E-mail mij

Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.

Archief per week
  • 20/11-26/11 2006
  • 13/11-19/11 2006
  • 06/11-12/11 2006
  • 30/10-05/11 2006
  • 23/10-29/10 2006
  • 16/10-22/10 2006
  • 09/10-15/10 2006
  • 02/10-08/10 2006
  • 25/09-01/10 2006
  • 18/09-24/09 2006
  • 11/09-17/09 2006
  • 04/09-10/09 2006
  • 28/08-03/09 2006
  • 21/08-27/08 2006
  • 14/08-20/08 2006
  • 07/08-13/08 2006
  • 31/07-06/08 2006
  • 24/07-30/07 2006
  • 17/07-23/07 2006
  • 10/07-16/07 2006
  • 03/07-09/07 2006
  • 26/06-02/07 2006
  • 19/06-25/06 2006
  • 12/06-18/06 2006
  • 05/06-11/06 2006
  • 29/05-04/06 2006
  • 22/05-28/05 2006
  • 15/05-21/05 2006
  • 08/05-14/05 2006
  • 01/05-07/05 2006
  • 24/04-30/04 2006
    Inhoud blog
  • ART . NR . 83 . - BESLUIT
  • ART . NR . 82 . b , - FIG . 38 - HET STRAND TE TROUVILLE - DOOR HAMBOURG .
  • ART . NR . 82 . b , - FIG . 36 - HET STRAND BIJ BANYULS - DOOR MEVR . DIVERLY
  • ART . NR . 82 . b , - FIG . 35 - LANDSCHAP DOOR FEUGEREUX
  • ART . NR . 82 . b , - ANDERE VOORBEELDEN
  • ART . NR . 82 . a , - FIG . 34 . - DE KUST VAN BRETAGNE - DOOR RENEFER
  • ART . NR . 82 . a , - FIG . 33 . - SCHETSTEKENING
  • ART . NR . 82 . a , - FIG . 32 . - ZEEGEZICHTEN
  • ART . NR . 82 . a , - FIG . 31 . - DE SEINE BIJ TRIEL - DOOR RENEFER
  • ART . NR . 82 . a , - FIG . 30 . - EEN GEZICHT OP HYERES
  • ART . NR . 82 . a , - FIG . 29 . - OP DE MANIER VAN JONGKIND
  • ART . NR . 82 . b , - FIG . 37 - STADSGEZICHT - DOOR PAULE RAY
  • ART . NR . 82 . a , - VERSCHILLENDE VOORBEELDEN
  • ART . NR . 82 . a , - FIG . 28 . - EEN ANDER LANDSCHAP
  • ART . NR . 82 . a , - FIG . 25 . - HET LANDSCHAP - DE SCHETSOPZET
  • ART . NR . 82 . a , - FIG . 26 . - HET LANDSCHAP - HET TWEEDE STADIUM
  • ART . NR . 82 . a , - FIG . 27 . - HET LANDSCHAP - LAATSTE STADIUM
  • ART . NR . 82 . - HET LANDSCHAP
  • ART . NR . 81 . b , - HET DIER
  • ART . NR . 81 . b , - FIG . 23 . - DE SCHETS VAN HET DIER
  • ART . NR . 81 . b , - FIG . 24. - DE VOLTOOIDE ARBEID VAN HET DIER
  • ART . NR . 81 . a , - EEN GEKLEDE FIGUUR EN EEN STRAATTAFEREELTJE
  • ART . NR . 81 . a , - FIG . 21 . - HET STRAATTAFEREELTJE
  • ART . NR . 81 . a , - FIG . 22 . - HET STRAATTAFEREELTJE
  • ART . NR . 81 . a , - FIG . 19 EN 20 . - DE GEKLEDE FIGUUR
  • ART . NR . 81 . - FIG . 18 . - HET NAAKT
  • ART . NR . 81 . - HET PORTRET EN HET NAAKT
  • ART . NR . 81 . - FIG . 16 . - DE SCHETS - HET PORTRET
  • ART . NR . 81 . - FIG . 17 . - VOLTOOIDE AQUAREL - HET PORTRET
  • ART . NR . 80 . a , - BLOEMEN
  • ART . NR . 80 . a , - FIG . 13 , 14 EN 15 - BLOEMEN - AQUAREL
  • ART . NR . 80 . a , - FIG . 10 , 11 EN 12 - BLOEMEN - AQUAREL
  • ART . NR . 80 . - OEFENINGEN IN DE PRAKTIJK
  • ART . NR . 80 . - FIG . 8 . SCHETSOPZET MET IETS ZWAARDER GEBRUIKT POTLOOD
  • ART . NR . 80 . - FIG . 9 . - VOLTOOIDE AQUAREL
  • ART . NR . 80 . - FIG . 5 EN 6 . - HET STILLEVEN
  • ART . NR . 80 . - FIG . 7 . - VOLTOOIDE AQUAREL
  • ART . NR . 79 . e , - VERWIJDERINGEN
  • ART . NR . 79 . d , - VERBETERINGEN EN DE TOETS
  • ART . NR . 79 . c , - OVER ELKAAR HEENGEBRACHTE TINTEN
  • ART . NR . 79 . b , - VERSMOLTEN TONEN
  • ART . NR . 79 . a , - VLAKKE TINT MET UITSPARING
  • ART . NR . 79 . a , - SCHEMA
  • ART . NR . 79 . - TECHNIEK VAN DE AQUAREL
  • ART . NR . 79 . - VLAKKE TINT
  • ART . NR . 78 . b , - PRAKTIJK - HET MATERIAAL
  • ART . NR . 78 . - PLAAT I - FIG . 4. - VERSCHILLENDE TINTEN
  • ART . NR . 78 . - PLAAT I - FIG . 3. - MODULATIES
  • ART . NR . 78 . - PLAAT I - FIG . 2. - VLAKKE TINT
  • ART . NR . 78 . a , - ( VERVOLG ) PRAKTIJK - HET MATERIAAL
  • ART . NR . 78 . - PRAKTIJK
  • ART . NR . 78 . - PLAAT I - FIG . 1 . HET MATERIAAL VOOR DE AQUAREL
  • ART . NR . 77 . - THEORIE - AQUAREL -
  • AQUAREL - SCHILDEREN EN DE SCHILDERTECHNIEKEN - VIERDE DEEL - ART . NR .76 . - INLEIDING
  • ART . NR . 75 . a , - FIG . 41 . HET BLOEMENMEISJE - ( BONNETERRE ) .
  • FIG . 40 . - STILLEVEN ( RENEFER )
  • ART . NR . 75 . a , - FIG . 39 . - HET KLEURPOTLOOD
  • ART . NR . 75 . a , - TECHNIEK - KLEURENPOTLOOD
  • ART . NR . 75 . - HET KLEURPOTLOOD
  • ART . NR . 74 . e , - HET PORTRET
  • ART . NR . 74 . e , - FIG . 37 EN 38 - HET PORTRET
  • ART . NR . 74 . d , - HET LANDSCHAP
  • ART . NR . 74 . d , - FIG . 35 EN 36 . - HET LANDSCHAP
  • ART . NR . 74 . c , - BLOEMEN
  • ART . NR . 74 . c , - FIG . 33 EN 34 - BLOEMEN
  • ART . NR . 74 . b , - VOORBEELDEN - STILLEVENS
  • ART . NR . 74 . b , - FIG . 31 . - HET PASTEL - STILLEVEN - SCHETSOPZET
  • ART . NR . 74 . b , - FIG . 32 . - HET PASTEL - STILLEVEN
  • ART . NR . 74 . a , - TECHNIEK VAN HET PASTEL
  • ART . NR . 74 . - HET PASTEL - HET MATERIAAL
  • ART . NR . 74 . - FIG . 30 . - PASTELDOOS MET ENKELE TONEN
  • ART . NR . 73 . e , - HET AFFICHE EN ANDERE VOORBEELDEN
  • ART . NR . 73 . e , - FIG . 26 , - ANDERE VOORBEELDEN
  • ART . NR . 73 . e , - FIG . 25 , - ANDERE VOORBEELDEN
  • ART . NR . 73 . e , - FIG . 24 , - ANDERE VOORBEELDEN
  • ART . NR . 73 . e , - FIG . 29 . - ONTWERP VOOR RECLAMEBILJET
  • ART . NR . 73 . d , - EEN DECORATIEVE COMPOSITIE
  • ART . NR . 73 . d , - FIG . 28 . - DECORATIEF LANDSCHAP
  • ART . NR . 73 . d , - FIG . 27 . - DECORATIEVE COMPOSITIE
  • ART . NR . 73 . c , - ZEEGEZICHTEN
  • ART . NR . 73 . c , - FIG . 23 - ZEEGEZICHT
  • ART . NR . 73 . c , - FIG . 21 EN 22 . - ZEEGEZICHTEN
  • ART . NR . 73 . b , - HET LANDSCHAP
  • ART . NR . 73 . b , - FIG . 19 EN 20 . - TWEE LANDSCHAPPEN VAN RENEFER .
  • ART . NR . 73 . b , - FIG . 17 EN 18 . - HET LANDSCHAP
  • ART . NR . 73 . a , - DE GEKLEDE FIGUUR
  • ART . NR . 73 . a , - FIG . 15 EN 16 . - DE GEKLEDE FIGUUR
  • ART . NR . 73 . - HET PORTRET
  • ART . NR . 73 . - FIG . 12 , 13 EN 14 - HET PORTRET
  • ART . NR . 72 . a , - BLOEMEN IN EEN LANDSCHAP
  • ART . NR . 72 . a , - FIG . 10 EN 11 . - BLOEMEN IN EEN LANDSCHAP
  • ART . NR . 72 . - BLOEMEN
  • ART . NR . 72 . - FIG . 7 , 8 EN 9 . - DE BLOEM
  • ART . NR . 71 . b , - DERDE VOORBEELD
  • ART . NR . 71 . b , - FIG . 6 . - DERDE VOORBEELD
  • ART . NR . 71 . a , - TWEEDE VOORBEELD
  • ART . NR 71 . a , - FIG . 4 . EN 5 . - HET STILLEVEN - TWEEDE VOORBEELD
  • ART . NR . 71 . - HET STILLEVEN
  • ART . NR . 71 . - FIG . 1 , 2 EN 3 . - HET STILLEVEN
  • ART . NR . 70 . b , - TECHNIEK VAN DE GOUACHEVERF
  • ART . NR . 70 . a , - HET MATERIAAL VOOR GOUACHE
  • ART . NR . 70 . a , - PLAAT I - HET MATERIAAL VOOR GOUACHE
  • SCHILDEREN EN DE SCHILDERTECHNIEKEN - DERDE DEEL - ART . NR .70 . - GOUACHE - PASTEL - KLEURENPOTLOOD
  • ART . NR . 69 . a , - LAATSTE RAADGEVINGEN
  • ART . NR . 69 . - HET DIER
  • ART . NR . 69 . - FIG . 41 .
  • ART . NR . 69 . - FIG . 40 . - DE EZEL DOOR PELAVO
  • ART . NR . 68 . d , - HET DECORATIEVE LANDSCHAP
  • ART . NR . 68 . d , - FIG . 37 EN 38 . - DECORATIEF LANDSCHAP
  • ART . NR . 68 . c , - DE FIGUUR IN HET LANDSCHAP
  • ART . NR . 68 . c , - FIG . 36 . - LANDSCHAP DOOR SHEDLIN .
  • ART . NR . 68 . c , - FIG . 35 . - BOSGEZICHT DOOR CHARLOT .
  • ART . NR . 68 . a , - FIG . 39 . - STADSGEZICHT DOOR ITHIER .
  • ART . NR . 68 . c , - FIG . 34 . - LANDSCHAP DOOR RENEFER
  • ART . NR . 68 . b , - TWEE ZEEGEZICHTEN
  • ART . NR . 68 . b , - FIG . 33. - BRANDING OP DE ROTSEN
  • ART . NR . 68 . b , - FIG . 32 . - STRANDGEZICHT
  • ART . NR . 68 . a , - FIG . 31 . - EEN MET DE KWAST GESCHILDERD LANDSCHAP
  • ART . NR . 68 . a , - EEN MET DE KWAST GESCHILDERD LANDSCHAP
  • ART . NR . 68 . a , - FIG . 30 . - TUINGEZICHT
  • ART . NR . 68 . - HET LANDSCHAP
  • ART . NR . 68 . - FIG . 26 , 27 , 28 EN 29 - LANDSCHAP
  • ART . NR . 67 . a , - FIG . 21 EN 22 - GEKLEDE FIGUUR
  • FIG . 25 . - NAAKT DOOR CALLEWAERT .
  • ART . NR . 67 . a , - FIG . 19 en 20 . - NAAKT - ONDERSCHILDERING EN VOLTOOIDE STUDIE .
  • ART . NR . 67 . a , - DE FIGUUR
  • ART . NR . 67 . - FIG . 24 . - PORTRET DOOR C . LE BRETON .
  • ART . NR . 67 . - FIG . 23 . - ZELFPORTRET VAN RENEFER .
  • ART . NR . 67 . - FIG . 16 , 17 EN 18 . - DE KOP EN HET PORTRET .
  • ART . NR . 67 . - DE KOP EN HET PORTRET .
  • ART . NR . 66 . - FIG . 15 . - EENVOUDIG BOEKETJE .
  • FIG . 14 . - DECORATIEF OPGEVAT BOEKET VAN RENEFER .
  • ART . NR . 66 . - FIG . 11 , 12 EN 13 . - BOEKET VAN ROZEN - IN DRIE STADIUMS
  • ART . NR . 66 . - DE BLOEM EN HET BOEKET.
  • ART . NR . 65 . a , - FIG . 10 . - STILLEVEN VAN RENEFER . - DE WERKTAFEL VAN DE KUNSTENAAR .
  • FIG . 9 . - STILLEVEN VAN SHEDLIN . - EXPRESSIONISTISCHE TENDENS .
  • ART . NR . 65 . a , - FIG . 6 . - STILLEVEN MET VRUCHTEN .
  • ART . NR . 65 . - FIG . 7 . - STERK VERGROOT ONDERDEEL VAN FIG . 5 .
  • ART . NR . 65 . a , - FIG . 8 . - STILLEVEN VAN BOSCO . - FLESSEN .
  • ART . NR . 65 . - FIG . 3 , 4 EN 5 . - STILLEVEN DOOR RENIFER
  • ART . NR . 65 . - FIG . 1 EN 2 . - ONDERDELEN VAN EEN STILLEVEN .
  • ART . NR . 65 . a , - ANDERE VOORBEELDEN
  • SCHILDEREN EN DE SCHILDERTECHNIEKEN - TWEEDE DEEL - ART . NR . 65 .
  • ART . NR . 64 . f , - VLAKTEN - LUCHT EN WOLKEN.
  • ART . NR . 64 . f , - PLAAT XVI . - EEN LANDSCHAP .
  • ART . NR . 64 . f , - PLAAT XV - EEN BEWOLKTE HEMEL .
  • ART . NR . 64 . f , - PLAAT XIV - EEN VLAKTE .
  • ART . NR . 64 . e , - ONDERDELEN VAN HET LANDSCHAP .
  • ART . NR . 64 . e , - PLAAT XIII - EEN BOOM
  • ART . NR . 64 . d , - ENKELE GEBRUIKSVOORWERPEN .
  • ART . NR . 64 . d , - PLAAT XII . - TWEE VOORWERPEN VAN AARDEWERK .
  • PLAAT XI . - EEN KOPEREN POT .
  • ART . NR . 64 . d , - PLAAT X . - SCHOTEL EN MAATBEKER VAN TIN .
  • ART . NR . 64 . d , - PLAAT IX . - EEN KRISTALLEN FLACON .
  • ART . NR . 64 . c , - GROENTEN
  • ART . NR . 64 . b , EN c , - PLAAT VIII - PERZIKEN - EN GROENTEN
  • ART . NR . 64 . b , - TWEEDE STUDIE
  • ART . NR . 64 . b , - PLAAT VII - ZIJDEN SJAAL - EN PEER
  • ART . NR . 64 . a , - DE EERSTE SCHILDEROEFENINGEN
  • ART . NR . 64 . a , - PLAAT VI - EEN LAP STOF
  • ART . NR . 64 . - OEFENINGEN IN DE PRAKTIJK
  • ART . NR . 63 . - PLAAT IV - HET MATERIAAL VOOR HET SCHILDEREN MET OLIEVERF
  • ART . NR . 63 . - PLAAT V - HET MATERIAAL VOOR HET SCHILDEREN MET OLIEVERF
  • ART . NR . 63 . - DE OLIEVERFTECHNIEK - HET MATERIAAL.
  • ART . NR . 62 . a , - VERVOLG - KLEUREN
  • ART . NR . 62 . - PLAAT III - KLEUREN
  • ART . NR . 62 . - PLAAT II - DE KLEUREN
  • ART . NR . 62. - PLAAT I - THEORIE VAN DE KLEUR
  • SCHILDEREN EN DE SCHILDERTECHNIEKEN - EERSTE DEEL - ART . NR . 62 .
  • BESLUIT VAN HET ONTWERPEN .
  • ART . NR . 61 . d , - FIG . 105 . - ONTWERP
  • ART . NR . 61 . d , - REPRODUCTIE EN DRUKTECHNIEKEN IN KLEUREN
  • ART . NR . 61 . d , - FIG . 101 , 102 EN 103 . - SCHEMATISCHE VOORSTELLING VAN KLEUREN
  • ART . NR . 61 . c , - FIG . 104 - HOE TE WERKEN
  • ART . NR . 61 . c , - FIG . 100 . - TEKENING IN LIJNEN EN SPATWERK VAN BECAN .
  • ART . NR . 61 . c , - HOE TE WERKEN
  • ART . NR . 61 . b , - FIG . 99 . - HET MATERIAAL VAN DE STEENTEKENAAR
  • FIG . 98 . - BOEKDRUK EN KOPERDIEPDRUK
  • ART . NR . 61 . b , - DRUKTECHNIEKEN
  • ART . NR . 61 . a , - FIG . 91 . - LOSSE DRUKLETTER
  • FIG . 92 . - VERGROTEN OF VERKLEINEN
  • FIG . 93 EN 94 .
  • ART . NR . 61 . a , - FIG . 95 , 96 EN 97 . - RASTERCLICHE'S
  • ART . NR . 61 . a , - REPRODUCTIE EN DRUKTECHNIEKEN
  • ART . NR . 61 . - FIG . 88 . - MODESCHOW
  • FIG . 89 . - ONTWERP - MODETIJDSCHRIFT
  • FIG . 90 . - HERENMODE .
  • ART . NR . 61 . - PLAAT VI - MODETEKENING
  • ART . NR . 61 . - DE MODETEKENING
  • ART . NR . 60 . a , - PLAAT IV - SCHETSEN VOOR EEN LAYOUT
  • FIG . 87 . - GEKOZEN SCHETS
  • ART . NR . 60 . a , - PLAAT V - UITVOERING VAN DE TEKENINGEN
  • ART . NR . 60 . a , - HET ONTWERPEN VAN EEN ADVERTENTIE
  • ART . NR . 60 . - FIG . 86 . - RECLAME - ONTWERPEN
  • ART . NR . 60 . - HET RECLAME ONTWERPEN
  • ART . NR . 60 . - PLAAT III - ( CASSANDRE EN DRODOVITCH ) .
  • ART . NR . 59 . e , - FIG . 85 - HET VOLTOOIDE ONTWERP - DOOR A. CREUZOT .
  • ART . NR . 59 . e , - FIG . 82 . - SCHETSEN VOOR EEN COMPOSITIE .
  • FIG . 83. - SCHETSEN VOOR DE COMPOSITIE .
  • ART . NR . 59 . e , - FIG . 84 . - UITGEZOCHT EN DAARNA UITGEWERKT .
    Blog als favoriet !
    Willekeurig SeniorenNet Blogs
    oostendeplaty
    blog.seniorennet.be/oostend
    Teken en schildercursus fritske3
    TEKEN EN SCHILDERTECHNIEKEN EERSTE DEEL VANAF 14/10/06
    19-10-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 64 . d , - ENKELE GEBRUIKSVOORWERPEN .

    Art . Nr . 64 . d ,

                       Enkele  Gebruiksvoorwerpen

      We  zetten  ons  naar  verschillende  kanten  gerichte  studie  voort  en  bezien  daarom  thans  een  geslepen  kristallen  flacon , zoals  is  afgebeeld  op  plaat  IX .  We  willen  je  niet  verhelen  dat  de  moeilijkheden  hier  niet  gering  zijn , maar  is , door  deze  uitdaging , de  studie  niet  juist  zeer  de  moeite  waard  ?
    De  technische  problemen  vereisen  hier  een  geduldige  en  zorgvuldige  werkwijze ;  we  tonen  je  dan  ook  deze  keer  vier  verschillende  stadia , in  plaats  van  drie , zoals  bij  de  twee  voorafgaande  voorbeelden . 
      Onze  waarneming  bespeurt  een  menigte  reflexen , lichtpuntjes , tegengestelde  toonwaarden  en  eigenaardig  vertekeningen , waaruit  we  er  de  meest  karakteristieke  moeten  kiezen  voor  een  bevredigend  resultaat , want  ook  hier  blijft  het  waar , dat  vereenvoudiging  één  van  de  grondslagen  ons  werk  dient  te  zijn . 
      Indien  enerzijds  ons  oog  op  fotografische  wijze  te  werk  gaat , dient  toch  anderzijds  ons  brein  mede  te  werken  aan  het  maken  van  bovenbedoelde  keuze , waarbij  door  het  kijken  door  de  oogharen  ( dus  met  half  gesloten  ogen )  een  aantal  overbodige  détails  verdwijnen . 
      Er  is  nog  een  andere  moeilijkheid  en  deze  houdt  verband  met  het  schilderen  van  een  voorwerp  dat  strakke , eenvoudige  en  zuivere  omtrekken  vertoont , die  min  of  meer  bouwkunstig  zijn  en  op  ondubbelzinnige  en  toch  ook  weer  luchtige  wijze  moeten  worden  weergegeven .
      Wees  dus  niet  bang  om  je  rustig  de  tijd  te  geven  om  met  gestrekte  arm  de  kwast  te  hanteren  en  zowel  rechte  als  gebogen  lijnen  met  vaste  hand  uit  te  voeren .  We  hebben  hierbij  dan  tevens  een  goede  oefening  in  de  weergave  van  dingen , die  duidelijk  uitgesproken  omtrekken  vertonen . 
      Het  spreekt  vanzelf  dat  het  tot  stand  brengen  van  de  eerste  contructie  hier  meer  dan  ooit  met  aandacht  dient  te  gescheiden ;  een  contructie -  of  verhoudingsfout  zou  hier , we  zeggen  niet  onherstelbaar , maar  in  ieder  geval  lastig  goed  te  maken  zijn  bij  de  latere  veropzet  en  nog  meer  bij  de  uiteindelijke  afwerking . 
      Zoals  fig . 1  van  plaat  IX   laat  zien , begint  men  dus  met  een  duidelijke  en  correcte  constructieschets , die  dan  gevolg  wordt  door  een  eerste , los  geborstelde  verflaag , waarbij  slechts  de  voornaamste  partijen  behandeld  worden , zonder  te  letten  op  de  glimlichte  en  weerspiegelingen .
       Vervolgens  wordt  deze  eerste  onderlaag  wat  verder  doorgevoerd  en  zoals  fig . 2  laat  zien , zijn  de  nuanceringen  hier  al  wat  talrijker  en  ook  zijn  enkele  reflexen  al  te  voorschijn  gekomen :  de  lichtste  puntjes  echter  bewaren  we  voor  het  laatst .  
      Thans  zijn  we  genaderd  tot  het  laatste      stadium , zie  fig . 4 , waar  we  terecht  komen  door  met  een  wat  dikkere  verf  de  elementen  van  fig . 3  nog  eens  onder  handen  te  nemen .  De  vorm  van  reflexen  en  weerspiegelingen  moet  zeer  precies  worden  nagevolgd , aangezien  anders  de  totale  vorm  wijzigingen  zou  ondergaan .
      De  kleine  lichtpuntjes  moeten  zo  spontaan  mogelijk  met  een  klein  puntig  penseeltje , dat  goed  van  verf  is  voorzien , aangebracht  worden  en  in  geen  geval  voor  een  tweede  of  derde  keer  worden  overgeschilderd , om  deze  lichtpunten  en  - strepen  hun  helderheid  en  frisheid  te  doen  behouden . 
      Thans  komen  een  tweetal  metalen  voorwerpen  aan  de  beurt .  Ons  voorbeeld  toont  een  tinnen  bord  en  dito  maatbeker  ( plaat  X ) .  Materiaal  en  kleur  zijn  zeer  aantrekkelijk  met  het  grijs , dat  wat  stiller  is  dan  zilver , soms  met  blauwachtige , dan  weer  okerachtige  nuances , vooral  als  het  metaal  niet  mishandeld  is  door  het  te  glimmend  op  te  poetsen .
      Weg  met  die  polijsting , maar  natuurlijk  ook  het  stof  !  Laten  we  licht  en  lucht  op  het  metaal  doen  inwerken  om  het  dat  aspect  te  doen  krijgen , dat  we  er  gaarne  van  zien . 
      Ook  bij  deze  voorwerpen  zijn  de  reflexen  en  glimlichten  zo  overvloedig , dat  we  weer  moeten  vereenvoudigen .  Maar  aangezien  hier  alles  ondoorschijnend  is , zal  het  iets  gemakkelijker  zijn  om  overbodigheden  weg  te  laten  en  het  belangrijkste  te  behouden . 
      Een  goed  opzet  is  natuurlijk  ook  hier  noodzakelijk , die  dan  in  het  eerste  stadium  gevolgd  wordt  door  een  groot  gehouden  aanduiding  van  de  schaduwpartijen  in  een  lichte  verfopdracht , terwijl  de  lichtplekken  hun  effect  doen  gelden  op  die  plaatsen , waar het  doek  niet  met  verf  bedekt  werd .  
      Dan  wijden  we  ons  weer  aan  het  tweede  stadium , nog  altijd  in  vrij  dunne  verf ,  die  de  plaatselijke  toon  weergeeft  met  zijn  verschillende  nuances  in  kleur  en  toon .  Deze  onderlaag  moet  nu  het  doek  geheel  gaan  bedekken .  Tenslotte  de  laatste  stadia , waarin  de  uitbeelding  nog  verder  wordt  doorgevoerd  met  grotere  vastheid  en  met  de  lichtplekken  royaal  in  de  verf . 

      Op  plaat  XI  ziet  men  de  voltooide  studie  naar  een  koperen  voorwerp , dat  ons  volgende  onderwerp  zal  zijn .  Drie  achtereenvolgende  stadia  waren  ook  hier nodig , zoals  je  nu  wel  bekend  zal  zijn .  Maar  in  dit  geval  zijn  de  laatste  twee  geheel  met  het  tempermes  uitgevoerd .  Dank  zij  dit  instrument  verkrijgt  de  verf  weer  eens  een  geheel  ander  en  zelfs  bijzonder 
    " rijk "  aspect . 
      Men  gebruike  dit  mes  op  de  volgende  wijze .  Men  houdt  het  vast  zoals  een  metselaar  zijn  truweel  en  de  verf  wordt  er  mee  opgenomen  aan  de  van  ons  afgekeerde  zijde , dus  juist  anderom  als  de  metselaar  doet .  De  verf  wordt  dan  op  dezelfde  wijze  op  het  palet  gemengd  in  een  draaiende  beweging .  Deze  verf  wordt  met  dezelfde  kant  van  het  lemmet  op  het  doek  aangebracht  en  uitgesmeerd  waar  en  voor  zover  nodig . 
      Het  aldus  verkregen  effect  schort  het  vaak  aan  nauwkeurigheid  bij  sommige  lijnen  en  omtrekken  van  het  behandelde  object , maar  dan  kan  de  kwast  weer  ter  hand  worden  genomen  voor  het  aanbrengen  van  als  wenselijk  aangevoerde  correcties  of  verfijningen .  Zo  kan  bijvoorbeeld  het  handvat  niet  gemakkelijk  alleen  met  het  mes  worden  geschilderd ;  bij  dit  fragment  kan  dan  de  penseel  te  hulp  komen . 
      Het  spel  van  lichten  en  reflexen  is  hier , zoals  men  ziet , levendiger  dan  bij  het  tinnen  voorwerp .  Maar  koper  dient  dan  ook  opgepoetst  te  worden  !   Men  lette  er  voorts  op  dat  het  in  ons  geval  rood  koper  betreft en  geen  geel  koper  of  messing .  Dit  laatste  metaal  is  veel  geler  dan  echt  koper , waarvan  de  amgemene  toon 
    rose-violetachtig  is .  Om  een  stuk  aardewerk  te  schilderen , nemen  we  weer  uitsluitend  onze  kwasten  ter  hand .  We  kiezen  daarbij  bij  voorkeur  witte  voorwerpen , die  van  eenvoudige  versiering  voorzien  zijn . 
    ( Plaat  XII ) .  Het  is  hierbij  echter  vrij  lastig  om  mooie , vloeiende  en  regelmatige  overgangen  te  verkrijgen , van  de  delicate  schaduwen  naar  de  lichtste  partijen , en  hun  weergave , dient  op  subtiele  wijze  tot  stand  gebracht  te  worden .  De  tekening  moet  zuiver  uitgevoerd  worden  zonder  te  veel  overbodige  lijnen , die  de  verf  kunnen  bevuilen , waarna  zoals  gewoonlijk , de  onderlaag  op  zeer  eenvoudige  en  regelmatige  wijze  wordt  aangebracht  in  magere  verf , niet  " knoeierig "  en  met  weglating  van  de  versiering ;  slechts  de  plaatselijke  tonen  van  de  voorwerpen , de  achtergrond  en  de  tafel  in  hun  tegenstellingen  van  licht  en  schaduw  en  hun  harmonie .  De  overgangszones  van  licht  naar  schaduw  kunnen  reeds  voorbereid  worden  door  een  zig-zag  beweging  van  de  wrijvende  kwast , van  boven  naar  beneden  over  de  gehele  lengte  van  de  tussentoon . 
      Vervolgens  komt , met  het  derde  stadium  de  afwerking , waarbij  de  verf  weer  wat  dikker  aangewend  wordt , zonder  gebruik  te  maken  van  een  verdunningsmiddel , alle  partijen  overschilderend  in  de  juiste  tonen , die  we  overal  waarnemen .  De  kwasten , die  hiervoor  gebruikt  worden , dienen  schoon  te  zijn  en  kunnen , desgewenst , voor  dit  doel  in  de  linkerhand  in  reserve  gehouden  worden  ( zie  hiervoor  pl . V ) .  Sommige  van  hen  gebruiken  we  dan  uitsluitend  voor  de  donkerder , andere  weer  voor  de  lichter  tonen . 
      Het  is  van  belang  te  bedenken  dat  er  bepaalde  glimlichtjes  te  zien  zijn , die  met  zuiver  wit  moeten  worden  aangebracht .  De  witte  kleur  van  het  aardewerk  moet  dus  een  beetje  toniger  worden  gehouden , teneinde  de  lichtjes  hun  schittering  te  kunnen  verlenen .


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 64 . d , - PLAAT XII . - TWEE VOORWERPEN VAN AARDEWERK .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Art . Nr . 64 . d ,

    Plaat  XII .

    Twee  Voorwerpen  Van  Aardewerk.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.PLAAT XI . - EEN KOPEREN POT .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Plaat  XI .

    Een  Koperen  Pot .

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 64 . d , - PLAAT X . - SCHOTEL EN MAATBEKER VAN TIN .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Art . Nr . 64 . d ,

    Plaat  X .

    Schotel  en  Maatbeker  van  Tin .

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 64 . d , - PLAAT IX . - EEN KRISTALLEN FLACON .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Art . Nr . 64 . d ,

    Plaat . IX .

    Een  Kristallen  Flacon .

    1e , 2e , 3e  en  4e  Stadium  ( voltooid )

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 64 . c , - GROENTEN
    Art . Nr . 64 . c ,

                                  Groenten

      Voor  de  volgende  studie  maken  we  een  keus  uit  groenten  en  wel  een  wortel  en  een  ui .  Wederom  laten  we  de  afbeeldingen  van  de  eerste  twee  stadia  achterwege  en  volstaan  we  met  u  het  eindresultaat  te  tonen  op  plaat  VIII .
      Terloops  merken  we  op  dat  eigenlijk  alles belangwekkend  kan  zijn  om  te  schilderen , of  het  nu  groenten  , vruchten  of  bloemen  zijn  ( aan  dit  laatste  onderwerp  zullen  we  later  aandacht  besteden ) .
      Het  voorstel  dat  we  je  ter  studie  voorleggen  zullen  we  eens  nader  bekijken .  Ook  dit  is  weer  opgevat  en  uitgevoerd  in  een  algemene  zin , om  het  zo  uit  te  drukken , en  we  zullen  ons  best  doen , hierbij  zo  ver  mogelijk  te  gaan  en  tevens  van  een  grote  oprechtheid  te  blijven .  We  zouden  je  niet  genoeg  op  het  hart  kunnen  drukken  dat  het  noodzakelijk  is  om  op  een  objectief  ware  wijze  alle  oefeningen  van  deze  les  in  de  praktijk  om  te  zetten .  Men  dient  er  van  doordrongen  te  zijn  dat  het  in  de  eerste  plaats  door  een  oplettende  waarneming  en  een  natuurgetrouwe  weergave  is , dat  men  leert  zien  en  schilderen . 
      Men  weet  natuurlijk  dat  het  oppervlak  van  bepaalde  groenten  een  minder  aantrekkelijk  aspect  vertoont  dan  dat  van  een  vrucht .  Niettemin  vertonen  de  tomaat , die  de ui  en  de  aubergine , om  er  enkele  te  noemen , een  glimmende  huid  die  hun  een  uiterlijk       verschaft  dat  gelijkwaardig  is  aan  dat  van  de  meeste  vruchten .  De  wortel  en  de  aardappel  bijvoorbeeld , hebben  daarentegen  niet  dat  glanzende  uiterlijk  dat  we  kennen  van  de   appel  en  de  peer .  Een  scherpe  observatie  van  deze  kenmerken , als  ook  die  van  de  kleuren  van  bovengenoemde  objecten  zal  met  succes  te  pas  kunnen    komen   bij  onze  picturale  weergave . 
      Bij  het  gegeven  voorbeeld  kan  de  tegenstelling , het  verschil  in  " bouwstof " , tussen  de  wortel  en  de  ui , mede  te  constateren  bij  de  reflexen  en  glimlichten  op  de  ui , duidelijk  waargenomen  worden .  Deze  kenmerken  zijn  bij  de  wortel  deels  in  geringe  mate , deels  in  het  geheel  niet aanwezig . 
      Overigens  worden  de  waargenomen  bijzonderheden  niet  aanstonds  uitgebeeld , maar  veeleer  bij  de  voltooiïng , wanneer  we  hen  in  hun  juiste  kleuren  en  toonwaarden  of , beter  gezegd , juiste  toonverhoudingen , trachten  aan  te  brengen .

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 64 . b , EN c , - PLAAT VIII - PERZIKEN - EN GROENTEN
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Art . Nr . 64 . b , en  c ,

    Plaat  VIII

    Twee  Perziken
    Een  Ui  en  een  Wortel


    18-10-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 64 . b , - TWEEDE STUDIE
    Art . Nr . 64 . b ,

    Tweede  studie

      Voor  de  tweede  studie  nemen  we  een  zijden  sjaal  met  een  vrij  eenvoudige  versiering , die  over  de  armleuning  van  een  grote  stoel  hangt .
      Uiteraard  moet  ook  dit  werkstuk  weer  in  drie  stadia  worden  uitgevoerd .  Van  de  eerste  twee  geven  we  geen  afbeeldingen , want  bij  de  voorgaande  studie  hebt  je  daarmee  reeds  kennis  kunnen  maken . 
      We  wijzen  echter  op  dat  het  niet  noodzakelijk  is  om  de  versiering  van  de  sjaal  reeds  bij  de  houtskoolschets  na  te  volgen .  het  gaat  er  in  eerste  instantie  om , een  indruk  te  geven  van  het  materiaal 
    " zijde " .  De  blauwe  ornamenten  daarop , kunnen  in  een  later  stadium  op  de  in  grijze  tonen  uit  te  voeren  sjaal  worden  aangebracht . 
      De  constructieschets  zal  dus  slechts  de  zichtbare  delen  van  de  stoel  en  de  omtreklijnen  van  de  sjaal  met  zijn  belangrijke  plooien  behoeven  weer  te  geven  ;  de  grote  schaduwpartijen  zullen  voorlopig  nog  slechts  in  een  fijne , lichte  toon  worden  opgezet . 
      Later  gaan  we  dan  in  dunne  verf  de  onderschildering  uitvoeren  en  de  juiste  kleurwaarden  aanbrengen  om  reeds  iets  van  de  grijze  tonaliteit  van  de  stof  te  doen  spreken .  Dit  doen  we  weer  met  een  platte  kwast  en  tevens  met  behulp  van  een  weinig  verdunningsmiddel , waarbij  de  kwast  met  de  platte  zijde  op  het  doek  wordt  voortbewogen . 
      In  het  eindstadium  wordt  het  werk  verder  gedétailleerd  en  tot  een  voltooid  geheel  gebracht  ( zie  de  afbeelding  op  plaat  VII ) , waarbij  allereerst  de  stoel  zijn  groene  nuances  verkrijgt .  Zijn  houten  arm  wordt  aanvankelijk  bij  voorkeur  met  een  rond  penseel  gemodelleerd  en , nadat  ook  de  verschillende  tonen  van  de  zijden  sjaal  op  hun  plaats gezet  zijn , kan  de  versiering  met  een  soepele , ronde  daskwast  aangeduid  worden , niet  al  te  gedétailleerd  en  kunnen , hier  en  daar , lichtende  toetsjes  geplaatst  worden .  

                             Vruchten  

      Een  ander  soort  van  onderwerp  zijn  vruchten , waarvan  we  twee  voorbeelden  geven :  allereerst  een  peer , daarna  een  perzik .  Hun  " huid "  vertoont  natuurlijk  verschillen ;  bij  de  een  is  hij  glad , bij  de  ander  fluweelachtig .  Deze  twee  typen  vindt  men  overigens  bij  een  groot  aantal  vruchtsoorten .  
      Bij  de  voorgaande  oefeningen  hebben  we  opgemerkt  dat  de  materie  en  de  kleur  van  de  stof  een  zekere  eenvormigheid  vertoonden  over  hun  gehele  oppervlak .  Deze  keer  echter  zullen  we  kleurverschillen  opmerken  op  de  schil  van  de  vruchten  en  overgangen  zullen  te  zien  zijn , niet  slechts  tussen  licht  en  schaduw , maar  ook  van  de  ene  kleur  naar  de  andere .  In  dit  opzicht  is  de  perzik  een  karakteristiek  voorbeeld  door  zijn  uiterst  genuanceerd  coloriet , dat  van  groen  naar  paars  verloopt  langs  gele , rode  en  blauwe  tonen .  
      Maar  laten  we  eerst  de  peer  eens  bekijken . 
     Hij  is  een  voorbeeld  van  wat  Duchesseperen  genoemd  worden  en  zijn  vorm  is  wel  echt  die  van  een  peer .  Zijn  kleur  is  geel  met  framenten  van  rose - goudachtige  toon .  Ook  hier  is  een  schildering  in  opeenvolgende  stadia  noodzakelijk , welke  ontwikkelingsgang  we  overigens  gedurende  deze  gehele  cursus  sterk  blijven  aanbevelen , bij  ieder  soort  van  schildertechniek , waar  immers  de  systematische  uitvoering  in  étappes  de  moeilijkheden  vermindert  en  vaak  zelfs  gemakkelijk  doet  overwinnen .  
      Men  bekijke  wederom  plaat  VII .  Hij  toont  ons  de  constructieschets , zoals  we  die  ook  in  een  vorig  geval  zagen , waarbij  we  er  ons  op  moeten  toeleggen  om  het  vormkarakter  van  de  vrucht  goed  tot  uitdrukking  te  brengen .  
      Eerst  is  hij  weer  met  houtskool  getekend , daarna  met  een  kwast  met  vrij  donkere  verf  overgeschilderd , zodanig  dat  een  vereenvoudigde  aanduiding  van  licht -  en  schaduwpartijen  te  zien  is .  Aangezien  straks  de  onderschildering  in  nogal  dunne  verf  zal  worden  aangebracht , is  het  raadzaam  om  met  een  licht  zg.  " frottis "  ( wrijvende  beweging  met  de  kwast )  in  bijvoorbeeld  gebrande  sienna  te  werken , teneinde  de  kleur  van  de  komende  onderschildering  zo  min  mogeliijk  te  beinvloeden .  
      Waar  we  in  de  eerste  aanleg  de  achtergrond  met  enkele  schetsmatige  tonen  hebben  aangezet , moeten  we  niet  nalaten  om  in  het  tweede  stadium  de  twee  tonen , rood  en  bruin , in  hun  kleurwaarde  en  
    -  kracht  op  te  zetten , waarbij  een  verdunningsmiddel  voor  de  verf  wederom  op  zijn  plaats  is .  De  peer  zelf  geven  we  zijn  eigen  tonen  in  licht  en  schaduw , zonder  ons  reeds  te  bekommeren  om  het  rose  "blosje "  dat  deze  soort  kenmerkt  en  dat  een  teken  is  van  zijn  rijpheid .  Dit  toontje  zal  pas  in  het  laatste  stadium  onze  aandacht  vragen  en  kan  ofwel  in  vette  verf , ofwel  met  z.g.  glacis  ( waarover  in  het  vorige  hoofdstuk  gesproken  werd )  worden  geschilderd .
      Tenslotte  wijden  we  ons  aan  de  afwerking  op  de  bekende  wijze , dus  vet  in  de  verf  en  soepel  gepenseeld  in  de  richting  van  de  plastische  vormen .  Besteed  goed  aandacht  aan  de  overgangen  van  licht  naar  schaduw ;  het  bolvormig  modelé , dat  daardoor  op  sommige  plaatsen  ontstaat , moet  nauwlettend  geobserveerd  worden , evenals  de  verschillende  toonwaarden .  Zo  zullen  we  in  de  schaduw  opmerken  dat  de  paarsachtige  complementaire  van  het  geel  dit  laatste  ietwat  groenachtig  zal  doen  schijnen , wat  nog  versterkt  wordt  door  de  werking  van  de  groene  complementairen , die  de  rode  achtergrond  oproept .  Derhalve : modulaties  in  licht  en  schaduw  en  tevens  kleur  geven  aan  het  " blosje "  door  een  mensel  van  wit , kraplak  en  cadmiumgeel .  Ook  mogen  de  glimlichten  op  de  lichtzijde  van  de  vrucht  niet  vergeten  worden , met één  enkele  vlotte  toets  van  wit , dat  licht  gekleurd  is  met een  beetje  citroengeel , bij  voorkeur  aan  te  brengen , wanneer  het  werk  reeds  enigermate  is  aangedroogd .  De  reflex  ( lichtere  rand )  aan  de  schaduwzijde  dient  natuurlijk  evenmin  achterwege  te  blijven .  Beiden  kunnen  eventueel  ook  door  een  zeer  licht  glacis  aangebracht  worden .  
      Thans  wenden  we  ons  tot  de  uitbeelding  van  de  perzik .  Ook  hier  gaan  we  natuurlijk  weer  in  drie  stadia  te  werk , maar  we  menen  dat  die  thans  niet  meer  alle  drie  behoeven  afgebeeld  te  worden .  We  zullen  ons  derhalve  beperken  tot  een  bespreking  van  het  voorbeeld , dat  op  plaat   VIII   is  afgedrukt .  Deze  vrucht , die  zo  smakelijk  is , zowel  om  te  eten  als  om  te  zien , zal  je  natuurlijk  wel  bekend  zijn .  Zijn  coloriet  is  rijk  aan  krachtige  harmonieën  en  vertoont  dat  typisch  fluweelachtige  aspect , dat  ook  sommige  pruimsoorten  eigen  is  en  die  tonen  kunnen  bevatten , die  tot  coeruleumblauw  toe  gaan  en  zelfs  tot  licht  cobaltviolet .  Dit  tere , donzige  vel  komt  het  meest  tot  zijn  recht  aan  de  omtrekken  en  gaat  plaatselijk  onmerkbaar  over  in  rode  cadmium , hier  en  daar  fijngroen  en  aan  de  schaduwzijde  in  donker  paarsblauw .  Derhalve , nadat  de  vormen  in  tekening  vastgelegd  zijn , gaat  men  over  tot  het  aanbrengen  van  de  kleurwaarden  van  de  achtergrond  in  niet  al  te  vette  verf ;  vervolgens , in  vettere  verf , de  tonen  van  het  licht  op  de  vruchten , daarna  de  rode  partijen , erop  toeziende  dat  de  overgangen  naar  het  licht  en  vervolgens  naar  de  schaduw  de  juiste  mate  van  geleidelijkheid  vertonen .  Als  laatste  bewerking  moet  onze  kwast  zowel  in  de  lichtpartijen  als  ook  in  de  halftonen  en  schaduwen  de  verschillende  nuances  aanbrengen  en  tot  slot  het  licht  paarachtige  blauw  van  de  schil .  
      Men  moet  echter  wel  begrijpen  dat  een  schildewijze , waarbij  de  penselen  op  zacht  strelende  wijze  over  het  doek  worden  bewogen , niet  moet  inhouden  dat  het  gehele  oppervlak  er  " glad  gelikt  "  zal  moeten  uitzien .  Ons  voorbeeld  toont  in  enkele  patijen  een  zekere  forsheid  en  in  andere  een  wat  gladdere  behandeling .  Uw  eigen  waarneming  en  gevoel  moeten  je  de  weg  wijzen  bij  de  keuze  der  factuur  en  de , naar  gelang  de  omstandigheden , vereiste  toetsen .   
        

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 64 . b , - PLAAT VII - ZIJDEN SJAAL - EN PEER
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Art . Nr . 64 . b ,

    Plaat  VII

    Zijde  Sjaal .  De  eerste  twee  stadia  worden  niet  afgebeeld .
    De  arbeid  voltrek  zich  zoals  bij  het  vorige  voorbeeld .

    Een  Peer .  1e , 2e  en  3e  Stadium .
                                               

    17-10-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 64 . a , - DE EERSTE SCHILDEROEFENINGEN

    Art . Nr . 64 . a ,

                De  Eerste  Schilderoefeningen

      Thans  gaan  we  ons  aan  de  eigenlijke  schilderarbeid  wijden .  Allereerst  komen  daarvoor  in  aanmerking  de  weergave  van  eenvoudige  voorwerpen ;  een  lap  stof , een  koperen , een  tinnen  en  een  kristallen  voorwerp  enz .

     Ziehier  enkele  algemene  voorschriften :  
      1 .  Schilder  aanvankerlijk  " mager " en  in  een  later  stadium  van  de  uitvoering  " vet " , dat  wil  zeggen  dat  de  eerste  verflagen  wat  dunner  moeten  zijn  dan  de  latere , hetgeen  o.a .  bereikt  kan  worden  door  een  medium  of  verdunningsmiddel .  
      2 .  Ultramarijnblauw , zwart , groen  émeraude  en  kraplak  zullen  stellig  barsten  gaan  vertonen , wanneer  zij  te  vet  worden  gebruikt .   
      3 .  Vermijd  een  langzaam  drogende  kleur  over  te  schilderen  met  een  sneller  drogende , waarbij  men  moet  bedenken  dat  lichte  kleuren  ( immers  gemengd  met  wit )  minder  snel  drogen  dan  donkere .  

                                    Stoffen

      Om  te  beginnen  nemen  we  een  stuk  katoen  van  groene  kleur , dat op  een  divan  gelegd  wordt .  De  onderste  afbeelding  van  plaat  VI  toont  de  voltooide  studie , eindstadium  van  drie  stadia , die  alle  op  deze  plaat  zijn  afgebeeld .  Bij  al  uw  studies  dient  steeds  de  hier  afgebeelde  volgorde  in  acht  genomen  te  worden . 
      Het  eerste  stadium  betreft  de  opzet  van  het  onderwerp ;  het  tweede  de  eerste  verflaag  ( of  " onderschildering " )  en  het  derde  het  afgewerkte  geheel .  

         1 . OPZET  VAN  HET  ONDERWERP

      Eerst  dient  naturlijk  een  tekening  gemaakt  te  worden , die  in  alle  opzichten  correct  moet  zijn  en  wel  lijnen  alleen , zonder  aanduiding  van  de  schaduwen .  Doe  dit  met  behulp  van  een  stukje  houtskool , dat  niet  te  hard  moet  zijn  en  dat  gemakkelijk  uitgeveegd   kan  worden  ( met  een  vlerk  of  een  lapje ) , indien  een  vergissing  moet  worden  hersteld .
      Men  dient  nu  goed  te  beseffen  dat  olieverf  dekkend  is , dus  in  beginsel  geen  onderliggende  kleur  laat  doorschijnen .  Door  zijn  ondoorschijnendheid , vooral  voortkomende  uit  de  toevoeging  van  wit  aan  de  verschillende  kleuren , laat  verf  op  den  duur  niets  meer  doorschijnen  van  de  ondergrond , of  eventueel  onderschildering , waarop  men  werkt .  De  broze  houtskooltekening  wordt  dus  eerst  gefixeerd  met  fixatief  in  daarvoor  bestemd  spuitje .  Een  platte  dunne  kwast  wordt  daarna  eerst  in  een  oliedopje  ( gevuld  met  half  om  half  lijnolie  en  siccatief )  gedoopt  en  daarna  neemt  men  er  een  weinig  verf  van  donkere  kleur  mee  op , bijv.  gebrande  sienna , door  een  licht  draaiende  beweging  die  met  de  kwast  op  het  palet  wordt  uitgevoerd .  Dezelfde  beweging  wordt  overigens  ook  in  de  toekomst  vaak  herhaald  om  een  mengsel  van  twee  of  meer  kleuren  te  maken .  We  houden  onze  kwast  dan  vast  op  een  afstand  van  ong.  15 cm .  van  de  haren , tussen  enkele  vingers  en  dus  niet  de  gehele  hand  en  trekken  dan  de  tekening  met verf  over  door  het  uiteinde  van  de  kwast  over  het  doek  te  wrijven , zonder  de  haren  geheel  plat  te  drukken . 
      Nadat  we  op  deze  wijze  de  tekening  in  verf  hebben  overgebracht , wordt  deze  aangevuld  met  de  schaduwpartijen , die , nog  steeds  met  de  brede  kwast , in  een  lichte   toon  van  gebrande  sienna  of  andere  donkere  kleur  ( zie  het  eerste  stadium )  wordt  aangezet .  Wanneer  we  grote  oppervlakken  moeten  bedekken , kan  men  de  kwast  het  best  in  de  gehele  hand  nemen  met  de  kwastharen  plat  op  het  doek .

           2 .  DE   ONDERSCHILDERING 

      Thans  kan  de  gehele  ondergrond  bedekt  worden  door  een  dun  laagje  verf , dat  door  een  wrijvende  beweging  van  de  kwast  aangebracht  wordt  ( zie  het  tweede  stadium ) .  Deze  is  dan  de  voorbereiding van  het  werk  van  het  eindstadium  en  dient  als  ondersteuning  voor  de  tonen , die  er  later  op  zullen  worden  aangebracht .  Hij  moet  aan  de  plaatselijke  tonen  in  licht -  en  schaduwpartijen  op  zeer  vereenvoudigde  wijze  uitdrukking  geven .  De  verscheidenheid  van  kleurwaarden  en  de  weergave  van  de  verschillende  détails  ( kleinere  onderdelen )  zullen  in  een  later  stadium  aan  de  orde komen , waarop  we  hieronder  nader  zullen  ingaan . 

                     3 .  DE   AFWERKING

      De  eerste  verflaag  dient  een  oppervlakkige  weergave  van  het  onderwerp  te  geven  in   vorm  en  kleur .  Dit  zal  nu  verrijkt  dienen  te  worden  door  verdere  toevoeging  van  verflaagjes , die  in  de  lichte  partijen  nogal  vet  worden  aangebracht  om  deze  hun  glans  en  straling  te  verschaffen .  In  de  schauwpartijen  daarentegen  blijven  we  wat  bescheidener  voor  wat  de  dikte  van  de  verflaag  betreft .  Van  licht  naar  donker  werkend , plaatsen  we  de  tonen  naar  gelang  het  waargenomen  gamma ;  op  die  wijze  afgezwakte  lichtpartijen  makend , die  van  lieverlede  overgaan  in  de  schaduw . 
      Deze  wijze  van  doen  is  op  zijn  plaats  bij  het  getoonde  onderwerp .  Maar  in  de  meeste  gevallen  is  het  juister  om  eerst  de  donkere  tonen  aan  te  brengen  om  zich  pas  daarna  te  wijden  aan  de  lichte . 
      Overigens  merken  we  reeds  op  dat  men 
    " vet "  op  " mager "  moet  schilderen .  Welnu , donkere  partijen  dienen  altijd  minder  dik  in  de  verf  te  zitten  dan  de  lichte ;  het  zou  dus  logisch  zijn  om  de  laatste  voor  het  slot  te  bewaren  .
      De  verschillende  afgezwakte  toonwaarden  kan  de  kwast  ons  geven  als  we  de  kleuren  met  kennis  van  zaken  op  het  palet  uitkiezen  en  mengen .  Zo  zal , om  bij  ons  voorbeeld  te  blijven , de  groen  stof  in  de  lichtste  partijen  uitgebeeld  kunnen  worden  door  een  in  de  juiste  verhoudingen  samengesteld  mengsel  van  cobaltgroen , cadmiumgeel  licht  en  wit .
    Deze  laatste  kleur  zal  sterk  verminderd  of  zelfs  geheel  weggelaten  moeten  worden  voor  het  weergeven  van  de  schaduwpartijen  ( zie  derde  stadium ) . 
      Terloops  wijzen  we  op  een  belangwekkende  omstandigheid , nl .  dat  het  witte  kussen  uigevoerd  wordt  in  een  lichte  toon  van  gebroken  rose , verkregen  uit  rood  omdat  dit  de  complementaire  kleur  is  van  het  groen  van  de  lap  stof .  Hier  vinden  we  de  pratische  toepassing  van  een  beginsel  dat  we  aantroffen  bij  de  behandeling  van  de  kleurenleer , nl . de  invloed  van  een  bepaalde  kleur  op  wit , indien  deze  zich  naast  elkaar  bevinden .  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 64 . a , - PLAAT VI - EEN LAP STOF
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Art . Nr . 64 . a ,

    Plaat  VI .

    EEN  LAP  STOF .

    1e  Stadium   De  Opzet
    2e  Stadium   De  Onderschildering
    3e   Stadium   Het  Voltooide  Werkstuk


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 64 . - OEFENINGEN IN DE PRAKTIJK

    Art . Nr . 64 .

                                Oefeningen  in  de  praktijk

      We  menen  dat  een  op  de  juiste  wijze  opgevatte  " visuele  training " , bij  de  leerling  een  gunstige  verscherping  der  waarneming  kan  ontwikkelen , waar   het  betreft  de  kleur  in  zijn  nuance  en  kracht , dus  de  kleur  beschouwd  als  " toon " , een  woord , waarvan  we  in  het  voorgaande  een  verklaring  hebben  gegeven . 
      Dank  zij  dit  proefondervindelijk  werk  kan  de  leerling  zich  vertrouwd  maken  met  zijn  palet , dat  hij  volkomen  zal  moeten  leren  kennen , want  dat  is  van  het  grootste  belang .  Na  verloop  van  zekere  tijd  zal  hij  snel , zonder  allerlei  probeersels , die  kleuren  weten  te  vinden  die , door  menging  op  het  palet , hem  precies  de  toon  zullen  opleveren , die  voor  een  bepaald  doel  gewenst  is . 
      Nemen  we  enkele  gekleurde  stukjes  papier  ( rood , geel , blauw , groen  enz . )  voor  ons , met  het doel  hen  stuk  voor  stuk  na  te  bootsen  met  de  kleuren  van  ons  palet , dan  is  het  mogelijk  dat  bijvoorbeeld  het   rood  precies  gelijk  is  aan  het  cadmiumrood  van  het  palet .  In  dat   geval  zouden  we  natuurlijk  kunnen  volstaan  met  een  beetje  van  die  kleur  op  een  kwast  te  nemen  en  het  uit  te  strijken  op  een  stukje  wit  papier .  We  kunnen  dan  de  twee  kleuren  naast  elkaar  zetten  om  hen  te  vergelijken .  Maar  het  rode  papiertje  kan  lichter  van  toon  zijn  dan  ons  eigen  rood , ofschoon  wel  van  dezelfde  kleur .  In  zo'n  geval  voegen  we  een  beetje  wit  toe  aan  ons  rood , hetgeen  dan  samen  gemengd  wordt  op  het  palet .  Daarvan  zetten  we  dan  een  toets  op  het  papier  en  kunnen  we  weer  gaan  vergelijken .   
       Bij  deze  oefeningen  kan  men  de  kleur  verwerken , zoals  hij  uit  de  tube  komt .  Maar  hij  zal  wel  wat  handelbaarder  worden  in  het  gebruik  en  zal  ook  wat  sneller  drogen , wanneer  men  de  kwast  even  doopt  in  een  verdunningsmiddel , samengesteld  uit  lijnolie  en  een  weinig  siccatief . 

      Het is  door  een  soortgelijke  visueel - ontledende  ogentraining  dat  we  de  samenstelling  doorgronden  van  de  tonen , die  we  willen  weergeven  en  die  papier , stof , vruchten , bloemen  of  andere  voorwerpen  te  zien  geven  en  die  ons  als  model  zullen  dienen  bij  de  eerstvolgende  oefeningen , die  we  met  nadruk  als  onontbeerlijk  aanbevelen .  

      De  verlangens  van  een  leerling  zijn  maar  al  te  begrijpelijk .  Hij  wil  schilderen , iets  tot  stand  brengen  en  presteren  en  dat  wel  zo  spoedig  mogelijk .  Deze  natuurlijke  aandrang  moet  echter  in  toom  gehouden  worden .  Hij  zal  zijn  tijd  niet  verknoeien , wanneer  hij  zich  aan  een  arbeid  wijdt , waarmee  hij  onschatbaar  voordeel  zal  kunnen  behalen .  Integendeel , hij  zal  er  zich  een  onmisbare  snelheid  van  uitvoering  mede  verwerven ,   waarbij  men  bedenke  dat  een  nagejaagd 
    " effect "  uit  de  aard  der  zaak  slechts  een  luchtige  en  voorbijgaande  indruk  geeft . 
     
      Het  mengen  van  de  kleuren  dient  met  de  grootste  zorg  te  geschieden ;  zij  moeten  samensmelten  tot  een  volkomen  homogeen  geheel .  Plaat  V  toont  ons  verschillende  manieren  om  de  steel  van  de  kwast  te  hanteren :  met  de  volle  hand  voor  grote vlakken , tussen  de  vingers  ( zoals  bij  het  schrijven ) voor  kleinere  en  nauwkeuriger  toetsen . 
     
      Men  ziet  daar  ook  het  schoonmaken  van  de  kwasten .  Eerst  werden  zij  afgeveegd  in  een  lapje  en  daarna  gespoeld  in  terpentijn .  Vervolgen  doopt  men  hen  in  zachte  zeep  en  worden  zij  onder  een  dunne  waterstraal  in  de  holte  van  de  hand  geheel  schoonwassen .  Een  oude , beproefde  methode  wordt , na  het  droogvegen  in  een  lap , vaak  toegepast  door  hen  nl.  door  de  mond  te  halen .  Het  speeksel  geeft  hen  de  oorspronkelijke  vorm  terug , zodat  de  haren  niet  uit  elkaar  gaan  staan . 

      Een  palet  wordt  gereinigd  door  de  niet  meer  te  gebruiken  verf  er  met  een  paletmes  af  te  schrapen  en  het  vervolgens  met  een  lapje  met  wat  terpentijn  schoon  te  vrijven  en  tot  slot  met  een  paar  druppels  lijnolie  op  een  lapje  in  te  wrijven , zodat  het  hout  weer  een  aangename  glans  verkrijgt .  


    16-10-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 63 . - PLAAT IV - HET MATERIAAL VOOR HET SCHILDEREN MET OLIEVERF
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Art . Nr . 63 .

    Plaat  IV .

    Het  Materiaal  voor  het  Schilderen  met  Olieverf .

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 63 . - PLAAT V - HET MATERIAAL VOOR HET SCHILDEREN MET OLIEVERF
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Art . Nr . 63 .

    Plaat  V .

    Het  Materiaal  voor  het  Schilderen  met   Olieverf

    Twee  manieren  om  kwast  of  penseel  in  de  hand  te  houden  en  teven  die  van  het  palet .
    In  het  midden , het  wassen van  de  kwasten .

    15-10-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 63 . - DE OLIEVERFTECHNIEK - HET MATERIAAL.

    Art . Nr . 63 .

                    DE   OLIEVERFTECHNIEK

                              Het  Materiaal

      Allereerst  laten  we  een  volledige  lijst  volgen  van  alle  materialen , die  bij  de  olieverfschilderkunst  in  gebruik  zijn , echter zonder  de  leerling  te  willen  voorschrijven  deze  allemaal  aan  te  schaffen .  Niettemin  zal  hij  toch  over  een  onmisbaar  minimum  dienen  te  beschikken .  Hij  kan  dit  dan  later  aanvullen , naar  gelang  zijn  behoeften , in  overeenstemming  met  de  verworven  kundigheden , de  gemaakte  vorderingen , zijn  groter  wordende  mogelijkheden  en  de  aard  van  het  werk , waaraan  hij  zich  bij  voorkeur  zal  wensen  te  wijden .
      Plaat  IV  toont  je  de  meeste  van  de  voorwerpen , die  hieronder  worden  vermeld : 
      1 .  een  atelier - ezel , die bestemd  is  voor  schilderijen  van  flink  formaat , grote  composities , portretten  en  dergelijke .
      2 .  een  kleinere , z.g.  veldezel , die  licht  is , wijd  kan  uitstaan , zeer  stabiel  is  en  de  schilder  in  staat  stelt  staande  te  werken  en  derhalve  zo , nu  en  dan  enige  " afstand "  te  kunnen  nemen  om  zijn  werk  te  overzien .  Door  dit  staande  schilderen , wordt  bovendien  de  horizon  enigermate  verhoogd  en  zal  het  gekozen  onderwerp  aan  perspectivische  diepte  kunnen  winnen .
      3 .  een  vouwstoeltje  om  buiten  te  werken .
      4 .  een  schilderkist  met  palet , penselen  en  verftuben . 
      5 .  een  klein , z.g.  duimkistje  dat  gebruikt  kan  worden  bij  het  maken  van  kleine  schetsen .
      6 .  een  assortiment  van  penselen , gewoonlijk   kwasten  genaamd , plat  of  rond  van  vorm , voorzien  van  de  nrs .  4 - 12 .  Deze  worden  gemaakt  van  varkenshaar .  Men  kope  deze  van  goede  kwaliteit , tesamen  met  twee  of  drie  penselen  van  normale  vorm , die  zeer  soepel  dienen  te   zijn  en  uit  das -  of  marterhaar  gemaakt  zijn  en  die  in  een  fijne  punt  dienen  uit  te  lopen . 
      7 .  een  paletmes  om  het  palet  na  de  arbeid  schoon  te  maken , benevens  een  schildermes , dat  tempermes  genoemd  wordt . 
      8 .  een  paletdopje  voor  het  z.g.  schildermedium  ( een  vloeistof , waardoor  men  b.v.  een  mengsel  van  lijnolie  en  terpentijn  kan  nemen ) , dat  dient  om  de  kleuren  aan  te  lengen  en  te  verdunnen .  Z.g.  siccatief  kan  toegevoegd  worden  om  het  drogingsproces  te  versnellen . 
      9 .  een  aantal  tuben  met  olieverf .  Ziehier  een  serie , die  gekozen  is  op  grond  van  langdurige  en  succesvolle  ervaring :  zinkwit  of  gemengd  wit ( in  grote  tube )  en  ( in  kleinere  tuben )  de  volgende  kleuren : cobaltblauw , ultramarijnblauw  donker ,  coeruleumblauw ,  kraplak  donker , cadmiumrood  licht , gele  oker , cadmiumgeel  middel ,  cadmiumgeel  citroen , cobaltgroen  licht ,  vert émeraude , cobaltviolet licht , gebrande  en  ongebrande  sienne  en  zwart . 
      Hieraan  voege  men  toe :  een  flesje  lijnolie , een  flesje  terpentijn  ( in  de  handel  zijn  ook 
    " kant  en  klaar  " schildermedia ) , een  flesje  siccatief , een  flesje  retoucheer -  vernis  en  een  platte , brede  verniskwast .  Lijnolie  en  terpentijn  zijn  in  z.g.  gerectificeerde  toestand  verkrijgbaar .
      10 .  doekjes , schilderpaneeltjes  ( van  hout , karton  of  papier )  en  eventueel  een  raam  om  schilderijen  te  vervoeren . 
      11 . een  spantang  om  het  doek  op  zijn  spieraam  te  spannen  .  ( schilderdoeken  zijn  ook  verkrijgbaar  in  zijn  geheel ) .
      12 .  een  hamer .
      Enige  oude  lappen  zullen  eveneens  goed  te  pas  kunnen  komen . 
      Het  spreekt  wel  vanzelf  dat  het  oneconomisch  is  om  tijden  uw  leertijd  dure  ondergrond  te  gebruiken , zoals  fijn  linnen , dat  op  spieraam  gespannen  is , paneeltjes  van  acaciahout  en  berg .  Het  is  veel  voordeliger  om  zelf  uw  ondergrond  te  maken  van  karton  of  dik  papier , dat  op  de  volgende  wijze  met  beenderlijm  wordt  behandeld : ( wordt  ook  gebruikt  in  scholen  voor beeldende kunst of  kunstacademies ) bedek  de  bodem  van  een  pannetje  met  korrels  of  plakken  lijm  ( beenderen -  of  konijnenlijm ) die  je  zelf  in  stukje  gehakt  hebt .  Giet  het  pannetje  half  vol  water , laat  dit  gedurende  een  halve  dag  weken  en  verwarm  het  tenslotte  op  een  zacht  vuurtje , totdat  alles  opgelost  is .  De  vloeistof  die  dan  onstaan  is , moet  zeer  dun  stroperig  zijn .  Met  een  platte  kwast  wordt  hiervan  een  dikke  laag  aan  beide  zijden  van  het  papier  of  carton  aangebracht , waarna  dit  te  drogen  wordt  gelegd . Nochtans  is  deze  lijmlaag  niet  strikt  noodzakelijk .  
      Om  doek  ( katoen  of  linnen )  te  prepareren  ga  men  als  volgt  te  werk :
      a )  snij  een  stuk  doek  af , waarvan  de  afmetingen  aan  de  4  zijden  4  cm.  groter  zijn  dan  die  van  het  spieraam , waarop  het  gespannen  moet  worden .  
      b )  leg  dit  doek  op  een  tafel  en  plaats  er    het  raam  op , zodanig  dat  aan  alle  zijden  4  cm  doek  blijft  uitsteken  ( pl.  V . fig. A ) . 
      c )  vouw  een  van  de  zijranden  van  het  doek  om  en  hecht  het  vast  op  de  zijkant  van  het  raam  ( fig . B )  met  enkele  kopspijkers , die  half  worden  ingeslagen . 
      d )  verricht  dezelfde  handeling  met  de  tegenovergestelde  zijde  van  het  raam  en  vervolgens  met  de  beide  andere  zijden .
      e )  bestrijk  het  aldus  niet  al  te  strak  gespannen  doek  met  een  flinke  laag  konijnenlijm  aan  de  voorkant . 
      f )  vordat deze  lijm  geheel  droog  is  moet  het  doek  opnieuw  gespannen  worden  met  behulp  van  een  spantang .  Men  neme  daartoe  een  van  de  opnieuw  te  hechten  spijkertjes  weg , grijpe  ter  plaatse  de  overslag  met  de  spantang , trekke  het  doek  wat  strakker  aan  en  bevestige opnieuw  het  spijkertje , dat  ditmaal  geheel  wordt  ingeslagen .  Deze  bewerking  dient  telken  vanuit  het  midden  van  één  der  zijden  ondernomen  te  worden , waarbij  beurtelings  aan  tegenoverliggende  zijden  gewerkt  wordt . 

      Er  bestaan  merdere  soorten  schilderdoek :  fij  ( bijna  glad ) , halffijn  en  grof ;  men  kan  ook  werken  op  z.g.  absorberend  linnen , dat  tijdens  het  werk  de  olie  uit  de  verf  grotenddeels  wegzuigt .  Dit  stelt  ons  in  staat  ( zoals  het  ongelijmde  papier  of  karton )  om  een  bepaalde onderneming  in  een  enkele  of  weinige , kort  opeenvolgende , " zittingen "  tot  een  zeker  eindresultaat  door  te voeren , terwijl  een  kleine  studie  in  één  zitting  voltooid  kan  worden .  Het  kan  gebeuren  dat  na  droging hier  en  daar  z.g.  ingeschoten  plekken  onstaan  ( dof  en  ietwat  krachteloos  geworden  kleur ) , maar  deze  kunnen  gemakkelijk  " opgehaald  "  worden  met  een  kwastje  met  retoucheervernis ;  het  spreekt  echte  vanzelf  dat  de  verf  dan  volkomen  droog  moet  zijn .  

      Het  palet  wordt  van  verf  voorzien , zoals  figuur  C .  op  plaat  V  toont , volgens  een  bepaalde  weloverwogen  volgorde , die  men  goed  doet  steeds  in  acht  te  nemen .  De  verf  ( hoeveelheid  naar  gelang  behoefte  wordt  zo  dicht  mogelijk  langs  de  rand  van  het  palet  uit  de  tube  geknepen , teneinde  zoveel  ruimte  over  te  laten  om  de  benodigde  tonen  te  kunnen  mengen .  

        Oorsprong  en  menging  van  de  verven 

      Verven  worden  uit  drie  bronnen  geput .  Deze  zijn  van  dierlijke , plantaardige  of  minerale  aard .   
      Dierlijk  zijn :  karmijn , sepia  en  ivoorzwart .  Plantaardig  zijn  :  sapgroen , kraplak  en  wingerdzwart .  Mineraal  zijn  :  oker , sienna  en  omber , waarvan  er  sommige  in  gebrande  staat  het  rode  oker , gebrande  sienne  en  gebrande  omber  verschaffen .  
      Buiten  deze  door  de  natuur  zelf  verschafte  kleuren , beschikt  de  kunstenaar  nog  over  een  aantal , dat  door  chemische  reacties  verkregen  wordt , zoals  ultramarijn - ,  cobalt -  en  coeruleumblauw , vermiljoen  en  rode  cadmium  chromaat -  en  cadmiumgeel , vert  émeraude  en  cobaltgroen  en  tenslotte  de  verschillende  soorten  wit . 
      Het  mengen  van  kleuren  kan  ongewenste  reacties  en  wijzigingen  met  zich  meebrengen , die  men  kan  vermijden , wanneer  men  enkele  grondregels  voor  ogen  blijft  houden .  We  zullen  hierbij  slechts  die  kleuren  bespreken , waarvan  in  dit  hoofdstuk  sprake  is . 
      Cremserwit  heeft  de  neiging  om  donkerder  te  worden , indien  vermengd  met  zwavelhoudende  kleuren , zoals  vermiljoen , ultramarijn  en  cadmiumgeel .  Dit  nadeel  weegt  intussen  niet  al  te  zwaar , aangezien  cremserwit  zeer  dekkend  is  en  sneller  droogt  dan  zink - of  titaanwit .  Gele  en  rode  cadmiums  zijn  een  weinig  minder  kleurvast  in  de  lichtere  nuances , bijv.  citroen  en  lichte  cadmium .  Vermiljoen  kan  na  verloop  van  tijd  donkerder  worden ;  men  kope  dus  hiervan  alleen  de  beste  kwaliteiten .  Donkere  kraplak  is  een  ietwat  vluchtige , niet  zeer  vaste  kleur , die  men  bij  voorkeur  slechts  in  kleine  hoeveelheden  bij  menging  dient  te  gebruiken . 
      Daarentegen  leveren  de  okers , de  sienna's  cobalt , ultramarijn , coeruleumblauw  en  de  zwarten  geen  moeilijkheden  op  bij  het  mengen , aangezien  zij  van  een  grote 
    " vastheid "  en  stabiliteit  zijn . 
      Men  vermijde  voorts  om  in  pure  vorm , zwart , ultramarijnblauw  en  gebrande  sienna  te  gebruiken  en  tevens  hun  onderlinge  vermenging .  Zij  gedragen  zich  n.l.  een  beetje  als  lakken  en  vertonen  neiging  tot  barsten .  het  Veronesegroen , dat  sommigen  onmisbaar  achten , is  van  middelmatige  vastheid  en  verandert  van  kleur  bij  menging  met  bijna  alle  andere  verven .

                Extra  fijne -  en  studieverven

      Wat  is  de  betekenis  van  de  benamingen  extra  fijne - en  studieverven  ? 
    Extra  fijne  verven  worden  vervaardigd  uit  de  zuiverste  pigmenten , vermengd  met  hun  bindmiddelen .  Zo  is  b.v.  cobaltblauw  een  samenstelling  van  echt  cobaltblauw  ( mineraal )  met  bindmiddel  voor  water - , gouache -  of  olieverf .  De  extra  fijne  verven  geven  de  gebruiker  iedere  waarborg , wanneer  hij  althans  bekend  is  met  hun  eigenschappen . 
      Studieverf  is  vaak  ook  van  een  verzorgde  makerij , maar  de  zuivere  kleur  is  in  vele  gevallen  vervangen  door  een  goedkoper  surrogaat , zoals  karmijn , vermiljoen  en 
    " imitatie " cadmiumgeel .  Deze  verf  is  niettemin  zeer  geschikt  voor  de  studie  ( vandaar  ook  zijn  naam ) , mede  omdat  hij  vaak  ook  belangrijk  goedkoper  is .

                        Enkele  vaktermen 

      Schilders  gebruiken  hun  eigen  vaktaal , waarvan  we  thans  de  verklaring  zullen  geven . 
      We  weten  al  dat  met  ondergrond  wordt  bedoeld  het  doek , houten  paneel , karton  of  papier , waarop  geschilderd  wordt .  We  weten  ook  dat  penselen  gewoonlijk  kwasten  genoemd  worden  ( uit varkens -  of  paardenhaar ) .  Maar  er  zijn  ook  penselen  van  das -  of  marterhaar .
      Een  schets  is  een  werkstukje , dat  gewoonlijk  van  klein  formaat  is  en  in  één  zitting  tot  stand  wordt  gebracht , terwijl  bij  een  studie  de  arbeid  verder  wordt  doorgevoerd  en  het  onderwerp  vaak  uitvoerig  ontleed  wordt .  Een  schilderij  wordt  het  definitieve  resultaat  genoemd , vaak  ontstaan  uit  een  voorbereiding  van  schets  en  studie , waaruit  bepaalde  elementen  gekozen  en  gecombineerd  worden , om  tenslotte  een eigen , persoonlijke  visie  te  geven  van  een  bepaald  onderwerp  in  een  voltooid  werkstuk .
      De  studie  en  het  schilderij  beginnen  niet  zelden  met  een  snel  gedaan  schetsontwerp , waarin  de  compositie  en  voornaamste  partijen  op  eenvoudig  gehouden  en  groot  geziene  wijze  worden  opgezet .  Materie  noemt  men  wel  de  verfstof  met  zijn  bind - 
     of  verdunningsmiddel . 
    Dik  in  de  verf  ( of  " empaté " )  zegt  men  van  schilderijen  of  fragmenten , waarbij  de  verf  in  duidelijke  waarneembare  vette  lagen  is  aangebracht .  Het  woord  toets  houdt  verband  met  de  wijze , waarop  een  penseelstreek  is  uitgevoerd  en  waarbij  de  verf , dun  of  dik , losjes  of  meer  vastgehecht , op  het  doek  is  aangebracht .  De  toets  is  van  groot  belang  bij  de  uitvoering  van  een  bepaald  gegeven ;  hij  dient  uitdrukking  te  geven  aan  het  karakter  van  het  weer  te  geven  objekt ; zo  kan  men  b.v.  niet  precies  dezelfde  toetsen  gebruiken  voor  het  uitbeelden  van  rotsen  en  wolken . 
      Een  doorschijnend  laagje  kleur , dat  wordt  aangebracht  op  een  reeds  gedroogde  lichgekleurde  laag , wordt  glacis  genoemd .  Inschieten  heet  de  dofheid , die  hier  en  daar  op  een  schilderij  kan  optreden  tijdens  of  na  het  indrogen .  Patiné  is  een  bijzondere  toon , die  een  schilderij  in  de  loop  der  tijden  kan  verkrijgen .  Craquelures  zijn  de  fijne  barsten , die  soms  de  gedroogde  verf  kan  vertonen . 
      Onder  factuur  wordt  verstaan  de  wijze  van  verfopdracht , als  het  ware  het  handschrift  van  de  schilder .  Vrijwel  ieder  bekwaam  schilder  heeft  zijn  eigen  factuur , waaraan  zijn  werk  vaak  gemakkelijk  te  herkennen  is .  Vincent  Van  Gogh  is  hiervan  een  sprekend  voorbeeld .
      Clair - obscur  is  de  term , die  gebruikt  wordt  voor  de  verhouding  tussen  de  kleuren  van  een  schilderij  in  verband  met  hun  toonwaarde  en  wordt  vooral  gebezigd  voor  de  verdeling  van  licht  en  schaduw  in  colorisch  opzicht , en  voorts  ook  voor  het  contrast  tussen  deze  licht - en  schaduwpartijen .  De  kunde  om  clair - obscur  tot  stand  te  brengen  bestaat  dus  in  het  aanbrengen  van  licht  en  schaduw , zodanig , dat  hun  respectieve  kleuren  elkaar  versterken  en  aanvullen . 
      Halfdonker  noemt  men  die  overgangspartijen , waar  het  licht  zich  geleidelijk  in  het  duister  verliest . 
      De  verklaring  van  bovengenoemde  termen  moet  men  intussen  niet  al  te  streng  en  letterlijk  nemen , want  deze  woorden  staan  bepaalde  nuances  toe , die  ieder  naar  eigen  gevoelen  tot  de  zijne  maken  kan .

      In  de  handel  zijn  doekjes  en  paneeltjes  verkrijgbaar  van  bepaalde  standaardafmetingen , die  gewoonlijk  op  10  of  5  cm   sluiten .  Prettige  en  daardoor  veelgevraagde  formaten  zijn  25  bij  30  cm . , 30  bij  40  cm . , 40  bij  50 cm . , 40  bij  60 cm .   enz .  In  sommige  landen , met  name  b.v.  in  Frankrijk , is  een  vrij  diep  uitgewerkt  stelsel  van  formaten  in  gebruik , waaraan  zelfs  voor  de  verschillende  " rubrieken " , namen  gegeven  worden , zoals  " figure " ,
    " paysage " , en  " marine " .  Daarvan  sluiten  de  afmetingen  meestal  niet  op  ronde  getallen .  
     


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 62 . a , - VERVOLG - KLEUREN
    Art . Nr . 62 . a ,

    Vervolg - Kleuren

      Het  zonlicht  vertoont  niet  van  opgang  tot  ondergang  dezelfde  hoedanigheid .  Het  vertoont  nl.  een  roodachtig  schijnsel  bij  het  opgaan  en  het  ondergaan ,  waardoor  de  kleuren  der  dingen  sterk  beinvloed  worden .  Ook  kent  men  de  goudgloed  van  de  natuur  tegen  het  einde  van  een  mooie  zomerdag , terwijl  daarentegen  dezelfde  kleuren  a. h . w . verteerd  worden  door  het  hevige  en  harde  licht  van  het  middaguur .  Na  de  schemering , als  de  nacht  van  lieverlede  de  hemel  gaat  verduisteren , zullen  de  kleuren  meer  en  meer  naar  een  donkerblauw  gaan  neigen . 
       Het  maanlicht  roept  vaak  een  groenachtig  licht  op  met  blauwachtige  donkere  schaduwen .  De  geelachtig  getinte  stralen  van  de  maan  vermengen  zich  met  het  blauw  van  de  macht , waardoor  genoemde  groenige  tonen  te  voorschijn  komen . 
      Hierdoor  komen  we  bij  de  verschillende  soorten  van  kunstlicht .  Hun  uitstralingen  verschillen  wezenlijk  van  die  van  de  zon  en  het  kleurbeeld  der  dingen , die  zij  verlichten , toont   allerlei  wijzingen , die  rechtstreeks  verband  houden  met  de  eigen  aard  van  de  lichtbron .  Om  een  voorbeeld  te  geven :  het  licht  van  een  kaarsvlam  is  oranjeachtig  geel .  Wanneer  nu  de  bloembladeren  van  een  maagdenpalm  hierdoor  verlicht  worden , zullen  deze  vaalwit  schijnen , omdat  ons  netvlies , beinvloed  door  het  complementaire  paarsachtige  blauw  van  het  geel , niet  meer  het  bleke  kan  onderscheiden , dat  de  bloem  in  het  daglicht  te  zien  geeft .  
     
      Tenslotte  gaan , in  het  algemeen  gesproken , de  kleuren  der  dingen , of  het  nu  zonlicht  of  een  andere  lichtbron  betreft , er  anders  uitzien  onder  een  verschillende  invalshoek  van  de  lichtstralen :  men  zie  slechts  de  oneindige  verscheidenheid  van  kleur , die  de  zee  te  zien  geeft  op  verschillende  uren  van  dezelfde  dag  onder  een  wolkenloze  hemel . 

      Herhalen  we  nog  eens  een  essentieel  natuurkundig  verschijnsel , dat  we  reeds  bespraken  :  de  plaatselijke  kleur  van  een  of  ander  voorwerp  verwekt  op  het  netvlies  van  de  beschouwer  zijn  eigen  aanvulling .  Het  is  in  het  bijzonder  bij  de  donkere  gedeelten  van  het  voorwerp  in  kwestie , daar  waar  de  kleuren  als  zodanig  wat  teruggedrongen  zijn , dat  de  invloed  van  de  complementaire  groter  is .  
      Nemen  we  als  voorbeeld  weer  het  kaarslicht .
    Het  is  gemakkelijk  in  te  zien  dat  de  schaduw  van  een  voorwerp  dat  door  kaarslicht  verlicht  wordt , blauwachtig  moet  zijn :  de  vlam  is  geel  naar  het  oranjeachtige  toe .  Ons  netvlies  nu  wordt  onmiddelijk  beinvloed  door  de  complementaire , die  een  blauwe  grondslag  heeft  als  tegenstelling  van  het  geel .  
      Welnu , wanneer  een  voorwerp  zijn  kleur  in  alle  kracht  en  zuiverheid  vertoont  onder  een  heldere  belichting , heeft  hij  de  neiging  om  zich  te  versluieren  in  de  schaduw , die  immer  het  feitelijk  tegendeel  is  van  het  licht .  Het  is  vooral  in  deze  " neutrale  zone  " dat  de  complementaire  kleur , opgeroepen  door  de  locale  toon , zich  het  sprekendst  aan  ons  netvlies  zal  manifesteren  ( pl. II , fig . 8 ) . 

                          Gebroken  tonen 

      Complementaire  kleuren  worden  versterkt  door  tegenstellingen , maar  het  resultaat  is  geheel  verschillend , wanneer  men  hen  mengt .  In  dat  geval  ontstaan  tonen , die  men  gebroken  tonen  noemt .  Hun  aantal  is  practisch  oneindig , doordat  immers  de  combinaties  die  men  maken  kan , zelf  oneindig  zijn , evenals  de  verscheidenheid  van  muzikale  harmonieën , die  ook  practisch  oneindig  is , dank  zij  de  overvloedige  samenstellingen  van  de  zeven  noten  van  de  toonladder  ( pl . II , fig . 9 ) . 

                              Nuances

      Met  het  woord  nuance  wordt  niet  bedoeld  het  kleurbeeld  van  een  bepaalde  toon , vergeleken  met  één , die  van  geheel  andere  samenstelling  is .  Men  verstaat  er  onder  de  verschillende  gradaties , die  eenzelfde  kleur  vertonen  kan , te  beginnen  met  zijn  sterkste  uitdrukking  en  van  lieverlede  afzwakkend  naar  zijn  lichtste  waarde  of  omgekeerd .  Twee  voorbeelden  hiervan  toont  fig  7  op  plaat  II .  In  het  voorgaande  hebben  we  al  gezegd  dat  men  ( bij  olie -  of  gouacheverf )  door  een  sterker  wordende  toevoeging  van  wit  aan  een  gegeven  kleur  nuances  verkrijgt , die  steeds  zwakker  en  lichter  zullen  worden .  

                                  Grijzen

      Wit  kan , vanzelfsprekend , ook  toegevoegd  worden  aan  gebroken  tonen .  Men  verkrijgt  dan , bij  een  bepaalde  gebroken  toon , een  verscheidenheid  van  nuances  van  lichte  kleurwaarde  die  men  grijzen  zou  kunnen  noemen .  Dit  woord  grijs  behoeft  dus  niet  uitsluitend  gebruikt  te  worden  voor  een  mengsel  van  wit  en  zwart ;  in  het  algemeen  gesproken  is  grijs  een  kleur , die  afgezwakt  is  in  zijn  kleurstof ,  zijn  gloed  en  zijn  waarde  (  pl . III , fig . 10 . ) .
      Het  fijne  en  subtiele  onderscheidingsvermogen , waarmee  een  schilder  grijzen  weet  toe  te  passen , kenmerkt  zijn  vakmanschap .

                Warme  en  koele  kleuren 

      Er  is  hier  nog  meer .  Kleuren  worden  onderscheiden  in  warme  en  koele  kleuren  of  tonen .  Het  zonnespectrum , dat  hebben  we  reeds  gezien , bevat  zes  uitgesproken  kleurstralingen .  Maar  onder  hen  is  het  toch  het  geel , dat  het  boventoon  voert  en  daaraan  vooral  dankt  het  zonlicht  zijn  helderheid .  Welnu , aangezien  de  zon  ons  warmte  geeft , noemen  we  alle  tonen  waarin  geel  een  voorname  plaats  inneemt , warm  ( pl . III , fig . 10 b  en  11 ) .  Daarentegen  worden  alle  tonen , waarin  blauw  domineert , koel  genoemd  ( pl . III , fig . 10  en  12 ) .

          Harmonieën - Overheersende  kleur
                                Contrasten

      Wanneer  twee  naast  elkaar  geplaatste  tonen  door  hun  keus  en  combinatie  of  door  hun  verhouding  tot  elkaar  een  aangename  indruk  maken , voor  wat  betreft  kleur  en  intensiteit , spreekt  men  van  harmonie , waarbij  één  van  de  kleuren  speciaal  op  de  voorgrond  kan  treden .  Deze  noemt  men  dan  de  overheersende  kleur  ( dominante  of  boventoon ) .
      Harmonie  sluit  dus  geenszins  contrasten  uit , die  kunnen  bestaan , ofwel  uit  verschillende  kleuren , die  ieder  hun  eigen  betekenis  hebben , ofwel  uit  de  waarden  van  een  en  dezelfde  kleur , dus  tussen  de  nuances  van  aangemengde  waarden .  Op  plaat  III ,
    fig . 13  -  17  vindt  men  enige  voorbeelden  van  al  deze  mogelijkheden .

      Thans  gaan  we  de  olieverftechniek  bespreken , de  rijkste  en  krachtigste  van  alle  schildertechnieken .
      Het  gaat  hier  in  wezen  om  een  materiaal  dat  dekkend  is .  De  kunstenaar  gaat  te  werk  met  min  of  meer  vette  verflagen , op  de  ondergrond , die  voor  zijn  kleuren  bestemd  is .  We  zullen  de  materialen  bespreken , uitweiden  over  de  verven , een  aantal  vaktermen  verklaren  en  zullen  vervolgens  overgaan  tot  oefening  in  de  praktijk .  

    14-10-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 62 . - PLAAT III - KLEUREN
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Art . Nr . 62 .

    Plaat  III

    Fig . 10 .  -  Grijze  tonen :  a , koele  en 
                                                    b , warme
    Fig . 11 .  -  Warme  tonen .
    Fig . 12 .  -  Koele  tonen .
    Fig . 13 .  -  Harmonie  van  koele  tonen  ( koele  harmonie ) .
    Fig . 14 .  -  Harmonie  van  warme  tonen  ( warme  harmonie ) .
    Fig . 15 .  -  Contrastwerking  van  tonen  van  verschillende  kleur .
    Fig . 16 .  -  Harmonie  met  blauw  als  overheersende  kleur .
    Fig . 17 .  -  Contrastwerking  van  kleurwaarden , die  alle  nuances  zijn  van  dezelfde  kleur .

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 62 . - PLAAT II - DE KLEUREN
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Art . Nr . 62 .

    Plaat  II

    Fig . 5 .  -  De  complementaire  van  een  kleur  doet  zich  aan  ons  oog  gelden  in  de  onmiddelijke  omgeving  van  die  kleur .  Dit  verschijnsel  is  zeer  duidelijk , wanneer  de  naastliggende  kleur  wit  is . 
    Fig . 6 .  -   Twee  naast  elkaar  liggende  kleuren  beinvloeden  elkaar .  Tegenstelling  van  kleur  en  kleurwaarden  ( zg . valeurs ) .
    Fig . 7 .  -  Kleurwaarden  van  verschillende  kracht  ( nuances ) , afnemend  van  links  naar  rechts  bij  eenzelfde  blauw  en  eenzelfde  rood . 
    Fig . 8 .  -  Twee  voorbeelden  van  de  overgang  van  een  kleur  van  licht  naar  schaduw .
    Fig . 9 .  -  Grebroken  tonen .

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 62. - PLAAT I - THEORIE VAN DE KLEUR
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Art . Nr . 62 . 

    Plaat I

    Theorie  van  de  kleur .
                          

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.SCHILDEREN EN DE SCHILDERTECHNIEKEN - EERSTE DEEL - ART . NR . 62 .

       SCHILDEREN  EN  DE  

                      SCHILDERTECHNIEKEN

                                Eerste  Deel

                                 Art . Nr . 62 .

                                INLEIDING

                 THEORIE  VAN  DE  KLEUR

      Het  woord  kleur  wordt  hier  gebruikt  in  algemene  zin  en  onder  " kleurenleer  "  verstaan  we  de  verzameling  van  optische  verschijnselen  betreffende  de  kleur  in  het  algemeen  en  hun  toepassing  in  de  schilderkunst . 
      Wanneer  het  zonlicht  door  een  kristallen  prisma  valt , wordt  het  gebroken  in  een  oneindig  aantal  gekleurde  stralen , waaruit  zich  duidelijk  losmaken :  het  paars , het  blauw , het  groen , het geel , het  oranje  en  het  rood .  ( Plaat  1 ,  Fig . 1 ) .  Drie  van  deze  kleuren  kunnen  niet  verder  ontleed  worden , nl .  het  blauw , het  geel  en  het  rood .  Men  noemt  hen  dan  ook  primaire  of  hoofdkleuren . ( pl. 1 , fig . 2a ) .  Ieder  van  de  drie  andere  is  samengesteld  uit  een  vermenging  van  de  twee   hoofdkleuren , te  midden  waarvan  hij  zich  in  de  bovengenoemde  volgorde  bevindt .  Zo  is  het  groen  een  combinatie  van  het  voorafgaande  blauw  en  het  volgende  geel .  Oranje  onstaat  uit  geel  en  rood , paars  ( of  violet )  uit  rood  en  blauw .  Paars , groen  en  oranje  worden  secundaire  of  complementaire  kleuren  genoemd  ( pl. 1 ,  fig 2b ) . 
    Waarom   " complementair "  ?   Omdat  ieder  van  hen , door  zijn  samenwerking  met  die  primaire  kleur  ( rood , geel  of  blauw ) , waaruit  hij  niet  ontstaan  is , de  aanvulling  verschaft  die  noodzakelijk  is  voor  de  samenstelling  van  het  zonlicht , dat  immers  in  wezen  bestaat , we  herhalen  dit  nog  eens , uit  een  vermenging  van  gele , rode  en  blauwe  stralen . 
      Hier  mogen  we  wel  opmerken  dat  het  woord  " complementair "  ook  van  toepassing  kan  zijn  op  een  primaire  kleur .  Wanneer  men  bijvoorbeeld  zegt  dat  het  groen  het  rood  " aanvult " ,  kan  men  evengoed  zeggen  dat  het  rood  het  complement  is  van  het  groen . 
      Tussen  primaire  en  secundaire  kleuren  bevinden  zich  ontelbare  overgangsnuances , delicate  verbindingen , die  men  bijvoorbeeld  in  de  regenboog  kan  waarnemen .  Deze  immers  is  niets  anders  dan  de  waarneembare  ontleding  van  het  licht  door  middel  van  fijne  waterdruppels , die  zich  in  de  dampkring  bevinden  en  die  als  een  prisma  werken , teneinde  de  verschijning  van  het  zonnespectrum  te  voorschijn  te  toveren 
    ( fig . 1 ) .  De  dingen  krijgen  eerst  kleur  door  het  licht  ;  in  de  duistenis  bestaat  geen  kleur .  In  het  licht  vertonen  de  dingen  een  oneindige  afwisseling  van  kleuren  en  het  kleurbeeld  van  ieder  voorwerp  ontstaat  door  die  stralingen  van  het  licht , die  hij  niet  opneemt  en  terugkaatst  naar  het  oog  van  de  beschouwer .  Zo  is  de  klaproos  rood , omdat  zijn  oppervlak  alle  lichtstralen , die  hij  ontvangt  absorbeert , behalve  de  rode , die  hij  terugkaatst .  Een  voorwerp , waarvan  het  oppervlak  alle  lichtstralen  opneemt , ziet  zwart , terwijl  een , die  er  geen  enkele  absorbeert , zich  als  wit  aan  ons  voordoet .  
     
                      De   Kleurenschijf

      We  tekenen  nu  een  cirkel 
    ( pl . 1 , fig . 4 ) , waarin  we  eerst  een  gelijkzijdige  driehoek   A B C  aanbrengen , dan  een  tweede  D E F ,  waarvan  de  hoeken  tegengesteld  liggen  aan  die  van  de  eerste .  Dan  verbinden  we  hun  snijpunten  met  het  middelpunt  van  de  cirkel .  Op  deze  wijze  onstaan  een  aantal  ruiten .  Nu  vullen  we  ieder  van  degenen , die  door  de  eerste  driehoek  onstaan  zijn , met  de  drie  hoofdkleuren , rood , blauw  en  geel .  Op  dezelfde  wijze  gaan  wij  te  werk  met  die  van  de  tweede , maar  nu  met  de  drie  zg .  secundaire  kleuren , dus  paars , groen  en  oranje , ieder  van  hen  uit  de  aangrenzende  primaire  kleuren  samengesteld .  Wanneer  we  deze  driehoeksbewerking  voortzetten  en  tevens  een  verdere  kleurenmenging  tot  stand  brengen , krijgen  we  allereerst  een  derde  driehoek  G H I , die  de  zg .  tertiaire  kleur  ontvangt .  Het  veld  G  bijvoorbeeld  ontvangt  een  mengsel  van  violet  en  rood .  Indien  we  deze  tertiaire  kleur  G  nog  vermengen  met rood  (  een  vierde  toevoeging )  verkrijgen  we  de  kleur  X  , een  zg .  Quartaire  kleur , waarin  het  rood  overheest , terwijl  in  de  nuance  M  bijvoorbeeld  het  paars  de  overhand  heeft . ( op  fig  3  van  dezelfde  plaat , ziet  je  een  reeks  van  tertiaire  kleuren , waaraan  de  grondkleuren  met  wisselende  dosering  zijn  toegevoegd ) .
      Wanneer  we  nu  onze  kleurenschijf  zeer  snel  om  een  speld  in  het  middelpunt zouden  laten  draaien , na  hem  uitgeknipt  en  ook  de zwarte  delen  weggeknipt  te  hebben , zou  ons  netvlies  een  witte  kleur  opvangen , doordat  alle  optische  kleurindrukken  zich  met  grote  snelheid  zouden  opvolgen  en  zich  derhalve  zouden  vermengen ;  hetgeen  dan  een  bevestiging  zou  zijn  van  hetgeen  we  over  de  samenstelling  van  het  licht  opmerkten . 

                 Enige  belangrijke  punten 

      Wie  met  oplettendheid  zijn  ogen  gebruikt , zal  enige  waardevolle  eigenaardigheden  kunnen  ontdekken .
      De  waarneming  van  een  bepaalde  kleur  veroorzaakt  de  verschijning  van  zijn  zg.  complementaire  op  het  netvlies .  Zo  zal  men  gemakkelijk  kunnen  constateren  dat  wit , naast  een  bepaalde  kleur  geplaatst , zeer  licht  getint  schijnt  met de  complementaire  van  die  kleur  ( pl.  II , fig . 5 ) .  Op  dezelfde  wijze  beinvloeden  naast  elkaar  geplaatste  kleuren  elkaar , waarbij  ieder  van  hen  licht  getint  lijkt door  de  complementaire  van  zijn  buurman .  Wanneer  men  bijgevolg  een  kleur  met  zijn  complementaire  naast  elkaar  plaatst , versterken  zij  elkaar  in  kracht  en  zuiverheid :  ieder  van  beiden  ontvangt een  aanvullende  steun  van  zijn  eigen  kleur , waardoor  zijn  kleurkracht  versterkt  wordt .  Dit  is  het  geval  met  rood en  groen , geel  en  paars , oranje  en  blauw , die , wanneer  zij  bijeengebracht  zijn , een  levendiger  en  helderder  uitstraling  te  zien  zullen  geven .  ( pl . II , fig . 6 ,  b .  c  en  d ) .  Maar  anderzijds , wanneer  men  rood  en  geel  koppelt  ( beide  primaire  kleuren ) , dan  zal  het  rood  licht  veranderd  worden  door  het  paars , complementair  kleur  van  geel  en  dit  geel  weer  door  het  groen , dat  de  aanvullende  kleur  is  van  rood  ( zelfde  fig . a ) .     
       Het  is  noodzakelijk  om  met deze  verschijnselen  rekening  te  houden  tijden  het  schilderen .  Zodoende  zal  de  zintuigelijke  waarneming  niet  alleenheerser  zijn  bij  de  uitvoering ;  ook  het  verstand  moet  zijn  controle  uitoefenen .  Men  merke  voorts  op  dat  het  verschil  in  lichtsterkte  van  twee  kleuren  van  dezelfde  samenstelling , maar  niet  van  dezelfde  kracht , te  sterker  naar  voren  treedt  naarmate  deze  kleuren  zich  dichter  bij  elkaar  bevinden  ( pl. III , fig . 17 ) . 
      In  dit  verband  mogen  we  niet  over  het  hoofd  zien  dat  de  kleuren  onderworpen  zijn  aan  bepaalde  waarden .  Hiermede  bedoelen  we  dat  een  kleur  verschillende  waarden  kan  hebben  naar  gelang hun  intensiteit .  Blauw  bijvoorbeeld  zal  lichter  worden  naarmate  we  er  meer  wit  aan  toevoegen 
    ( pl.  III , fig . 17 ) .  Ditzelfde  geldt  ook  voor  samengestelde  kleuren  ( secundaire , tertiaire  enz . ) .  De  juiste  bepaling  van  een 
    " kleurwaarde "  ( valeur )  zal  er  ons  gemakkelijk  toe  brengen  vast  te  stellen  welke  kleur , bijvoorbeeld  van  een  vermiljoenrood  of  cobaltblauw , de  lichtste  waarde  te  zien  geeft  ( zelfde  fig. ) . 
      En  dit  brengt  ons  er  toe  om  de  juiste  betekenis  van  het  woord  toon  te  omschrijven , hetgeen  niet  precies  hetzelfde  is  als  het  woord  kleur .  Toon  wil  zeggen  de  uitdrukking  van  een  bepaalde  kleur  naar  zijn  bepaalde  waarde  onder  een  bepaalde belichting .  Een  toon , die  waargenomen  wordt  op  een  zekere  ogenblik , zal  zich  natuurlijk  wijzigen , wanneer de  belichting  zelf  verandert .  De  kleur , die  een  zeker  voorwerp  vertoont  en  gezien  onder  bovengenoemde  omstandigheden , noemen  we  locale  toon :  het  geel  van  een  citroen , het  rood  van  een  appel , het  groen  van  een  peer .  Vanzelfsprekend  bepaald  de   locale  toon  niet  de  kleur  van  een  bepaald  soort  voorwerp ;  zo  is  er , om  bij  de  citroen  te  blijven , een  grote  verscheidenheid  van  gelen . 




    >

    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!