Een speciale Opkweekmethode van
Fruitbomen
Van
Allen Gilbert, een Australier
(all
about apples ISBN 1 86447 046 1)
Hij gebruikte zijn
methode met succes voor appelen, pruimen en peren en stoelt op een 20jarige
ervaring.
Hij werkt volgens
het vaassysteem, maar op zijn manier. Het eerste jaar wordt er zeer sterk
teruggesnoeid.
Als men op de
kwekerij een exemplaar kiest met goede beworteling en 4-6 takken, vertrekt men
met voorsprong.
Het is de normale
praktijk de takken van de aangekochte boompjes het eerste jaar sterk terug te
snoeien. Doch veel liefhebbers schrikken terug om zo fel te snoeien en korten
enkel het uiteinde van elke tak 10-20 cm in. (Zo deed ik het ook!).
Topsnoeien is
echter verwerpelijk - welke snoeiwijze men ook hanteert - omdat de boom reageert met langgerekte, slungelige
en opgerichte groeiwijze.
Gekochte boompjes
tellen gewoonlijk 3 tot 5 reeds gevormde takken. Doch de takken in het hart (centrum)
van de boom moeten er zonder pardon uit,
want anders worden deze te dominant.
Al de andere takken
worden teruggesnoeid op 5-6 ogen. De hoogste twee moeten echter naar de
buitenkant groeien. Knoppen aan de binnenkant, die anders naar het centrum
groeien dienen met een scherp mes verwijderd te worden.
Meestal snoeit men
enkel in de winter en dan zijn er vier jaar nodig om het beoogde aantal takken
in dit nieuwe systeem te bereiken.
Past men evenwel
zomersnoei toe wanneer de nieuwe scheuten op de geknotte takken 10-20 cm lang
zijn, dan krijgt men een verdubbeling van elke tak. Al wat vereist is, is de
scheuten even hoog af te knippen en op de basistak 4-5 bladeren te laten staan.
Dit dwingt deze tak om op zijn minst 2 nieuwe takken te vormen. Bij zeer
groeikrachtige rassen kan men deze behandeling zelfs nog eens toepassen en
bekomt men al een verdrievoudiging van de takken in één groeiseizoen.
Resultaat: een
enkel in de winter gesnoeid jong boompje met 4 takken heeft tegen de volgende
winter wellicht 8 takken. Waar zomersnoei is toegepast heeft men er al 16. Met
een tweede zomersnoei geraakt men reeds aan 32 takken.
Boompjes die men
aldus behandelt moeten steeds voorzien zijn van het nodige vocht en een goede
bemesting, (liefst elke maand een klein beetje).
Van een boompje met
16 takken, dat in de zomer eenmaal gezomersnoeid werd, kort men elke tak
opnieuw in tot op 4-5 knoppen. Het volgende seizoen komt er een verdubbeling
van de takken tot een 30tal.
Verdere zomersnoei
op een boompje met dit aantal takken is niet meer nodig. Men laat ze gewoon
doorgroeien.
De volgende winter
zal deze boom, in vaasvorm, ongeveer 30 sterke takken tellen, gelijk verdeeld
rond de kroon.
Deze takken bereiken
een lengte van 2 m en veel meer.
Het
is belangrijk in dit stadium nog niet te snoeien aan deze takken; behalve
het verwijderen van een kruisende tak, van dood hout, een kankertak en de
waterscheuten in het hart van de boom. (Deze had men al kunnen wegtrekken in
een jong stadium tijdens de zomer).
Men blijft van de
takken af en verbijt de neiging om de extra lange, slungelige, vele meterslange
takken in te knippen.
Deze ongesnoeide
takken zullen over de ganse lengte korte scheuten en vruchttakjes vormen.
Knipt men een
dergelijke tak toch in, dan komt er een vegetatieve groeischeut en vormt er
zich haast geen vruchthout, zelfs al knipt men slechts 1 à 2 cm weg. Gevolg:
een dergelijke tak groeit wel sterk, maar vertoont lange, kale plekken zonder
of bijna geen zijhout.
Maak u niet druk om
kruisende en krom groeiende takken. Laat ze ongemoeid zodat ze kunnen
vruchtzetten. In een later stadium kan je nog altijd inkorten als dit
noodzakelijk is.
Afblijven van korte
takjes om deze te laten uitgroeien tot vruchthout. Zelfs bij gevorkte eindtakken
hoeft er niet per se een weggenomen te worden, maar het kan.
Een op deze manier
gegroeide tak is bezet met vele korte takjes
met bussels bladeren, maar laat ruimte voor veel zonneschijn tot in de
basis van de boom, zodat ook daar de (zij)takken en vruchten het goed doen en
niet afsterven door gebrek aan licht.
Een gevolg is ook
dat zich al het eerste jaar vruchttakjes ontwikkelen op de niet gesnoeide tak
en de boom- afhankelijk van het ras- al onmiddellijk begint met vruchtdracht.
Het tweede jaar van
niet-snoei is het jaar van de vormgeving van de boom.
De dunne, slanke,
jonge takken, beladen met vruchten, buigen door onder het gewicht. De boom met
zijn hangende takken blijft kleiner en de takken zijn beter bereikbaar.
Een tak die
gedurende 9 maand neerhangt behoudt die stand.
Het kan zelfs nodig
zijn zwaar beladen takken te stutten tegen afbreken. Vruchtdunning kan helpen
tegen overgewicht, maar is meestal niet nodig.
Te stijl groeiende
takken kan je verzwaren met gewichten of naar omlaag binden.
Als de boom na twee
niet-snoei jaren op deze manier gevormd is, zijn er maar weinig verdere ingrepen
nodig: wegknippen van een gebroken tak, wat uitdunnen van teveel vruchttakjes,
wegnemen van een tak die er teveel is
Aldus is er nog
heel weinig snoei nodig.
Ongeveer om de vijf
jaar zal het nodig zijn zijtakken wat in te korten en gans de boom wat uit te
dunnen.
Een van de doelen
van dit nieuw snoeisysteem is de boom zo vroeg mogelijk vrucht te laten dragen.
Aldus bekomt men een minder hoge boom. De boom bereikt vlugger de rijpheidsfase.
Vruchtzetting
vereist voeding en limiteert aldus de groei van takken en waterscheuten.
Met deze methode
bekomt men zijdelingse, in plaats van opwaartse groei. Men kan makkelijker
oogsten vanaf de grond.
Ook de
beurtjaargevoeligheid vermindert.
Er is veel minder
onderhoud nodig.
Licht bereikt alle
delen van de boom tot in de broek.
Dit systeem is ook
gemakkelijk toepasbaar voor boompjes in potgroei.
Alhoewel deze
methode best start met jonge boompjes om deze een goede vorm te geven, kan men deze
nieuwe methode ook toepassen op oudere exemplaren die al gekweekt werden in
vaasvorm. Dit is al lang mijn preferente boomvorm.
Ik hoop dat ik nu
beter weet hoe te snoeien.
Men is nooit te oud
om te leren, wel wetende dat de theorie gemakkelijker is dan de praktijk. Ik
heb er zin in op mijn toch wat oudere dag!