TEKEN EN SCHILDERTECHNIEKEN EERSTE DEEL VANAF 14/10/06
17-11-2006
ART . NR . 80 . - OEFENINGEN IN DE PRAKTIJK
Art . Nr . 80 .
Oefeningen in de Praktijk
Het Stilleven
Evenals bij het schilderen met olie - en gouacheverf , zal het eerste volledige werkstuk bestaan in het schilderen van een stilleven . Dit soort van onderwerp stelt ons in staat tot een langdurige waarneming door de onveranderlijkheid van het licht op voorwerpen die zelf ook onbewegelijk zijn .
Eerste Voorbeeld
Bekijkt het stilleven , dat in fig . 7 is afgebeeld . Zijn compositie is eenvoudig , zijn kleuren levendig en afwisselend . We hebben het op droog papier uitgevoerd .
Uiteraad hebben we , als eerste stadium , een solide contructieschets gemaakt , eerst , zeer licht , met een HB potlood , dat vervolgens overtrokken wordt met de penseel in een neutrale , zeer zwakke toon (fig. 5 ) . Voor de verdere uitvoering zal hij onze gids moeten zijn , wanneer we de verschillende tinten gaan aanbrengen , die het onderwerp ons te bieden heeft . Je zult constateren dat dit eerste stadium bovendien een oppervlakkige aanduiding te zien geeft van de voornaamste schaduwpartijen , eveneens uitgevoerd in dezelfde neutrale , lichte toon ( samengesteld , bijvoorbeeld , uit ultramarijn en gebrande sienna ) die overigens geen enkele invloed zal hebben op de werkelijke schaduwkleuren van het onderwerp . We moeten er echter op wijzen dat men zich ook alleen tot potlood kan beperken voor de schetsopzet , waarbij men , desgewenst , de belangrijkste schaduwen met arceringen kan aanduiden .
Vervolgens hebben we alle aanwezige kleuren aangebracht , schaduwen zowel als lichtpartijen , deze laatste met één slag raak . We herhalen dan ook nog eens dat waterverf een procedé is , waarbij men het geziene moet samenvatten , dus een van vereenvoudiging en " keuze " . De geest onthoudt datgene , wat hij gekozen heeft uit alles , wat zijn ogen opvangen , en door die " eerste gooi " , moet de aquarel al het wezenlijke van het motief kunnen tonen . Het werk wordt dan nog eens onderhanden genomen om de schaduwen die , al drogend , lichter zijn geworden , te versterken . Men werkt dan op een droge ondergrond , met een penseel dat altijd goed van verf is voorzien en de verschillende overgangen worden dan uitgedrukt volgens de methode , die we reeds bespraken . Op fig . 6 ziet je een afbeelding van het tweede stadium , dat zoals men ziet , reeds zeer dicht het eindresultaat benadert ( fig . 7 ). Bestudeer vergelijkender wijze , de drie opeenvolgende stadia om jezelf goed rekenschap te geven van de ontwikkelingsgang van het werk .
Zonder twijfel zullen herhaalde oefeningen je een grote handvaardigheid kunnen verschaffen , tesamen met een vergroting van uw kennis van de mogelijkheden van uw palet en van de gedragingen van uw kleuren , zoals die verdund met water , op het papier worden uitgespreid . Eerst dan zult je in staat zijn om - zoals het behoort - een aquarel in één enkele beweging uit te voeren met de snelheid die deze techniek nu eenmaal vereist , dus zonder herhaalde overschilderingen en , nog meer , zonder verderflijk geknoei . Went je aan om van het begin af , zonder aarzeling , te werk te gaan , met een in voldoende mate gevuld penseel ; het alternatief zal uitlopen op armoedigheid en droogheid .
Tweede voorbeeld
Thans gaan we eens werken op vooraf bevochtig papier , om "nat " te modelleren Bij deze techniek , waarover we het voornaamste mededeelden , volstrekt de verzachting van de omtrekken zich vanzelf , het ineenvloeien van penseelstreken gaat gemakkelijker , maar we herhalen toch dat men van dit procedé geen misbruik moet maken om geen " wolligheid " , geen " vloeipapier - effekten " te doen onstaan .
Is de schetstekening voltooid , dan bevochtigt men de achterkant van het vel met een goede natte spons en dan wacht men met schilderen tot het water goed in het papier is gedrongen . Wil men , buiten werken , het vochtgehalte van het papier in stand houden , dan kan men het papier - als dit vrij dik , dus nogal stijf is - uit het raamkarton halen en het aan de achterkant met een natte spons bestrijken , terwijl men het aan de bovenkant vasthoud . Ook kan men , maar dan op de voorkant , nog blanke gedeelten met een penseel met schoon water bewerken . Maar hoe men het ook doet , het papier mag geen te grote hoeveelheid water bevatten , anders gaan de kleuren hun schittering verliezen . Als algemene regel geldt , dat het papier vochtig moet zijn voor de achtergronden , minder vochtig voor de tussenplans en nog minder voor de voorgrond . Aangezien de indroging zich voltrekt tijdens de arbeid en dat naarmate men van het eerste naar het laatste overgaat , zal alles dus goed kunnen gaan , mits de vochtigheidgraad van het papier niet te groot is ; is het geheel droog , dan kan men de laatste accenten gaan aanbrengen . Het kan zijn nut hebben , om , naar gelang de nagestreefde effecten , nu eens op vochtig , dan weer op droog papier te schilderen en , zelfs als je niet tevoren besloten hebt om volgens het hierboven beschreven systeem te werken , zult je er , minstens ten dele , toe gebracht worden om hen te gaan toepassen . Voor ons tweede voorbeeld ( fig . 9 ) hebben we eerst , zoals nu eenmaal nodig is , de schets gemaakt en wel met potlood en niet met lichte waterverf . Het papier moet immers vochtig zijn en onder de , hier nog sterkere invloed van het water , zouden de schetslijnen in waterverf kans lopen om , althans gedeeltelijk , te verdwijnen . De tekening moet dus krachtig zijn en lang zichtbaar blijven ( fig . 8 ) . Het tweede stadium zal een bijna volledige uitbeelding van het onderwerp moeten geven omdat het papier zijn vochtige staat niet lang behoudt en men dus tijdens deze tweede étappe vrij ver zal moeten gaan ; snelheid en trefzekerheid zullen bij deze techniek goed te pas kunnen komen . De grote moeilijkheid schuilt in het gedrag van de verf . Aangebracht op het papier , dat wel vochtig is , maar aan zijn oppervlakte er dof uitziet , heeft hij de neiging om zich te verspreiden buiten de hem toegemeten grenzen , hetgeen onduidelijkheid en zelf verwarring in de vormen ten gevolge kan hebben . Het is dus aangebracht om de tinten niet geheel tot aan de omtrekken uit te spreiden , maar iets ervoor te laten ophouden , zonder deze lacune te groot te maken . Geplaatst op de normale afstand zal het oog in de voltooide aquarel niets van deze blanke strookjes merken , die overigens door de zuigende werking van het papier toch wel verf zullen hebben opgenomen .
We tonen je niet het tweede stadium , dat nauw verwant is aan het laatste ( fig . 9 ) , die het resultaat is van een afwerking , waarbij bepaalde waarden versterkt werden en bepaalde vaagheden verbeterd op het nu geheel droge papier .
Samenvattend zouden we willen zeggen dat het werken op bevochtigd papier in het bijzonder op zijn plaats is voor bepaalde vloeiende en wazige effecten , zoals vooral het landschap die bezit , maar dat in beginsel deze techniek bij alle soorten van onderwerpen kan worden aangewend . Het is natuurlijk duidelijk dat " droogheid " hier niet gevreesd behoeft te worden , waar tegenover staat dat men zich voor weekheid en vaagheid moet hoeden . Deze immers kunnen het gevolg zijn van een schilderen op te nat papier en een ondeskundig opbrengen van de kleuren .
ART . NR . 80 . - FIG . 8 . SCHETSOPZET MET IETS ZWAARDER GEBRUIKT POTLOOD
Art . Nr . 80 .
Fig . 8 . Dit werk werd uitgevoerd op vooraf bevochtigd papier . Door dit feit werd de schets uitgevoerd met iets zwaarde gebruikt potlood , zodat hij langer zichtbaar bleef .
ART . NR . 80 . - FIG . 9 . - VOLTOOIDE AQUAREL
Art . Nr . 80 .
Fig . 9 . Op de voltooide aquarel zult je , vooral in de schaduwen , het resultaat waarnemen van de bevochtiging van het papier door de meer " wazige " effecten , die daarvan het gevolg zijn .
16-11-2006
ART . NR . 80 . - FIG . 5 EN 6 . - HET STILLEVEN
Art . Nr . 80 .
Fig . 5 en 6 . Schetsopzet en tweede stadium .
Het Stilleven . Aquarel
ART . NR . 80 . - FIG . 7 . - VOLTOOIDE AQUAREL
Art . Nr . 80 .
Fig . 7 .
Voltooide aquarel . Het gehele werk werd op droog papier uitgevoerd .
ART . NR . 79 . e , - VERWIJDERINGEN
Art . Nr . 79 . e ,
Verwijderingen
Soms raakt men bij het aanbrengen van de tinten bepaalde lichtplekken kwijt , vooral indien deze van geringe afmetingen zijn . Wanneer dit laatste het geval is , kan men die kleine lichtjes terug vinden door eerst de bewuste plek nat te maken met de punt van een penseel met schoon water ; daarna wacht men enkele ogenblikken en droogt men het overtollige water af met wit vloeipapier . Vervolgens neemt men de geweekte kleur weg door de top van de wijsvinger , die bedekt is met een schoon lapje , krachtig tegen het papier te drukken . Deze operatie moet , zoals alle verbeteringen , doelbewust en zonder aarzeling worden uitgevoerd . Als men de eerste keer niet slaagt , kan men de bewerking nog eens herhalen , maar daarna niet meer ! Dan zou er n.l. een kruimel op het papier gaan onstaan en daarop kan men niet meer met succes schilderen . Op echt aquarelpapier heeft men als redmiddel slechts het radeermesje , waarvan het lemmet een rechte hoek moet vormen met het papier om dit niet te beschadigen . Overigens is dit slechts mogelijk bij een studie en in het algemeen , niet bij een werk , dat voor een tentoonstelling bedoeld is . Aan de andere kant kan men bij vers geplaatste , nog vochtige verf , sterke lichtjes veroorzaken door de kleur met een stukje wit vloeipapier op te zuigen of door het papier zeer lichtjes een met de vinger samengekneed bollentje van broodkruimels te drukken , dat schoon gehouden moet worden ; anders neemt men een nieuw bolletje . In vergezichten kan men ook lichtere plekjes maken met de punt van een penseel , dat dan slechts weinig water dient te bevatten , teneinde geen vlekken te doen onstaan . Men moet hem dan vaak afspoelen en wel na iedere keer , dat hij wat verf weggezogen heeft .
Weet echter wel dat men op een echte aquarel in geen geval witte gouacheverf mag gebruiken voor het aanbrengen van lichtpatijen en wel om reden van zijn ondoorschijnendheid . De juiste werkwijze hierbij , wanneer het gaat om lichte partijen , die tegen bepaalde tinten afsteken en bedekt moeten worden met lichtende tonen , is om deze zorgvuldig uit te sparen . Reeds zeiden we dat hierin een van de moeilijkheden van de aquarel schuilt , vooral als deze uitsparingen smal zijn en ingewikkelde omtrekken bezitten . Door zich te oefenen , kan men ook hierin leren slagen . Daarentegen is het overbodig om uitsparingen te maken , wanneer de uiteindelijk te bereiken toon niet behoeft te lijden door de aanwezigheid van een tint , die op de bewuste plek in eerste instantie aangebracht zou zijn .
Wanneer men , door een onhandigheid met het penseel , de begrenzingen van een andere tint heeft overschreden , kan de nog natte verf met een droge vingertop weer op zijn plaats gedrukt worden , wanneer men niet de beschikking heeft over een stukje vloeipapier om aanstonds de ongewenste fransjes weg te zuigen .
Je weet thans hoe je uw schetstekening van kleur moet voorzien , maar waar te beginnen ? De klasieke methode , bestaat , in het eerst aanbrengen van de lichtende kleuren , vervolgens de halftinten , daarna de schaduwen , om dan te eindigen met détails , kleine accenten en , eventueel glacis . Zoals we zeiden , kan een aquarel tot stand komen op droog of op bevochtigd papier , naar gelang het onderwerp . Vaak worden beide manieren gecombineerd . Zo kan men bijvoorbeeld het papier met een penseel aan de voorzijde nat maken op die plaatsen , waar men een lucht , al of niet bewolkt of waterpartijen gaat schilderen , of ook wel voor vergezichten en wel door de aard van deze elementen , de vervoeiingen die zij vertonen , om een te grote hardheid en schepte aan hun randen te voorkomen , terwijl men dan de accenten op droog of bijna droog papier kan plaatsen . Een te grote vochtigheid van het papier moet intussen ook voorkomen worden om niet te veel slapheid en wazigheid in het werk te krijgen .
Je zult thans ongetwijfeld in voldoende mate ingelicht zijn , om de studie te gaan aanpakken van de verschillende voorbeelden , die we in hetgeen volgen zal , zullen behandelen . We hebben je enkele voorschriften aan de hand gedaan , in het bijzonder om bepaalde misgrepen en fouten te kunnen herstellen , maar je moet intussen niet teveel op deze lapmiddeltjes gaan rekenen om uw inspanning te laten verflauwen , die voortdurend op het best mogelijke resultaat gericht zal dienen te zijn , zonder het voorwendsel dat er wel een of ander middeltje bestaat om een fout te kunnen herstellen .
Laten we er tenslotte nog eens aan herinneren dat een aquarel een beknoptere wijze van doen met zich meebrengt dan een schilderij in olieverf , zonder dat men daarom de weglatingen en vereenvoudigingen moet overdrijven . In het geval van overschildering van een tint - en het is niet in te zien dat men die zou kunnen ontberen - denk er dan aan dat , als je prijs stelt op het behoud van een zekere doorzichtigheid , één enkele of twee overgeplaatste tonen per onderdeel voor de ver verwijderde plans en twee of drie voor de dichtbij gelegen plans voldoende moeten zijn om het gewenste effect te kunnen bereiken . Een aquarel dient eenvoudig " gewassen " te zijn , zo breed mogelijk . Richt uw aandacht dus op het essentiële , de hoofdzaken .
Bij de voorgronden dient uw werkwijze om een vergelijking te trekken , die van het mozaïek te benaderen ; uw tinten zullen zich dan niet gaan wijzigen , hetgeen zonder mankeren zou geschieden , indien je zou proberen hen te laten samensmelten . Een eventueel " brokkelig " aspect zal verdwijnen wanneer men het werk op de gebruikelijke afstand bekijkt en , met deze " optische " ineenvloeiing , zullen dan tevens stevigheid en frisheid verkregen worden .
We hebben al gesproken over de hoeveelheid van de tonen en tinten , waarmee men kan overschilderen . Laten we het nu eens hebben over hun hoedanigheid . Op weinige uitzonderingen na , bevatten de tonen in de natuur de drie primaire kleuren : rood , geel en blauw . Zeer zeker kan een van deze drie onder omstandigheden slechts in minieme mate aanwezig zijn . Maar op de een of andere manier is hij er toch , want er bevindt zich n.1. altijd lucht tussen het oog en het geziene voorwerp en deze lucht veroorzaakt het onstaan van grijs . Welnu , de rol van de derde kleur - complementaire van de vermenging van de beide andere - bestaat juist in het verwekken van dit grijs . Blijft rekening houden met deze opmerking . Je zult dan gebroken tonen gaan samensmelten en het scheeuwend coloriet uit de weg gaan , dat zo vaak te zien is van beginnelingen , vooral in de groenen , waaraan men , in het bijzonder in schaduwpartijen , soms een heel klein beetje kraplak moet toevoegen . Zo niet , dan zult je zich , zoals FAGES schrijft , bezig houden met plaatjesmakerij en niet met schilderkunst .
Juistheid van de tonen , die het gewenste effect te voorschijn zullen roepen - waarheidsgetrouw van het coloriet , dat vereenvoudigd is , maar in zijn kern de werkelijkheid moet weerspiegelen - eenvoud door het verwaarlozen , weloverwogen , van onnodige onderdeeltjes , dus een groot gehouden verfopdracht , ziedaar het drietal goede eigenschappen , die je zich eigen zult moeten maken .
Ga niet aarzelend te werk bij de uitvoering , maar oefen je er in om een aquarel meteen " raak " te doen zijn . Schiet men er eens naast , dan is dat geen reden om te gaan wanhopen . Alle kunstenaars , ook de grootsten , hebben dat ondervonden . Tracht tenminste die eerlijkheid in uw werk te leggen , die één van de aantrekkelijkheden is van deze zo bekoorlijke kunst .
Enkele opmerkingen
We komen hier nog eens terug op enkele reeds versterkte inlichtingen , teneinde ieder misverstand uit de weg te gaan .
We hebben gezegd dat men een nieuwe tint niet in contact moet brengen met een andere , die nog vochtig is , om de één niet in de andere te laten binnendringen . Het spreekt vanzelf dat dit gebod geen grond meer heeft , wanneer een versmelting van de ene toon in de andere juist uw doel is .
We hebben ook te verstaan gegeven dat een misbruik van vermengingen de frisheid van de tonen in gevaar brengt . Men moet er zich dus op toe leggen de tonen op eenvoudige wijze samen te stellen . Zeer vaak kunnen twee goed gekozen kleuren voldoende zijn om de vereist toon op te leveren , zo gecompliceerd als hij op het eerste gezicht ook schijnen mag . Is twee niet genoeg , maar dan ook alleen in dat geval , dan gaat men een derde te hulp roepen . Vermenigvuldig dus niet met alle geweld uw kleursamenstellingen , door er vier , vijf of meer te gebruiken , want dan gaat uw coloriet onherroepelijk vervuilen en zult je vervallen in dorre en grauwe tonaliteiten .
15-11-2006
ART . NR . 79 . d , - VERBETERINGEN EN DE TOETS
Art . Nr . 79 . d ,
Verbeteringen
Wanneer men ontevreden is over de zojuist aangebrachte tint , bij het begin van de arbeid , is het het beste om hem geheel af te wassen met veel water , onder de kraan of met een spons . Is hij zeer licht van toon , dan kan een stuk wit vloeipapier volstaan , maar als hij al begonnen is in te drogen is het niet meer mogelijk om het papier geheel wit te krijgen . In zo'n geval zit er niets anders op dan de volledige indroging af te wachten om dan te trachten de ongewenste toon te wijzigen met behulp van een overschildering . Tinten die met zware kleuren zijn samengesteld verdwijnen gemakkelijker van het papier dan zeer transparante , want de eerste blijven meer aan de oppervlakte van het papier zitten .
Om ieder misverstand te voorkomen , willen we hier een opmerking maken . We hebben meermalen over glacis gesproken , maar dat zou je er niet toe brengen om te gaan denken dat men dit hulpmiddel voortdurig te baat zou moeten nemen . Het is altijd beter om te proberen meteen de gewenste toon te vinden en het is alleen als je daarin niet slaagt , dat je een glacis moet toepassen om een of andere kleur in de gewenste richting te veranderen .
De Toets
Alles wat tot dusver over tinten gezegd werd , maakt het je mogelijk zich meer rekenschap te geven van het juist hanteren van uw penselen . Men houdt hem in de hand als een vulpenhouder en men moet er nooit mee op het papier heen en weer wrijven , maar slechts de tint uitstrijken over het vereiste deel van het papier . Bij eenzelfde kleur gaat men te werk met banden van boven naar beneden , dus niet door toetsen in allerlei richtingen , die niet aan elkaar aansluiten . Iedere keer dat het mogelijk is om brede penseelstreken te gebruiken , doe het dan ook ; dus geen kleine , voorzichtige toetsjes als één enkele brede kan volstaan . Wanneer men uit te sparen onderdelen nadert , gebruikt dan de punt , en dus niet de buik van uw penseel , om te voorkomen dat de bewuste grenzen worden overschreden .
De toets , en dit is meer een kwestie van gevoel dan van beschrijving , moet afwisseling hebben in zijn richting , zijn stand , op het papier , in overeenstemming met het onderwerp , dat men schildert ; hij moet medewerken om de materie en de vorm ervan voelbaar te maken . Soepel en wazig in de luchthemels en de vergezichten , strakker en steviger in de terreinen, waarvan hij de golvingen zal volgen en die soms onregelmatigheden vertonen in de voorgrond . De toets zal anders moeten zijn bij , bijvoorbeeld , het gebladerte van een eik en dat van een pijnboom , of bij een wolk en een rots . Magere toetsen dienen men steeds te vermijden .
Reeds spraken we over de techniek van het over het papier laten " glijden " van het penseel , wanneer dit papier zeer korrelig is ; daarop zullen we dus niet meer terugkomen .
ART . NR . 79 . c , - OVER ELKAAR HEENGEBRACHTE TINTEN
Art . Nr . 79 . c ,
Over elkaar heengebrachte tinten
Het versmelten van tinten is nochtans niet een strikte vereiste voor de aquarellist ; eenzelfde effect kan beriek worden door arceringen ( kwaststrepen ) en over elkaar gezette tonen , wanneer men een werk op de normale afstand bekijkt . We hebben daarmede de traditionele wijze van doen voor de versterking van kleurwaarden , die de voordelen heeft om zowel de logheid als de slapheid , de vaak voorkomende bezwaren van het verdrinken , te omzeilen .
Wanneer het papier reeds van een bepaalde toon voorzien is , kan men er een andere overheen schilderen , onder uitdrukkelijke voorwaarde echter , dat de eerste geheel droog is en dat men de tweede aanbrengt zonder enige vorm van druk , want anders zal de schade niet meer te herstellen zijn . Als de opgezette tint van dezelfde kleur is als de overschilderde , wordt van deze alleen de intensiteit versterkt . Zijn de kleuren echter verschillend , dan kunnen zich twee gevallen voordoen : a ) Ten eerste kunnen we twee doorschijnende kleuren kiezen ; hun combinatie verwekt een optische vermenging van de twee tonen , ongeveer gelijk aan die men door oplossing verkrijgt . Hetzelfde geschiedt indien alleen de onderliggende tint ondoorschijnend is , evenwel zal het effect dan minder frisheid in de fijne en meer intensiteit in de krachtige fragmenten opleveren . b ) Ten tweede kan de opgezette toon zelf van een ondoorzichtige kleur zijn . Wat er dan ook onder zit , zal uitgeschakend worden door de ondoorzichtigheid . Deze wijze van doen zou men dus moeten vermijden . Maar , aangezien ondoorzichtigheid afneemt naarmate men meer water toevoegt aan de oplossing , kan men , onder omstandigheden met een tint van ondoorschijnende kleur overschilderen , op voorwaarde dat deze zeer waterig is .
Dit brengt er ons toe om nog eens over glacis te spreken . Dank zij dit , mits met verstand toegepast en niet willekeurig , op goed geluk af , kan men de kleurwerking van een onderliggende toon kracht bij zetten , of het omgekeerde , hem verzachten met behulp van een , steeds lichte tint , die samengesteld is met zijn complementaire . Nogmaals wijzen we er op dat men hen niet moet aanbrengen op een ondergrond , die zeer droog is en , om de kleur van deze laatste niet te gaan verdunnen , moet het penseel luchtig en vol met verf over het papier glijden , zonder daar met kracht op gedrukt wordt .
Naast elkaar geplaatste tinten
In een aquarel worden de tinten niet alleen over elkaar heen aangebracht . Zij worden aanvankelijk naast elkaar geplaatst . Hier doet zich geen enkele extra moeilijkheid voor , maar wel moet een eenvoudige , doch belangrijke voorzorg in acht worden genomen : niet een snel contact maken tussen een nog natte tint en een andere , die men er naast zet . Tenzij men dat binnendringen juist verlangt en dan nog , dient , evenals bij de verdronken tonen , de tint die de ander voor een deel gaat binnendringen , een grotere , of minstens even grote , kleurdichtheid te bezitten . Indien men op vooraf sterk vochtig gemaakt papier werkt , is het zelfs aangeraden om tusen deze beide een dun streepje wit open te laten , waardoor zij gescheiden blijven teneinde een plotselinge instroming van een kleur in zijn buurman te ontlopen . We komen hier niet meer terug op de theorie van de kleuren , de tegenstellingen enz. We brengen je slechts in herinnering dat een willekleurige kleur voor het oog , de hem omringende kleur , beinvloedt met zijn complementaire .
Dit feit wordt van grote betekenis juist als het er om gaat tinten naast elkaar te plaatsen en meer in het bijzonder wanneer je geplaatst wordt voor de keuze van een kleur voor de achtergrond en waarbij men rekening moet houden met de kleur van het voorwerp , waar hij achter staat . Hoe zij er ook uitzien , tinten van een zekere uitgestrekheid moeten altijd rijkelijk in de verf worden gezet , zodat er zich een klein hoopje overtollige verf gaat vormen aan de onderzijde van het besteken vlak , dat men kan wegnemen met de iets vochtige punt van de penseel . Toch kan men , op welgekozen plaatsen en in overeenstemming met het aspect van het onderwerp in kwestie , hier en daar door de tinten kleine kleur ophopingen laten onstaan , die zeer typisch zijn voor het procedé van de waterverf . Dank zij hen kan een aquarel , die reeds lang droog is , een min of meer vochtige aanblik bewaren van een bekoorlijke frisheid .
Ook moet men zijn tinten wat meer kracht geven dan die , die men wil navolgen , want bij het indrogen worden zij veel lichter en dit nog meer wanneer het papier tevoren vochtig gemaakt is : vooral blauw en geel worden de helft lichter , hetgeen men duidelijk kan constateren door een vergelijking met een op droog papier geplaatste toets .
In het begin is het stellig niet eenvoudig om deze " versterkingen " van tinten hun juiste gehalte te geven . Wees daar niet ongerust over want de praktijk zal je uw kleuren beter doen leren kennen .
14-11-2006
ART . NR . 79 . b , - VERSMOLTEN TONEN
Art . Nr . 79 . b ,
Versmolten tonen
We gaan verder . Het kan zeer vaak te pas komen , niet om een tint van dezelfde kleur , al of niet vlak , aan te brengen , maar om er een te maken , waarin verschillende tonen in elkaar overaan , versmeltingen . Men moet in zo'n geval zoveel mogelijk met een enkele bewerking zien te volstaan, zonder onberedeneerde overschilderingen en in ieder geval zonder peuterig geknoei . Gesteld dat we een achtergrond een grijze kleur , samengesteld uit gebrande sienna en cobalt , willen geven , waarin beurtelings de ene en dan de andere kleur moet domineren .
We bevochtigen daartoe het papier met schoon water ; de stand van het papier mag in dit geval slechts weinig hellen . We maken dan een matige hoeveelheid van de tint , die uit een mensel van onze beide kleuren bestaat , in een van de uitgeholde afdelingen van het palet ; vervolgens plaatsen we op het papier dat niet meer glimmen mag , aan de linkerzijde enkele toetsen van ons mengsel door middel van een penseel , dat slechts matig van verf voorzien is . Hier behoeft men in het geheel niet met regelmatige kleurbanden te werken en dikke kleurhoopjes doen ontstaan . Wat hier nodig is , is om steeds in het penseel over een matige hoeveelheid verf te blijven beschikken , teneinde het papier gelijkelijk te bevochtigen , dit om geen vlekken en randen te doen onstaan . Is dit geschied , dan gaan we deze toetsen geleidelijk aan verbinden met andere toetsen , die in hun verdunning nu eens wat meer van de ene , dan weer wat meer van de andere kleur zullen bevatten , waarbij men , hetzij de waarde van de tint gelijk kan houden , hetzij deze gaat verzwakken of versterken . Op die manier zullen we een gehele reeks afgezwakte tonen verkrijgen , met een wisselende dominante en talrijke overgangstonen , die op aantrekkelijke wijze het coloriet van de achtergrond zullen doen trillen , zonder horten en stoten , als gevolg van versmelting , die de goed verbonden toetsen zullen ondergaan .
Het is mogelijk - en dit is niet in tegenspraak met wat zojuist beweerd werd - om later op dit werk terug te komen , maar dan alleen onder de strikte voorwaarden , dat de plaatsen , waar men nog eens overheen wil schilderen nog goed vochtig zijn en dat de penseel niet al te vol verf zit .
Deze bewerking kan uitgevoerd worden , niet slechts met twee , maar ook met drie of meer kleuren . We kunnen je niet genoeg aanraden je hierin te oefenen , want zo dient je een aquarel te behandelen , in wezen , n.l. door onophoudelijke modulaties de afwisselingen in kleur en kleurwaarden uit te drukken , die de voorwerpen of het onderwerp , dat je wilt naschilderen in werkelijkheid te zien geeft . Door een zodanige gang van zaken zult je het aantal overschilderingen en glacis tot een minimum beperken , want meesttijds zult je de vereiste kleur of toon met één slag te pakken hebben .
Verdronken tinten
Wanneer een achtergrond nog vers is , zoeken we op ons papier een plekje uit waar de kleur , van lichte waarde , nog enigszins glimt . Nu nemen we het penseel cobalt of siennabruin in een flinke dosis ; de kleur doet er weinig toe , als het maar een flinke hoeveelheid is , het gaat hier n.l. alleen maar om een demonstratie . Nu komt bij die verf een klein beetje water en dan plaatsen we de punt van het penseel op de tevoren uitgekozen plek : dit kleine toetsje zal zich gaan uitbreiden , verder uitvloeien , steeds naar buiten toe lichter van toon wordend , terwijl het centrum toch altijd een zekere kracht blijft behouden . Dit is nu wat men het " verdrinken " van een tint noemt . Houd daarbij goed voor ogen dat een tint alleen goed in een andere kan verdrinken , wanneer deze laatste nog vochtig is en vooral indien de kracht van de te verdrinken kleur groter is dan die van de kleur , die hem moet opnemen . Zo niet , dan zal een lichte vlek en een kring in de verf onstaan . Naarmate de onderliggende toon vochtiger is , zal de tweede zich gaan uitbreiden . Op deze wijze te werk gaande , kan men op bepaalde plaatsen accenten verkrijgen , die zich meer of minder versmelten met de kleur , waaraan zij een versterking verschaffen . Men moet echter van dit procedé geen misbruik maken om niet een onaangename , wollige slapheid te doen onstaan , vooropgesteld dan altijd , dat je met alle " verdrinkingen " slagen zult .
Men zal gemakkelijk inzien dat , waar verdronken tinten zichzelf van lieverlede afzwakken , deze goed gebruikt kunnen worden om voorwerpen ronding te geven , dus om iets te laten " draaien " . Men kan hen ook toepassen bij de weergave van uitvloeiende en wazige elementen , zoals weerspiegelingen in het water , wolken , vergezichten e.d.
Naar gelang het gewenste effect , kan men tinten natuurlijk laten verdrinken in die van dezelfde of van geheel andere kleur .
Vergeet , om kort te gaan , dus niet dat men met hen ofwel een afgezwakte verandering van waarde kan bereiken , ofwel een , eveneens afgezwakte , wijziging van kleurenwaarde tegelijk . Wanneer men een kleur niet te veel in zijn ondergrond wil laten verdrinken , moet hij wat vetter en wat later aangebracht worden dan degene die men juist ver wil laten uitvloeien . In het laatste geval moet hij wat meer verdund en ook wat eerder worden aangebracht , als n.l. de onderliggende toon nog niet veel van zijn vochtgehalte verloren heeft .
ART . NR . 79 . a , - VLAKKE TINT MET UITSPARING
Art . Nr . 79 . a ,
Vlakke tint met uitsparing
Om de moeilijkheden wat te vergroten , gaat je vervolgens proberen om een vlakke tint aan te brengen op een groot oppervlak , dat ditmaal een uitsparing bevat . Teken daartoe , op het midden van het papier , één of ander motief , een bloem bijvoorbeeld , waarvan het sihouet zich wit zal aftekenen , als eenmaal de kleur er om heen aangebracht zal zijn . Probeer om deze over het papier uit te spreiden op de wijze van de eerste oefening , steeds van links naar rechts werkend , maar met zorg , want de omtrek van het uit te sparen motief mag natuurlijk niet overschreden worden . Het bovenste gedeelte van het papier levert natuurlijk geen moeilijkheden op , maar meer naar beneden , op de hoogte van het motief , zult je beurtelings aan beide zijden te werk moeten gaan en dan is het wel zeer mogelijk dat de kleurbanden een beetje gaan indrogen , want het werk zal niet zo snel uitgevoerd kunnen worden . Met het oog daarop is een voorafgaande bevochtiging van het papier zeer op zijn plaats , want deze vertraagd immers de opzuiging en de verdamping van de opgebrachte verf . Laat je zich in geen geval verontrusten door een tint , die niet van een volstrekte gelijkmatigheid mocht zijn ; ons doel is immers niet het bereiken van tinten , die men wel van architecten ziet ... Het gaat hier om niets meer dan om jezelf handigheid te verschaffen , penseelstreken te leren zetten en snel te leren werken . Overigens is het bij het werken buiten beslist niet nodig om vooraf een grote tint aan te brengen . In de natuur zijn de motieven slechts zelden van een zekere eenvormigheid en het is nuttiger om te trachten een bepaalde toon weer goed te krijgen . Dat oefend de hand en als men er niet in slaagt een volmaakte gelijkmatigheid tot stand te brengen , behoeft dit geen bezwaar te zijn , want alles trilt toch nog enigszins in het licht en een algemene tonaliteit moet altijd een " beweging " te zien geven .
Niettemin is het van nut de hier aanbevolen oefeningen onbetwistbaar en dat te meer waar een van de voornaamste problemen bij het maken van aquarellen hierin bestaat , dat men uitsparingen op het papier zal moeten respecteren . Bij het schilderen van een lucht bijvoorbeeld , moet alles dat lichter tegen hem afsteekt , zorgvuldig uitgespaard worden ; de gele oker kleur van een schoorsteen zou vertroebeld worden door het blauw van de lucht , die er overheen zou komen . In het algemeen moet men overigens zo min mogelijk kleuren over elkaar heenplaatsen , al was het slechts om noodzakelijke doorzichtigheid niet in gevaar brengen .
Een afwisseling op de voorgaande oefeningen kan bestaan , in het veranderen van kleur tijdens de arbeid en de volgende kleur zich te laten verbinden met de vorige .
Versterkte en verzwakte tinten
Men zal ook ervaring moeten opdoen in het versterken en verminderen op het papier zelf van de intensiteit van de tinten , die dan versterkt of verzwakt worden toegepast . Dit zijn " overgangen " van waarden , die men herhaaldelijk in de natuur aantreft , bijv. in luchten en waterpartijen . Deze overgangen kunnen soms nogal abrupt zijn , maar ook een uitgebreide schaal van nuances vertonen , van de donkerste naar de lichtste ( zoals men weet , betekend het woord nuance niet een verandering in de kleur zelf , maar waardeverandering in dezelfde kleur ) . In het eerste geval gaat men als volgt te werk . Nadat de penseel een behoorlijke hoeveelheid verf op het papier heeft aangebracht , wordt hij uitgespoeld in schoon water , waarna hij , zonder gedroogd te zijn , dus voorzien van schoon water , de onderkant van de geplaatste tint weer opneemt , daar waar zich een verfhoopje heeft gevormd ( het papier moet dus een schuine stand innemen ) en zich in één streek naar beneden verplaatst . Deze bewerking wordt herhaald als het een groot oppervlak betreft , op dezelfde wijze als bij het aanbrengen van een vlakke kleur . Het enige verschil , maar dit is dan ook van belang , is dat de kleur van het verfhoopje aan de voet van de eerste band lichter van toon wordt door de toevoeging van het water in de penseel ; het water vermindert plotseling de kleurwaarde van de tweede band , die de penseel tot stand brengt .
In het tweede geval zal de werkwijze uiteenvallen in een serie meer of minder talrijke stadia , naar gelang de afmetingen van het te behandelen oppervlak . Iedere nieuwe bewerking is aan de vorige verbonden en iedere maal zal hij een waarsevermindering tot stand brengen door het toevoegen van een beetje schoon water aan de penseel , die niet tevoren van zijn oorspronkelijke kleur ontdaan wordt .
Wanneer men op deze wijze een tint uitvoert , geeft hij een geleidelijke en regelmatige afzwakking te zien , van donker naar licht , die met weinig penseelstreken verkregen werd .
We moeten hieraan toevoegen dat een geleidelijke afzwakking , maar dan in lichte mate , vanzelf kan ontstaan , vooral bij verdunningen die vrij veel kleur bevatten . Om dit te bereiken plaatst men het papier ondersteboven , uiteraard ook in schuine stand , en werkt men met achtereenvolgende kleurbanden , zonder toevoeging van schoon water ; de verf gaat zich aan de onderkant opeenhopen en de volgende band een weinig versterken . Daarna wacht men enkele ogenblikken en plaatst het papier dan in horizontale stand , om iedere nieuwe beweging van de verf te verhinderen , wanneer alles droog is , kan het werk weer in de normale stand worden teruggezet . Hij blijft dan in deze positie voor het verdere werk als men , in plaats van een afzwakking van boven naar beneden , een versterking van toonwaarden in dezelfde volgorde verlangt aan te brengen .
Wat men ook in een dergelijk geval nastreeft , wanneer men eenmaal de onderste rand van een te bewerken oppervlak bereikt heeft , is het nodig om de overtollige verf met de punt van de penseel ( die met een lapje afgeveegd wordt , maar niet opnieuw van schoon water wordt voorzien , dus gewoon een beetje vochtig blijft ) op te zuigen anders zou de verfmassa bij het drogen een donkere strook gaan veroorzaken .
Om met de penssel , een tint te willen versterken , in plaats van hem te verzwakken , gaat men op de tegengestelde wijze te werk : men vermeerdert , plotseling of geleidelijk , naar de omstandigheden , de hoeveelheid verf op de penseel , niet zonder dat deze enkele kleine ronddraaiende , bewegingen op het palet heeft uitgevoerd , en dat snel , om de nieuwe oplossing gelijkmatigheid te verlenen . Voor het overige is dit gebaar toch altijd voorgeschreven voor het goed oplossen van de verf in het water .
13-11-2006
ART . NR . 79 . a , - SCHEMA
Art . Nr . 79 . a ,
Schema voor de opzet van een fond met een uitgespaarde vorm .
ART . NR . 79 . - TECHNIEK VAN DE AQUAREL
Art. Nr . 79 .
Techniek van de Aquarel
Je dient er , in allereerste instantie , goed van doordrongen te zijn , dat waterwerf een werkwijze van vereenvoudigde synthese ( d. i. samenvatting ) met zich meebrengt . Wie synthese zegt , zegt tevens voorafgaande analyse (d.i. ontleding ) dit heeft tot doel overbodige onderdelen weg te laten , om des te beter de voornaamste elementen te doen uitkomen , die , van hun overtolligheden ontdaan , opnieuw bijeengezet worden om het onderwerp in kwestie zijn harmonie te hergeven . Het gaar dus om een vereenvoudigeing , die met overleg plaats moet vinden . SIGNAC verklaarde terecht : " men kan niet alles doen met waterverf " . Tracht , we hebben dit al gezegd , bijgevolg niet om met waterverf alles te willen zeggen , maar beperkt je tot het essentiële , tot datgene , waar het in de eerste plaats om gaat . Dit " essentiële " betreft zowel tekening en kleuren als waarden . Uw eerste zorg zal dus zijn het maken van een tekening , die niet uitvoerig behoeft te zijn , echter wel streng en degelijk , want zoals steeds zal het deze tekening zijn , waarop het overige werk zal komen te steunen . Dit geraamte voerde men in het algemeen op luchtige wijze met een HB potlood uit . Met het oog op de doorzichtigheid van de tinten is het nutteloos en zelfs schadelijk om met krachtige lijnen te tekenen , die het papier maar zouden inkerven en bovendien te zeer zichtbaar zouden blijven na de voltooiing . Sommige , weliswaar zeer kundige , kunstenaars bedienen zich voor de tekening van een penseel , waarvoor zij natuurlijk niet een dikke nemen , voorzien van een neutrale , lichtwaardige toon ( een mengsel van ultramarijn met gebrande sienna bijvoorbeeld ) . Men kan zelfs nog verder gaan en met dezelfde tint met behulp van een dik penseel de grote schaduw partijen opzetten om al bij het begin een totaal effect te suggereren . Door zijn zeer lichte waarde zal deze tint praktisch geen invloed uitoefenen op de werkelijke schaduwkleuren van het onderwerp . Wanneer je een vlakgom moet gebruiken voor het verbeteren van de potloodtekening , doe dat dan zeer voorzichtig , om redenen die we al vermeld hebben . Men kan de schetstekening ook uitvoeren met een pen , zelfs een van hout of riet , en oostindische inkt . Maar in dat geval dient de kleur wel sterker aangebracht te worden , om de tekening niet de overhand te laten behouden . Thans zal het nodig zijn om uw tinten op het papier te brengen . We zullen ons hier niet meer bezig houden met de waarneming van de kleuren in de natuur , hun ontleding en de samenstelling van de tonen , die een weergave zullen moeten zijn van datgene dat ons voorbeeld te zien geven . We zullen het hier hebben over de wijze , waarop zij op het papier terecht moeten komen . Laten we er dus slechts aan herinneren dat , hoe groter de hoeveelheid water is , die men aan een bepaalde dosis kleurstof toevoegt , hoe zwakker de verkregen waarde zal zijn . Laten we allereerst vaststellen dat , waar men enerzijds doorzichtigheid dient te behouden door niet te zware oplossingen te maken , men anderzijds uit vrees om de doorschijnenheid te verliezen , niet moet werken met te krachteloze tinten . Dit is een fout van veel beginners , die bij hen vaak vergezeld gaat van droogheid . Dit mag paradoxaal schijnen , maar , zelfs als de oplossing veel water bevat , wanneer men er te weinig van op de penseel neemt , zal het papier te weinig bevochtigd worden en zullen bleekheid , mager en droogheid samengaan : de aquarel zal er een armtierig aspect door krijgen . Een waterverfpenseel is soepeler dan een olieverfkwast ; zij vorm is er op gemaakt om veel kleurstof in zich op te nemen . Deze eigenschap maakt het mogelijk om op royale wijze kleur op het paier aan te brengen en zodoende een grote frisheid aan het werk te geven ; de aquarel kan er vloeiend en rijk door worden . Nochtans moet opgemerkt worden dat voor de uitbeelding van kleine onderdeeltjes van geringe afmetingen de daarvoor te gebruiken fijne penseel niet van een grote hoeveelheid verf voorzien hoeft te zijn . Het is voldoende dat hij genoeg vocht bevat om zijn fijne puntje te behouden , die de finesses moet gaan uitbeelden . Thans gaan we over tot de voorbereidende oefeningen . Het zal je duidelijk zijn , dat je , na aandachtige lezing van de betreffende tekst , zelf de bedoelde oefening gaat maken en dat wel totdat je er de techniek van onder de knie zult hebben .
Vlakke Tinten
Om met een vlakke tint een groot oppervlak te bedekken , kan men tevoren de totaal benodigde hoeveelheid opgeloste verf klaarmaken , die men denkt nodig te hebben , in een holte van het palet of in een verfbakje . Men verkrijgt een gelijkmatige oplossing door er goed met een penseel in te roeren . Men laat deze slechts zeer weinig uitdruipen door hem heel lichtjes tegen de zijkant van het bakje of het opstaande randje van de verfdoos te drukken , juist genoeg om er voor te zorgen dat er geen druppel van de penseel kan afvallen , zodat het papier bevlekt zou worden . Men brengt nu de tint aan met de volle penseel , waarvan de haren geheel op het papier moet rusten , te beginnen met links boven . Men gaat te werk met korte streken , die verticaal of een beetje scheef lopen , daarbij iedere volgende streek een weinig over de rand van de vorige te laten lopen om hen in de breedte te verbinden en wel van links naar rechts voortgaand . Indien het formaat van de penseel in overeenstemming is met de grootte van het te vullen oppervlak , behoeft men tijdens deze operatie niet opnieuw verf op te nemen . Men zal opmerken dat aan de onderzijde van iedere streek , dus ook aan de band , die door hun samenvoeging gevormd wordt , een klein hoopje waterverf te voorschijn zal komen , wanneer , zoals het behoort , de ondergrond in enigszins scheve toestand is geplaatst voor het werk . Vervolgens neemt men opnieuw verf , na hem weer eens omgeroerd te hebben en men begint dan met het opzetten van een nieuwe reeks streken , beginnend aan de bovenzijde met het kleine vochthoopje , waarover we spraken en waarin de penseel moet doordringen om een gelijk matige verbinding tot stand te brengen , thans van boven naar beneden , tussen de ene reeks en de andere . Men gaat zo verder tot aan de onderrand van het papier en wanneer men daarmee gereed is , wordt de overtollige verf aan de onderrand met de punt van het penseel , die eerst ten dele uitgeknepen wordt , opgezogen . We zeggen " ten dele " want als de penseel geheel droog zou zijn , zou hij te veel tint opnemen en zou als gevolg daarvan de onderrand een te zwakke kleurwaarde gaan vertonen .
In dit verband zouden we een opmerking willen inlassen . Aquarellisten nemen vaak de gewoonte aan - die zij later met veel moeite weer moeten afleren - om de haren van het penseel meer of minder met de mond uit te zuigen . Nu is het waar dat er eigenlijk geen beter middel bestaat om de hoeveelheid verf in het penseel te verminderen en om hem weer een fijne punt te geven en het is evenzeer waar dat de verf sterk verdund is en niet altijd schadelijke stoffen bevat .
Het is evenwel beter om de natte penseel met meer of minder druk tegen een stuk vloeipapier te houden of om hem met een zacht lapje droger te maken . Men kan ook met een kort rukje in de lucht uitslaan .
De penseelstreken , vooral die op grote oppervlakken , zullen zich beter met elkaar verbinden , indien men het papier vooraf met schoon water bevochtigt , maar niet te sterk , door de oppervlakte met een , eveneens schoon , dik penseel te bewerken . Men wacht dan tot het water is opgenomen door het papier , dat niet meer glimmen mag , als men de verf gaat aanbrengen . Dit kan men controleren door het tegen het licht te houden op ooghoogte in horizontale stand .
Ook kan men het papier aan de achtezijde met een sponsje nat maken en dan wachten tot het water goed in het papier gedrongen is . Over het " nat werken " zullen we het overigens nog hebben . In ieder geval moet je niet treuzelen bij het opbrengen van de tinten , anders gaat het water van de zo juist aangebrachte band min of meer indrogen ; degene , die er naast komt te liggen zou in de eerste gaan binnendringen met als gevolg het ontstaan van vlekken en donkere randjes .
Ziehier één van de eerste voorbereidende oefeningen , die je meermalen moet uitvoeren , iedere keer met een andere kleur , want zij gedragen zich niet allemaal op dezelfde manier in verdunde toestand : begin met lichte , doorschijnende kleuren ( bijvoorbeeld gebrande sienne ) en eindigd met zwaardere kleuren , zoals ultramarijn , cadmiumrood enz.
ART . NR . 79 . - VLAKKE TINT
Art . Nr . 79 .
Schema voor opzet van een vlakke tint in opeenvolgende penseelstreken .
ART . NR . 78 . b , - PRAKTIJK - HET MATERIAAL
5e. Een fles water met twee penseelwassers . In het atelier behoeft men zich niet te bekommeren om de watervoorziening ; men behoeft slechts een kraantje open te draaien . Maar wanneer men naar buiten gaat moet men een fles water meenemen van minstens een halve liter , samen met een paar bekertjes , één om de penselen in uit te spoelen en één , waarin het schone water zal zijn , voor het oplossen van de verf . Thuis kan men natuurlijk ook jampotjes gebruiken , waarvan het water geregeld ververst kan worden . Wanneer men twee penseelwassers tegelijkertijd ter beschikking heeft , dan behoeft deze handeling minder vaak herhaald te worden . Ook een klein sponje zal diensten kunnen verrichten voor een eventuele bevochtiging van de achterzijde van het papier , om het palet schoon te maken en tevens de verf in bakjes ; dit alles verreist , zoals je ziet , een behoorlijke hoeveelheid water . Vergeet evenmin een paar zachte oude lapjes . 6e. Een ezel is , strikt genomen , niet onontbeerlijk maar zonder hem , zou men toch een groot gemak moeten missen . Zeer zeker kan een ezel gemist worden bij kleine schetjes , die hier en daar een beetje kleur moeten hebben . Maar indien men werkelijk op zijn gemak wil werken op papier van normale afmetingen , is het toch verkieslijker om er een mee naar buiten te nemen , vooral daar er zeer lichte te krijgen zijn , speciaal voor de aquarel . 7e. Een vouwstoeltje is meestal onmisbaar . Ook die bestaan er van een minimum aan gewicht . 8e. Een parasol kan heel handig zijn , want het is onmogelijk om in de volle zon te werken door de weerkaatsing van de lichtstralen door het witte papier en ook , vaak , vanwege de warmte . Maar behalve dat zijn punt zich niet in ieder soort van bodem laat indrukken , is hij ook een onhandig apperaat en vermeerdert hij in hoge mate het gewicht van uw benodigheden . Men kan dus een parasol dus gerust thuislaten , mits men maar plekjes uitzoekt in de schaduw . Een draagtas daarentegen , die over de rug of schouder gedragen wordt , mag niet ontbreken ; hij moet natuurlijk ruim genoeg zijn voor al uw materiaal , met uitzondering van ezel en het vouwstoeltje . Ook moet uiteraard het raamkarton worden meegenomen , waarover we spraken bij de gouache waarin dan ook het papier een plaats zal vinden . Maar welke afmetingen moet het papier nu hebben ? Die van het karton en de draagtas hangen geheel van hem af . Welnu , dit papier mag niet groter zijn dan 32 bij 24 cm. voor het werken in de buitenlucht , want een zitting moet toch niet langer duren dan twee uur vanwege de veranderingen in het licht , waardoor men overigens ook niet zijn keuze moet laten vallen op de eerste en de laatste uren van de dag . Het spreekt vanzelf dat je ook potloden moet hebben , waarvan de stift niet te hard en niet te zacht mag zijn . Het eerste soort verontreinigt het papier en het tweede trekt er groefjes in onder het tekenen ; de hardsoort HB is voor uw doel het beste . Indien je een vlakgom gaat gebruiken , neemt er dan een van de beste kwaliteit en vooral zacht , teneinde de gevoelige oppervlakte van het papier niet aan te tasten . Men moet hem bovendien zeer lichtjes gebruiken , want anders zouden de aangewreven plekken meer kleur gaan opnemen en zouden zodoende vlekken onstaan . Het kan geen kwaad om ook de beschikking te hebben over een goed velletje wit vloeipapier om de iets te ver uitgestreken tinten , waar nodig , te kunnen opzuigen , alsmede eventuele spatjes van de penselen . Vergeet tenslotte de knijpers niet , die we al bespraken om het systeem " karton - papier - raam " te completeren en evenmin een zakmes .
Enkele vaktermen
Wassen : schilderen , in dit geval wassen genoemd door de aard van het gebruikte oplosmiddel . Wanneer men van een aquarel zegt dat hij rijkelijk gewassen is , bedoeld men dat hij op brede wijze is doorgevoerd .
Nat werken : schilderen op vooraf vochtig gemaakt papier , waarbij de penseel steeds goed , ofschoon niet overdreven , nat gehouden moet worden , om de graad van vochtigheid te handhaven , die in deze techniek noodzakelijk is .
Droogheid : slechte eigenschap van een aquarel , waarbij te weinig gebruik gemaakt werd van water in de verf . Hij vertoont gewoonlijk een armoedig en niet heldere aanblik .
Verdrinken : dit zegt men van een tint die , onbedoeld , uitgevloeid is buiten zijn eigen begrenzingen . Hetzelfde werkwoord verdrinken heeft in de uitdrukkingen : een tint " verdrinken " en een " verdronken " tint , een verschillende betekenis . We zullen daarop terugkomen , wanneer we de techniek van de aquarel gaan bespreken .
12-11-2006
ART . NR . 78 . - PLAAT I - FIG . 4. - VERSCHILLENDE TINTEN
Art . Nr . 78 .
Plaat I
Fig . 4 . van links naar rechts : twee verzwakte tinten , de eerste met weinig , de tweede met veel overgang ; naast elkaar geplaatste tinten , die op hun grensgebied in elkaar versmelten ; voorbeeld van verdronken tint .
ART . NR . 78 . - PLAAT I - FIG . 3. - MODULATIES
Art . Nr . 78 .
Plaat I
Fig . 3 . modulaties .
ART . NR . 78 . - PLAAT I - FIG . 2. - VLAKKE TINT
Art . Nr . 78 .
Plaat I
Fig . 2 . vlakke tint .
ART . NR . 78 . a , - ( VERVOLG ) PRAKTIJK - HET MATERIAAL
4e Verf . Ook hierbij liever geen misplaatste zuinigheid , die Uw resultaten ernstig in gevaar zouden brengen . Gewoonlijk gebruikt men verf in tubes of in kleine bakjes . Voor deze laatste heeft men speciale paletdozen . Verf in bakjes kan gemakkelijk aan de oppervlakte gereinigd worden , door er zachtjes met een vochtig sponsje overheen te vegen . Maar of hij nu in tubes of bakjes zit , waterverf lost zeer gemakkelijk in water op . Hij wordt gemaakt van zeer gemalen verfpoeder van plantaardige , dierlijke of minerale oorsprong , in wezen grotendeels dezelfde , die gebruikt worden voor de bereiding van olieverf . Maar in dit geval worden de pigmenten gehuld in een klevend medium , zoals arabische gom , waaraan bepaalde ingrediënten worden toegevoegd als conserveermiddel of om hen handelbaar te maken in het gebruik . Honing , bijvoorbeeld , belet arabische gom om bij indroging te gaan brokkelen . We hebben overigens al gesproken over de kenmerken van deze verf in het vorige lesdeel toen we hem vergeleken met de gouacheverf . In tubes , afgesloten van de buitenlucht , kan de verf lange tijd zijn stroperige consistentie bewaren , mits men deze in een goed gesloten metalen doos opsluit , tegen de invloed van warmte beveiligd . Niettemin kan op lange duur verf in tubes een verdroging ondergaan , zo zelfs dat het onmogelijk kan worden hem uit de tube te halen zonder deze open te snijden . Om die reden zou men ook de voorkeur kunnen geven aan bakjes , waarvan de inhoud altijd gemakkelijk bereikbaar is . Tubes hebben echter nog een ander klein bezwaar . Soms blijft het schroefdopje sterk vastkleven aan het halsje van de tube , wanneer men nagelaten heeft om dit na gebruik met een lapje schoon te vegen om er de overtollige verf van te verwijderen . In dat geval kan het vaak voldoende zijn om het dopje - maar ook alleen het dopje - lichtjes te verwarmen , bijvoorbeeld met een brandende lucifer , om het weer te kunnen losschroeven .
We zullen niet treden in een vergelijking van de Engelse en de Nederlandse waterverven . Onze goede fabrikanten zijn in ieder geval uitstekend en ook minder duur ; je kunt hun dus gerust uw voorkeur geven . De kwaliteit is dezelfde in tubes of in potjes en zij lossen onmiddelijk op door aanraking met een natte penseel . Ongetwijfeld kan men een meer of minder snelle verdroging niet voorkomen , wanneer zij eenmaal op het palet zijn aangebracht . Maar de verf wordt toch weer spoedig week bij een contract met water en alleen als men zeer lang wacht kan hij een blokje gaan worden , dat moeilijk weer zacht te maken is . Ziehier de kleuren , die je dient te bezitten : ultramarijnblauw - cobaltblauw - coeruleumblauw - cadmiumgeel citroen - cadmium geel - gele oker - cadmium rood - donkere kraplak - gebrande sienna - groen émeraude - sapgroen - ivoorzwart . Je moet deze kleuren niet in een willekeurige volgorde op uw palet deponeren , maar er een gewoonte van maken steeds dezelfde rangorde in acht te blijven namen , liefst degene , die hierboven te zien zijn . Iedere keer dat je een onderwerp onder handen neemt moet je uw palet van een volledige sortering voorzien , zo niet , dan bestaat het gevaar , dat je tijdens de arbeid , er tegen op zien de kleur te gaan zoeken , die op het palet ontbreekt , hem door een andere , wel aangewezige wilt gaan vervangen , met het gevolg dat je er niet in zult slagen de goede toon te verkrijgen . Men begrijpt voorts goed dat , waar we je een bepaalde keuze van kleuren hebben aanbevolen , dat niet inhoudt dat deze volsterkt onveranderlijk moet zijn . Weinige dingen zijn zo individueel als de samenstelling van een palet en je kunt dus naar eigen smaak en voorkeur proeven nemen met andere kleuren om tenslotte tot een serie te geraken , die geheel bij uw eigen persoonlijkheid past . Maar toch moet je zich hoeden voor een te groot assortiment en stop vooral uw palet niet vol met kleuren , die te veel op elkaar lijken ; het is bijvoorbeeld overbodig om over twee of drie soorten van ultramarijn te beschikken , of meerdere soorten gele oker enz. Zonder op overdreven wijze het aantal te gebruiken kleuren te vergroten , is het niettemin duidelijk dat de toevoeging van sommige noodzakelijk kan worden in verband met een bepaald onderwerp , bloemen bijvoorbeeld ( we komen daar nog op terug ) of het landschap , waarvan de tonen sterk uiteenlopen , naar gelang het land of de landstreek . Men moet zich dan ook veel moeite geven om het coloriet van een bepaalde landstreek te doorgronden voordat men gaat schilderen ; een wijziging van het palet en toevoeging van bepaalde kleuren zijn dus een zaak van weloverwogen redenering , die het gevolg is van een nauwlettende en intelligente waarneming . Men moet ook zo veel mogelijk kleurvaste verven kiezen , ook in vermenging met elkaar . De goed fabrikanten vermelden overigens , op de tubes of in hun catalogie , de graad van vastheid , die gewoonlijk voldoende is van alle kleuren , behalve van die op anilinebasis , die vaak veel helderder zijn , maar tevens vergangkelijker . We zeiden dat waterverven doorzichtig zijn , maar er zijn daarin graden . Je kent de betekenis van het woord glacis : een bijna steeds lichte tint , die over een andere , droge , heen wordt gestreken , om zijn toon , juist door een effect van doorzichtigheid te veranderen . Men herkent de werkelijke doorschijnende kleuren dan ook aan het feit dat zij , uitgespreid over een andere toon , deze slechts van aspect doen veranderen , zonder hem geheel te doen verdwijnen , hetgeen wel geschiedt met andere , die dan , betrekkelijk gesproken , ondoorschijnend genoemd moeten worden . We hebben je reeds uitdrukkelijk aanbevolen om je vertrouwd te maken met de kleuren van uw palet . Daardoor zult je , naast andere hoedanigheden , ook hun mate van doorzichtigheid leren kennen . Doorzichtigheid is een kenmerk van bijvoorbeeld , kraplak en gebrande sienna , terwijl gele oker , gele en rode cadmium en ultramarijn eerder zware kleuren zijn . Laten we onze kleuren eens de revue passeren . Ultramarijn is zeer lichtecht , cobaltblauw ook . Zij hebben de neiging om zich enigszins vast te zetten in de holletjes van het papier , wanneer dit tenminste niet zeer glad afgewerkt is in de fabriek . Coeruleumblauw is stabiel en een beetje zwaar , bevat ook cobalt , waarvan hij nochtans verschilt in zijn kleurwaarde . Vert émeraude is stevig en transparant , zoals we reeds opmekten en verschaft aan alle grijzen , waarmee hij gemengd wordt , doorzichtigheid en fijnheid . Cadmium geel citroen is licht groenachtig , terwijl cadmiumgeel een zuiverder kleurgehalte bezit . Het is nodig om rekening te houden met de eigenschappen van bepaalde kleuren bij het maken van mengsels . We zullen daar nog op terugkomen . Gele oker is een stevige kleur , die nogal lastig is bij het verdunnen om een goed doorschijnende tint te krijgen . Hij verdraagt een overschildering slecht , want hij dringt niet diep in het papier door , vanwege de grote hoeveelheid oploswater . Nochtans is hij van grote waarde voor het uitdrukken van licht . Rode cadmium is een prachtige kleur , ver te verkiezen boven vermiljoen , waarvan hij wel de helderheid , maar niet de zwaarte bezit . Hij is zeer solide en kleursterk , dat wil zeggen dat hij , evenals bijv . ultramarijn , een groot kleurend vermogen bezit , goed in het penseel opneemt en gemakkelijk oplost . Kraplak is zeer doorzichtig , droogt langzaam en staat een " natte " techniek toe , die we nog zullen bespreken . Gebrande sienna levert nogal zware en alledaagse tonen op , wanneer men hem mengt met blauwe kleuren voor het samensmelten met grijze tonen . In het algemeen moet hij flink aangelengd worden . Zwart , gemengd met cobalt , vert émeraude of kraplak , levert donkergrijzen , die zilverachtig zijn . Beginners hebben de neiging om hen in ongemengde staat te gebruiken voor schaduwpartijen , hetgeen fout is . Wanneer men er naar de omstandigheden blauw aan toevoegt , verkrijgt men kleurige schaduwen , die meer overeenkomstig de werkelijkheid en ofwel warm en ofwel koel kunnen zijn . Venzelfsprekend hebben we in dit overzicht - dat zou ook ommogelijk geweest zijn - niet alle mogelijkheden , die iedere kleur te bieden heeft , onder ogen gezien . Het is aan jezelf , daarop dringen we nog eens aan , door middel van talrijke proefnemingen , de overigens ontelbare kleurschakeringen te ontdekken , die uit mengingen kunnen onstaan . Je zult zich daarvan bewust worden wanneer je naar de natuur werkt om een bepaalde geobserveerde toon te bereiken , en dat zonder ontmoedigende probeersels , omdat dit te vaak zonder succes verloopt door in gebreke te zijn gebleven zich eerst in voldoende mate geoefend te hebben . Tijdens uw experimenten zult je constateren dat men , bij het samenbrengen van kleuren , goed rekening moet houden met ieders geneigdheden ; we zeiden al dat cadmiumgeel citroen naar groenachtige toegaat . Wanneer we hem dus vermengen met rood voor het maken van een oranje toon , zullen we dat rood een beetje gaan bederven door wat men zou kunnen noemen een automatische medewerking van zijn complementaire , het groen . Ons orange zal er dus vuiler door worden ; indien we daarentegen hetzelfde geel met een groen gaat mengen , zal dit laatste er juist door versterkt kunnen worden . Zo zal een paars levendiger worden wanneer hij is samengesteld uit kleuren , die zelf paarsachtig zijn , zoals ultramarijn en kraplak . Uit de voorgaande beschouwingen volgt nog een ander voorschrift : hoe minder kleuren een menging bevat , hoe frisser het coloriet blijven zal . Tenslotte zult je ook tijdens uw proefnemingen constateren dat sommige kleuren bij het drogen meer verbleken dan andere . De transparante kleuren hebben , in tegenstelling met de " zware " , die meer aan de oppervlakte blijven hangen , de neiging om zich " in te graven " in het papier . Wanneer men dus een zware en een " vluchtige " met elkaar mengt , dan zal de eerste de boventoon gaan voeren na het indrogen , hetgeen tot gevolg heeft dat van de tweede een grotere dosis genomen zal moeten worden . Natuurlijk kunnen deze voorzorgsmaatregelen slechts een uitvloeisel worden van een nauwgezette studie , hetgeen een reden te meer is om goed de karaktereigenschappen van uw kleuren te leren kennen . Hiermede hebben we de voornaamste elementen van ons materiaal opgesomd . Daaraan kan nog toegevoegd worden :
11-11-2006
ART . NR . 78 . - PRAKTIJK
Art . Nr . 78 .
Praktijk
Het Materiaal
Uw materiaal moet van uitstekende kwaliteit zijn : uw taak zal er door vergemakkelijkt worden en de resultaten beter . Hier volgt een opsomming van hetgeen je dient te bezitten ( plaat I , fig . 1 ) : 1e . een opvouwbaar paletje , speciaal voor waterverf , van metaal dat van binnen wit geëmalleerd is . Een van de vleugels van dit palet ( dat men als een boek open maakt ) bevat een aantal vakjes bestemd voor het aanbrengen van verf ; de andere kant wordt voor het mengen gebruikt . Hij bevat gewoonlijk twee of drie uigeholde delen , bestemd voor de met water vermengde kleuroplossingen . ( Tenslotte is er een opening in uitgespaard , waardoor de linker duim steekt voor het vasthouden van het palet ) . Na gebruik moet men niet te lang wachten met schoonmaken want anders gaan op den duur de hoopjes verf zich bij het drogen aan de émail vasthechten en wanneer men dan de verf uit zijn vakjes wil verwijderen , riskeert men schilfertjes van het émail mee weg te schrapen . Overigens is reinheid in ieder opzicht een voorschrift bij de aquarel , als men tenminste de frisheid behouden wil , die één van de charmes van deze techniek vormt . 2e . Soepele penselen van das - of marterhaar ; minstens drie . Deze moeten een voldoende omvang hebben om een behoorlijke hoeveelheid verf te kunnen opnemen , maar ook dienen zij een fijne scherpe punt te bezitten , in droge zowel als in natte staat . Op zijn dikste punt moet de omvang van de haren van de eerste penssel ong . 13 mm. zijn die van de tweede 9 à 10 mm. en die van de derde 6 à 7 mm. Voor grote oppervlakken kunt je natuurlijk ook een penseel kopen , die groter is dan de eerste en voor heel fijn werk een vijfde , die kleiner is dan de derde van bovengenoemde drie . Maar men zij hiermee voorzichtig , want kleine penselen kunnen tot gepeuter leiden en zijn in ons geval eigelijk alleen geschikt voor werk van zeer geringe afmetingen . Indien uw grotere penselen goed gepunt zijn , kunnen zij uitstekend dienst doen voor kleine onderdeeltjes . Sommige kunstenaars gebruiken ook platte en ronde kwasten van de nrs. 6 en 7 ( eigenlijk bestemd voor olieverf ) voor de uitbeelding van bomen met kleine blaadjes , zoals olijfbomen , wilgen e.d. Vooral platte kwasten kunnen diensten bewijzen , zo schrijft de aquarellist GROSCLAUDE , om de stevigheid uit te drukken van voorgronden die steenachtig of met struikgewas voorzien zijn . Men dient echter te weten dat veel kunstenaars zich tevreden stellen met uitsluitend echte waterverfpenselen . Zo kan men bijvoorbeeld het geschitter van sommige gebladerte , de oneffenheden van muren en die van vlakken zeer goed weergeven door met de platte kant van het penseel luchtig over het papier heen te glijden . Daarvoor moet men dan bij voorkeur papier met een nogal grove korrel gebruiken , waarop men dan ook zijn keuze zal laten vallen , wanneer het onderwerp in kwestie daartoe , in zijn algemeenheid , aanleiding geeft . Bezuinig in ieder geval niet op de kosten van uw penselen . Je zult daar overigens niets mee besparen , want je zoudt er toch moeten komen om uitstekend materiaal te kopen als gevolg van talrijke tegenslagen die het gebruik van middelmatige soorten met zich mee zou brengen . Het bosje haren van een droge en niet gegomde penseel moet een afgeronde oppervlakte bezitten , zonder onregelmatigheden . Na hem in het water gedoopt te hebben , moet hij niet alleen een fijne punt , maar ook een weinig uitgerekte vorm blijven behouden . De punt van een droge penseel moet zich snel van vorm herstellen , wanneer men hem verbuigt en wanneer hij nat is en men hem krachtig uitschudt , moet de punt niet in enkele andere uiteenvallen , niet een soort van vorkje worden , als hij zich weer opricht . Men moet de penselen niet gedurende langere tijd in het water laten staan met de punt naar de bodem , want anders gaat deze een gebogen vorm aannemen , die ze onbruikbaar maakt , wanneer men de haren tenminste niet weer in de goede vorm herstelt . Om dit te bereiken moet men de penseel in kwestie in een nogal sterke oplossing van arabische gom in water drenken , waarna men met de vingers de goede vorm voorzichtig herstelt . Daarna laat men hem drogen met de punt omhoog . De volgende dag wordt de gom weer opgelost door de haren , die nu hard en strak geworden zijn , in zuiver water te plaatsen , waarna men , door de penseel heen en weer te schudden , de haren van elkaar losweekt . In ieder geval is het noodzakelijk om de penselen na ieder gebruik met schoon water te wassen en hem dan , zoals reeds gezegd , met de punt omhoog in een of ander potje te zetten . Indien zij in lange tijd niet gebruikt zullen worden , mag men er wel aan denken dat zij een geliefde prooi zijn van motten . Wanneer men er mee naar buiten trekt , is het nodig om de punten een bescheming te geven . Men doet hen dus in een kokertje , altijd met punten naar boven of op een klein plankje , waarop zij vastgehouden worden met rubber ringetjes ( elastiekjes) . We moeten intussen nog vermelden dat martelharen penselen soepeler en elastischer zijn dan dasharen . Zij ondergaan minder snel vervormingen , maar zijn ook duurder . 3e . Papier . De hoedanigheid van deze " ondergrond " is hier van het grootste belang , evenals zijn " korrel " . In het begin zult je veel papier verknoeien ; het is daarom beter om wel goed maar niet te duur papier te gebruiken . Dit moet evenwel niet te dun zijn , want dan zou het sterk gaan bobbelen door de inwerking van vocht en niets is onaangenamer en gevaarlijker tijdens het werk ; dit bezwaar vermidert overigens naarmate het papier sterker wordt . Wanneer je voldoende ervaring hebt opgedaan , kunt je gaan werken op losse vellen van voldoende dikte , die dan minder kans lopen verspild te worden . Men kan dit ook in blokvorm verkrijgen . Je weet dat dit bestaat uit een stuk karton , waarop een aantal vellentjes gestapeld zijn , die langs de zijkanten vastgehouden worden door een band van gegomd papier of linnen . Wanneer een werkstuk voltooid is , glijdt men met een mes onder het beschilderde vel om het van het blok af te snijden . Zo 'n blok heeft voordelen vooral voor het buitenwerken . Onder omstandigheden kan men echter de voorkeur geven aan een los vel van de gewenste afmetingen om dit dan te gebruiken volgens het systeem , dat we beschreven hebben bij de gouache , hetgeen des te geschikter zal zijn aangezien aquarelpapier een behoorlijke dikte heeft . Men zal ook begrijpen dat , door op die wijze te werken , het papier al van een witte rand voorzien zal zijn , wanneer men het onder het raam vandaan haalt . Nu is het belang van zo'n witte rand zeer groot . FAGES zegt daarvan : " men weet dat in het clair-obscur van ieder werk een overheersende toon aanwezig dient te zijn , dat wil zeggen meer licht dan schaduw of omgekeerd . In het algemeen vindt men in aquarellen meer lichte dan donkere partijen en aangezien de kracht van deze laatste sterk afneemt onder het drogen , zullen zij zich zwakker voordoen dan die van het nagevolgde onderwerp , tenzij men de voorzorg genomen heeft om hen met opzet krachtiger te maken , hetgeen slechts door werkelijk bekwame kunstenaars zou kunnen geschieden . Deze bij aquarellen vrij algemeen voorkomende zwakte , kan verlicht worden door hen te omringen met witte marges , die , door de aldus onstane tegenstelling , de donkere partijen krachtiger doen schijnen " . Om het papier met de goede kant naar boven te plaatsen , is het voldoende om het tegen het licht te houden en naar het watermerk van de fabrikant te kijken . Kan men dit op normale wijze lezen , dan heeft men de goede kant voor zich . Het is dus wel raadzaam om een vel aan de achterkant van een groot kruis van potlood te voorzien , alvoren het in stukjes te snijden , zodat men ieder fragment gemakkelijk kan herkennen . Maar men kan natuurlijk ook de korrel van een nieuw vel , dat gewoonlijk aan beide zijden verschillend is , vergelijken met een monster van hetzelfde soort , dat van een merkteken voorzien is . Wat betreft het merk en de soort van het papier , zijn de aquarellisten lange tijd verdeeld geweest . Volgens sommige heeft alleen het Engelse papier ( bijv . Whatman ) de goede hoedanigheden . Maar op het continent beschikt men tegenwoordig over uitstekende kwaliteiten en wij , voor ons gebruiken Franse halfkarton " Arches " van zuiver lompen , dat een fijne korrel heeft en 300 gr . per vierkante meter weegt . Bij dikke soorten dringt de verf minder diep in het papier en , door aan de oppervlakte te blijven , blijft de kleur helderder. Maar voor uw eerste pogingen kunt je wel gebruik maken van het Canson aquarelpapier en van Hollandse papieren , die lichter zijn , in overeenstemming met wat we hierboven reeds zeiden . Welk soort men ook neemt , het papier dient goed gelijmd te zijn om over elkaar geplaatste tonen te kunnen verdragen zonder overzadigd te raken . Zo niet , dan zal er een dons op het papier komen en de doorzichtigheid verloren gaan . Het is nuttig om de kwaliteit van het papier te controleren voor het gebruik , want het is hoogst onaangenaam om de verschijning van " putjes " te constateren na al met het werk begonnen te zijn . Daartoe is het voldoende om de achterkant vochtig te maken met een tint . Is het papier dun , dan kan men , door zijn doorzichtigheid , de puntjes gemakkelijk aan de voorzijde te zien krijgen . Bij dikkere soorten verschijnen aan de achterzijde meer of minder talrijke vlekjes . Er bestaat ook papier dat op stevig karton geplakt is , waardoor het geen kans krijgt om te gaan bobbelen . We herhalen echter dat men het eerder aanbevolen systeem , n.l. een raamkatron kan volstaan . Daardoor zijn we in staat om het paier aan de achterzijde te bevochtigen , indien men althans op vochtig papier wil werken , op welke aangelegenheid we nader terug zullen komen . De grootte van de korrel is van veel belang voor het werk en het uiteindelijke aspect van een aquarel hangt er voor een deel van af . De zeer grove korrel heeft slechts zin voor grote aquarellen en is niet geschikt voor het kleine formaat . Men kan het gebruiken om uitdrukking te geven aan de flikkering van tegen de lucht afstekend gebladerte , de ruwheid van muren en bepaalde terreinen enz. Maar indien men , vooral in de verte , bepaalde rechtlijnige onderdelen moet aanbrengen , dus gebouwen en een klokketoren bijvoorbeeld , zou men het papier ter plaatse met een afgerond voorwerp moeten platdrukken alvoren te schilderen en te tekenen om te voorkomen dat de rechte lijnen zouden gaan golven door de vervormingen die de oneffenheden in het papier veroorzaken . De meer of mindere grofheid van de papierkorrel zal dus gekozen worden naar gelang het formaat , de aard van het onderwerp en ook de persoonlijke smaak . Men kan natuurlijk wel schilderen op absoluut glad papier , maar de tinten bezinken daarop niet zo goed als op korrelig papier . Op dat papier gaat iedere kleine holte in de oppervlakte een beetje verf vasthouden en als eenmaal het water verdampt is , zal de toon minder vlak en " leeg " aandoen dan op volkomen glad papier . Het moet ontraden worden om voor een echte aquarel ander dan wit papier te gebruiken . Papier dat geel geworden is door de tijd , of geel gemaakt in de fabriek , wijzigt , als gevolg van doorzichtigheid , de tonen , waarin blauw of rood verwerkt is . Wanneer op bepaalde plaatsen een gele toon gewenst is , dan is er niets eenvoudiger dan deze op wit papier aan te brengen , men blijft dan altijd de beschikking houden over puur wit , daar , waar hij onmisbaar is om een stralend coloriet te bereiken .
10-11-2006
ART . NR . 78 . - PLAAT I - FIG . 1 . HET MATERIAAL VOOR DE AQUAREL