Mijn meer dan 40 jaar ervaring met tuinieren en het telen van vele
soorten (klein)fruit zonder scheikundige bemesting en - spuiten wil ik
meedelen en zelf nog bijleren.
Voor de fruitliefhebber
26-09-2005
FEEST
Vandaag zondag 25 september was het feest op 't dorp: Hal kermis.
Zelf trok ik naar 't feest van de zeventigers in mijn geboortegemeente Ichtegem.
Onlangs kreeg ik een van mijn opstellen uit de vierde latijnse terug onder ogen.
Feeststemming.
Die morgen ontwaakte Jantje vroeg. Hij trok zijn kleine bruine oogjes open, knipperde een paar maal tegen het felle zonlicht dat alles overgoot en omhulde met een heerlijke glans. t Blonk allemaal zo blij. Jantje lag stil. Hij hield zijn ogen dromend naar de wit gekalkte zoldering gericht, die nu nog witter en frisser scheen met de heerlijke zonneglans. Hij luisterde naar niets, maar toch hoorde hij alles. Hij hoorde de jongens ademen, heel lichtjes en zachtjes.
Hij dacht op niets, enkel droomde hij maar. Dan sloeg hij de dekens op en kroop uit zijn bed. Hij ging tot bij t raam en trok het zachtjes open. Een fris ochtendwindje, stoeide naar binnen. Het aaide over zijn gezicht. Het streelde zijn hals en struwelde door zijn haar. Hij huiverde eventjes. Heerlijk was dat windje. Het gordijn achter hem ritselde even...
Hij dronk de frisse lucht. Jantje boog zich door t raam. De speelplaats onder hem lag doods en verlaten. Groot leek ze nu.
Op het muurtje kwamen 2 mussen zitten. Hij zag hun kopjes die gedurig heen en weer draaiden. Soms leek het dat ze naar hem keken. Andere mussen streken neer midden op de speelplaats. Seffens wipte de 2 van het muurtje en vlogen naar de andere vogels. Ze vochten om een brokje brood. Heftig kabaal maakten ze. Jantje sloeg het dartele gedoe van de baldadige mussen gade.
Met 5,6 vochten ze. t Was een warreling en dwarreling al door elkaar.
Toen schoten ze opeens allemaal uiteen.
In de populieren zong de wind zijn ongekunsteld, altijd eender liedje.
Jantje leunde uit t venster en keek over t feestelijke stadje. Hij kon juist een gedeelte van de Langestraat zien. Al bloemen en kransen en fris, jeugdig groen.
Een auto snelde voorbij. Hij zag een man die snel voortstapte. Hij droeg een hoed.
Achter t internaat denderde een trein voorbij. Hij kon hem echter niet zien. Dan keek hij naar t kippenhok van t huis aan de overkant. De hennen maakten een eerste wandeling. De haan stapte deftig en ging nu en dan eens op zijn tenen staan om te kraaien. Jantje had reeds dikwijls naar die kippen staan kijken. Ze deden hem denken aan thuis, aan hun eigen kippen en al de dieren van de hoeve.
Plots begonnen de klokken te luiden. Blijheid en vreugde zinderde uit de bronzen klanken die over het stadje open galmden en weggleden om ver, ver weg, heel zachtjes uit te sterven.
Bonzend viel de slag van de grote klok en seffens daarop die van de lichtere.
Het kleine klokje slingerde zijn zilveren trillingen tussen het zware dreunen en het nazinderen en alles smolt ineen in jubbelende tonen die zo harmonieus en vol vreugde staken dat Jantjes hartje mee ging kloppen met de jubbelende vreugdeklokken.
Ze luidden de feestelijke dag in en beierden vreugde en vrolijkheid over het ontwakende stadje. Traag en statig galmden ze.
Jantje schrok toen de bel opeens schel rinkelde. Vlug sloot hij het venster en dook weg in zijn hokje.
Overal begon het te roeren. Kastdeuren kriepten en gordijnen riststen open.
Al de jongens trokken hun beste kleren aan.
t Was immers feest die dag.