Vervolg 2
GM Gewassen kunnen het
Bodemleven verstoren
Bodemleven
Het
is zeer belangrijk rekening te houden met het feit dat 30 % van de stoffen ( suikers, aminozuren, eiwitten enz.) die
de plant aangemaakt heeft, via de wortels in de grond afgescheiden worden.
De plant
doet dit om aldus een gezond bodemleven rond de wortels te creëren.
In dit
bodemweefsel zitten bacteriën, schimmels, nematoden, protozoa enz. die de plant
helpen beschermen tegen ziekmakers en helpen bij de opname van mineralen.
Deze
organismen zetten het organisch materiaal om in humus. De vorming van humus
gebeurt in elke gezonde grond. Dit betekent een excellente opslag van voeding, en
minder uitspoelen van mineralen.
De
opbouw van humus creëert een gezonde bodem en een perfecte kwaliteit en optimale
opbrengst.
Bij
G M planten is de opbouw van eiwitten compleet veranderd.
Het blijkt
dat de bodemorganismen deze genetisch gewijzigde eiwitten niet kunnen opnemen
en dat het bodemleven sterft.
Dit leidt
onvermijdelijk tot uitputting van de humusvoorraad en verlies van
bodemvruchtbaarheid.
Het
eindresultaat is dat men moet gebruik maken van scheikundig bemesten en spuiten,
daar de grond al zijn ziekteweerstand en minerale reserves verloren is.
Een goed
voorbeeld dat men werkelijk niet weet wat er gebeurt bij het introduceren van
een G(enetisch) G(ewijzigd) O(rganisme) werd gegeven door Dr Elaine Ingham,
prof Microbiologie aan de Oregon State University.
Dr Elaine
Ingham verwijst naar de genetisch gewijzigde bacterie Klebsiella planticola , die het normale controleproces, waarbij 13
verschillende laboratoria betrokken waren, had doorlopen en goed gekeurd was
voor de veldproeven.
Dit veel
geprezen GGO had de eigenschap goedkoop alcohol te maken, ter vervanging van fossiele
brandstof.
Als materie
hiervoor zou men de oogstresten gebruiken en het organisch afval na verwerking
dat tevens nog GGOs bevatte- was bestemd om als organische bemesting terug te
voeren naar de boerderijen.
Ergens
in dit simplistisch scenario was men vergeten de
GGObacterie te testen op levende planten.
Het
onderzoeksteam van Dr Ingham deed deze tests wel en onmiddellijk bleek dat deze GGOs van de suikers, afgezet in de
wortelzone van de plant (ironisch genoeg ter bevordering van de goede micro-organismen),
alcohol produceerden.
Het probleem
was dat er een dodelijke dosis alcohol geproduceerd werd, 5 maal meer dan een
plant kon verdragen.
Dr Ingham
beschreef proeven waarbij, in zeven dagen, al de tarweplanten verslijmden.
Indien
dit organisme op de velden terechtgekomen was, - de vrijgave was nakend
dichtbij was het goed mogelijk dat een ruim deel van het plantenleven besmet
zou raken, wat zijn weerslag kon hebben op al het leven op aarde.