TEKEN EN SCHILDERTECHNIEKEN EERSTE DEEL VANAF 14/10/06
06-06-2006
ART. NR . 28 . FIG . 21 - STUDIES VAN OGEN
Art . Nr . 28 .
Fig . 21 ,
Studies van ogen - Rechts , ogen in hun normale stand , daaronder , scheelkijkende ogen
FIG .20 , HET OOG
Fig . 20 .
Het oog .
FIG . 19 . HET OOG .
Fig . 19 .
Links : doorsnede van het oog . A , hoornvlies - B , voorste oogkamer - B' , achterste oogkamer - C , iris - D , pupil - E , ooglens - F , glasachtig lichaam - G , netvlies - N , oogzenuw - S , harde oogrok .
ART . NR . 28 . FIG . 18 - UITDRUKKING VAN DE OGEN
Art . Nr . 28 .
Fig . 18 ,
Hoe verschillende gevoelens door de ogen worden uitgedrukt .
Boven : Droefheid - Verbazing - Nadenken Onder : Schrik - Ernst - Openhartigheid
07-06-2006
ART . NR 28 . FIG . 24 , - DE PLASTISCHE VORM VAN DE LIPPEN
Art . Nr . 28 .
Fig . 24 ,
De plastische vorm van de lippen . A , B , C , D : verdikkingen . Let ook op de verdikking in het midden van de bovenlip .
FIG . 23 . - NOG ENKELE VERSCHIJNINGSVORMEN VAN DE MOND .
Fig . 23 .
Nog enkele verschijningsvormen van de mond .
ART . NR . 28 . FIG . 22 . - HULPLIJNEN EN STUDIES
Art . Nr . 28 .
Fig . 22 ,
Links , hulplijnen voor mond en neus . Rechts , studies van de mond in vooraanzicht , van opzij en driekwart gezien .
Fig . 25 . - STUDIES VAN DE NEUS .
Fig . 25 .
Studies van de neus , geheel rechts ziet je de hulplijnen .
ART . NR 28 . PRAKTIJK
Praktijk
Studie van de verschillende onderdelen
van het gelaat
Op de hier volgende , zullen wij trachten je vertrouwd te maken met de vorm van de verschillende onderdelen waaruit de kop is opgebouwd . Dit is nodig , omdat , wanneer je eenmaal gekomen bent aan de studie van de kop als geheel , je deze onderdelen door en door moet kennen . Alleen dan zult je in staat zijn om die onderdelen in hun juiste vorm en verhouding " in te voegen " in de algemene vorm . Het gaat hier dus , zoals in de gehele les , om een nauwkeurige gedetailleerde studie van deze onderdelen .
Het oog
Ongetwijfeld is het oog , tesamen met de mond - en wellicht nog meer dan die - het meest uitdrukkingsvolle onderdeel van het gelaat . Het zijn de ogen die uitdrukking geven aan alle emoties en hartstochten . Haat , liefde of vrees , verbazing of vreugde , en noemt u maar op , spiegelen zich af op ons gelaat , dank zij ogen en mond , twee onderdelen met zeer grote bewegingsmogekelijkheden . Het fronsen en optrekken van de wenkbrauwen , de verbreding van de oogspleet , onderstrepen de uitdrukking van de blik ( fig . 18 ) . Wij moeten trouwens opmerken , dat één bepaald onderdeel van het gelaat nimmer alleen uitdrukking geeft van een bepaald gevoelen , en zeker niet wanneer dit er een is van grote intensiteit . Om het karakter van de ogen - een karakter dat typerend is voor een bepaald individu - te leren doorgronden is dikwijls zeer moeilijk . Wij moeten dan ook beginnen om het oog te bestuderen onder verschillende hoeken en trachten zijn juiste constructie te doorzien .
De ogen liggen in de oogholten . Van voren gezien is de grote vorm daarvan een vierhoek met afgeronde hoeken ( zie nogmaals fig . 2 en 3 ) . Bezien wij de kop van opzij , dan doet deze holte zich voor als een ovaal , waarvan de lange as van onderen naar boven enigszins schuin gericht is . Het voor ons zichtbare gedeelte van het oog bolt zich buiten deze holte . Van onderen en boven is het oog bedekt door de oogleden , die zich elk voorzetten in de huid welke over de randen van de oogholten gespannen is . Het oog is bolvormig , zoals wij in fig . 19 zien . Het is bijna geheel omgeven door het taaie oogvlies . Het buitenste oppervlak daarvan is bij een volwassene glad en wit , terwijl het bij oudere mensen enigszins geelachtig is . Van voren , ter hoogte van het hoornvlies , is de bolvorm even sterker . Het hoornvlies is dus een voortzetting van het oogvlies , doch met dit verschil dat het volkomen doorzichtig is , in tegenstelling tot het ondoorzichtige oogvlies . Dwars door het hoornvlies en als het ware daarachter opgehangen is de iris zichtbaar . Het is een soort cirkelvormig verticaal diafragma met in het midden een ronde opening , de pupil , welke een middellijn heeft van 3 à 4 mm . In kleur vertoont de iris , al naar gelang individu en ras , zeer vele variaties . De grootte van de pupil is afhankelijk van de werking van verwijdende of vernauwende spiertjes . Wij weten , dat in het donker de pupil groter wordt om nog zoveel mogelijk lichtstralen binnen te laten , terwijl hij zich vernauwt bij fel licht .
Tenslotte , hoewel wij hem niet zien , bevindt zich achter de iris de ooglens . Deze lens laat de lichtstralen , door het glasachtig lichaam heen , samenkomen op het netvlies , een vlies dat de binnen - achterkant van de oogbol bekleedt .
Deze kleine anatomische verhandeling over het oog was zeker niet overbodig , want wij dienen toch te weten wat wij tekenen . Trouwens - wij spraken hierover reeds bij de bloemen - de weergave van de zichtbare onderdelen van een object , hoe die ook moge zijn , ondervindt sterke invloed van de voorstelling die men zich maakt van de verborgen delen , die ten nauwste samenhangen met deze zichtbare delen .
De belangrijkste zichtbare gedeelten zijn ongetwijfeld de oogleden . Zij zijn door rimpels van de omgeving gescheiden en zijn lichter of zwaarder met oogharen bezet . De meer of minder geopende oogspleet heeft een ovale vorm , waarvan de lange as niet geheel horizontaal loopt . De stand van deze as varieert al naar gelang van individu en ras . Vele beginners denken helaas niet aan de bolle vorm van de oogbol . Deze vorm heeft natuurlijk invloed op de vorm van de oogleden . De bovenste kromming van de lijn van de oogleden is dan ook in geen enkel opzicht gelijk aan de kromming van de onderste lijn . Het ontdekken van deze misschien uiterst geringe verschillen in kromming is dan ook een zaak van zeer nauwkeurige observatie . Het resultaat hiervan zal evenwel merkbaar zijn in de voltooide tekening welke een volmaakte gelijkenis met het model toont . In de binnenooghoek zien wij een klein rose of roodachtig uitsteeksel , de traanheuvel . Op deze plaats bevinden zich , zowel in boven - als onderooglid , de kleine openingen van de traanbuisjes . Van de binnenooghoek in de richting van de wang zien wij een meer of minder zware groef , terwijl wij bij de buitenooghoek , vooral bij oudere mensen , een reeks straalvormige plooien zien , de zgn . " kraaiepootjes " . Wij hebben reeds gezegd dat de oogspleet ovaal van vorm is , met vanzelfsprekend zijn individuele verschillen . Wanneer je echter deze vorm eens aandachtig bestudeert , zult je opmerken dat de bovenste lijn grotendeels recht is en dan plotseling sterk naar beneden afbuigt in de richting van de neuswortel . Het verloop van de onderste lijn is bijna tegengestelde hieraan : bij de neuswortel begint hij recht en buigt dan sterk naar boven tot de buitenooghoek . Fig . 20 laat je het verloop van deze lijnen nog eens duidelijk zien . Belangrijk is ook wat fig . 20 - A laat zien . De lijn , die de bovenkant van de oogholte ( de wenkbrauw ) raakt en langs de oogbol loopt , is schuin naar onderen gericht . Volg ook eens de gestippelde lijn in fig . 20 - B . Hier ziet je duidelijk hoe de verschillende vlakken van bovenooglid , oogbol en onderooglid gericht zijn . Wanneer men de richting van de vlakken goed bestudeert , zal het gemakkelijker worden om de ogen in al hun standen , en face , en profil , in driekwart - stand , met meer of minder opgetrokken oogleden enz . te tekenen . Wij herhalen het nogmaals : het oog is wel het belangrijkste onderdeel om een gezicht uitdrukking te verlenen . Bestudeer fig. 21 daarom goed en je zult het stellig met ons eens zijn .
Overigens zal het in het begin niet meevallen om de ogen op de juiste plaats in te tekenen . Bij een kop en face zal het even gemakkelijker gaan , omdat men daar een grotere houvast heeft aan de assen en niet te maken heeft met een perspectivische vertekening . Bij alle overige standen komt het er op aan om eerst de grondvorm te schetsen en pas wanneer deze van vorm , verhouding en stand juist is , kunt je met verdere afwerking voortgaan .
Je dient er echter wel aan te denken dat niet alleen een juiste contour het karakter van het oog bepaalt . Er komen nog andere factoren bij te pas , zoals de weergave van het relief , door een juiste aanduiding van licht - en schaduwpartijen . Vooral de lichtval op de iris is een zaak van aandachtige observatie . Je zult op de iris een zeer sterk glimlicht kunnen waarnemen . Tegenover dit glimlicht op de iris zult je een tweede , minder sterke lichtpartij zien , welke veroorzaakt wordt door de reflex . In fig . 20 wordt dit met een drietal schetsjes gedemonstreerd . Bij het tekenen en schilderen van ogen zult je op dit verschijnsel heel goed moeten letten , want deze twee ogenschijnlijk niet belangrijke details , zijn juist van grote invloed op een levendige weergave van de ogen .
De mond
Uit artistiek oogpunt bezien , speelt de mond ( fig . 22 en 23 ) een zeer belangrijke rol . Zonder zelfs de ogen van iemand te zien , is het in vele gevallen mogelijk zijn gevoelens te raden door naar zijn mond of beweging daarvan te zien . Het is juist door zijn grote bewegelijkheid dat de mond in sterke mate de expressie beinvloedt . Opgetrokken mondhoeken - met op hetzelfde moment opgetrokken wenkbrauwen - drukken over het algemeen vrolijkheid uit . Staan mond en wenkbrauwen in hun normale stand , dan geeft dit een uitdrukking van kalmte . Samengetrokken wenkbrauwen en neergetrokken mondhoeken duiden op bedroefdheid . Zo kunnen wij nog vele voorbeelden geven , doch het is nuttiger en leerzamer om uw medemensen zelf te bestuderen . Iedere dag ! Want dan pas leert je die typische uitdrukkingen kennen .
Het is duidelijk dat door de vorm van de kaken de scheidingslijn van de lippen boogvormig is ( zie fig . 22 links boven ) . Bezien wij de kop in driekwart aanzicht , dan zal zich een zeer sterke verkorting van de mond aan de andere zijde van de middenas voordoen . In fig . 12 - C zien wij dit duidelijk weergegeven. Het is een belangrijke vormverschijning waarop je altijd goed dient te letten .
Hoewel , evenals het oog , de mond ook zijn persoonlijke verschillen heeft , is er toch van de vorm een duidelijker algemene beschrijving te geven . De bovenlip heeft in het midden een kleine verdikking met links en rechts daarvan een afplatting . Daarna verdikt hij zich weer naar beide kanten . De onderlip laat twee langer gerekte verdikkingen zien , links en rechts van het midden . Fig . 24 laat dit duidelijk zien . Met dit zeer eenvoudige schema zijn we natuurlijk niet klaar . Je zult zelf door nauwkeurig observeren de grote verschillen in monden moeten leren ontdekken . En al schetsende en bestuderende zult je merken dat vorm en beweging van de mond een belangrijk aandeel vormen in het weergeven van de juiste uitdrukking .
Bij het tekenen van de mond is het van groot belang te letten op de juiste weergave van licht - en schaduwpartijen , om op die wijze tot een mooie plastische vorm te komen . Je zult bemerken , dat het hier vaak gaat om de meest gevoelige toonwaarden . Tekent je in een enkele lijn , houdt dan de lijnen van de mond uiterst soepel . Dit geld wel in het bijzonder voor de scheidingslijn van de lippen . Is de mond geopend of zijn de lippen vaneen , maak dan niet de fout iedere tand door een harde lijn weer te geven . Tanden moeten slechts heel even aangeduid worden met een contour , doch wel dient je door middel van licht - en schaduwval de glans daarvan weer te geven . Hiervoor is het belangrijk dat je let op de gemidelde toonwaarde van de tanden . In het halflicht - en schaduwgedeelte kunt je toon en lijn natuurlijk wel iets meer accentueren .
Om de mond op de juiste wijze in het gelaat te plaatsen verwijzen wij je naar fig . 12 - A . In beginsel - let wel : in beginsel ! - ligt de mond , wanneer de ruimte tussen neustop en kin in drieen verdeeld is , op de bovenste deellijn . Maar nogmaals : alleen door een goede waarneming mag je zich laten leiden . Het aangegeven schema van fig . 12 - A dient alleen als een vergelijkingsmogelijkheid . Schetst je de mond in een gelaat , maak dan altijd gebruik van de hulplijnen zoals je die in fig . 22 ziet .
De neus
De neus , het meest vooruitstekende gedeelte van het gelaat , is algemeen gesproken wigvormig ( zie fig . 22 en 25 ) . Van opzij bezien is hij driehoekig van vorm en meer nog dan in het vooraanzicht , is hij in deze stand het meest karakteristiek voor de expressie . Immers , bezien wij iemand van opzij , dan valt de neus het meeste op . Het skelet van de neus wordt gevormd door het neusbeen dat ontspringt tussen de oogholten . Dit eigenlijke neusbeen is maar zeer klein en het zet zich dan ook voort in kraakbeenachtige gedeelten welke de neusholte vormen . In het midden van die neusholte bevindt zich een tussenwand , eveneens van kraakbeen . Op die wijze worden dus de neusgaten gevormd . De vorm van de neusgaten kan men het beste bestuderen bij een iets achteroverliggende kop . Ze zijn komma - vormig , met het dikke gedeelte naar onderen gericht , op een schuin gericht vlak dat meer of minder sterk begrensd is , zoals je ziet in fig . 22 en 25 . Bij het zijaanzicht en zelfs in driekwart - stand zijn de aanhechtingsplaats van de neuswortel in het voorhoofd , de vorm en richting van de neusvleugels , kortom , de algemene contour van de neus , duidelijk zichtbaar . In vooraanzicht is het echter anders gesteld . Dan wordt het relief alleen bepaald door de lichte en donkere vlakken . De toonwaarde van die vlakken dienen dan uiterst zorgvuldig bestudeerd te worden , om op die manier het juiste relief en daarmee ook het juiste karakter van het model weer te geven . Je heeft het bij het bestuderen van neuzen al gemerkt , dat er zich vele moeilijkheden kunnen voordoen in de vorm van de neusgaten en bij de verschillende verkortingen , wanneer het hoofd zich voor - of achterover buigt . Maak daarom talrijke schetsen van neuzen en maak deze nauwkeurig . Want alleen dan zult je de grote verscheidenheid van haviksneuzen , wipneuzen , lange of dikke neuzen kunnen ontdekken .
09-06-2006
ART . NR . 28 . a , - FIG . 26 , - HET OOR .
Art . Nr . 28 . a ,
Fig . 26 .
Studie van het oor .
FIG . 27 . HET HAAR .
Fig . 27 .
Studie van het haar .
10-06-2006
ART . NR . 28 . a , - HET OOR EN HET HAAR
Art . Nr . 28 . a ,
Het oor .
Vele beginners verwaarlozen de tekening van her oor en zelfs menig kunstenaar besteedt te weinig aandacht aan dit detail . De reden hiervoor is gemakkelijk te begrijpen : ten eerste is het geheel of gedeeltelijk bedekt door het haar ; ten tweede schijnt het alsof het oor slechts weinig bijdraagt tot de algehele expressie van het gelaat . Niets is minder waar en het zou een grote vergissing zijn , indien wij de studie van het oor achterwege lieten . Een onverantwoorde constructie van het oor of de verkeerde plaatsing daarvan in de kop , zou de eenheid van een portretstudie kunnen verstoren . Een andere reden zou de kunstenaars juist moeten prikkelen om het oor goed te tekenen ; evenals dit het geval is bij de handen , is ook het weergeven van het oor geen gemakkelijke taak en daarom is een erstige studie van dit onderdeel juist zo 'n goede oefening . Geen twee oren lijken immers op elkaar ! De algemene vorm van een oor kan men vergelijken met een schelp of een afgeplatte trechter , welke eindigt in een kleiner soepel aanhangsel : de oorlel ( fig . 26 ) . Maar zie nu eens wat een grote verscheidenheid van vormen wij kunnen ontdekken . Allereerst al in de wijze van aanhechting . Sommige zijn nauw verbonden met de schedel ; andere staan wijder uit . Kijk ook eens hoe grillig de kraakbeenachtige gedeelten gevormd kunnen zijn ; hoe verschillend van vorm zijn de oorlellen . Vaak zijn deze geheel opgenomen in de oorschelp . Je ziet het , de studie van het oor vergt een nauwkeurig observeren . Het gaat daarbij niet in de eerste plaats om een pijnlijk juiste detaillering , doch wel om het verkrijgen van een juist begrip van de bouw , met meteen daaropvolgend een verantwoorde aanhechting aan de schedel . Zoals je weet ligt het oor direct achter de verticale deellijn , welke de kop in profielstand in twee gelijke helften deelt ( fig . 12 - B ) . De plaats van de oorlel valt samen met de opgaande kaaklijn en met de horizontale lijn welke wij door de neustop trekken . De bovenrand raakt de horizontale lijn welke door de pupil loopt . Wanneer men deze hulplijnen trekt , ook bij koppen in " afgedraaide " standen ( zie fig . 14 ) , dan kunnen veel fouten worden voorkomen . Let ook vooral goed op , dat je het oor niet te groot of te klein weergeeft . Vergelijk zijn hoogte - en breedtemaat met een ander onderdeel van de kop .
Het haar .
Ook de belangrijkheid van dit onderdeel van de kop wordt door velen onderschat . De oude meesters tekende en schilderden de kapsels met een bijzondere zorg . En niet ten onrechte . Zij waren er zich terdege van bewust , Dat een juiste weergave van het haar in steke mate bijdroeg tot de werkelijke expressie van het gelaat . Voor ons gaat het er nu niet in de eerste plaats om dat wij vervallen in een gekunstelde , pietepeuterige weergave van de haardos , doch wel , dat wij begrip krijgen voor de haarmassa . Sommigen begaan de fout ieder haartje apart te willen tekenen ; dat is een volkomen verkeerd begin . Let dus op de totale massa en op de betrekking tussen kapsel en het overige gedeelte van het gelaat . Hebben wij die grote vorm eenmmal vastgesteld door middel van enkele rake lijnen , dan zijn vaak een paar accenten voldoende om een indruk te geven van krullen en golving in het kapsel . De hoge lichtpartijen moeten vooral niet te tonig gemaakt worden . Het beste kunt je deze blank laten terwille van een levendig effect . In de tekening van fig . 27 lijkt de haardos misschien teveel uitgewerkt , omdat de meeste illustraties in deze les nogal schematisch gehouden zijn . Toch is aan deze tekening heel goed te zien dat het aanbrengen van licht - en schaduwpartijen , welke de golvingen in het haar accentueren , een heel nauwkeurige observatie vergt . Ook de totale toonwaarde van het haar zal steeds vergeleken moeten worden met de toonwaarden in het overige gedeelte van de kop , opdat er een mooi geheel onstaat . Ook de haarinplant dient zorgvuldig bestudeerd te worden . Is dit niet het geval , dan onstaat vaak een haardos welke meer aan een pruik doet denken .
Overigens zal de bewerking van het haar een andere moeten zijn dan de wijze waarop je het gelaat zelf tekent . " Vlees " heeft nu eenmaal een ander karakter dan " haar " ; of om het duidelijker uit te drukken : het gaat niet om een en dezelfde materie . Onverschillig met welk materiaal je ook werkt , laat altijd een verschil in behandeling zien .
Bij het tekenen van het kapsel moeten wij niet te lang stilstaan bij de omtrek . Tekent je in één enkele lijn , laat dan kracht van die lijn voldoende variéren . Aan de lichtkanten dus dunner ; aan de schaduwkanten een krachtiger accent . Gaat het om een tekening in toon , geef dan eerst heel luchtig de omtrek van het kapsel weer , waarna je een algemene tint opzet . De hoge lichtpartijen laat je dan nog blank . Vervolgen zet je de accenten in de schaduwpartijen en daarna bepaalt je de waarde van de halftinten . Ten slotte zullen dan sommige lichtpartijen te fel blijken en deze moeten dus weer voorzichtig in hun juiste toon gezet worden . Pas er echter voor op , dat je niet in een weke of onzekere weergave vervalt . Je ziet , dat het tekenen van het haar geen gemakkelijk werk is , doch aan de andere kant moet je er van overtuigd zijn , dat , ook hier , een nauwgezette inspanning ruimschoots beloond zal worden .
11-06-2006
ART . NR . 28 . b , FIG . 30 . - GELAATSUITDRUKKINGEN
Art . Nr . 28 . b ,
Fig . 30 .
Gelaatsuitdrukkingen :
A , kalmte -- B , welgedaan -- C , nadenken -- D , Bezorgd -- E , vijandig -- F , verwondering -- G , schrik -- H , drift -- I , vrees -- J , blijheid -- K , smart -- L wantrouwen .
FIG . 29 . - MODELE VAN DE HALS DOOR JORDAENS
Fig . 29 .
Modelé van de hals
( fragment uit een schilderij van Jordaens ) .
ART . NR . 28 . b , FIG . 28 . - HALS
Art . Nr . 28 . b ,
Fig . 28 .
De plastiek van de hals ( half - schematisch ) - Rechts , het hoofd voorover en achterover gebogen .