EN NU SNOEIEN !
De voorbije
paar weken waren helemaal gewijd aan de inrichting van het grotere appartement
van mijn dochter Mieke met Jonas en Yamsi.
Naast de
hulp van vrienden en familie was ik toch het meest inzetbaar voor het effenen
van de muren, het wassen van de plafonds, het schilderen en het leggen van
laminaat, waarbij veel zaagwerk te pas komt. Dat ik het tot een goed einde kon
brengen heeft mij voldoening gegeven.
Nu kan ik
aan het snoeiwerk beginnen. Een werk dat de ganse zomer doorgaat.
Het lijkt
mij interessant mijn inzicht ter zake weer wat op te frissen.
Achtergronden van de
snoei
Snoei kan het best en het meest eenvoudig worden
gedefinieerd als het wegnemen van plantendelen.
Het doel van snoeien in de fruitteelt is
een evenwicht te bewerkstelligen tussen de groei en de vruchtbaarheid.
Andere vaak niet minder belangrijke redenen zijn: de
productie, de grootte en de kwaliteit van het fruit te verbeteren, de gewenste
boomvorm in stand te houden of te herstellen en de groeikracht en de gezondheid
van de bomen te behouden.
In de fruitteelt vormt de snoei dan ook de meest
besproken en toegepaste cultuurmaatregel, vaak zonder voldoende theoretische
achtergrond.
De kennis van de snoei berust nog steeds voornamelijk
op ervaring. Ook die is broodnodig en die moet je zelf verwerven op
snoeidemonstraties. Vele jaren lang was dit een van de best bijgewoonde
initiatieven uit mijn VELTperiode.
De Snoeiregels van
Koopmann
De belangrijke regels die inzicht geven in de groei
van de takken in de boom, maar dan na de snoei,
zijn door Koopmann in 1896 opgesteld.
Als hoofdopzichter van de keizerlijke tuinen in
Duitsland heeft hij verscheidene jaren achtereen proeven gedaan naar de invloed
van de snoei op de lengte- en diktegroei van de takken.
Aan de basis van zijn bevindingen ligt een
belangrijke planteneigenschap, die apicale
dominantie genoemd wordt. Deze eigenschap houdt in dat de top van de scheut
een remmende invloed uitoefent op het uitgroeien van zijknoppen. Hormonen in de
plant spelen hierbij een belangrijke rol.
Door de scheuten te toppen of in te knippen kan de
apicale dominantie worden opgeheven, waardoor de zijknoppen tot uitlopen worden
aangezet. Een goed voorbeeld van een volledig opheffen van deze remmende
invloed is een zogenaamde heksenbezem: een infectie met schimmels doet ter
plaatse alle slapende knoppen uitlopen, waardoor een groot bos fijne scheuten
op één plaats ontstaan.
De apicale dominantie eigenschap is niet bij alle
soorten of zelfs rassen even sterk.
Ondanks dit verschil gelden voor de
hergroei na het snoeien de volgende algemene
regels:
·
Hoe
meer een twijg wordt ingekort, hoe krachtiger de nieuwe scheuten. Dit gaat
echter niet meer op wanneer een twijg zover wordt teruggeknipt, dat de verlengenissen
moeten ontstaan uit de slapende knoppen van de twijgbasis.
·
De
totale lengte van de tak plus de verlengenis blijft na niet of nauwelijks
insnoeien vrijwel gelijk. Na diep inknippen wordt de totale lengte kleiner .
Sterke snoei remt de groei dus af.
·
De
totale scheutgroei, met inbegrip van de zijscheuten, blijft min of meer
constant zoIang niet meer dan 2/3 van de twijg wordt verwijderd. Wordt meer
weggesnoeid, dan wordt de totale lengte minder.
·
Het
aantal langloten, maar vooral het aantal kortloten neemt af naarmate verder
wordt ingesnoeid.
·
Naarmate
een twijg dieper wordt Ingesnoeid, vormen de nieuwe scheuten minder
vruchtknoppen. In combinatie met de vorige regel betekent dit verschijnsel dat
diep insnoeien van twijgen nadelig is voor de vruchtdracht. Het is echter voor
een goede vormingssnoei veelal onontbeerlijk, want dan wil men vooral
twijggroei.
Op Evenwicht
komt het aan
Tussen de bladeren en de wortels van een boom bestaat
een zeker evenwicht.
Dit blijkt duidelijk als een deel van de wortels
beschadigd is. Door de verstoring van het evenwicht is het aantal wortels te
klein geworden ten opzichte van de hoeveelheid blad en wordt er te weinig water
met daarin opgeloste voedingsstoffen aangevoerd. Het gevolg is dat een deel van
de bladeren verdort of hangt te treuren tot het evenwicht weer is hersteld. (
Denk even aan een grotere, verplante boom.)
Het omgekeerde treedt op als het wortelstelsel intact
blijft, maar een groot deel van de takken wordt verwijderd. Het gevolg is dat
zich veel nieuwe scheuten met bladeren gaan ontwikkelen om de hoeveelheid
groene delen weer op peil te krijgen.
Conclusie: sterke snoei bevordert de scheutvorming: hoe sterker we
snoeien, hoe sterker de nieuwe groei zal zijn.
Bij een dragende boom is het de kunst
evenwicht te bereiken tussen nieuwe scheutvorming en vorming van stevige
vruchtknoppen, vooral op kortloten.
|