TEKEN EN SCHILDERTECHNIEKEN EERSTE DEEL VANAF 14/10/06
19-11-2006
ART . NR . 81 . a , - FIG . 19 EN 20 . - DE GEKLEDE FIGUUR
Art . Nr . 81 . a , Fig . 19 en 20 . De geklede figuur . Schetstekening en voltooid werkstuk .
ART . NR . 81 . - FIG . 18 . - HET NAAKT
Art . Nr . 81 .
Fig . 18 .
Het Naakt
De voltooide aquarel .
ART . NR . 81 . - HET PORTRET EN HET NAAKT
Art . Nr . 81 .
Het Portret
Dit is een moeilijk onderwerp . We zeggen dit al dadelijk omdat we een beroep willen doen op uw werklust en het vaste verlangen om de moeilijkeheden te overwinnen , in u wakker willen roepen . Niets zou je bij deze beter kunnen helpen dan een duidelijke en degelijke constructieschets van het model . Dit moet de veilige grondslag vormen voor de aquarel , daar anders waterverfschilderen een gewaagde onderneming zou worden en derhalve iets ondeugdelijks . Laten we eens een mannekop bekijken ( fig . 17 ) . De schets werd getekend met een H.B. potlood en vervolgens voortgezet met het penseel . De arbeid werd weer in de gebruikelijke drie stadia tot een einde gebracht ; hier echter tonen we slechts de eerste en de laatste étappe . De tweede komt overeen met een reeds gevorderd werk , dat de kleuren aan de lichtzijde , eerst , en dan die van de schaduwkant uitdrukte met een brede wijze van doen en een vrij dit penseel .
Maar dit is niet alles . De achtergrond , krachtig van toon , is ook bij het begin van dit tweede stadium opgezet , zoals we straks nader zullen uiteenzetten bij de bespreking van de ontwikkelingsgang . In het verloop van het derde stadium komen dan nog de nader uitgewerkte détails . Onze kop vertoont karakter en leent zich goed tot een krachtig effect . Men zal opmerken dat aan beide zijden van de kop tegengestelde waarden zijn aangebracht in de achtergrond . Deze studie is geschilderd met min of meer brede toetsen , maar versmeltingen zijn er slechts weinige . De overgangen worden dan ook alleen door een spel van waarden uitgedrukt en enkele overschilderingen uit het derde stadium zijn duidelijk te zien op het schaduwdeel van het gezicht . Zij werden snel uitgevoerd , zonder afzwakkingen en natuurlijk met hun juiste waarden . Vermijd altijd om met de tinten te knoeien , wil men tenminste de aquarel zijn frisheid en doorzichtigheid doen behouden . We vragen de leerling om het eindresultaat goed te bestuderen ( fig . 17 ) . Het zal hem dan niet moeilijk vallen om het verloop van de arbeid te begrijpen en de volgende gang van zaken te controleren : 1e. Tekening van de kop . 2e. Aanbrengen van de achtergrond . 3e. Aanbrengen van de lichste vleeskleur , met uitsparingen voor de glimlichten . 4e. Aanbrengen van modulaties in de vorige toon . 5e. Aanbrengen van de zwakste schaduwtoon . 6e. Aanbrengen van de lichte haarkleur . 7e. Aanbrengen van de accenten in de schaduw en de haren . 8e. Uitwerking van de ogen . 9e. Voltooiing van het jasje .
Het Naakt
Daarvan laten we je alleen het laatste stadium zien , aangezien je thans zonder twijfel geheel bekend zult zijn met onze wijze van werken . Zoals steeds , werd de schetstekening gemaakt met een HB potlood , die aangevult werd met een opzet van het modelé ( het lichtgrijs van het potlood behoeft geen ongustige invloed te hebben op het coloriet van de huid ) .
Het werken met waterverf is hier verwant aan de studie van de kop . Het model vertoont vleeskleuren , die naar het okerachtige neigen en we plaatsen de verschillende modulaties in één keer met behulp van een nogal dikke penseel , dat goed in de verf zit ; te beginnen met de lichtpartijen . Maar voordien hadden we ons bezig gehouden met de achtergrond , die ons hulp moest bieden bij het vaststellen van de juiste kleurwaarden van het lichaam . We eindigden met het aanbrengen van lichte schaduwtonen op de stoelbedekking en met enkele détails op het gezicht .
Dank zij de voorafgaande studies zult je de techniek van de aquarel beter hebben leren kennen . Door te blijven werken , zult je de eerstverkregen resultaten kunnen overtreffen . Uw ogen zullen aan scherpte en gevoeligheid winnen en uw hand zal zich meer vaardigheid eigen maken . Niets zal je ervan weerhouden een wijze van doen te verwerven , die meer en meer een persoonlijk karakter zal vertonen . Wees intussen niet ongeduldig ; persoonlijkheid hangt niet slechts af van een zekere handigheid . Buiten vakmanschap , is deze vooral een kwestie van goede smaak , begrip , karakter en gevoel en hij ontluikt stellig niet in één dag . Men moet aan de arbeid en de tijd de zorg overlaten om hem te doen ontstaan .
18-11-2006
ART . NR . 81 . - FIG . 16 . - DE SCHETS - HET PORTRET
Art . Nr . 81 .
Fig . 16 .
Schets van fig . 17 .
ART . NR . 81 . - FIG . 17 . - VOLTOOIDE AQUAREL - HET PORTRET
Art . Nr . 81 .
Fig . 17 .
Voltooide aquarel .
Het Portret
ART . NR . 80 . a , - BLOEMEN
Art . Nr . 80 . a ,
Bloemen
Waarin schuilt de bijzondere aantrekkingskracht van bloemen voor de ogen van een schilder ? Waardoor wordt hij het meest geprikkeld ? Het antwoord is niet moeilijk ; het is in de eerste plaats de kleur , die het voorwerp van zijn picturale bemoeiingen zal zijn . Het is aan de weergave van de kleur dat hij zijn oplettendheid en zorg zal geven , om er de fijnheid , de uitzonderlijkheid , de schittering en de harmonie van uit te drukken . Eerder spraken we over de noodzakelijkheid om het palet aan te passen aan de aard van het uit te beelden onderwerp . Wat de bloem kenmerkt is de licht- de fris- de levendigheid en de straling van zijn coloriet . Men moet dus de beschikking hebben over doorschijnende en heldere kleuren , die zo dicht mogelijk de tonen , of hun samenstellingen , van de bloemen zelf benaderen , teneinde niet hun frisheid te ontnemen door te ingewikkelde mengsels . Zonder dat hierbij iets dwingend voorgeschreven is - we zeiden reeds waarom - volgen hieronder de kleuren , die je kunt toevoegen aan de reeds aanwezige , voor het schilderen van bloemen : aureoline , dat een zeer helder goudgeel - gele alizarine , dat doorzichtiger is dan andere gelen , vooral in verbinding met blauwen voor het verkrijgen van zeer warme en , natuurlijk , transpante groenen - indisch geel , zeer mooie en vrij doorschijnende kleur - rose kraplak , dat fijnere rose tonen maakt dan het gewone kraplak - Kraplak roodbruin , zeer warme bruinachtige lak die evenals de voorgaande kleuren , langzaam droogt en daardoor een " nat " werken mogelijk maakt -- Chinees geel , waarmee men groenen maakt , die niet " zwaar " zijn - saffierblauw , dat , samen met gelen , zeer zuivere groenen geeft - robijnrood , zeer helder - cobaltviolet , ietwat zwaar , maar kleursterk en levendig . Een met smaak samengesteld boeket zal een ideaal motief vormen . Natuurlijk speelt de opstelling van de bloemen en het lijnenspel , dat dit tot gevolg heeft , een , zoniet overwegende , dan toch zeer voorname rol en dit nu behoort tot de kunst van de compositie .
Laten we in verband met deze studie enkele beginselen in herinnering brengen , die hun waarde ook op andere terreinen hebben . Het is nodig dat een achtergrond in het geheel van de compositie meespeelt en voor bloemen , zoals voor stillevens , is het gewenst om op enige afstand achter het model een scherm te plaatsen , dat kan bestaan uit een gekleurd vel papier of een lap stof , waarvan de toon of tonen terzelfdertijd in harmonie zijn met en gunstig afsteken tegen de kleuren van het onderwerp . Deze achtergrond mag , wel te verstaan , na de voltooiing van de aquarel , niet op de voorgrond dringen ten koste van het eigenlijke motief . In sommige gevallen wordt de achtergrond het eerst aangebracht , in andere het laatst ; dit hangt geheel af van de tonen van het onderwerp in kwestie . In ieder geval moeten de tint of tinten , die hij bevat , snel met een dikke , goed gevulde penseel worden opgezet . Als de uitsparingen tijdrovend mochten zijn als gevolg van hun " uitgeknipte " vormen , bevochtig dan eerst het papier op de wijze , die we al vermeld hebben . Overigens is het niet altijd noodzakelijk om het gehele terrein van het motief zorgvuldig uit te sparen . Zekere gedeelten ervan kunnen de tint van de achtergrond krijgen , indien deze niet een slechte invloed gaat uitoefenen op de kleuren die , er later overheen komen . Een groen schaduwtoon , bijvoorbeeld , kan wel geplaatst worden over een grijze achtergrond , die natuurlijk het heldere groen van verlichte bladeren onherroepelijk zou bederven . Vaak kleurt men de gehele achtergrond met een lichte tint , die dan later weer herzien wordt met een zwaardere , ofwel " droog " , ofwel " nat " werkend . Denkt in dit verband aan , wat we gezegd hebben naar aanleiding van versterkte en verzwakte tinten .
Observeer en schilder niet van te dichtbij : laten we nog eens herhalen dat een aquarel synthese moet zijn , hetgeen inhoudt dat men een keuze , een selectie moet maken van de wezensbestanddelen van het model , voor wat betreft hun karakter , hun stijl en hun kleur . Om deze keuze te kunnen maken , moet men er niet met zijn neus op zitten .
De moeilijkheid van de uit te voeren onderwerpen dient geleidelijk aan vergroot te worden . Pak in het begin eenvoudige onderwerpen aan , vooral waar het bloemen betreft . Deze immers zijn onderhevig aan veranderingen , al zijn deze met het oog niet te volgen . In water geplaatst , gaan zij zich langzaam aan openen ; de aanblik van een boeket kan van het begin tot het eind van een zitting dusdanig veranderen , dat men er door in de war kan raken . Men moet dus snel tot een eindresultaat kunnen geraken ; voordat je de vaardigheid verworven hebt om ingewikkelde onderwerpen te kunnen uitvoeren , dient je zich eerst met simpeler modellen bezig te houden . Kies hen met smaak en het zal hun niet aan aantrekkelijkheid ontbreken .
Het gevolg van een en ander is dat de totale tijdsduur van een complete voltooiing niet meer dan drie of hoogsten vier uren in beslag mag nemen . Overigens zou ook de vermoeidheid een woordje gaan meespreken , waardoor de arbeid te lijden zou hebben . Probeer niet om de volgende dag weer aan uw aquarel te willen werken , want het model zou onherkenbaar geworden zijn . Bewaar hem in de staat , waarin hij zich bevindt , als hij niet voltooid zou zijn en beschouw hem als een document , waarvan het maken voor u een nuttige oefening geweest is .
Wij zullen nu twee verschillende opvattingen van het boeket in beschouwing nemen ; de eerste heeft een lichte en de tweede een donkere achtergrond .
De schilder RENEFER , wiens heengaan zozeer betreurd wordt en die de schepper is van de meeste hier afgebeelde aquarellen , die zo opvallen door hun vrije wijze van uitvoering , hun eerlijke factuur en de geest van vereenvoudiging , die hen beheerst , zal je nu het verloop van de arbeid beschrijven .
Eerste voorbeeld
We hebben een boeket samengesteld van pioenrozen met enkele irissen ( fig . 12 ) . Het rood van eerst genoemden wordt versterkt door het omliggende groen van de bladeren , dus door het contrast met zijn complementaire .
We zijn naar gewoonte te werk gegaan , maar , na een constructie , uitgevoerd met het penseel in een neutrale , zeer zwakke , grijze toon ( fig . 10 ) , zouden we in dit geval de aquarel hebben kunnen beginnen en voltooien zonder de inschakeling van een tweede stadium ( fig . 11 ) . Het onderwerp staat onder een stabiele belichting en de elementen , waaruit het is gevormd , vertonen duidelijk uitgesproken vormen . Men kan dus ieder onderdeel afzonderlijk uitvoeren ; de juistheid van de waarden wordt bepaald door een scherpe waarneming van hun betrekkelijke intensiteit . De aquarel kan dus beschouwd worden als een aaneenschakeling van " fragmenten " , die zich aan elkaar vasthechten en in de slotfase behoeft het werk slechts met zeer weinig aanvullende toetsen verrijkt worden .
Tweede voorbeeld
Hier ( fig. 15 ) zien we een tak seringen in een chinese pot , tegen een donkere achtergrond . De problemen zijn hier wel wat groter dan bij het vorige voorbeeld , zonder dat zij daarom de leerling behoeven te ontmoedigen . Moeilijkheden overwinnen is overigens een plicht van ieder , die wat wil leren . In ons geval schuilt deze - hetgeen eigenaardig mag klinken - in de uitvoering van de achtergrond . Meer dan ooit is hier het gebruik van een forse penseel , die rijkelijk van verf is voorzien , noodzakelijk . Na voltooiing van de schets ( fig. 13 ) , zoals die ook gemaakt is voor het boeket pioenen , wordt de toon van de achtergrond zeer royaal opgezet , bovenaan te beginnen en dan geleidelijk naar beneden werkend , waarbij het silhouet van bloemen en bladeren natuurlijk uitgespaard blijft . Tijdelijk moesten we de tint links boven in het smalle gedeelte in de steek laten en lieten op die plaats dan ook een flinke hoeveelheid verf achter , die we later nog nat konden aantreffen , toen ons penseel die verf weer nodig had om hem verder naar beneden aan de linkerzijde uit te strijken . We merken hierbij op , dat we de achtergrond aan de rechterzijde evenim achter elkaar van boven naar beneden hebben voltooid , om niet de kans te lopen dat in die tussentijd de verf aan de linkerzijde geheel zou opdrogen . We hebben dus ook de rechterkant in twee étappes uitgevoerd , daarbij hetzelfde systeem volgend als aan de linker kant , dus ook met tijdelijke achterlating van een hoeveelheid verf , die later weer dienst kon doen . Hiermede werd dus een groot deel van het papier bedekt en we vervolgden met het gebladerte op te zetten in een groene toon , die overeenkomt met de zwakste waarden en die nuances kregen volgens het gamma van warme en koele groenen , dat het vertoont . Terwijl deze groene toon nog enigszins vochtig was , begonnen we dadelijk met de groenen van sterke en van middelwaarden , altijd in hun eigen nuances .
Het wit van het papier blijft uiteraad altijd gereseveerd voor de bloemen zelf , waarop we als slotbewerking ,enkele modulaties van zeer lichte waarde plaatsen van veronees groen , dat lichtjes gebroken werd met kraplak . Ook moesten de vaas , het palet en het glas met het penseel nog voltooid worden , daarbij steeds van de lichtste toon uitgaande . Voor het aanbrengen van de achtergrond , zou het papier bevochtigd kunnen worden , maar we hebben dit werkstuk op droog papier tot stand gebracht .
ART . NR . 80 . a , - FIG . 13 , 14 EN 15 - BLOEMEN - AQUAREL
Art . Nr . 80 . a , Fig . 13 , 14 en 15 . Aan weerszijden , de schets , en het tweede stadium . Ook hier in het midden de voltooide arbeid . De achtergrond vertoond een mooie , geleidelijk verzwakte toon , die enigszins trilt , als gevolg van de grotere en kleinere verschillen in waarden , die nochthans dicht bijeen horen , bijvoorbeeld in het bovenste deel . Onder de onderhavige omstandigheden moet men beurtelings aan de linker - en aan de rechterzijde werken , dus door telkens een stukje van de achtergrond onvoltooid achter te laten , na hem goed van verf voorzien te hebben .
ART . NR . 80 . a , - FIG . 10 , 11 EN 12 - BLOEMEN - AQUAREL
Art . Nr . 80 . a , Fig . 10 , 11 en 12 . Schets en eerste stadia van de uitvoering . Voltooide aquarel . Hier heeft je een uitmuntend voorbeeld die , wel verre van de arbeid geweld aan te doen, haar juist uitstekend weergeeft ; men voelt als het ware de zwaarte van de bloem en het gekrioel van zijn blaatjes .
17-11-2006
ART . NR . 80 . - OEFENINGEN IN DE PRAKTIJK
Art . Nr . 80 .
Oefeningen in de Praktijk
Het Stilleven
Evenals bij het schilderen met olie - en gouacheverf , zal het eerste volledige werkstuk bestaan in het schilderen van een stilleven . Dit soort van onderwerp stelt ons in staat tot een langdurige waarneming door de onveranderlijkheid van het licht op voorwerpen die zelf ook onbewegelijk zijn .
Eerste Voorbeeld
Bekijkt het stilleven , dat in fig . 7 is afgebeeld . Zijn compositie is eenvoudig , zijn kleuren levendig en afwisselend . We hebben het op droog papier uitgevoerd .
Uiteraad hebben we , als eerste stadium , een solide contructieschets gemaakt , eerst , zeer licht , met een HB potlood , dat vervolgens overtrokken wordt met de penseel in een neutrale , zeer zwakke toon (fig. 5 ) . Voor de verdere uitvoering zal hij onze gids moeten zijn , wanneer we de verschillende tinten gaan aanbrengen , die het onderwerp ons te bieden heeft . Je zult constateren dat dit eerste stadium bovendien een oppervlakkige aanduiding te zien geeft van de voornaamste schaduwpartijen , eveneens uitgevoerd in dezelfde neutrale , lichte toon ( samengesteld , bijvoorbeeld , uit ultramarijn en gebrande sienna ) die overigens geen enkele invloed zal hebben op de werkelijke schaduwkleuren van het onderwerp . We moeten er echter op wijzen dat men zich ook alleen tot potlood kan beperken voor de schetsopzet , waarbij men , desgewenst , de belangrijkste schaduwen met arceringen kan aanduiden .
Vervolgens hebben we alle aanwezige kleuren aangebracht , schaduwen zowel als lichtpartijen , deze laatste met één slag raak . We herhalen dan ook nog eens dat waterverf een procedé is , waarbij men het geziene moet samenvatten , dus een van vereenvoudiging en " keuze " . De geest onthoudt datgene , wat hij gekozen heeft uit alles , wat zijn ogen opvangen , en door die " eerste gooi " , moet de aquarel al het wezenlijke van het motief kunnen tonen . Het werk wordt dan nog eens onderhanden genomen om de schaduwen die , al drogend , lichter zijn geworden , te versterken . Men werkt dan op een droge ondergrond , met een penseel dat altijd goed van verf is voorzien en de verschillende overgangen worden dan uitgedrukt volgens de methode , die we reeds bespraken . Op fig . 6 ziet je een afbeelding van het tweede stadium , dat zoals men ziet , reeds zeer dicht het eindresultaat benadert ( fig . 7 ). Bestudeer vergelijkender wijze , de drie opeenvolgende stadia om jezelf goed rekenschap te geven van de ontwikkelingsgang van het werk .
Zonder twijfel zullen herhaalde oefeningen je een grote handvaardigheid kunnen verschaffen , tesamen met een vergroting van uw kennis van de mogelijkheden van uw palet en van de gedragingen van uw kleuren , zoals die verdund met water , op het papier worden uitgespreid . Eerst dan zult je in staat zijn om - zoals het behoort - een aquarel in één enkele beweging uit te voeren met de snelheid die deze techniek nu eenmaal vereist , dus zonder herhaalde overschilderingen en , nog meer , zonder verderflijk geknoei . Went je aan om van het begin af , zonder aarzeling , te werk te gaan , met een in voldoende mate gevuld penseel ; het alternatief zal uitlopen op armoedigheid en droogheid .
Tweede voorbeeld
Thans gaan we eens werken op vooraf bevochtig papier , om "nat " te modelleren Bij deze techniek , waarover we het voornaamste mededeelden , volstrekt de verzachting van de omtrekken zich vanzelf , het ineenvloeien van penseelstreken gaat gemakkelijker , maar we herhalen toch dat men van dit procedé geen misbruik moet maken om geen " wolligheid " , geen " vloeipapier - effekten " te doen onstaan .
Is de schetstekening voltooid , dan bevochtigt men de achterkant van het vel met een goede natte spons en dan wacht men met schilderen tot het water goed in het papier is gedrongen . Wil men , buiten werken , het vochtgehalte van het papier in stand houden , dan kan men het papier - als dit vrij dik , dus nogal stijf is - uit het raamkarton halen en het aan de achterkant met een natte spons bestrijken , terwijl men het aan de bovenkant vasthoud . Ook kan men , maar dan op de voorkant , nog blanke gedeelten met een penseel met schoon water bewerken . Maar hoe men het ook doet , het papier mag geen te grote hoeveelheid water bevatten , anders gaan de kleuren hun schittering verliezen . Als algemene regel geldt , dat het papier vochtig moet zijn voor de achtergronden , minder vochtig voor de tussenplans en nog minder voor de voorgrond . Aangezien de indroging zich voltrekt tijdens de arbeid en dat naarmate men van het eerste naar het laatste overgaat , zal alles dus goed kunnen gaan , mits de vochtigheidgraad van het papier niet te groot is ; is het geheel droog , dan kan men de laatste accenten gaan aanbrengen . Het kan zijn nut hebben , om , naar gelang de nagestreefde effecten , nu eens op vochtig , dan weer op droog papier te schilderen en , zelfs als je niet tevoren besloten hebt om volgens het hierboven beschreven systeem te werken , zult je er , minstens ten dele , toe gebracht worden om hen te gaan toepassen . Voor ons tweede voorbeeld ( fig . 9 ) hebben we eerst , zoals nu eenmaal nodig is , de schets gemaakt en wel met potlood en niet met lichte waterverf . Het papier moet immers vochtig zijn en onder de , hier nog sterkere invloed van het water , zouden de schetslijnen in waterverf kans lopen om , althans gedeeltelijk , te verdwijnen . De tekening moet dus krachtig zijn en lang zichtbaar blijven ( fig . 8 ) . Het tweede stadium zal een bijna volledige uitbeelding van het onderwerp moeten geven omdat het papier zijn vochtige staat niet lang behoudt en men dus tijdens deze tweede étappe vrij ver zal moeten gaan ; snelheid en trefzekerheid zullen bij deze techniek goed te pas kunnen komen . De grote moeilijkheid schuilt in het gedrag van de verf . Aangebracht op het papier , dat wel vochtig is , maar aan zijn oppervlakte er dof uitziet , heeft hij de neiging om zich te verspreiden buiten de hem toegemeten grenzen , hetgeen onduidelijkheid en zelf verwarring in de vormen ten gevolge kan hebben . Het is dus aangebracht om de tinten niet geheel tot aan de omtrekken uit te spreiden , maar iets ervoor te laten ophouden , zonder deze lacune te groot te maken . Geplaatst op de normale afstand zal het oog in de voltooide aquarel niets van deze blanke strookjes merken , die overigens door de zuigende werking van het papier toch wel verf zullen hebben opgenomen .
We tonen je niet het tweede stadium , dat nauw verwant is aan het laatste ( fig . 9 ) , die het resultaat is van een afwerking , waarbij bepaalde waarden versterkt werden en bepaalde vaagheden verbeterd op het nu geheel droge papier .
Samenvattend zouden we willen zeggen dat het werken op bevochtigd papier in het bijzonder op zijn plaats is voor bepaalde vloeiende en wazige effecten , zoals vooral het landschap die bezit , maar dat in beginsel deze techniek bij alle soorten van onderwerpen kan worden aangewend . Het is natuurlijk duidelijk dat " droogheid " hier niet gevreesd behoeft te worden , waar tegenover staat dat men zich voor weekheid en vaagheid moet hoeden . Deze immers kunnen het gevolg zijn van een schilderen op te nat papier en een ondeskundig opbrengen van de kleuren .
ART . NR . 80 . - FIG . 8 . SCHETSOPZET MET IETS ZWAARDER GEBRUIKT POTLOOD
Art . Nr . 80 .
Fig . 8 . Dit werk werd uitgevoerd op vooraf bevochtigd papier . Door dit feit werd de schets uitgevoerd met iets zwaarde gebruikt potlood , zodat hij langer zichtbaar bleef .
ART . NR . 80 . - FIG . 9 . - VOLTOOIDE AQUAREL
Art . Nr . 80 .
Fig . 9 . Op de voltooide aquarel zult je , vooral in de schaduwen , het resultaat waarnemen van de bevochtiging van het papier door de meer " wazige " effecten , die daarvan het gevolg zijn .
16-11-2006
ART . NR . 80 . - FIG . 5 EN 6 . - HET STILLEVEN
Art . Nr . 80 .
Fig . 5 en 6 . Schetsopzet en tweede stadium .
Het Stilleven . Aquarel
ART . NR . 80 . - FIG . 7 . - VOLTOOIDE AQUAREL
Art . Nr . 80 .
Fig . 7 .
Voltooide aquarel . Het gehele werk werd op droog papier uitgevoerd .
ART . NR . 79 . e , - VERWIJDERINGEN
Art . Nr . 79 . e ,
Verwijderingen
Soms raakt men bij het aanbrengen van de tinten bepaalde lichtplekken kwijt , vooral indien deze van geringe afmetingen zijn . Wanneer dit laatste het geval is , kan men die kleine lichtjes terug vinden door eerst de bewuste plek nat te maken met de punt van een penseel met schoon water ; daarna wacht men enkele ogenblikken en droogt men het overtollige water af met wit vloeipapier . Vervolgens neemt men de geweekte kleur weg door de top van de wijsvinger , die bedekt is met een schoon lapje , krachtig tegen het papier te drukken . Deze operatie moet , zoals alle verbeteringen , doelbewust en zonder aarzeling worden uitgevoerd . Als men de eerste keer niet slaagt , kan men de bewerking nog eens herhalen , maar daarna niet meer ! Dan zou er n.l. een kruimel op het papier gaan onstaan en daarop kan men niet meer met succes schilderen . Op echt aquarelpapier heeft men als redmiddel slechts het radeermesje , waarvan het lemmet een rechte hoek moet vormen met het papier om dit niet te beschadigen . Overigens is dit slechts mogelijk bij een studie en in het algemeen , niet bij een werk , dat voor een tentoonstelling bedoeld is . Aan de andere kant kan men bij vers geplaatste , nog vochtige verf , sterke lichtjes veroorzaken door de kleur met een stukje wit vloeipapier op te zuigen of door het papier zeer lichtjes een met de vinger samengekneed bollentje van broodkruimels te drukken , dat schoon gehouden moet worden ; anders neemt men een nieuw bolletje . In vergezichten kan men ook lichtere plekjes maken met de punt van een penseel , dat dan slechts weinig water dient te bevatten , teneinde geen vlekken te doen onstaan . Men moet hem dan vaak afspoelen en wel na iedere keer , dat hij wat verf weggezogen heeft .
Weet echter wel dat men op een echte aquarel in geen geval witte gouacheverf mag gebruiken voor het aanbrengen van lichtpatijen en wel om reden van zijn ondoorschijnendheid . De juiste werkwijze hierbij , wanneer het gaat om lichte partijen , die tegen bepaalde tinten afsteken en bedekt moeten worden met lichtende tonen , is om deze zorgvuldig uit te sparen . Reeds zeiden we dat hierin een van de moeilijkheden van de aquarel schuilt , vooral als deze uitsparingen smal zijn en ingewikkelde omtrekken bezitten . Door zich te oefenen , kan men ook hierin leren slagen . Daarentegen is het overbodig om uitsparingen te maken , wanneer de uiteindelijk te bereiken toon niet behoeft te lijden door de aanwezigheid van een tint , die op de bewuste plek in eerste instantie aangebracht zou zijn .
Wanneer men , door een onhandigheid met het penseel , de begrenzingen van een andere tint heeft overschreden , kan de nog natte verf met een droge vingertop weer op zijn plaats gedrukt worden , wanneer men niet de beschikking heeft over een stukje vloeipapier om aanstonds de ongewenste fransjes weg te zuigen .
Je weet thans hoe je uw schetstekening van kleur moet voorzien , maar waar te beginnen ? De klasieke methode , bestaat , in het eerst aanbrengen van de lichtende kleuren , vervolgens de halftinten , daarna de schaduwen , om dan te eindigen met détails , kleine accenten en , eventueel glacis . Zoals we zeiden , kan een aquarel tot stand komen op droog of op bevochtigd papier , naar gelang het onderwerp . Vaak worden beide manieren gecombineerd . Zo kan men bijvoorbeeld het papier met een penseel aan de voorzijde nat maken op die plaatsen , waar men een lucht , al of niet bewolkt of waterpartijen gaat schilderen , of ook wel voor vergezichten en wel door de aard van deze elementen , de vervoeiingen die zij vertonen , om een te grote hardheid en schepte aan hun randen te voorkomen , terwijl men dan de accenten op droog of bijna droog papier kan plaatsen . Een te grote vochtigheid van het papier moet intussen ook voorkomen worden om niet te veel slapheid en wazigheid in het werk te krijgen .
Je zult thans ongetwijfeld in voldoende mate ingelicht zijn , om de studie te gaan aanpakken van de verschillende voorbeelden , die we in hetgeen volgen zal , zullen behandelen . We hebben je enkele voorschriften aan de hand gedaan , in het bijzonder om bepaalde misgrepen en fouten te kunnen herstellen , maar je moet intussen niet teveel op deze lapmiddeltjes gaan rekenen om uw inspanning te laten verflauwen , die voortdurend op het best mogelijke resultaat gericht zal dienen te zijn , zonder het voorwendsel dat er wel een of ander middeltje bestaat om een fout te kunnen herstellen .
Laten we er tenslotte nog eens aan herinneren dat een aquarel een beknoptere wijze van doen met zich meebrengt dan een schilderij in olieverf , zonder dat men daarom de weglatingen en vereenvoudigingen moet overdrijven . In het geval van overschildering van een tint - en het is niet in te zien dat men die zou kunnen ontberen - denk er dan aan dat , als je prijs stelt op het behoud van een zekere doorzichtigheid , één enkele of twee overgeplaatste tonen per onderdeel voor de ver verwijderde plans en twee of drie voor de dichtbij gelegen plans voldoende moeten zijn om het gewenste effect te kunnen bereiken . Een aquarel dient eenvoudig " gewassen " te zijn , zo breed mogelijk . Richt uw aandacht dus op het essentiële , de hoofdzaken .
Bij de voorgronden dient uw werkwijze om een vergelijking te trekken , die van het mozaïek te benaderen ; uw tinten zullen zich dan niet gaan wijzigen , hetgeen zonder mankeren zou geschieden , indien je zou proberen hen te laten samensmelten . Een eventueel " brokkelig " aspect zal verdwijnen wanneer men het werk op de gebruikelijke afstand bekijkt en , met deze " optische " ineenvloeiing , zullen dan tevens stevigheid en frisheid verkregen worden .
We hebben al gesproken over de hoeveelheid van de tonen en tinten , waarmee men kan overschilderen . Laten we het nu eens hebben over hun hoedanigheid . Op weinige uitzonderingen na , bevatten de tonen in de natuur de drie primaire kleuren : rood , geel en blauw . Zeer zeker kan een van deze drie onder omstandigheden slechts in minieme mate aanwezig zijn . Maar op de een of andere manier is hij er toch , want er bevindt zich n.1. altijd lucht tussen het oog en het geziene voorwerp en deze lucht veroorzaakt het onstaan van grijs . Welnu , de rol van de derde kleur - complementaire van de vermenging van de beide andere - bestaat juist in het verwekken van dit grijs . Blijft rekening houden met deze opmerking . Je zult dan gebroken tonen gaan samensmelten en het scheeuwend coloriet uit de weg gaan , dat zo vaak te zien is van beginnelingen , vooral in de groenen , waaraan men , in het bijzonder in schaduwpartijen , soms een heel klein beetje kraplak moet toevoegen . Zo niet , dan zult je zich , zoals FAGES schrijft , bezig houden met plaatjesmakerij en niet met schilderkunst .
Juistheid van de tonen , die het gewenste effect te voorschijn zullen roepen - waarheidsgetrouw van het coloriet , dat vereenvoudigd is , maar in zijn kern de werkelijkheid moet weerspiegelen - eenvoud door het verwaarlozen , weloverwogen , van onnodige onderdeeltjes , dus een groot gehouden verfopdracht , ziedaar het drietal goede eigenschappen , die je zich eigen zult moeten maken .
Ga niet aarzelend te werk bij de uitvoering , maar oefen je er in om een aquarel meteen " raak " te doen zijn . Schiet men er eens naast , dan is dat geen reden om te gaan wanhopen . Alle kunstenaars , ook de grootsten , hebben dat ondervonden . Tracht tenminste die eerlijkheid in uw werk te leggen , die één van de aantrekkelijkheden is van deze zo bekoorlijke kunst .
Enkele opmerkingen
We komen hier nog eens terug op enkele reeds versterkte inlichtingen , teneinde ieder misverstand uit de weg te gaan .
We hebben gezegd dat men een nieuwe tint niet in contact moet brengen met een andere , die nog vochtig is , om de één niet in de andere te laten binnendringen . Het spreekt vanzelf dat dit gebod geen grond meer heeft , wanneer een versmelting van de ene toon in de andere juist uw doel is .
We hebben ook te verstaan gegeven dat een misbruik van vermengingen de frisheid van de tonen in gevaar brengt . Men moet er zich dus op toe leggen de tonen op eenvoudige wijze samen te stellen . Zeer vaak kunnen twee goed gekozen kleuren voldoende zijn om de vereist toon op te leveren , zo gecompliceerd als hij op het eerste gezicht ook schijnen mag . Is twee niet genoeg , maar dan ook alleen in dat geval , dan gaat men een derde te hulp roepen . Vermenigvuldig dus niet met alle geweld uw kleursamenstellingen , door er vier , vijf of meer te gebruiken , want dan gaat uw coloriet onherroepelijk vervuilen en zult je vervallen in dorre en grauwe tonaliteiten .
15-11-2006
ART . NR . 79 . d , - VERBETERINGEN EN DE TOETS
Art . Nr . 79 . d ,
Verbeteringen
Wanneer men ontevreden is over de zojuist aangebrachte tint , bij het begin van de arbeid , is het het beste om hem geheel af te wassen met veel water , onder de kraan of met een spons . Is hij zeer licht van toon , dan kan een stuk wit vloeipapier volstaan , maar als hij al begonnen is in te drogen is het niet meer mogelijk om het papier geheel wit te krijgen . In zo'n geval zit er niets anders op dan de volledige indroging af te wachten om dan te trachten de ongewenste toon te wijzigen met behulp van een overschildering . Tinten die met zware kleuren zijn samengesteld verdwijnen gemakkelijker van het papier dan zeer transparante , want de eerste blijven meer aan de oppervlakte van het papier zitten .
Om ieder misverstand te voorkomen , willen we hier een opmerking maken . We hebben meermalen over glacis gesproken , maar dat zou je er niet toe brengen om te gaan denken dat men dit hulpmiddel voortdurig te baat zou moeten nemen . Het is altijd beter om te proberen meteen de gewenste toon te vinden en het is alleen als je daarin niet slaagt , dat je een glacis moet toepassen om een of andere kleur in de gewenste richting te veranderen .
De Toets
Alles wat tot dusver over tinten gezegd werd , maakt het je mogelijk zich meer rekenschap te geven van het juist hanteren van uw penselen . Men houdt hem in de hand als een vulpenhouder en men moet er nooit mee op het papier heen en weer wrijven , maar slechts de tint uitstrijken over het vereiste deel van het papier . Bij eenzelfde kleur gaat men te werk met banden van boven naar beneden , dus niet door toetsen in allerlei richtingen , die niet aan elkaar aansluiten . Iedere keer dat het mogelijk is om brede penseelstreken te gebruiken , doe het dan ook ; dus geen kleine , voorzichtige toetsjes als één enkele brede kan volstaan . Wanneer men uit te sparen onderdelen nadert , gebruikt dan de punt , en dus niet de buik van uw penseel , om te voorkomen dat de bewuste grenzen worden overschreden .
De toets , en dit is meer een kwestie van gevoel dan van beschrijving , moet afwisseling hebben in zijn richting , zijn stand , op het papier , in overeenstemming met het onderwerp , dat men schildert ; hij moet medewerken om de materie en de vorm ervan voelbaar te maken . Soepel en wazig in de luchthemels en de vergezichten , strakker en steviger in de terreinen, waarvan hij de golvingen zal volgen en die soms onregelmatigheden vertonen in de voorgrond . De toets zal anders moeten zijn bij , bijvoorbeeld , het gebladerte van een eik en dat van een pijnboom , of bij een wolk en een rots . Magere toetsen dienen men steeds te vermijden .
Reeds spraken we over de techniek van het over het papier laten " glijden " van het penseel , wanneer dit papier zeer korrelig is ; daarop zullen we dus niet meer terugkomen .
ART . NR . 79 . c , - OVER ELKAAR HEENGEBRACHTE TINTEN
Art . Nr . 79 . c ,
Over elkaar heengebrachte tinten
Het versmelten van tinten is nochtans niet een strikte vereiste voor de aquarellist ; eenzelfde effect kan beriek worden door arceringen ( kwaststrepen ) en over elkaar gezette tonen , wanneer men een werk op de normale afstand bekijkt . We hebben daarmede de traditionele wijze van doen voor de versterking van kleurwaarden , die de voordelen heeft om zowel de logheid als de slapheid , de vaak voorkomende bezwaren van het verdrinken , te omzeilen .
Wanneer het papier reeds van een bepaalde toon voorzien is , kan men er een andere overheen schilderen , onder uitdrukkelijke voorwaarde echter , dat de eerste geheel droog is en dat men de tweede aanbrengt zonder enige vorm van druk , want anders zal de schade niet meer te herstellen zijn . Als de opgezette tint van dezelfde kleur is als de overschilderde , wordt van deze alleen de intensiteit versterkt . Zijn de kleuren echter verschillend , dan kunnen zich twee gevallen voordoen : a ) Ten eerste kunnen we twee doorschijnende kleuren kiezen ; hun combinatie verwekt een optische vermenging van de twee tonen , ongeveer gelijk aan die men door oplossing verkrijgt . Hetzelfde geschiedt indien alleen de onderliggende tint ondoorschijnend is , evenwel zal het effect dan minder frisheid in de fijne en meer intensiteit in de krachtige fragmenten opleveren . b ) Ten tweede kan de opgezette toon zelf van een ondoorzichtige kleur zijn . Wat er dan ook onder zit , zal uitgeschakend worden door de ondoorzichtigheid . Deze wijze van doen zou men dus moeten vermijden . Maar , aangezien ondoorzichtigheid afneemt naarmate men meer water toevoegt aan de oplossing , kan men , onder omstandigheden met een tint van ondoorschijnende kleur overschilderen , op voorwaarde dat deze zeer waterig is .
Dit brengt er ons toe om nog eens over glacis te spreken . Dank zij dit , mits met verstand toegepast en niet willekeurig , op goed geluk af , kan men de kleurwerking van een onderliggende toon kracht bij zetten , of het omgekeerde , hem verzachten met behulp van een , steeds lichte tint , die samengesteld is met zijn complementaire . Nogmaals wijzen we er op dat men hen niet moet aanbrengen op een ondergrond , die zeer droog is en , om de kleur van deze laatste niet te gaan verdunnen , moet het penseel luchtig en vol met verf over het papier glijden , zonder daar met kracht op gedrukt wordt .
Naast elkaar geplaatste tinten
In een aquarel worden de tinten niet alleen over elkaar heen aangebracht . Zij worden aanvankelijk naast elkaar geplaatst . Hier doet zich geen enkele extra moeilijkheid voor , maar wel moet een eenvoudige , doch belangrijke voorzorg in acht worden genomen : niet een snel contact maken tussen een nog natte tint en een andere , die men er naast zet . Tenzij men dat binnendringen juist verlangt en dan nog , dient , evenals bij de verdronken tonen , de tint die de ander voor een deel gaat binnendringen , een grotere , of minstens even grote , kleurdichtheid te bezitten . Indien men op vooraf sterk vochtig gemaakt papier werkt , is het zelfs aangeraden om tusen deze beide een dun streepje wit open te laten , waardoor zij gescheiden blijven teneinde een plotselinge instroming van een kleur in zijn buurman te ontlopen . We komen hier niet meer terug op de theorie van de kleuren , de tegenstellingen enz. We brengen je slechts in herinnering dat een willekleurige kleur voor het oog , de hem omringende kleur , beinvloedt met zijn complementaire .
Dit feit wordt van grote betekenis juist als het er om gaat tinten naast elkaar te plaatsen en meer in het bijzonder wanneer je geplaatst wordt voor de keuze van een kleur voor de achtergrond en waarbij men rekening moet houden met de kleur van het voorwerp , waar hij achter staat . Hoe zij er ook uitzien , tinten van een zekere uitgestrekheid moeten altijd rijkelijk in de verf worden gezet , zodat er zich een klein hoopje overtollige verf gaat vormen aan de onderzijde van het besteken vlak , dat men kan wegnemen met de iets vochtige punt van de penseel . Toch kan men , op welgekozen plaatsen en in overeenstemming met het aspect van het onderwerp in kwestie , hier en daar door de tinten kleine kleur ophopingen laten onstaan , die zeer typisch zijn voor het procedé van de waterverf . Dank zij hen kan een aquarel , die reeds lang droog is , een min of meer vochtige aanblik bewaren van een bekoorlijke frisheid .
Ook moet men zijn tinten wat meer kracht geven dan die , die men wil navolgen , want bij het indrogen worden zij veel lichter en dit nog meer wanneer het papier tevoren vochtig gemaakt is : vooral blauw en geel worden de helft lichter , hetgeen men duidelijk kan constateren door een vergelijking met een op droog papier geplaatste toets .
In het begin is het stellig niet eenvoudig om deze " versterkingen " van tinten hun juiste gehalte te geven . Wees daar niet ongerust over want de praktijk zal je uw kleuren beter doen leren kennen .
14-11-2006
ART . NR . 79 . b , - VERSMOLTEN TONEN
Art . Nr . 79 . b ,
Versmolten tonen
We gaan verder . Het kan zeer vaak te pas komen , niet om een tint van dezelfde kleur , al of niet vlak , aan te brengen , maar om er een te maken , waarin verschillende tonen in elkaar overaan , versmeltingen . Men moet in zo'n geval zoveel mogelijk met een enkele bewerking zien te volstaan, zonder onberedeneerde overschilderingen en in ieder geval zonder peuterig geknoei . Gesteld dat we een achtergrond een grijze kleur , samengesteld uit gebrande sienna en cobalt , willen geven , waarin beurtelings de ene en dan de andere kleur moet domineren .
We bevochtigen daartoe het papier met schoon water ; de stand van het papier mag in dit geval slechts weinig hellen . We maken dan een matige hoeveelheid van de tint , die uit een mensel van onze beide kleuren bestaat , in een van de uitgeholde afdelingen van het palet ; vervolgens plaatsen we op het papier dat niet meer glimmen mag , aan de linkerzijde enkele toetsen van ons mengsel door middel van een penseel , dat slechts matig van verf voorzien is . Hier behoeft men in het geheel niet met regelmatige kleurbanden te werken en dikke kleurhoopjes doen ontstaan . Wat hier nodig is , is om steeds in het penseel over een matige hoeveelheid verf te blijven beschikken , teneinde het papier gelijkelijk te bevochtigen , dit om geen vlekken en randen te doen onstaan . Is dit geschied , dan gaan we deze toetsen geleidelijk aan verbinden met andere toetsen , die in hun verdunning nu eens wat meer van de ene , dan weer wat meer van de andere kleur zullen bevatten , waarbij men , hetzij de waarde van de tint gelijk kan houden , hetzij deze gaat verzwakken of versterken . Op die manier zullen we een gehele reeks afgezwakte tonen verkrijgen , met een wisselende dominante en talrijke overgangstonen , die op aantrekkelijke wijze het coloriet van de achtergrond zullen doen trillen , zonder horten en stoten , als gevolg van versmelting , die de goed verbonden toetsen zullen ondergaan .
Het is mogelijk - en dit is niet in tegenspraak met wat zojuist beweerd werd - om later op dit werk terug te komen , maar dan alleen onder de strikte voorwaarden , dat de plaatsen , waar men nog eens overheen wil schilderen nog goed vochtig zijn en dat de penseel niet al te vol verf zit .
Deze bewerking kan uitgevoerd worden , niet slechts met twee , maar ook met drie of meer kleuren . We kunnen je niet genoeg aanraden je hierin te oefenen , want zo dient je een aquarel te behandelen , in wezen , n.l. door onophoudelijke modulaties de afwisselingen in kleur en kleurwaarden uit te drukken , die de voorwerpen of het onderwerp , dat je wilt naschilderen in werkelijkheid te zien geeft . Door een zodanige gang van zaken zult je het aantal overschilderingen en glacis tot een minimum beperken , want meesttijds zult je de vereiste kleur of toon met één slag te pakken hebben .
Verdronken tinten
Wanneer een achtergrond nog vers is , zoeken we op ons papier een plekje uit waar de kleur , van lichte waarde , nog enigszins glimt . Nu nemen we het penseel cobalt of siennabruin in een flinke dosis ; de kleur doet er weinig toe , als het maar een flinke hoeveelheid is , het gaat hier n.l. alleen maar om een demonstratie . Nu komt bij die verf een klein beetje water en dan plaatsen we de punt van het penseel op de tevoren uitgekozen plek : dit kleine toetsje zal zich gaan uitbreiden , verder uitvloeien , steeds naar buiten toe lichter van toon wordend , terwijl het centrum toch altijd een zekere kracht blijft behouden . Dit is nu wat men het " verdrinken " van een tint noemt . Houd daarbij goed voor ogen dat een tint alleen goed in een andere kan verdrinken , wanneer deze laatste nog vochtig is en vooral indien de kracht van de te verdrinken kleur groter is dan die van de kleur , die hem moet opnemen . Zo niet , dan zal een lichte vlek en een kring in de verf onstaan . Naarmate de onderliggende toon vochtiger is , zal de tweede zich gaan uitbreiden . Op deze wijze te werk gaande , kan men op bepaalde plaatsen accenten verkrijgen , die zich meer of minder versmelten met de kleur , waaraan zij een versterking verschaffen . Men moet echter van dit procedé geen misbruik maken om niet een onaangename , wollige slapheid te doen onstaan , vooropgesteld dan altijd , dat je met alle " verdrinkingen " slagen zult .
Men zal gemakkelijk inzien dat , waar verdronken tinten zichzelf van lieverlede afzwakken , deze goed gebruikt kunnen worden om voorwerpen ronding te geven , dus om iets te laten " draaien " . Men kan hen ook toepassen bij de weergave van uitvloeiende en wazige elementen , zoals weerspiegelingen in het water , wolken , vergezichten e.d.
Naar gelang het gewenste effect , kan men tinten natuurlijk laten verdrinken in die van dezelfde of van geheel andere kleur .
Vergeet , om kort te gaan , dus niet dat men met hen ofwel een afgezwakte verandering van waarde kan bereiken , ofwel een , eveneens afgezwakte , wijziging van kleurenwaarde tegelijk . Wanneer men een kleur niet te veel in zijn ondergrond wil laten verdrinken , moet hij wat vetter en wat later aangebracht worden dan degene die men juist ver wil laten uitvloeien . In het laatste geval moet hij wat meer verdund en ook wat eerder worden aangebracht , als n.l. de onderliggende toon nog niet veel van zijn vochtgehalte verloren heeft .
ART . NR . 79 . a , - VLAKKE TINT MET UITSPARING
Art . Nr . 79 . a ,
Vlakke tint met uitsparing
Om de moeilijkheden wat te vergroten , gaat je vervolgens proberen om een vlakke tint aan te brengen op een groot oppervlak , dat ditmaal een uitsparing bevat . Teken daartoe , op het midden van het papier , één of ander motief , een bloem bijvoorbeeld , waarvan het sihouet zich wit zal aftekenen , als eenmaal de kleur er om heen aangebracht zal zijn . Probeer om deze over het papier uit te spreiden op de wijze van de eerste oefening , steeds van links naar rechts werkend , maar met zorg , want de omtrek van het uit te sparen motief mag natuurlijk niet overschreden worden . Het bovenste gedeelte van het papier levert natuurlijk geen moeilijkheden op , maar meer naar beneden , op de hoogte van het motief , zult je beurtelings aan beide zijden te werk moeten gaan en dan is het wel zeer mogelijk dat de kleurbanden een beetje gaan indrogen , want het werk zal niet zo snel uitgevoerd kunnen worden . Met het oog daarop is een voorafgaande bevochtiging van het papier zeer op zijn plaats , want deze vertraagd immers de opzuiging en de verdamping van de opgebrachte verf . Laat je zich in geen geval verontrusten door een tint , die niet van een volstrekte gelijkmatigheid mocht zijn ; ons doel is immers niet het bereiken van tinten , die men wel van architecten ziet ... Het gaat hier om niets meer dan om jezelf handigheid te verschaffen , penseelstreken te leren zetten en snel te leren werken . Overigens is het bij het werken buiten beslist niet nodig om vooraf een grote tint aan te brengen . In de natuur zijn de motieven slechts zelden van een zekere eenvormigheid en het is nuttiger om te trachten een bepaalde toon weer goed te krijgen . Dat oefend de hand en als men er niet in slaagt een volmaakte gelijkmatigheid tot stand te brengen , behoeft dit geen bezwaar te zijn , want alles trilt toch nog enigszins in het licht en een algemene tonaliteit moet altijd een " beweging " te zien geven .
Niettemin is het van nut de hier aanbevolen oefeningen onbetwistbaar en dat te meer waar een van de voornaamste problemen bij het maken van aquarellen hierin bestaat , dat men uitsparingen op het papier zal moeten respecteren . Bij het schilderen van een lucht bijvoorbeeld , moet alles dat lichter tegen hem afsteekt , zorgvuldig uitgespaard worden ; de gele oker kleur van een schoorsteen zou vertroebeld worden door het blauw van de lucht , die er overheen zou komen . In het algemeen moet men overigens zo min mogelijk kleuren over elkaar heenplaatsen , al was het slechts om noodzakelijke doorzichtigheid niet in gevaar brengen .
Een afwisseling op de voorgaande oefeningen kan bestaan , in het veranderen van kleur tijdens de arbeid en de volgende kleur zich te laten verbinden met de vorige .
Versterkte en verzwakte tinten
Men zal ook ervaring moeten opdoen in het versterken en verminderen op het papier zelf van de intensiteit van de tinten , die dan versterkt of verzwakt worden toegepast . Dit zijn " overgangen " van waarden , die men herhaaldelijk in de natuur aantreft , bijv. in luchten en waterpartijen . Deze overgangen kunnen soms nogal abrupt zijn , maar ook een uitgebreide schaal van nuances vertonen , van de donkerste naar de lichtste ( zoals men weet , betekend het woord nuance niet een verandering in de kleur zelf , maar waardeverandering in dezelfde kleur ) . In het eerste geval gaat men als volgt te werk . Nadat de penseel een behoorlijke hoeveelheid verf op het papier heeft aangebracht , wordt hij uitgespoeld in schoon water , waarna hij , zonder gedroogd te zijn , dus voorzien van schoon water , de onderkant van de geplaatste tint weer opneemt , daar waar zich een verfhoopje heeft gevormd ( het papier moet dus een schuine stand innemen ) en zich in één streek naar beneden verplaatst . Deze bewerking wordt herhaald als het een groot oppervlak betreft , op dezelfde wijze als bij het aanbrengen van een vlakke kleur . Het enige verschil , maar dit is dan ook van belang , is dat de kleur van het verfhoopje aan de voet van de eerste band lichter van toon wordt door de toevoeging van het water in de penseel ; het water vermindert plotseling de kleurwaarde van de tweede band , die de penseel tot stand brengt .
In het tweede geval zal de werkwijze uiteenvallen in een serie meer of minder talrijke stadia , naar gelang de afmetingen van het te behandelen oppervlak . Iedere nieuwe bewerking is aan de vorige verbonden en iedere maal zal hij een waarsevermindering tot stand brengen door het toevoegen van een beetje schoon water aan de penseel , die niet tevoren van zijn oorspronkelijke kleur ontdaan wordt .
Wanneer men op deze wijze een tint uitvoert , geeft hij een geleidelijke en regelmatige afzwakking te zien , van donker naar licht , die met weinig penseelstreken verkregen werd .
We moeten hieraan toevoegen dat een geleidelijke afzwakking , maar dan in lichte mate , vanzelf kan ontstaan , vooral bij verdunningen die vrij veel kleur bevatten . Om dit te bereiken plaatst men het papier ondersteboven , uiteraard ook in schuine stand , en werkt men met achtereenvolgende kleurbanden , zonder toevoeging van schoon water ; de verf gaat zich aan de onderkant opeenhopen en de volgende band een weinig versterken . Daarna wacht men enkele ogenblikken en plaatst het papier dan in horizontale stand , om iedere nieuwe beweging van de verf te verhinderen , wanneer alles droog is , kan het werk weer in de normale stand worden teruggezet . Hij blijft dan in deze positie voor het verdere werk als men , in plaats van een afzwakking van boven naar beneden , een versterking van toonwaarden in dezelfde volgorde verlangt aan te brengen .
Wat men ook in een dergelijk geval nastreeft , wanneer men eenmaal de onderste rand van een te bewerken oppervlak bereikt heeft , is het nodig om de overtollige verf met de punt van de penseel ( die met een lapje afgeveegd wordt , maar niet opnieuw van schoon water wordt voorzien , dus gewoon een beetje vochtig blijft ) op te zuigen anders zou de verfmassa bij het drogen een donkere strook gaan veroorzaken .
Om met de penssel , een tint te willen versterken , in plaats van hem te verzwakken , gaat men op de tegengestelde wijze te werk : men vermeerdert , plotseling of geleidelijk , naar de omstandigheden , de hoeveelheid verf op de penseel , niet zonder dat deze enkele kleine ronddraaiende , bewegingen op het palet heeft uitgevoerd , en dat snel , om de nieuwe oplossing gelijkmatigheid te verlenen . Voor het overige is dit gebaar toch altijd voorgeschreven voor het goed oplossen van de verf in het water .
13-11-2006
ART . NR . 79 . a , - SCHEMA
Art . Nr . 79 . a ,
Schema voor de opzet van een fond met een uitgespaarde vorm .
ART . NR . 79 . - TECHNIEK VAN DE AQUAREL
Art. Nr . 79 .
Techniek van de Aquarel
Je dient er , in allereerste instantie , goed van doordrongen te zijn , dat waterwerf een werkwijze van vereenvoudigde synthese ( d. i. samenvatting ) met zich meebrengt . Wie synthese zegt , zegt tevens voorafgaande analyse (d.i. ontleding ) dit heeft tot doel overbodige onderdelen weg te laten , om des te beter de voornaamste elementen te doen uitkomen , die , van hun overtolligheden ontdaan , opnieuw bijeengezet worden om het onderwerp in kwestie zijn harmonie te hergeven . Het gaar dus om een vereenvoudigeing , die met overleg plaats moet vinden . SIGNAC verklaarde terecht : " men kan niet alles doen met waterverf " . Tracht , we hebben dit al gezegd , bijgevolg niet om met waterverf alles te willen zeggen , maar beperkt je tot het essentiële , tot datgene , waar het in de eerste plaats om gaat . Dit " essentiële " betreft zowel tekening en kleuren als waarden . Uw eerste zorg zal dus zijn het maken van een tekening , die niet uitvoerig behoeft te zijn , echter wel streng en degelijk , want zoals steeds zal het deze tekening zijn , waarop het overige werk zal komen te steunen . Dit geraamte voerde men in het algemeen op luchtige wijze met een HB potlood uit . Met het oog op de doorzichtigheid van de tinten is het nutteloos en zelfs schadelijk om met krachtige lijnen te tekenen , die het papier maar zouden inkerven en bovendien te zeer zichtbaar zouden blijven na de voltooiing . Sommige , weliswaar zeer kundige , kunstenaars bedienen zich voor de tekening van een penseel , waarvoor zij natuurlijk niet een dikke nemen , voorzien van een neutrale , lichtwaardige toon ( een mengsel van ultramarijn met gebrande sienna bijvoorbeeld ) . Men kan zelfs nog verder gaan en met dezelfde tint met behulp van een dik penseel de grote schaduw partijen opzetten om al bij het begin een totaal effect te suggereren . Door zijn zeer lichte waarde zal deze tint praktisch geen invloed uitoefenen op de werkelijke schaduwkleuren van het onderwerp . Wanneer je een vlakgom moet gebruiken voor het verbeteren van de potloodtekening , doe dat dan zeer voorzichtig , om redenen die we al vermeld hebben . Men kan de schetstekening ook uitvoeren met een pen , zelfs een van hout of riet , en oostindische inkt . Maar in dat geval dient de kleur wel sterker aangebracht te worden , om de tekening niet de overhand te laten behouden . Thans zal het nodig zijn om uw tinten op het papier te brengen . We zullen ons hier niet meer bezig houden met de waarneming van de kleuren in de natuur , hun ontleding en de samenstelling van de tonen , die een weergave zullen moeten zijn van datgene dat ons voorbeeld te zien geven . We zullen het hier hebben over de wijze , waarop zij op het papier terecht moeten komen . Laten we er dus slechts aan herinneren dat , hoe groter de hoeveelheid water is , die men aan een bepaalde dosis kleurstof toevoegt , hoe zwakker de verkregen waarde zal zijn . Laten we allereerst vaststellen dat , waar men enerzijds doorzichtigheid dient te behouden door niet te zware oplossingen te maken , men anderzijds uit vrees om de doorschijnenheid te verliezen , niet moet werken met te krachteloze tinten . Dit is een fout van veel beginners , die bij hen vaak vergezeld gaat van droogheid . Dit mag paradoxaal schijnen , maar , zelfs als de oplossing veel water bevat , wanneer men er te weinig van op de penseel neemt , zal het papier te weinig bevochtigd worden en zullen bleekheid , mager en droogheid samengaan : de aquarel zal er een armtierig aspect door krijgen . Een waterverfpenseel is soepeler dan een olieverfkwast ; zij vorm is er op gemaakt om veel kleurstof in zich op te nemen . Deze eigenschap maakt het mogelijk om op royale wijze kleur op het paier aan te brengen en zodoende een grote frisheid aan het werk te geven ; de aquarel kan er vloeiend en rijk door worden . Nochtans moet opgemerkt worden dat voor de uitbeelding van kleine onderdeeltjes van geringe afmetingen de daarvoor te gebruiken fijne penseel niet van een grote hoeveelheid verf voorzien hoeft te zijn . Het is voldoende dat hij genoeg vocht bevat om zijn fijne puntje te behouden , die de finesses moet gaan uitbeelden . Thans gaan we over tot de voorbereidende oefeningen . Het zal je duidelijk zijn , dat je , na aandachtige lezing van de betreffende tekst , zelf de bedoelde oefening gaat maken en dat wel totdat je er de techniek van onder de knie zult hebben .
Vlakke Tinten
Om met een vlakke tint een groot oppervlak te bedekken , kan men tevoren de totaal benodigde hoeveelheid opgeloste verf klaarmaken , die men denkt nodig te hebben , in een holte van het palet of in een verfbakje . Men verkrijgt een gelijkmatige oplossing door er goed met een penseel in te roeren . Men laat deze slechts zeer weinig uitdruipen door hem heel lichtjes tegen de zijkant van het bakje of het opstaande randje van de verfdoos te drukken , juist genoeg om er voor te zorgen dat er geen druppel van de penseel kan afvallen , zodat het papier bevlekt zou worden . Men brengt nu de tint aan met de volle penseel , waarvan de haren geheel op het papier moet rusten , te beginnen met links boven . Men gaat te werk met korte streken , die verticaal of een beetje scheef lopen , daarbij iedere volgende streek een weinig over de rand van de vorige te laten lopen om hen in de breedte te verbinden en wel van links naar rechts voortgaand . Indien het formaat van de penseel in overeenstemming is met de grootte van het te vullen oppervlak , behoeft men tijdens deze operatie niet opnieuw verf op te nemen . Men zal opmerken dat aan de onderzijde van iedere streek , dus ook aan de band , die door hun samenvoeging gevormd wordt , een klein hoopje waterverf te voorschijn zal komen , wanneer , zoals het behoort , de ondergrond in enigszins scheve toestand is geplaatst voor het werk . Vervolgens neemt men opnieuw verf , na hem weer eens omgeroerd te hebben en men begint dan met het opzetten van een nieuwe reeks streken , beginnend aan de bovenzijde met het kleine vochthoopje , waarover we spraken en waarin de penseel moet doordringen om een gelijk matige verbinding tot stand te brengen , thans van boven naar beneden , tussen de ene reeks en de andere . Men gaat zo verder tot aan de onderrand van het papier en wanneer men daarmee gereed is , wordt de overtollige verf aan de onderrand met de punt van het penseel , die eerst ten dele uitgeknepen wordt , opgezogen . We zeggen " ten dele " want als de penseel geheel droog zou zijn , zou hij te veel tint opnemen en zou als gevolg daarvan de onderrand een te zwakke kleurwaarde gaan vertonen .
In dit verband zouden we een opmerking willen inlassen . Aquarellisten nemen vaak de gewoonte aan - die zij later met veel moeite weer moeten afleren - om de haren van het penseel meer of minder met de mond uit te zuigen . Nu is het waar dat er eigenlijk geen beter middel bestaat om de hoeveelheid verf in het penseel te verminderen en om hem weer een fijne punt te geven en het is evenzeer waar dat de verf sterk verdund is en niet altijd schadelijke stoffen bevat .
Het is evenwel beter om de natte penseel met meer of minder druk tegen een stuk vloeipapier te houden of om hem met een zacht lapje droger te maken . Men kan ook met een kort rukje in de lucht uitslaan .
De penseelstreken , vooral die op grote oppervlakken , zullen zich beter met elkaar verbinden , indien men het papier vooraf met schoon water bevochtigt , maar niet te sterk , door de oppervlakte met een , eveneens schoon , dik penseel te bewerken . Men wacht dan tot het water is opgenomen door het papier , dat niet meer glimmen mag , als men de verf gaat aanbrengen . Dit kan men controleren door het tegen het licht te houden op ooghoogte in horizontale stand .
Ook kan men het papier aan de achtezijde met een sponsje nat maken en dan wachten tot het water goed in het papier gedrongen is . Over het " nat werken " zullen we het overigens nog hebben . In ieder geval moet je niet treuzelen bij het opbrengen van de tinten , anders gaat het water van de zo juist aangebrachte band min of meer indrogen ; degene , die er naast komt te liggen zou in de eerste gaan binnendringen met als gevolg het ontstaan van vlekken en donkere randjes .
Ziehier één van de eerste voorbereidende oefeningen , die je meermalen moet uitvoeren , iedere keer met een andere kleur , want zij gedragen zich niet allemaal op dezelfde manier in verdunde toestand : begin met lichte , doorschijnende kleuren ( bijvoorbeeld gebrande sienne ) en eindigd met zwaardere kleuren , zoals ultramarijn , cadmiumrood enz.