TEKEN EN SCHILDERTECHNIEKEN EERSTE DEEL VANAF 14/10/06
19-10-2006
PLAAT XI . - EEN KOPEREN POT .
Plaat XI .
Een Koperen Pot .
ART . NR . 64 . d , - PLAAT X . - SCHOTEL EN MAATBEKER VAN TIN .
Art . Nr . 64 . d ,
Plaat X .
Schotel en Maatbeker van Tin .
ART . NR . 64 . d , - PLAAT IX . - EEN KRISTALLEN FLACON .
Art . Nr . 64 . d ,
Plaat . IX .
Een Kristallen Flacon .
1e , 2e , 3e en 4e Stadium ( voltooid )
ART . NR . 64 . c , - GROENTEN
Art . Nr . 64 . c ,
Groenten
Voor de volgende studie maken we een keus uit groenten en wel een wortel en een ui . Wederom laten we de afbeeldingen van de eerste twee stadia achterwege en volstaan we met u het eindresultaat te tonen op plaat VIII . Terloops merken we op dat eigenlijk alles belangwekkend kan zijn om te schilderen , of het nu groenten , vruchten of bloemen zijn ( aan dit laatste onderwerp zullen we later aandacht besteden ) . Het voorstel dat we je ter studie voorleggen zullen we eens nader bekijken . Ook dit is weer opgevat en uitgevoerd in een algemene zin , om het zo uit te drukken , en we zullen ons best doen , hierbij zo ver mogelijk te gaan en tevens van een grote oprechtheid te blijven . We zouden je niet genoeg op het hart kunnen drukken dat het noodzakelijk is om op een objectief ware wijze alle oefeningen van deze les in de praktijk om te zetten . Men dient er van doordrongen te zijn dat het in de eerste plaats door een oplettende waarneming en een natuurgetrouwe weergave is , dat men leert zien en schilderen . Men weet natuurlijk dat het oppervlak van bepaalde groenten een minder aantrekkelijk aspect vertoont dan dat van een vrucht . Niettemin vertonen de tomaat , die de ui en de aubergine , om er enkele te noemen , een glimmende huid die hun een uiterlijk verschaft dat gelijkwaardig is aan dat van de meeste vruchten . De wortel en de aardappel bijvoorbeeld , hebben daarentegen niet dat glanzende uiterlijk dat we kennen van de appel en de peer . Een scherpe observatie van deze kenmerken , als ook die van de kleuren van bovengenoemde objecten zal met succes te pas kunnen komen bij onze picturale weergave . Bij het gegeven voorbeeld kan de tegenstelling , het verschil in " bouwstof " , tussen de wortel en de ui , mede te constateren bij de reflexen en glimlichten op de ui , duidelijk waargenomen worden . Deze kenmerken zijn bij de wortel deels in geringe mate , deels in het geheel niet aanwezig . Overigens worden de waargenomen bijzonderheden niet aanstonds uitgebeeld , maar veeleer bij de voltooiïng , wanneer we hen in hun juiste kleuren en toonwaarden of , beter gezegd , juiste toonverhoudingen , trachten aan te brengen .
ART . NR . 64 . b , EN c , - PLAAT VIII - PERZIKEN - EN GROENTEN
Art . Nr . 64 . b , en c ,
Plaat VIII
Twee Perziken Een Ui en een Wortel
18-10-2006
ART . NR . 64 . b , - TWEEDE STUDIE
Art . Nr . 64 . b ,
Tweede studie
Voor de tweede studie nemen we een zijden sjaal met een vrij eenvoudige versiering , die over de armleuning van een grote stoel hangt . Uiteraard moet ook dit werkstuk weer in drie stadia worden uitgevoerd . Van de eerste twee geven we geen afbeeldingen , want bij de voorgaande studie hebt je daarmee reeds kennis kunnen maken . We wijzen echter op dat het niet noodzakelijk is om de versiering van de sjaal reeds bij de houtskoolschets na te volgen . het gaat er in eerste instantie om , een indruk te geven van het materiaal " zijde " . De blauwe ornamenten daarop , kunnen in een later stadium op de in grijze tonen uit te voeren sjaal worden aangebracht . De constructieschets zal dus slechts de zichtbare delen van de stoel en de omtreklijnen van de sjaal met zijn belangrijke plooien behoeven weer te geven ; de grote schaduwpartijen zullen voorlopig nog slechts in een fijne , lichte toon worden opgezet . Later gaan we dan in dunne verf de onderschildering uitvoeren en de juiste kleurwaarden aanbrengen om reeds iets van de grijze tonaliteit van de stof te doen spreken . Dit doen we weer met een platte kwast en tevens met behulp van een weinig verdunningsmiddel , waarbij de kwast met de platte zijde op het doek wordt voortbewogen . In het eindstadium wordt het werk verder gedétailleerd en tot een voltooid geheel gebracht ( zie de afbeelding op plaat VII ) , waarbij allereerst de stoel zijn groene nuances verkrijgt . Zijn houten arm wordt aanvankelijk bij voorkeur met een rond penseel gemodelleerd en , nadat ook de verschillende tonen van de zijden sjaal op hun plaats gezet zijn , kan de versiering met een soepele , ronde daskwast aangeduid worden , niet al te gedétailleerd en kunnen , hier en daar , lichtende toetsjes geplaatst worden .
Vruchten
Een ander soort van onderwerp zijn vruchten , waarvan we twee voorbeelden geven : allereerst een peer , daarna een perzik . Hun " huid " vertoont natuurlijk verschillen ; bij de een is hij glad , bij de ander fluweelachtig . Deze twee typen vindt men overigens bij een groot aantal vruchtsoorten . Bij de voorgaande oefeningen hebben we opgemerkt dat de materie en de kleur van de stof een zekere eenvormigheid vertoonden over hun gehele oppervlak . Deze keer echter zullen we kleurverschillen opmerken op de schil van de vruchten en overgangen zullen te zien zijn , niet slechts tussen licht en schaduw , maar ook van de ene kleur naar de andere . In dit opzicht is de perzik een karakteristiek voorbeeld door zijn uiterst genuanceerd coloriet , dat van groen naar paars verloopt langs gele , rode en blauwe tonen . Maar laten we eerst de peer eens bekijken . Hij is een voorbeeld van wat Duchesseperen genoemd worden en zijn vorm is wel echt die van een peer . Zijn kleur is geel met framenten van rose - goudachtige toon . Ook hier is een schildering in opeenvolgende stadia noodzakelijk , welke ontwikkelingsgang we overigens gedurende deze gehele cursus sterk blijven aanbevelen , bij ieder soort van schildertechniek , waar immers de systematische uitvoering in étappes de moeilijkheden vermindert en vaak zelfs gemakkelijk doet overwinnen . Men bekijke wederom plaat VII . Hij toont ons de constructieschets , zoals we die ook in een vorig geval zagen , waarbij we er ons op moeten toeleggen om het vormkarakter van de vrucht goed tot uitdrukking te brengen . Eerst is hij weer met houtskool getekend , daarna met een kwast met vrij donkere verf overgeschilderd , zodanig dat een vereenvoudigde aanduiding van licht - en schaduwpartijen te zien is . Aangezien straks de onderschildering in nogal dunne verf zal worden aangebracht , is het raadzaam om met een licht zg. " frottis " ( wrijvende beweging met de kwast ) in bijvoorbeeld gebrande sienna te werken , teneinde de kleur van de komende onderschildering zo min mogeliijk te beinvloeden . Waar we in de eerste aanleg de achtergrond met enkele schetsmatige tonen hebben aangezet , moeten we niet nalaten om in het tweede stadium de twee tonen , rood en bruin , in hun kleurwaarde en - kracht op te zetten , waarbij een verdunningsmiddel voor de verf wederom op zijn plaats is . De peer zelf geven we zijn eigen tonen in licht en schaduw , zonder ons reeds te bekommeren om het rose "blosje " dat deze soort kenmerkt en dat een teken is van zijn rijpheid . Dit toontje zal pas in het laatste stadium onze aandacht vragen en kan ofwel in vette verf , ofwel met z.g. glacis ( waarover in het vorige hoofdstuk gesproken werd ) worden geschilderd . Tenslotte wijden we ons aan de afwerking op de bekende wijze , dus vet in de verf en soepel gepenseeld in de richting van de plastische vormen . Besteed goed aandacht aan de overgangen van licht naar schaduw ; het bolvormig modelé , dat daardoor op sommige plaatsen ontstaat , moet nauwlettend geobserveerd worden , evenals de verschillende toonwaarden . Zo zullen we in de schaduw opmerken dat de paarsachtige complementaire van het geel dit laatste ietwat groenachtig zal doen schijnen , wat nog versterkt wordt door de werking van de groene complementairen , die de rode achtergrond oproept . Derhalve : modulaties in licht en schaduw en tevens kleur geven aan het " blosje " door een mensel van wit , kraplak en cadmiumgeel . Ook mogen de glimlichten op de lichtzijde van de vrucht niet vergeten worden , met één enkele vlotte toets van wit , dat licht gekleurd is met een beetje citroengeel , bij voorkeur aan te brengen , wanneer het werk reeds enigermate is aangedroogd . De reflex ( lichtere rand ) aan de schaduwzijde dient natuurlijk evenmin achterwege te blijven . Beiden kunnen eventueel ook door een zeer licht glacis aangebracht worden . Thans wenden we ons tot de uitbeelding van de perzik . Ook hier gaan we natuurlijk weer in drie stadia te werk , maar we menen dat die thans niet meer alle drie behoeven afgebeeld te worden . We zullen ons derhalve beperken tot een bespreking van het voorbeeld , dat op plaat VIII is afgedrukt . Deze vrucht , die zo smakelijk is , zowel om te eten als om te zien , zal je natuurlijk wel bekend zijn . Zijn coloriet is rijk aan krachtige harmonieën en vertoont dat typisch fluweelachtige aspect , dat ook sommige pruimsoorten eigen is en die tonen kunnen bevatten , die tot coeruleumblauw toe gaan en zelfs tot licht cobaltviolet . Dit tere , donzige vel komt het meest tot zijn recht aan de omtrekken en gaat plaatselijk onmerkbaar over in rode cadmium , hier en daar fijngroen en aan de schaduwzijde in donker paarsblauw . Derhalve , nadat de vormen in tekening vastgelegd zijn , gaat men over tot het aanbrengen van de kleurwaarden van de achtergrond in niet al te vette verf ; vervolgens , in vettere verf , de tonen van het licht op de vruchten , daarna de rode partijen , erop toeziende dat de overgangen naar het licht en vervolgens naar de schaduw de juiste mate van geleidelijkheid vertonen . Als laatste bewerking moet onze kwast zowel in de lichtpartijen als ook in de halftonen en schaduwen de verschillende nuances aanbrengen en tot slot het licht paarachtige blauw van de schil . Men moet echter wel begrijpen dat een schildewijze , waarbij de penselen op zacht strelende wijze over het doek worden bewogen , niet moet inhouden dat het gehele oppervlak er " glad gelikt " zal moeten uitzien . Ons voorbeeld toont in enkele patijen een zekere forsheid en in andere een wat gladdere behandeling . Uw eigen waarneming en gevoel moeten je de weg wijzen bij de keuze der factuur en de , naar gelang de omstandigheden , vereiste toetsen .
ART . NR . 64 . b , - PLAAT VII - ZIJDEN SJAAL - EN PEER
Art . Nr . 64 . b ,
Plaat VII
Zijde Sjaal . De eerste twee stadia worden niet afgebeeld . De arbeid voltrek zich zoals bij het vorige voorbeeld .
Een Peer . 1e , 2e en 3e Stadium .
17-10-2006
ART . NR . 64 . a , - DE EERSTE SCHILDEROEFENINGEN
Art . Nr . 64 . a ,
De Eerste Schilderoefeningen
Thans gaan we ons aan de eigenlijke schilderarbeid wijden . Allereerst komen daarvoor in aanmerking de weergave van eenvoudige voorwerpen ; een lap stof , een koperen , een tinnen en een kristallen voorwerp enz .
Ziehier enkele algemene voorschriften : 1 . Schilder aanvankerlijk " mager " en in een later stadium van de uitvoering " vet " , dat wil zeggen dat de eerste verflagen wat dunner moeten zijn dan de latere , hetgeen o.a . bereikt kan worden door een medium of verdunningsmiddel . 2 . Ultramarijnblauw , zwart , groen émeraude en kraplak zullen stellig barsten gaan vertonen , wanneer zij te vet worden gebruikt . 3 . Vermijd een langzaam drogende kleur over te schilderen met een sneller drogende , waarbij men moet bedenken dat lichte kleuren ( immers gemengd met wit ) minder snel drogen dan donkere .
Stoffen
Om te beginnen nemen we een stuk katoen van groene kleur , dat op een divan gelegd wordt . De onderste afbeelding van plaat VI toont de voltooide studie , eindstadium van drie stadia , die alle op deze plaat zijn afgebeeld . Bij al uw studies dient steeds de hier afgebeelde volgorde in acht genomen te worden . Het eerste stadium betreft de opzet van het onderwerp ; het tweede de eerste verflaag ( of " onderschildering " ) en het derde het afgewerkte geheel .
1 . OPZET VAN HET ONDERWERP
Eerst dient naturlijk een tekening gemaakt te worden , die in alle opzichten correct moet zijn en wel lijnen alleen , zonder aanduiding van de schaduwen . Doe dit met behulp van een stukje houtskool , dat niet te hard moet zijn en dat gemakkelijk uitgeveegd kan worden ( met een vlerk of een lapje ) , indien een vergissing moet worden hersteld . Men dient nu goed te beseffen dat olieverf dekkend is , dus in beginsel geen onderliggende kleur laat doorschijnen . Door zijn ondoorschijnendheid , vooral voortkomende uit de toevoeging van wit aan de verschillende kleuren , laat verf op den duur niets meer doorschijnen van de ondergrond , of eventueel onderschildering , waarop men werkt . De broze houtskooltekening wordt dus eerst gefixeerd met fixatief in daarvoor bestemd spuitje . Een platte dunne kwast wordt daarna eerst in een oliedopje ( gevuld met half om half lijnolie en siccatief ) gedoopt en daarna neemt men er een weinig verf van donkere kleur mee op , bijv. gebrande sienna , door een licht draaiende beweging die met de kwast op het palet wordt uitgevoerd . Dezelfde beweging wordt overigens ook in de toekomst vaak herhaald om een mengsel van twee of meer kleuren te maken . We houden onze kwast dan vast op een afstand van ong. 15 cm . van de haren , tussen enkele vingers en dus niet de gehele hand en trekken dan de tekening met verf over door het uiteinde van de kwast over het doek te wrijven , zonder de haren geheel plat te drukken . Nadat we op deze wijze de tekening in verf hebben overgebracht , wordt deze aangevuld met de schaduwpartijen , die , nog steeds met de brede kwast , in een lichte toon van gebrande sienna of andere donkere kleur ( zie het eerste stadium ) wordt aangezet . Wanneer we grote oppervlakken moeten bedekken , kan men de kwast het best in de gehele hand nemen met de kwastharen plat op het doek .
2 . DE ONDERSCHILDERING
Thans kan de gehele ondergrond bedekt worden door een dun laagje verf , dat door een wrijvende beweging van de kwast aangebracht wordt ( zie het tweede stadium ) . Deze is dan de voorbereiding van het werk van het eindstadium en dient als ondersteuning voor de tonen , die er later op zullen worden aangebracht . Hij moet aan de plaatselijke tonen in licht - en schaduwpartijen op zeer vereenvoudigde wijze uitdrukking geven . De verscheidenheid van kleurwaarden en de weergave van de verschillende détails ( kleinere onderdelen ) zullen in een later stadium aan de orde komen , waarop we hieronder nader zullen ingaan .
3 . DE AFWERKING
De eerste verflaag dient een oppervlakkige weergave van het onderwerp te geven in vorm en kleur . Dit zal nu verrijkt dienen te worden door verdere toevoeging van verflaagjes , die in de lichte partijen nogal vet worden aangebracht om deze hun glans en straling te verschaffen . In de schauwpartijen daarentegen blijven we wat bescheidener voor wat de dikte van de verflaag betreft . Van licht naar donker werkend , plaatsen we de tonen naar gelang het waargenomen gamma ; op die wijze afgezwakte lichtpartijen makend , die van lieverlede overgaan in de schaduw . Deze wijze van doen is op zijn plaats bij het getoonde onderwerp . Maar in de meeste gevallen is het juister om eerst de donkere tonen aan te brengen om zich pas daarna te wijden aan de lichte . Overigens merken we reeds op dat men " vet " op " mager " moet schilderen . Welnu , donkere partijen dienen altijd minder dik in de verf te zitten dan de lichte ; het zou dus logisch zijn om de laatste voor het slot te bewaren . De verschillende afgezwakte toonwaarden kan de kwast ons geven als we de kleuren met kennis van zaken op het palet uitkiezen en mengen . Zo zal , om bij ons voorbeeld te blijven , de groen stof in de lichtste partijen uitgebeeld kunnen worden door een in de juiste verhoudingen samengesteld mengsel van cobaltgroen , cadmiumgeel licht en wit . Deze laatste kleur zal sterk verminderd of zelfs geheel weggelaten moeten worden voor het weergeven van de schaduwpartijen ( zie derde stadium ) . Terloops wijzen we op een belangwekkende omstandigheid , nl . dat het witte kussen uigevoerd wordt in een lichte toon van gebroken rose , verkregen uit rood omdat dit de complementaire kleur is van het groen van de lap stof . Hier vinden we de pratische toepassing van een beginsel dat we aantroffen bij de behandeling van de kleurenleer , nl . de invloed van een bepaalde kleur op wit , indien deze zich naast elkaar bevinden .
ART . NR . 64 . a , - PLAAT VI - EEN LAP STOF
Art . Nr . 64 . a ,
Plaat VI .
EEN LAP STOF .
1e Stadium De Opzet 2e Stadium De Onderschildering 3e Stadium Het Voltooide Werkstuk
ART . NR . 64 . - OEFENINGEN IN DE PRAKTIJK
Art . Nr . 64 .
Oefeningen in de praktijk
We menen dat een op de juiste wijze opgevatte " visuele training " , bij de leerling een gunstige verscherping der waarneming kan ontwikkelen , waar het betreft de kleur in zijn nuance en kracht , dus de kleur beschouwd als " toon " , een woord , waarvan we in het voorgaande een verklaring hebben gegeven . Dank zij dit proefondervindelijk werk kan de leerling zich vertrouwd maken met zijn palet , dat hij volkomen zal moeten leren kennen , want dat is van het grootste belang . Na verloop van zekere tijd zal hij snel , zonder allerlei probeersels , die kleuren weten te vinden die , door menging op het palet , hem precies de toon zullen opleveren , die voor een bepaald doel gewenst is . Nemen we enkele gekleurde stukjes papier ( rood , geel , blauw , groen enz . ) voor ons , met het doel hen stuk voor stuk na te bootsen met de kleuren van ons palet , dan is het mogelijk dat bijvoorbeeld het rood precies gelijk is aan het cadmiumrood van het palet . In dat geval zouden we natuurlijk kunnen volstaan met een beetje van die kleur op een kwast te nemen en het uit te strijken op een stukje wit papier . We kunnen dan de twee kleuren naast elkaar zetten om hen te vergelijken . Maar het rode papiertje kan lichter van toon zijn dan ons eigen rood , ofschoon wel van dezelfde kleur . In zo'n geval voegen we een beetje wit toe aan ons rood , hetgeen dan samen gemengd wordt op het palet . Daarvan zetten we dan een toets op het papier en kunnen we weer gaan vergelijken . Bij deze oefeningen kan men de kleur verwerken , zoals hij uit de tube komt . Maar hij zal wel wat handelbaarder worden in het gebruik en zal ook wat sneller drogen , wanneer men de kwast even doopt in een verdunningsmiddel , samengesteld uit lijnolie en een weinig siccatief .
Het is door een soortgelijke visueel - ontledende ogentraining dat we de samenstelling doorgronden van de tonen , die we willen weergeven en die papier , stof , vruchten , bloemen of andere voorwerpen te zien geven en die ons als model zullen dienen bij de eerstvolgende oefeningen , die we met nadruk als onontbeerlijk aanbevelen .
De verlangens van een leerling zijn maar al te begrijpelijk . Hij wil schilderen , iets tot stand brengen en presteren en dat wel zo spoedig mogelijk . Deze natuurlijke aandrang moet echter in toom gehouden worden . Hij zal zijn tijd niet verknoeien , wanneer hij zich aan een arbeid wijdt , waarmee hij onschatbaar voordeel zal kunnen behalen . Integendeel , hij zal er zich een onmisbare snelheid van uitvoering mede verwerven , waarbij men bedenke dat een nagejaagd " effect " uit de aard der zaak slechts een luchtige en voorbijgaande indruk geeft .
Het mengen van de kleuren dient met de grootste zorg te geschieden ; zij moeten samensmelten tot een volkomen homogeen geheel . Plaat V toont ons verschillende manieren om de steel van de kwast te hanteren : met de volle hand voor grote vlakken , tussen de vingers ( zoals bij het schrijven ) voor kleinere en nauwkeuriger toetsen .
Men ziet daar ook het schoonmaken van de kwasten . Eerst werden zij afgeveegd in een lapje en daarna gespoeld in terpentijn . Vervolgen doopt men hen in zachte zeep en worden zij onder een dunne waterstraal in de holte van de hand geheel schoonwassen . Een oude , beproefde methode wordt , na het droogvegen in een lap , vaak toegepast door hen nl. door de mond te halen . Het speeksel geeft hen de oorspronkelijke vorm terug , zodat de haren niet uit elkaar gaan staan .
Een palet wordt gereinigd door de niet meer te gebruiken verf er met een paletmes af te schrapen en het vervolgens met een lapje met wat terpentijn schoon te vrijven en tot slot met een paar druppels lijnolie op een lapje in te wrijven , zodat het hout weer een aangename glans verkrijgt .
16-10-2006
ART . NR . 63 . - PLAAT IV - HET MATERIAAL VOOR HET SCHILDEREN MET OLIEVERF
Art . Nr . 63 .
Plaat IV .
Het Materiaal voor het Schilderen met Olieverf .
ART . NR . 63 . - PLAAT V - HET MATERIAAL VOOR HET SCHILDEREN MET OLIEVERF
Art . Nr . 63 .
Plaat V .
Het Materiaal voor het Schilderen met Olieverf
Twee manieren om kwast of penseel in de hand te houden en teven die van het palet . In het midden , het wassen van de kwasten .
15-10-2006
ART . NR . 63 . - DE OLIEVERFTECHNIEK - HET MATERIAAL.
Art . Nr . 63 .
DE OLIEVERFTECHNIEK
Het Materiaal
Allereerst laten we een volledige lijst volgen van alle materialen , die bij de olieverfschilderkunst in gebruik zijn , echter zonder de leerling te willen voorschrijven deze allemaal aan te schaffen . Niettemin zal hij toch over een onmisbaar minimum dienen te beschikken . Hij kan dit dan later aanvullen , naar gelang zijn behoeften , in overeenstemming met de verworven kundigheden , de gemaakte vorderingen , zijn groter wordende mogelijkheden en de aard van het werk , waaraan hij zich bij voorkeur zal wensen te wijden . Plaat IV toont je de meeste van de voorwerpen , die hieronder worden vermeld : 1 . een atelier - ezel , die bestemd is voor schilderijen van flink formaat , grote composities , portretten en dergelijke . 2 . een kleinere , z.g. veldezel , die licht is , wijd kan uitstaan , zeer stabiel is en de schilder in staat stelt staande te werken en derhalve zo , nu en dan enige " afstand " te kunnen nemen om zijn werk te overzien . Door dit staande schilderen , wordt bovendien de horizon enigermate verhoogd en zal het gekozen onderwerp aan perspectivische diepte kunnen winnen . 3 . een vouwstoeltje om buiten te werken . 4 . een schilderkist met palet , penselen en verftuben . 5 . een klein , z.g. duimkistje dat gebruikt kan worden bij het maken van kleine schetsen . 6 . een assortiment van penselen , gewoonlijk kwasten genaamd , plat of rond van vorm , voorzien van de nrs . 4 - 12 . Deze worden gemaakt van varkenshaar . Men kope deze van goede kwaliteit , tesamen met twee of drie penselen van normale vorm , die zeer soepel dienen te zijn en uit das - of marterhaar gemaakt zijn en die in een fijne punt dienen uit te lopen . 7 . een paletmes om het palet na de arbeid schoon te maken , benevens een schildermes , dat tempermes genoemd wordt . 8 . een paletdopje voor het z.g. schildermedium ( een vloeistof , waardoor men b.v. een mengsel van lijnolie en terpentijn kan nemen ) , dat dient om de kleuren aan te lengen en te verdunnen . Z.g. siccatief kan toegevoegd worden om het drogingsproces te versnellen . 9 . een aantal tuben met olieverf . Ziehier een serie , die gekozen is op grond van langdurige en succesvolle ervaring : zinkwit of gemengd wit ( in grote tube ) en ( in kleinere tuben ) de volgende kleuren : cobaltblauw , ultramarijnblauw donker , coeruleumblauw , kraplak donker , cadmiumrood licht , gele oker , cadmiumgeel middel , cadmiumgeel citroen , cobaltgroen licht , vert émeraude , cobaltviolet licht , gebrande en ongebrande sienne en zwart . Hieraan voege men toe : een flesje lijnolie , een flesje terpentijn ( in de handel zijn ook " kant en klaar " schildermedia ) , een flesje siccatief , een flesje retoucheer - vernis en een platte , brede verniskwast . Lijnolie en terpentijn zijn in z.g. gerectificeerde toestand verkrijgbaar . 10 . doekjes , schilderpaneeltjes ( van hout , karton of papier ) en eventueel een raam om schilderijen te vervoeren . 11 . een spantang om het doek op zijn spieraam te spannen . ( schilderdoeken zijn ook verkrijgbaar in zijn geheel ) . 12 . een hamer . Enige oude lappen zullen eveneens goed te pas kunnen komen . Het spreekt wel vanzelf dat het oneconomisch is om tijden uw leertijd dure ondergrond te gebruiken , zoals fijn linnen , dat op spieraam gespannen is , paneeltjes van acaciahout en berg . Het is veel voordeliger om zelf uw ondergrond te maken van karton of dik papier , dat op de volgende wijze met beenderlijm wordt behandeld : ( wordt ook gebruikt in scholen voor beeldende kunst of kunstacademies ) bedek de bodem van een pannetje met korrels of plakken lijm ( beenderen - of konijnenlijm ) die je zelf in stukje gehakt hebt . Giet het pannetje half vol water , laat dit gedurende een halve dag weken en verwarm het tenslotte op een zacht vuurtje , totdat alles opgelost is . De vloeistof die dan onstaan is , moet zeer dun stroperig zijn . Met een platte kwast wordt hiervan een dikke laag aan beide zijden van het papier of carton aangebracht , waarna dit te drogen wordt gelegd . Nochtans is deze lijmlaag niet strikt noodzakelijk . Om doek ( katoen of linnen ) te prepareren ga men als volgt te werk : a ) snij een stuk doek af , waarvan de afmetingen aan de 4 zijden 4 cm. groter zijn dan die van het spieraam , waarop het gespannen moet worden . b ) leg dit doek op een tafel en plaats er het raam op , zodanig dat aan alle zijden 4 cm doek blijft uitsteken ( pl. V . fig. A ) . c ) vouw een van de zijranden van het doek om en hecht het vast op de zijkant van het raam ( fig . B ) met enkele kopspijkers , die half worden ingeslagen . d ) verricht dezelfde handeling met de tegenovergestelde zijde van het raam en vervolgens met de beide andere zijden . e ) bestrijk het aldus niet al te strak gespannen doek met een flinke laag konijnenlijm aan de voorkant . f ) vordat deze lijm geheel droog is moet het doek opnieuw gespannen worden met behulp van een spantang . Men neme daartoe een van de opnieuw te hechten spijkertjes weg , grijpe ter plaatse de overslag met de spantang , trekke het doek wat strakker aan en bevestige opnieuw het spijkertje , dat ditmaal geheel wordt ingeslagen . Deze bewerking dient telken vanuit het midden van één der zijden ondernomen te worden , waarbij beurtelings aan tegenoverliggende zijden gewerkt wordt .
Er bestaan merdere soorten schilderdoek : fij ( bijna glad ) , halffijn en grof ; men kan ook werken op z.g. absorberend linnen , dat tijdens het werk de olie uit de verf grotenddeels wegzuigt . Dit stelt ons in staat ( zoals het ongelijmde papier of karton ) om een bepaalde onderneming in een enkele of weinige , kort opeenvolgende , " zittingen " tot een zeker eindresultaat door te voeren , terwijl een kleine studie in één zitting voltooid kan worden . Het kan gebeuren dat na droging hier en daar z.g. ingeschoten plekken onstaan ( dof en ietwat krachteloos geworden kleur ) , maar deze kunnen gemakkelijk " opgehaald " worden met een kwastje met retoucheervernis ; het spreekt echte vanzelf dat de verf dan volkomen droog moet zijn .
Het palet wordt van verf voorzien , zoals figuur C . op plaat V toont , volgens een bepaalde weloverwogen volgorde , die men goed doet steeds in acht te nemen . De verf ( hoeveelheid naar gelang behoefte wordt zo dicht mogelijk langs de rand van het palet uit de tube geknepen , teneinde zoveel ruimte over te laten om de benodigde tonen te kunnen mengen .
Oorsprong en menging van de verven
Verven worden uit drie bronnen geput . Deze zijn van dierlijke , plantaardige of minerale aard . Dierlijk zijn : karmijn , sepia en ivoorzwart . Plantaardig zijn : sapgroen , kraplak en wingerdzwart . Mineraal zijn : oker , sienna en omber , waarvan er sommige in gebrande staat het rode oker , gebrande sienne en gebrande omber verschaffen . Buiten deze door de natuur zelf verschafte kleuren , beschikt de kunstenaar nog over een aantal , dat door chemische reacties verkregen wordt , zoals ultramarijn - , cobalt - en coeruleumblauw , vermiljoen en rode cadmium chromaat - en cadmiumgeel , vert émeraude en cobaltgroen en tenslotte de verschillende soorten wit . Het mengen van kleuren kan ongewenste reacties en wijzigingen met zich meebrengen , die men kan vermijden , wanneer men enkele grondregels voor ogen blijft houden . We zullen hierbij slechts die kleuren bespreken , waarvan in dit hoofdstuk sprake is . Cremserwit heeft de neiging om donkerder te worden , indien vermengd met zwavelhoudende kleuren , zoals vermiljoen , ultramarijn en cadmiumgeel . Dit nadeel weegt intussen niet al te zwaar , aangezien cremserwit zeer dekkend is en sneller droogt dan zink - of titaanwit . Gele en rode cadmiums zijn een weinig minder kleurvast in de lichtere nuances , bijv. citroen en lichte cadmium . Vermiljoen kan na verloop van tijd donkerder worden ; men kope dus hiervan alleen de beste kwaliteiten . Donkere kraplak is een ietwat vluchtige , niet zeer vaste kleur , die men bij voorkeur slechts in kleine hoeveelheden bij menging dient te gebruiken . Daarentegen leveren de okers , de sienna's cobalt , ultramarijn , coeruleumblauw en de zwarten geen moeilijkheden op bij het mengen , aangezien zij van een grote " vastheid " en stabiliteit zijn . Men vermijde voorts om in pure vorm , zwart , ultramarijnblauw en gebrande sienna te gebruiken en tevens hun onderlinge vermenging . Zij gedragen zich n.l. een beetje als lakken en vertonen neiging tot barsten . het Veronesegroen , dat sommigen onmisbaar achten , is van middelmatige vastheid en verandert van kleur bij menging met bijna alle andere verven .
Extra fijne - en studieverven
Wat is de betekenis van de benamingen extra fijne - en studieverven ? Extra fijne verven worden vervaardigd uit de zuiverste pigmenten , vermengd met hun bindmiddelen . Zo is b.v. cobaltblauw een samenstelling van echt cobaltblauw ( mineraal ) met bindmiddel voor water - , gouache - of olieverf . De extra fijne verven geven de gebruiker iedere waarborg , wanneer hij althans bekend is met hun eigenschappen . Studieverf is vaak ook van een verzorgde makerij , maar de zuivere kleur is in vele gevallen vervangen door een goedkoper surrogaat , zoals karmijn , vermiljoen en " imitatie " cadmiumgeel . Deze verf is niettemin zeer geschikt voor de studie ( vandaar ook zijn naam ) , mede omdat hij vaak ook belangrijk goedkoper is .
Enkele vaktermen
Schilders gebruiken hun eigen vaktaal , waarvan we thans de verklaring zullen geven . We weten al dat met ondergrond wordt bedoeld het doek , houten paneel , karton of papier , waarop geschilderd wordt . We weten ook dat penselen gewoonlijk kwasten genoemd worden ( uit varkens - of paardenhaar ) . Maar er zijn ook penselen van das - of marterhaar . Een schets is een werkstukje , dat gewoonlijk van klein formaat is en in één zitting tot stand wordt gebracht , terwijl bij een studie de arbeid verder wordt doorgevoerd en het onderwerp vaak uitvoerig ontleed wordt . Een schilderij wordt het definitieve resultaat genoemd , vaak ontstaan uit een voorbereiding van schets en studie , waaruit bepaalde elementen gekozen en gecombineerd worden , om tenslotte een eigen , persoonlijke visie te geven van een bepaald onderwerp in een voltooid werkstuk . De studie en het schilderij beginnen niet zelden met een snel gedaan schetsontwerp , waarin de compositie en voornaamste partijen op eenvoudig gehouden en groot geziene wijze worden opgezet . Materie noemt men wel de verfstof met zijn bind - of verdunningsmiddel . Dik in de verf ( of " empaté " ) zegt men van schilderijen of fragmenten , waarbij de verf in duidelijke waarneembare vette lagen is aangebracht . Het woord toets houdt verband met de wijze , waarop een penseelstreek is uitgevoerd en waarbij de verf , dun of dik , losjes of meer vastgehecht , op het doek is aangebracht . De toets is van groot belang bij de uitvoering van een bepaald gegeven ; hij dient uitdrukking te geven aan het karakter van het weer te geven objekt ; zo kan men b.v. niet precies dezelfde toetsen gebruiken voor het uitbeelden van rotsen en wolken . Een doorschijnend laagje kleur , dat wordt aangebracht op een reeds gedroogde lichgekleurde laag , wordt glacis genoemd . Inschieten heet de dofheid , die hier en daar op een schilderij kan optreden tijdens of na het indrogen . Patiné is een bijzondere toon , die een schilderij in de loop der tijden kan verkrijgen . Craquelures zijn de fijne barsten , die soms de gedroogde verf kan vertonen . Onder factuur wordt verstaan de wijze van verfopdracht , als het ware het handschrift van de schilder . Vrijwel ieder bekwaam schilder heeft zijn eigen factuur , waaraan zijn werk vaak gemakkelijk te herkennen is . Vincent Van Gogh is hiervan een sprekend voorbeeld . Clair - obscur is de term , die gebruikt wordt voor de verhouding tussen de kleuren van een schilderij in verband met hun toonwaarde en wordt vooral gebezigd voor de verdeling van licht en schaduw in colorisch opzicht , en voorts ook voor het contrast tussen deze licht - en schaduwpartijen . De kunde om clair - obscur tot stand te brengen bestaat dus in het aanbrengen van licht en schaduw , zodanig , dat hun respectieve kleuren elkaar versterken en aanvullen . Halfdonker noemt men die overgangspartijen , waar het licht zich geleidelijk in het duister verliest . De verklaring van bovengenoemde termen moet men intussen niet al te streng en letterlijk nemen , want deze woorden staan bepaalde nuances toe , die ieder naar eigen gevoelen tot de zijne maken kan .
In de handel zijn doekjes en paneeltjes verkrijgbaar van bepaalde standaardafmetingen , die gewoonlijk op 10 of 5 cm sluiten . Prettige en daardoor veelgevraagde formaten zijn 25 bij 30 cm . , 30 bij 40 cm . , 40 bij 50 cm . , 40 bij 60 cm . enz . In sommige landen , met name b.v. in Frankrijk , is een vrij diep uitgewerkt stelsel van formaten in gebruik , waaraan zelfs voor de verschillende " rubrieken " , namen gegeven worden , zoals " figure " , " paysage " , en " marine " . Daarvan sluiten de afmetingen meestal niet op ronde getallen .
ART . NR . 62 . a , - VERVOLG - KLEUREN
Art . Nr . 62 . a ,
Vervolg - Kleuren
Het zonlicht vertoont niet van opgang tot ondergang dezelfde hoedanigheid . Het vertoont nl. een roodachtig schijnsel bij het opgaan en het ondergaan , waardoor de kleuren der dingen sterk beinvloed worden . Ook kent men de goudgloed van de natuur tegen het einde van een mooie zomerdag , terwijl daarentegen dezelfde kleuren a. h . w . verteerd worden door het hevige en harde licht van het middaguur . Na de schemering , als de nacht van lieverlede de hemel gaat verduisteren , zullen de kleuren meer en meer naar een donkerblauw gaan neigen . Het maanlicht roept vaak een groenachtig licht op met blauwachtige donkere schaduwen . De geelachtig getinte stralen van de maan vermengen zich met het blauw van de macht , waardoor genoemde groenige tonen te voorschijn komen . Hierdoor komen we bij de verschillende soorten van kunstlicht . Hun uitstralingen verschillen wezenlijk van die van de zon en het kleurbeeld der dingen , die zij verlichten , toont allerlei wijzingen , die rechtstreeks verband houden met de eigen aard van de lichtbron . Om een voorbeeld te geven : het licht van een kaarsvlam is oranjeachtig geel . Wanneer nu de bloembladeren van een maagdenpalm hierdoor verlicht worden , zullen deze vaalwit schijnen , omdat ons netvlies , beinvloed door het complementaire paarsachtige blauw van het geel , niet meer het bleke kan onderscheiden , dat de bloem in het daglicht te zien geeft .
Tenslotte gaan , in het algemeen gesproken , de kleuren der dingen , of het nu zonlicht of een andere lichtbron betreft , er anders uitzien onder een verschillende invalshoek van de lichtstralen : men zie slechts de oneindige verscheidenheid van kleur , die de zee te zien geeft op verschillende uren van dezelfde dag onder een wolkenloze hemel .
Herhalen we nog eens een essentieel natuurkundig verschijnsel , dat we reeds bespraken : de plaatselijke kleur van een of ander voorwerp verwekt op het netvlies van de beschouwer zijn eigen aanvulling . Het is in het bijzonder bij de donkere gedeelten van het voorwerp in kwestie , daar waar de kleuren als zodanig wat teruggedrongen zijn , dat de invloed van de complementaire groter is . Nemen we als voorbeeld weer het kaarslicht . Het is gemakkelijk in te zien dat de schaduw van een voorwerp dat door kaarslicht verlicht wordt , blauwachtig moet zijn : de vlam is geel naar het oranjeachtige toe . Ons netvlies nu wordt onmiddelijk beinvloed door de complementaire , die een blauwe grondslag heeft als tegenstelling van het geel . Welnu , wanneer een voorwerp zijn kleur in alle kracht en zuiverheid vertoont onder een heldere belichting , heeft hij de neiging om zich te versluieren in de schaduw , die immer het feitelijk tegendeel is van het licht . Het is vooral in deze " neutrale zone " dat de complementaire kleur , opgeroepen door de locale toon , zich het sprekendst aan ons netvlies zal manifesteren ( pl. II , fig . 8 ) .
Gebroken tonen
Complementaire kleuren worden versterkt door tegenstellingen , maar het resultaat is geheel verschillend , wanneer men hen mengt . In dat geval ontstaan tonen , die men gebroken tonen noemt . Hun aantal is practisch oneindig , doordat immers de combinaties die men maken kan , zelf oneindig zijn , evenals de verscheidenheid van muzikale harmonieën , die ook practisch oneindig is , dank zij de overvloedige samenstellingen van de zeven noten van de toonladder ( pl . II , fig . 9 ) .
Nuances
Met het woord nuance wordt niet bedoeld het kleurbeeld van een bepaalde toon , vergeleken met één , die van geheel andere samenstelling is . Men verstaat er onder de verschillende gradaties , die eenzelfde kleur vertonen kan , te beginnen met zijn sterkste uitdrukking en van lieverlede afzwakkend naar zijn lichtste waarde of omgekeerd . Twee voorbeelden hiervan toont fig 7 op plaat II . In het voorgaande hebben we al gezegd dat men ( bij olie - of gouacheverf ) door een sterker wordende toevoeging van wit aan een gegeven kleur nuances verkrijgt , die steeds zwakker en lichter zullen worden .
Grijzen
Wit kan , vanzelfsprekend , ook toegevoegd worden aan gebroken tonen . Men verkrijgt dan , bij een bepaalde gebroken toon , een verscheidenheid van nuances van lichte kleurwaarde die men grijzen zou kunnen noemen . Dit woord grijs behoeft dus niet uitsluitend gebruikt te worden voor een mengsel van wit en zwart ; in het algemeen gesproken is grijs een kleur , die afgezwakt is in zijn kleurstof , zijn gloed en zijn waarde ( pl . III , fig . 10 . ) . Het fijne en subtiele onderscheidingsvermogen , waarmee een schilder grijzen weet toe te passen , kenmerkt zijn vakmanschap .
Warme en koele kleuren
Er is hier nog meer . Kleuren worden onderscheiden in warme en koele kleuren of tonen . Het zonnespectrum , dat hebben we reeds gezien , bevat zes uitgesproken kleurstralingen . Maar onder hen is het toch het geel , dat het boventoon voert en daaraan vooral dankt het zonlicht zijn helderheid . Welnu , aangezien de zon ons warmte geeft , noemen we alle tonen waarin geel een voorname plaats inneemt , warm ( pl . III , fig . 10 b en 11 ) . Daarentegen worden alle tonen , waarin blauw domineert , koel genoemd ( pl . III , fig . 10 en 12 ) .
Harmonieën - Overheersende kleur Contrasten
Wanneer twee naast elkaar geplaatste tonen door hun keus en combinatie of door hun verhouding tot elkaar een aangename indruk maken , voor wat betreft kleur en intensiteit , spreekt men van harmonie , waarbij één van de kleuren speciaal op de voorgrond kan treden . Deze noemt men dan de overheersende kleur ( dominante of boventoon ) . Harmonie sluit dus geenszins contrasten uit , die kunnen bestaan , ofwel uit verschillende kleuren , die ieder hun eigen betekenis hebben , ofwel uit de waarden van een en dezelfde kleur , dus tussen de nuances van aangemengde waarden . Op plaat III , fig . 13 - 17 vindt men enige voorbeelden van al deze mogelijkheden .
Thans gaan we de olieverftechniek bespreken , de rijkste en krachtigste van alle schildertechnieken . Het gaat hier in wezen om een materiaal dat dekkend is . De kunstenaar gaat te werk met min of meer vette verflagen , op de ondergrond , die voor zijn kleuren bestemd is . We zullen de materialen bespreken , uitweiden over de verven , een aantal vaktermen verklaren en zullen vervolgens overgaan tot oefening in de praktijk .
14-10-2006
ART . NR . 62 . - PLAAT III - KLEUREN
Art . Nr . 62 .
Plaat III
Fig . 10 . - Grijze tonen : a , koele en b , warme Fig . 11 . - Warme tonen . Fig . 12 . - Koele tonen . Fig . 13 . - Harmonie van koele tonen ( koele harmonie ) . Fig . 14 . - Harmonie van warme tonen ( warme harmonie ) . Fig . 15 . - Contrastwerking van tonen van verschillende kleur . Fig . 16 . - Harmonie met blauw als overheersende kleur . Fig . 17 . - Contrastwerking van kleurwaarden , die alle nuances zijn van dezelfde kleur .
ART . NR . 62 . - PLAAT II - DE KLEUREN
Art . Nr . 62 .
Plaat II
Fig . 5 . - De complementaire van een kleur doet zich aan ons oog gelden in de onmiddelijke omgeving van die kleur . Dit verschijnsel is zeer duidelijk , wanneer de naastliggende kleur wit is . Fig . 6 . - Twee naast elkaar liggende kleuren beinvloeden elkaar . Tegenstelling van kleur en kleurwaarden ( zg . valeurs ) . Fig . 7 . - Kleurwaarden van verschillende kracht ( nuances ) , afnemend van links naar rechts bij eenzelfde blauw en eenzelfde rood . Fig . 8 . - Twee voorbeelden van de overgang van een kleur van licht naar schaduw . Fig . 9 . - Grebroken tonen .
ART . NR . 62. - PLAAT I - THEORIE VAN DE KLEUR
Art . Nr . 62 .
Plaat I
Theorie van de kleur .
SCHILDEREN EN DE SCHILDERTECHNIEKEN - EERSTE DEEL - ART . NR . 62 .
SCHILDEREN EN DE
SCHILDERTECHNIEKEN
Eerste Deel
Art . Nr . 62 .
INLEIDING
THEORIE VAN DE KLEUR
Het woord kleur wordt hier gebruikt in algemene zin en onder " kleurenleer " verstaan we de verzameling van optische verschijnselen betreffende de kleur in het algemeen en hun toepassing in de schilderkunst . Wanneer het zonlicht door een kristallen prisma valt , wordt het gebroken in een oneindig aantal gekleurde stralen , waaruit zich duidelijk losmaken : het paars , het blauw , het groen , het geel , het oranje en het rood . ( Plaat 1 , Fig . 1 ) . Drie van deze kleuren kunnen niet verder ontleed worden , nl . het blauw , het geel en het rood . Men noemt hen dan ook primaire of hoofdkleuren . ( pl. 1 , fig . 2a ) . Ieder van de drie andere is samengesteld uit een vermenging van de twee hoofdkleuren , te midden waarvan hij zich in de bovengenoemde volgorde bevindt . Zo is het groen een combinatie van het voorafgaande blauw en het volgende geel . Oranje onstaat uit geel en rood , paars ( of violet ) uit rood en blauw . Paars , groen en oranje worden secundaire of complementaire kleuren genoemd ( pl. 1 , fig 2b ) . Waarom " complementair " ? Omdat ieder van hen , door zijn samenwerking met die primaire kleur ( rood , geel of blauw ) , waaruit hij niet ontstaan is , de aanvulling verschaft die noodzakelijk is voor de samenstelling van het zonlicht , dat immers in wezen bestaat , we herhalen dit nog eens , uit een vermenging van gele , rode en blauwe stralen . Hier mogen we wel opmerken dat het woord " complementair " ook van toepassing kan zijn op een primaire kleur . Wanneer men bijvoorbeeld zegt dat het groen het rood " aanvult " , kan men evengoed zeggen dat het rood het complement is van het groen . Tussen primaire en secundaire kleuren bevinden zich ontelbare overgangsnuances , delicate verbindingen , die men bijvoorbeeld in de regenboog kan waarnemen . Deze immers is niets anders dan de waarneembare ontleding van het licht door middel van fijne waterdruppels , die zich in de dampkring bevinden en die als een prisma werken , teneinde de verschijning van het zonnespectrum te voorschijn te toveren ( fig . 1 ) . De dingen krijgen eerst kleur door het licht ; in de duistenis bestaat geen kleur . In het licht vertonen de dingen een oneindige afwisseling van kleuren en het kleurbeeld van ieder voorwerp ontstaat door die stralingen van het licht , die hij niet opneemt en terugkaatst naar het oog van de beschouwer . Zo is de klaproos rood , omdat zijn oppervlak alle lichtstralen , die hij ontvangt absorbeert , behalve de rode , die hij terugkaatst . Een voorwerp , waarvan het oppervlak alle lichtstralen opneemt , ziet zwart , terwijl een , die er geen enkele absorbeert , zich als wit aan ons voordoet .
De Kleurenschijf
We tekenen nu een cirkel ( pl . 1 , fig . 4 ) , waarin we eerst een gelijkzijdige driehoek A B C aanbrengen , dan een tweede D E F , waarvan de hoeken tegengesteld liggen aan die van de eerste . Dan verbinden we hun snijpunten met het middelpunt van de cirkel . Op deze wijze onstaan een aantal ruiten . Nu vullen we ieder van degenen , die door de eerste driehoek onstaan zijn , met de drie hoofdkleuren , rood , blauw en geel . Op dezelfde wijze gaan wij te werk met die van de tweede , maar nu met de drie zg . secundaire kleuren , dus paars , groen en oranje , ieder van hen uit de aangrenzende primaire kleuren samengesteld . Wanneer we deze driehoeksbewerking voortzetten en tevens een verdere kleurenmenging tot stand brengen , krijgen we allereerst een derde driehoek G H I , die de zg . tertiaire kleur ontvangt . Het veld G bijvoorbeeld ontvangt een mengsel van violet en rood . Indien we deze tertiaire kleur G nog vermengen met rood ( een vierde toevoeging ) verkrijgen we de kleur X , een zg . Quartaire kleur , waarin het rood overheest , terwijl in de nuance M bijvoorbeeld het paars de overhand heeft . ( op fig 3 van dezelfde plaat , ziet je een reeks van tertiaire kleuren , waaraan de grondkleuren met wisselende dosering zijn toegevoegd ) . Wanneer we nu onze kleurenschijf zeer snel om een speld in het middelpunt zouden laten draaien , na hem uitgeknipt en ook de zwarte delen weggeknipt te hebben , zou ons netvlies een witte kleur opvangen , doordat alle optische kleurindrukken zich met grote snelheid zouden opvolgen en zich derhalve zouden vermengen ; hetgeen dan een bevestiging zou zijn van hetgeen we over de samenstelling van het licht opmerkten .
Enige belangrijke punten
Wie met oplettendheid zijn ogen gebruikt , zal enige waardevolle eigenaardigheden kunnen ontdekken . De waarneming van een bepaalde kleur veroorzaakt de verschijning van zijn zg. complementaire op het netvlies . Zo zal men gemakkelijk kunnen constateren dat wit , naast een bepaalde kleur geplaatst , zeer licht getint schijnt met de complementaire van die kleur ( pl. II , fig . 5 ) . Op dezelfde wijze beinvloeden naast elkaar geplaatste kleuren elkaar , waarbij ieder van hen licht getint lijkt door de complementaire van zijn buurman . Wanneer men bijgevolg een kleur met zijn complementaire naast elkaar plaatst , versterken zij elkaar in kracht en zuiverheid : ieder van beiden ontvangt een aanvullende steun van zijn eigen kleur , waardoor zijn kleurkracht versterkt wordt . Dit is het geval met rood en groen , geel en paars , oranje en blauw , die , wanneer zij bijeengebracht zijn , een levendiger en helderder uitstraling te zien zullen geven . ( pl . II , fig . 6 , b . c en d ) . Maar anderzijds , wanneer men rood en geel koppelt ( beide primaire kleuren ) , dan zal het rood licht veranderd worden door het paars , complementair kleur van geel en dit geel weer door het groen , dat de aanvullende kleur is van rood ( zelfde fig . a ) . Het is noodzakelijk om met deze verschijnselen rekening te houden tijden het schilderen . Zodoende zal de zintuigelijke waarneming niet alleenheerser zijn bij de uitvoering ; ook het verstand moet zijn controle uitoefenen . Men merke voorts op dat het verschil in lichtsterkte van twee kleuren van dezelfde samenstelling , maar niet van dezelfde kracht , te sterker naar voren treedt naarmate deze kleuren zich dichter bij elkaar bevinden ( pl. III , fig . 17 ) . In dit verband mogen we niet over het hoofd zien dat de kleuren onderworpen zijn aan bepaalde waarden . Hiermede bedoelen we dat een kleur verschillende waarden kan hebben naar gelang hun intensiteit . Blauw bijvoorbeeld zal lichter worden naarmate we er meer wit aan toevoegen ( pl. III , fig . 17 ) . Ditzelfde geldt ook voor samengestelde kleuren ( secundaire , tertiaire enz . ) . De juiste bepaling van een " kleurwaarde " ( valeur ) zal er ons gemakkelijk toe brengen vast te stellen welke kleur , bijvoorbeeld van een vermiljoenrood of cobaltblauw , de lichtste waarde te zien geeft ( zelfde fig. ) . En dit brengt ons er toe om de juiste betekenis van het woord toon te omschrijven , hetgeen niet precies hetzelfde is als het woord kleur . Toon wil zeggen de uitdrukking van een bepaalde kleur naar zijn bepaalde waarde onder een bepaalde belichting . Een toon , die waargenomen wordt op een zekere ogenblik , zal zich natuurlijk wijzigen , wanneer de belichting zelf verandert . De kleur , die een zeker voorwerp vertoont en gezien onder bovengenoemde omstandigheden , noemen we locale toon : het geel van een citroen , het rood van een appel , het groen van een peer . Vanzelfsprekend bepaald de locale toon niet de kleur van een bepaald soort voorwerp ; zo is er , om bij de citroen te blijven , een grote verscheidenheid van gelen .
13-10-2006
BESLUIT VAN HET ONTWERPEN .
Besluit
van het ontwerpen
Thans hebben we het einde van de laatste étappe bereikt .
Alvoren dit lesdeel te besluiten , zouden we je nog enige raadgevingen willen meegeven .
In de eerste plaats moet je nooit uw inspanning laten verflauwen . De ware kunstenaar blijft een eeuwige student . Blijf dus oefenen . Herzie jezelf en uw werk op erstige wijze . Herlees de vorige lesdelen . Wijdt je zich vooral tot diegene of - genen , die je verwaarloosd zou hebben of die je moeilijker toeschenen dan de andere . Tracht uw fouten te verbeteren , door ze niet meer te maken ; tracht ook uw waarnemingsvermogen en technische uitvoering op een hoger peil te brengen . En ten slotte , om niet te gaan dolen , om jezelf te leiden naar die soort van arbeid , die het best past bij uw persoonlijkheid , moet je pogen om uw diepste neigingen te ontkennen . Bent je in de eerste plaats een oplettend en doordringend waarnemer ? Wendt je dan tot de natuur met landschap , portret , figuur en dieren . Heeft je veel ideeën ? Is uw geest vervuld van fantatie en vindingrijkheid ? Dan komen de illustratie , de reclame en de versiering voor u in aanmerking ; zelfs de humor , als je van vrolijkheid houdt , de ironie , de karikatuur , de " mop " . Vrijwel iedereen , die geslaagd is in het humoristische genre , is begonnen met erstig te werken , maar zou tot niets bijzonders gekomen zijn , indien hij zich daarvan niet had afgewend .
Je moet dus uw eigen weg weten te vinden . Ga daarvoor bij uzelf te rade . Als je van " klein " werk houdt , ga je dan bezighouden met het boek , zijn illustraties en sierletters , reclameontwerpen en vooral de advertentie . Voelt je zich meer aangetrokken door " groot " werk ? Dan zijn het aanplakbiliet en de muurversieringen meer op hun plaats . Bent je " elegant " aangelegd , denk dan aan de mogelijkheden van de modetekening vooral als je van een briljante , virtuoze wijze van doen houdt . Bevalt vooral de tekening je of de kleur ?
Van dit " gewetensonderzoek " zal uw toekomstig succes afhangen , maar vergeet nimmer deze woorden van de grote RENOIR :
" Zij willen kunstenaars zijn zonder vaklieden geweest te zijn : de kunst is allereerst een handwerk " .
ART . NR . 61 . d , - FIG . 105 . - ONTWERP
Art . Nr . 61 . d ,
Fig . 105 .
Oorspronkelijk ontwerp van DRANSY , schepper van Nectar , mascotte van het wijnhuis Nicolas . rechts , " spookachtige " stilering van Nectar . Links , weer Nectar , maar gezien door CASSANDRE .