèse Vleys op afgebeeld staat. Gelegen in Groeninge, in de
schaduw van de Onze-Lieve-Vrouwekerk en palend aan de tuin van de
Eekhouteabdij, had de tuin van Willaeys alles om te wedijveren met de Franse
tuinen. Aangelegd in het verlengde van een moestuin die aan dezelfden
toebehoorde, werd de tuin uitgewerkt volgens de richtlijnen van de grote
tuiniers van het ogenblik. Hij bestond uit twaalf rechthoekige parterres,
sommige met een grasmat, andere met bloembedden of met laagstammige fruitbomen.
Kleine monumentjes vrolijkten de tuin op en achterin stond een groot standbeeld
in een monumentale nis, omringd door een waterpartij met fontein. De dames
koesterden zich in de zon op het grastapijt, de heren wandelden rond of
verpoosden op een bank en de tuiniers bemoeiden zich met de goede onderhoud.
Rondom verhieven zich de toren van de Onze-Lieve-Vrouwkerk, die van de
Eekhouteabdij en het Belfort, terwijl het silhouet van de patriciërshuizen
langs de Dyver zich op de achtergrond aftekenden.
Willaeys
was op verre na niet de enige die zich om zijn stadstuin bekommerde.
Andries-Lodewijk Van den Bogaerde (1726-1799) die tegelijkertijd burgemeester
en tresorier van het Brugse Vrije was, wat hem gezag gaf over een groot deel
van het huidige West-Vlaanderen, was ook een groot botanicus.
©
Andries Van den Abeele
Brugge 1998
Deze tekst is in boekvorm gepubliceerd door de uitgeverijen Vanhaecke, Brugge
en Editions du Perron, Luik.
Het boek is nog beschikbaar.
Het bevat talrijke illustraties door fotograaf Hugo Maertens, die van ruime
commentaar zijn voorzien.
|