De ‘PLUKHOF’
Heerweg, Wiekevorst, Heist-op-de-Berg, een nieuwe, biologische zelfpluktuin
Snoeidemonstratie door Geert Latet, van het Proefcentrum Fruit (PCF) St. Truiden voor het Biobedrijfsnetwerk Kleinfruit (BBN).
Els Vloebergh, zaakvoerster ontving de groep. Jelle, de echtgenoot, die in het onderwijs staat, steekt een handje toe. Momenteel is 1 Ha van 1,9 Ha beplant.
Men teelt op ruggen. De grond is lichte zand-leem en was voordien weiland. Rondom rond is een houtwal aangeplant die voor meer beschutting en een grotere biodiversiteit moet zorgen. Er is net een paal met nestkast voor de torenvalk geplaatst.
Naast de parking staat een ruime plastiekserre.
Men beschikt over voldoende en goed water uit een boorput van 45m diep. In elke rij hangt een vloeidarm.
De eerste paar rijen zijn eetdruiven: de witte palatina en 3 blauwe rassen, waaronder Muscat Bleu en Nero.
Op de volgende rijen staan de herfstframbozen Polka (vroeg) en Heritage (laat). Over dit laatste ras was er wat discussie: te stekelig, te bossig en plukt moeilijk
Geert adviseert een luchtig gewas: 7-8 stengels de lopende meter. De geleverde plant laat men intact. Dit bevordert de hergroei en vorming van nieuwe stengels. Pas na een goede maand knipt men de oude stengels weg- deze leveren toch nog geen productie – en alle energie gaat naar de nieuwe stengels. Geert raadt aan de stengels pas in de winter af te knippen, zeker nog niet in oktober.
Frambozen verkiezen een eerder zure grond. Zeker geen champost gebruiken en ook geen rijke compost, wel compost van dennennaalden en –schors. De Ph verhoogt in de loop der jaren en het is heel moeilijk om die omlaag te krijgen.
De planten staan op een verhoogd bed dat zoveel mogelijk onkruidvrij dient te worden gehouden. Dus veel manueel werk: schoffelen en aanaarden. Wel opletten om de nieuwe scheutjes niet te verstikken bij het aanaarden.
Dan kwamen we bij de rode bessen Jonkheer van Tets. Dit ras heeft echter veel behoefte aan winterkou. Met de zeer zachte winter zal de nodige koudesom niet bereikt worden. Er valt veel rui en minder mooie trossen te verwachten. Voor zelfpluk is dit gelukkig minder een probleem.
Om deze reden is dit ras in de gangbare teelt afgeschreven ten voordele van Junifer.
Els heeft het voorlopig voor de gewone struikvorm, meer natuurlijk. In de professionele teelt kweekt men enkel nog in haagvorm. Door de luchtiger kweekvorm blijft het gewas minder lang nat en droogt beter op, wat schimmelvorming tegengaat. Meer licht zorgt voor grotere bessen.
Geert verwijdert ook een deel van de kleine takjes die te dicht opeen staan. Op de stam worden ook wat oogjes weggevreven. Anders krijgt men te veel een kluwen van kleine, elkaar beconcurrerende trosjes. Te stijl omhoog groeiende takken worden afgeknipt.
In de kering leveren minder takjes en ogen toch meer, mooier en beter fruit.
Men kan zowel met een- als tweetakkers werken die een aantal jaren kunnen blijven staan, 6 tot 15 jaar al naar gelang het ras. Per lopende meter houdt men 3 takken aan. Men ziet wel wanneer een tak afgeleefd geraakt met afstervend hout. Is dit de schimmelziekte Eutypa, dan ziet men bij het doorknippen van de stengel zowel dood als nog levend hout.
In verband met deze laatste ziekte wordt er aangeraden zo laat mogelijk te snoeien. Pas omstreeks maart, zodat de snoeiwonden vlug kunnen opdrogen. Vooral stekelbessen zouden hiervoor gevoelig zijn.
Als witte trosbes staat er Blanka. Verder als rode Rolan Tussen haakjes ook dit ras vergt de nodige winterkou. Rovada wordt algemeen gezien als het interessantste ras, dat dan ook het meest geteeld wordt.
Als zomerframbozen staan er Glen Ample en Tulameen. Het eerste ras viel hier ’t meest in de smaak. Bij anderen was dit andersom, vooral op zware gronden.
Bij zelfpluk kan er zich wel een probleem stellen als men de vruchten niet omhoog plukt maar opzij sleurt. Hierbij kunnen lichtere takken afbreken.
Hier heeft men long canes aangeplant; volgroeide planten die men een tijd in de frigo bewaard heeft.
Geert wijst nog op het belang van de afgedragen takken direct te verwijderen. De nieuwe takken krijgen alle energie en licht en ruimte.
Vlak onder het nieuwe oog zit nog een slapend oog dat aan lentevorst kan ontsnappen.
De stekelbessen zal men wel in haagvorm kweken. Bij elke plant staan 2 bamboestokken. Zaak is hier de concurrerende opschieters zo vlug mogelijk te verwijderen. Men dient de topscheut zeer regelmatig aan te binden. Het komt er op aan zo vlug mogelijk een volgroeide plant te bekomen. De toptak zeker niet inknippen. In plaats van stimulering remt dit de groei, terwijl dit bij appelen de groei precies stimuleert.
Bij zwarte bes is het belangrijk vanaf zo laag mogelijk eenjarige takken te kweken. Hieraan komen de vruchten. Niet meer dan een zestal takken per struik. De rassen hier zijn Triton en Titania. Het toeval wilde dat in een afgeknipte tak reeds een larve van de bessenglasvlinder stak. Al een heel eind merg was weggevreten.
Verder zijn er nog Jostabessen, een heel dankbare bes voor de zelfpluk, vruchtbaar, lekker en de vruchten hangen zeer lang aan de struik. Met snoeien dient men nog te wachten tot men ziet of een nieuwe tak vruchten zet of niet. Pas dan de vegetatieve tak afknippen. Aldus tempert men toch enigszins de groei.
Er staan ook nog bramen: Loch Ness en Chester Thornless.
|