Mijn Ervaring met Kippen
Op de boerderij in West-Vlaanderen
hadden we altijd kippen, minstens een honderdtal.
Onze legkippen waren de Witte Leghorns, toen de beste leggers
onder de raskippen. Ze kwamen binnen als eendagskuikentjes die zich warmden bij
de kachel met koepel, om de warmte naar onder te weerkaatsen. Het waren zon
warme diertjes om te aaien.
Kippen waren ook mijn eerste
speelkameraden. Er waren er altijd die neerhurkten, precies om opgepakt te
worden, wat ik toen ook deed.
Toen mijn moeder eten aanbracht
hielp ik graag mee om de kippen rond mij te lokken. Als mijn vader de tuin
spitte was ik er altijd bij om de dikke pieren te verzamelen om ze de kippen
voor te houden. Als kleine, stoute jongen van 3 jaar had ik ooit wel eieren
stuk gegooid zodat de kippen zich voor mijn voetjes verlustigden.
Er liepen ook enkele hanen tussen.
Soms waren dat zeer agressieve dieren. Ze kwamen naar je hoofd gevlogen. Ik zie
mijn moeder zich nog verdedigen, slaande met de voedselemmers.
Voor mij waren die hanen het
grootste probleem als de pruimen rijp waren. Ik nam dan een lange stok mee.
Eenmaal had ik een haan buiten westen geslagen. Ik was geschrokken. Ik wou het
gaan vertellen, was nog maar een paar stappen weg, en werd van achter opnieuw
aangevallen.
Het duurde altijd toch even voor
deze dieren geslacht werden. Tegen de appeltijd waren ze er gelukkig niet meer.
Na de oorlog werd er
overgeschakeld op hybride kippen Hy
Lines. Eén maal werd er ook een toom van het ras Mechelse
Koekoek, als vleeskippen opgezet. Ik herinner me nog dat het een zeer ziektegevoelige
toom was. Te weinig haalden de eindmeet. Het bleef bij die poging.
De eerste kippen die ik hier hield
waren er van thuis, hybriden dus.
Ik las over de prachtige
raskippen.
Op de beurs Het Neerhof te Gent
schafte ik mij een machtige Zilverbrakelhaan
en twee kippen aan. Een paar dagen later lag de haan dood en enige tijd later
werden de kippen spastisch van wat ik later als de ziekte van Marek leerde
kennen.
De tweede poging met raskippen
kwam er in 1973 via Herman Rombouts, later biokippenboer, toen de secretaris van St Katelijne-Waver en
Mechelen, de vierde afdeling van de Vrienden van de Biologische Teelt. Na
een jaar veranderden we de naam in Vereniging voor Ecologische Land- en
Tuinbouw en de VELT VZW was geboren.
Van Herman had ik Goud en Zilverbrakels en nog een
bruin Hollands ras.
Het waren gezonde dieren, die
graag in bomen gingen slapen. Dat was alleen een probleem in zeer harde winters
vanwege de bevroren kammen. Hoe hoog ik de afsluiting ook maakte, uitbrekers
waren een bestendige last in de moestuin. Even erg vond ik het dat we tijdens
de lange wintermaanden van eieren verstoken bleven.
Ik heb ook Mechelse Koekoek en Izegemse
koekoek gehad. De eerste hebben pluimen aan de poten, de tweede niet.
Na vele jaren kwamen er een paar
hybriden bij en hadden we ook s winters eieren.
In 2000 vernam ik dat als gevolg
van de nieuwe wetgeving voor de biokippenboeren voor t eerst biokippen
(hybriden) zouden opgekweekt worden ( vanaf 6 weken biovoeder) en sloot ik
hierbij aan met het Project Kip bij t
Groen, VELT wilt t doen. We kregen
5 Fr. subsidie van de Provincie Antwerpen voor de afvalverwerkende kippen.
Ik kreeg last met GAIA, want ik
moest mij ontfermen over afgeleefde batterijkippen. Maar in eigen kring waren er
ook felle tegenstanders van hybridekippen, zelfs als die biologisch opgekweekt
waren.
Het project kreeg wel een premie
van 70 000 Fr van de Koning Boudewijnstichting.
Nog altijd kweken de
bioberoepstelers met die Bovans Goldine, levendige, gezonde, bruine
kippen, die bruine eieren leggen, ook in de winter.
De bazin, de hoogste in
de pikorde, van mijn huidige zes kippen is nog altijd een van die Bovans.
De voorbije winter
waren we nooit zonder eieren.
Na het teeltseizoen
krijgen zij vrije loop, zodat zij overal naar hartenlust kunnen krabben en
pikken.
Een paar zijn handtam,
ik kan ze aaien, en ze lopen voor mijn voeten als ik ergens in de grond aan t
werken ben.
Doen ze mij aan mijn
kindertijd denken?