Sommigen van jullie hebben al van kleinzoon Jonas gehoord en gezien:
http://video.google.com/videoplay?docid=9177753211112350222&q=deadly+jumping+on+the+trampoline
Column: de fietstocht
Elke ochtend in de schoolweek gebeurt het opnieuw.
Ik stap op mijn fiets. Het is koud buiten. Telkens vraag ik me af of ik toch niet beter mijn handschoenen had meegenomen, maar nooit deed ik het.
Ik kijk naar de kerkklok, het is 10 voor 8. Dat betekent dat ik alle tijd heb, maar toch voel ik me niet op mijn gemak, wat als ik een lekke band krijg onderweg? Dan sta ik daar in de kou. Ik kan niet blijven treuzelen ... ik moet nu wel vertrekken. Ik fiets de straat uit, op het einde van de straat is er een paadje.
Het is nog wat schemerig en mistig. Ik volg het paadje tot ik aan een scherpe bocht kom. Ik fiets verder,
en verder ... het paadje is aan beide kanten bedekt met bomen. Als ik naar boven kijk zie ik bladeren die naar beneden fladderen, en dan op het paadje terecht komen. De wind suist rond mijn oren die koud aan voelen, het paadje maakt nu een bocht, achter de bocht kom ik een fietser tegen . Elke ochtend is hij daar opnieuw ... met zijn blauwe jas en zijn aktetas achterop zijn fiets gebonden.
De tocht naar school is altijd een race, daarom niet een race tegen de tijd.
Er zijn vele andere fietsers die me voorbij willen steken
maar dat pik ik niet en ik ga ze achterna, ik weet niet of ze het ook beseffen dat we aan het racen zijn, maar het lijkt wel zo: wie is er de snelste, hij of ik
De tocht naar school duurt wel een eeuwigheid
ook al is het in realiteit maar 20 minuten . In de zomer lijken het er maar 10 te zijn . Dan is het lekker warm en een stralende zon en geen regen, prima fietsweertje, waarschijnlijk duurt het dan korter omdat ik er van geniet, maar in realiteit duurt het natuurlijk ook 20 minuten
Na een tijdje fietsen gaat het weggetje onder een brug
het paadje gaat naar beneden, dan onder de brug, en dan terug naar boven. Ik fiets stevig door zodat ik gemakkelijk terug naar boven kan
ik kom onder de brug vandaan, ik trap zo hard als ik kan maar mijn benen zijn moe
nog een paar meter en ik ben er .. ik ga rechtstaand trappen om zo boven te raken . Het is me gelukt, ik ben er .
Ik kijk achter me en zie de brug en voor me zie ik nog andere kinderen die naar school fietsen. Ik fiets en ik fiets tot ik aan een onderbreking van het paadje kom. Een verkeerslicht! Meestal moet ik hier lang wachten . Ik kijk dan naar de autos die al kibbelend proberen de ander zijn bocht af te snijden of elkaar voorbij te steken. Eindelijk is het groen . Het gaat hier lichtjes bergaf .. nu zijn we met veel fietsers . Nog een paar 100 meters en ik ben er. Ik ben aan de school.
TOEN IK DIT LAS KRULDE MIJN NEUS.