E-mail mij

Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.

Archief per week
  • 20/11-26/11 2006
  • 13/11-19/11 2006
  • 06/11-12/11 2006
  • 30/10-05/11 2006
  • 23/10-29/10 2006
  • 16/10-22/10 2006
  • 09/10-15/10 2006
  • 02/10-08/10 2006
  • 25/09-01/10 2006
  • 18/09-24/09 2006
  • 11/09-17/09 2006
  • 04/09-10/09 2006
  • 28/08-03/09 2006
  • 21/08-27/08 2006
  • 14/08-20/08 2006
  • 07/08-13/08 2006
  • 31/07-06/08 2006
  • 24/07-30/07 2006
  • 17/07-23/07 2006
  • 10/07-16/07 2006
  • 03/07-09/07 2006
  • 26/06-02/07 2006
  • 19/06-25/06 2006
  • 12/06-18/06 2006
  • 05/06-11/06 2006
  • 29/05-04/06 2006
  • 22/05-28/05 2006
  • 15/05-21/05 2006
  • 08/05-14/05 2006
  • 01/05-07/05 2006
  • 24/04-30/04 2006
    Inhoud blog
  • ART . NR . 83 . - BESLUIT
  • ART . NR . 82 . b , - FIG . 38 - HET STRAND TE TROUVILLE - DOOR HAMBOURG .
  • ART . NR . 82 . b , - FIG . 36 - HET STRAND BIJ BANYULS - DOOR MEVR . DIVERLY
  • ART . NR . 82 . b , - FIG . 35 - LANDSCHAP DOOR FEUGEREUX
  • ART . NR . 82 . b , - ANDERE VOORBEELDEN
  • ART . NR . 82 . a , - FIG . 34 . - DE KUST VAN BRETAGNE - DOOR RENEFER
  • ART . NR . 82 . a , - FIG . 33 . - SCHETSTEKENING
  • ART . NR . 82 . a , - FIG . 32 . - ZEEGEZICHTEN
  • ART . NR . 82 . a , - FIG . 31 . - DE SEINE BIJ TRIEL - DOOR RENEFER
  • ART . NR . 82 . a , - FIG . 30 . - EEN GEZICHT OP HYERES
  • ART . NR . 82 . a , - FIG . 29 . - OP DE MANIER VAN JONGKIND
  • ART . NR . 82 . b , - FIG . 37 - STADSGEZICHT - DOOR PAULE RAY
  • ART . NR . 82 . a , - VERSCHILLENDE VOORBEELDEN
  • ART . NR . 82 . a , - FIG . 28 . - EEN ANDER LANDSCHAP
  • ART . NR . 82 . a , - FIG . 25 . - HET LANDSCHAP - DE SCHETSOPZET
  • ART . NR . 82 . a , - FIG . 26 . - HET LANDSCHAP - HET TWEEDE STADIUM
  • ART . NR . 82 . a , - FIG . 27 . - HET LANDSCHAP - LAATSTE STADIUM
  • ART . NR . 82 . - HET LANDSCHAP
  • ART . NR . 81 . b , - HET DIER
  • ART . NR . 81 . b , - FIG . 23 . - DE SCHETS VAN HET DIER
  • ART . NR . 81 . b , - FIG . 24. - DE VOLTOOIDE ARBEID VAN HET DIER
  • ART . NR . 81 . a , - EEN GEKLEDE FIGUUR EN EEN STRAATTAFEREELTJE
  • ART . NR . 81 . a , - FIG . 21 . - HET STRAATTAFEREELTJE
  • ART . NR . 81 . a , - FIG . 22 . - HET STRAATTAFEREELTJE
  • ART . NR . 81 . a , - FIG . 19 EN 20 . - DE GEKLEDE FIGUUR
  • ART . NR . 81 . - FIG . 18 . - HET NAAKT
  • ART . NR . 81 . - HET PORTRET EN HET NAAKT
  • ART . NR . 81 . - FIG . 16 . - DE SCHETS - HET PORTRET
  • ART . NR . 81 . - FIG . 17 . - VOLTOOIDE AQUAREL - HET PORTRET
  • ART . NR . 80 . a , - BLOEMEN
  • ART . NR . 80 . a , - FIG . 13 , 14 EN 15 - BLOEMEN - AQUAREL
  • ART . NR . 80 . a , - FIG . 10 , 11 EN 12 - BLOEMEN - AQUAREL
  • ART . NR . 80 . - OEFENINGEN IN DE PRAKTIJK
  • ART . NR . 80 . - FIG . 8 . SCHETSOPZET MET IETS ZWAARDER GEBRUIKT POTLOOD
  • ART . NR . 80 . - FIG . 9 . - VOLTOOIDE AQUAREL
  • ART . NR . 80 . - FIG . 5 EN 6 . - HET STILLEVEN
  • ART . NR . 80 . - FIG . 7 . - VOLTOOIDE AQUAREL
  • ART . NR . 79 . e , - VERWIJDERINGEN
  • ART . NR . 79 . d , - VERBETERINGEN EN DE TOETS
  • ART . NR . 79 . c , - OVER ELKAAR HEENGEBRACHTE TINTEN
  • ART . NR . 79 . b , - VERSMOLTEN TONEN
  • ART . NR . 79 . a , - VLAKKE TINT MET UITSPARING
  • ART . NR . 79 . a , - SCHEMA
  • ART . NR . 79 . - TECHNIEK VAN DE AQUAREL
  • ART . NR . 79 . - VLAKKE TINT
  • ART . NR . 78 . b , - PRAKTIJK - HET MATERIAAL
  • ART . NR . 78 . - PLAAT I - FIG . 4. - VERSCHILLENDE TINTEN
  • ART . NR . 78 . - PLAAT I - FIG . 3. - MODULATIES
  • ART . NR . 78 . - PLAAT I - FIG . 2. - VLAKKE TINT
  • ART . NR . 78 . a , - ( VERVOLG ) PRAKTIJK - HET MATERIAAL
  • ART . NR . 78 . - PRAKTIJK
  • ART . NR . 78 . - PLAAT I - FIG . 1 . HET MATERIAAL VOOR DE AQUAREL
  • ART . NR . 77 . - THEORIE - AQUAREL -
  • AQUAREL - SCHILDEREN EN DE SCHILDERTECHNIEKEN - VIERDE DEEL - ART . NR .76 . - INLEIDING
  • ART . NR . 75 . a , - FIG . 41 . HET BLOEMENMEISJE - ( BONNETERRE ) .
  • FIG . 40 . - STILLEVEN ( RENEFER )
  • ART . NR . 75 . a , - FIG . 39 . - HET KLEURPOTLOOD
  • ART . NR . 75 . a , - TECHNIEK - KLEURENPOTLOOD
  • ART . NR . 75 . - HET KLEURPOTLOOD
  • ART . NR . 74 . e , - HET PORTRET
  • ART . NR . 74 . e , - FIG . 37 EN 38 - HET PORTRET
  • ART . NR . 74 . d , - HET LANDSCHAP
  • ART . NR . 74 . d , - FIG . 35 EN 36 . - HET LANDSCHAP
  • ART . NR . 74 . c , - BLOEMEN
  • ART . NR . 74 . c , - FIG . 33 EN 34 - BLOEMEN
  • ART . NR . 74 . b , - VOORBEELDEN - STILLEVENS
  • ART . NR . 74 . b , - FIG . 31 . - HET PASTEL - STILLEVEN - SCHETSOPZET
  • ART . NR . 74 . b , - FIG . 32 . - HET PASTEL - STILLEVEN
  • ART . NR . 74 . a , - TECHNIEK VAN HET PASTEL
  • ART . NR . 74 . - HET PASTEL - HET MATERIAAL
  • ART . NR . 74 . - FIG . 30 . - PASTELDOOS MET ENKELE TONEN
  • ART . NR . 73 . e , - HET AFFICHE EN ANDERE VOORBEELDEN
  • ART . NR . 73 . e , - FIG . 26 , - ANDERE VOORBEELDEN
  • ART . NR . 73 . e , - FIG . 25 , - ANDERE VOORBEELDEN
  • ART . NR . 73 . e , - FIG . 24 , - ANDERE VOORBEELDEN
  • ART . NR . 73 . e , - FIG . 29 . - ONTWERP VOOR RECLAMEBILJET
  • ART . NR . 73 . d , - EEN DECORATIEVE COMPOSITIE
  • ART . NR . 73 . d , - FIG . 28 . - DECORATIEF LANDSCHAP
  • ART . NR . 73 . d , - FIG . 27 . - DECORATIEVE COMPOSITIE
  • ART . NR . 73 . c , - ZEEGEZICHTEN
  • ART . NR . 73 . c , - FIG . 23 - ZEEGEZICHT
  • ART . NR . 73 . c , - FIG . 21 EN 22 . - ZEEGEZICHTEN
  • ART . NR . 73 . b , - HET LANDSCHAP
  • ART . NR . 73 . b , - FIG . 19 EN 20 . - TWEE LANDSCHAPPEN VAN RENEFER .
  • ART . NR . 73 . b , - FIG . 17 EN 18 . - HET LANDSCHAP
  • ART . NR . 73 . a , - DE GEKLEDE FIGUUR
  • ART . NR . 73 . a , - FIG . 15 EN 16 . - DE GEKLEDE FIGUUR
  • ART . NR . 73 . - HET PORTRET
  • ART . NR . 73 . - FIG . 12 , 13 EN 14 - HET PORTRET
  • ART . NR . 72 . a , - BLOEMEN IN EEN LANDSCHAP
  • ART . NR . 72 . a , - FIG . 10 EN 11 . - BLOEMEN IN EEN LANDSCHAP
  • ART . NR . 72 . - BLOEMEN
  • ART . NR . 72 . - FIG . 7 , 8 EN 9 . - DE BLOEM
  • ART . NR . 71 . b , - DERDE VOORBEELD
  • ART . NR . 71 . b , - FIG . 6 . - DERDE VOORBEELD
  • ART . NR . 71 . a , - TWEEDE VOORBEELD
  • ART . NR 71 . a , - FIG . 4 . EN 5 . - HET STILLEVEN - TWEEDE VOORBEELD
  • ART . NR . 71 . - HET STILLEVEN
  • ART . NR . 71 . - FIG . 1 , 2 EN 3 . - HET STILLEVEN
  • ART . NR . 70 . b , - TECHNIEK VAN DE GOUACHEVERF
  • ART . NR . 70 . a , - HET MATERIAAL VOOR GOUACHE
  • ART . NR . 70 . a , - PLAAT I - HET MATERIAAL VOOR GOUACHE
  • SCHILDEREN EN DE SCHILDERTECHNIEKEN - DERDE DEEL - ART . NR .70 . - GOUACHE - PASTEL - KLEURENPOTLOOD
  • ART . NR . 69 . a , - LAATSTE RAADGEVINGEN
  • ART . NR . 69 . - HET DIER
  • ART . NR . 69 . - FIG . 41 .
  • ART . NR . 69 . - FIG . 40 . - DE EZEL DOOR PELAVO
  • ART . NR . 68 . d , - HET DECORATIEVE LANDSCHAP
  • ART . NR . 68 . d , - FIG . 37 EN 38 . - DECORATIEF LANDSCHAP
  • ART . NR . 68 . c , - DE FIGUUR IN HET LANDSCHAP
  • ART . NR . 68 . c , - FIG . 36 . - LANDSCHAP DOOR SHEDLIN .
  • ART . NR . 68 . c , - FIG . 35 . - BOSGEZICHT DOOR CHARLOT .
  • ART . NR . 68 . a , - FIG . 39 . - STADSGEZICHT DOOR ITHIER .
  • ART . NR . 68 . c , - FIG . 34 . - LANDSCHAP DOOR RENEFER
  • ART . NR . 68 . b , - TWEE ZEEGEZICHTEN
  • ART . NR . 68 . b , - FIG . 33. - BRANDING OP DE ROTSEN
  • ART . NR . 68 . b , - FIG . 32 . - STRANDGEZICHT
  • ART . NR . 68 . a , - FIG . 31 . - EEN MET DE KWAST GESCHILDERD LANDSCHAP
  • ART . NR . 68 . a , - EEN MET DE KWAST GESCHILDERD LANDSCHAP
  • ART . NR . 68 . a , - FIG . 30 . - TUINGEZICHT
  • ART . NR . 68 . - HET LANDSCHAP
  • ART . NR . 68 . - FIG . 26 , 27 , 28 EN 29 - LANDSCHAP
  • ART . NR . 67 . a , - FIG . 21 EN 22 - GEKLEDE FIGUUR
  • FIG . 25 . - NAAKT DOOR CALLEWAERT .
  • ART . NR . 67 . a , - FIG . 19 en 20 . - NAAKT - ONDERSCHILDERING EN VOLTOOIDE STUDIE .
  • ART . NR . 67 . a , - DE FIGUUR
  • ART . NR . 67 . - FIG . 24 . - PORTRET DOOR C . LE BRETON .
  • ART . NR . 67 . - FIG . 23 . - ZELFPORTRET VAN RENEFER .
  • ART . NR . 67 . - FIG . 16 , 17 EN 18 . - DE KOP EN HET PORTRET .
  • ART . NR . 67 . - DE KOP EN HET PORTRET .
  • ART . NR . 66 . - FIG . 15 . - EENVOUDIG BOEKETJE .
  • FIG . 14 . - DECORATIEF OPGEVAT BOEKET VAN RENEFER .
  • ART . NR . 66 . - FIG . 11 , 12 EN 13 . - BOEKET VAN ROZEN - IN DRIE STADIUMS
  • ART . NR . 66 . - DE BLOEM EN HET BOEKET.
  • ART . NR . 65 . a , - FIG . 10 . - STILLEVEN VAN RENEFER . - DE WERKTAFEL VAN DE KUNSTENAAR .
  • FIG . 9 . - STILLEVEN VAN SHEDLIN . - EXPRESSIONISTISCHE TENDENS .
  • ART . NR . 65 . a , - FIG . 6 . - STILLEVEN MET VRUCHTEN .
  • ART . NR . 65 . - FIG . 7 . - STERK VERGROOT ONDERDEEL VAN FIG . 5 .
  • ART . NR . 65 . a , - FIG . 8 . - STILLEVEN VAN BOSCO . - FLESSEN .
  • ART . NR . 65 . - FIG . 3 , 4 EN 5 . - STILLEVEN DOOR RENIFER
  • ART . NR . 65 . - FIG . 1 EN 2 . - ONDERDELEN VAN EEN STILLEVEN .
  • ART . NR . 65 . a , - ANDERE VOORBEELDEN
  • SCHILDEREN EN DE SCHILDERTECHNIEKEN - TWEEDE DEEL - ART . NR . 65 .
  • ART . NR . 64 . f , - VLAKTEN - LUCHT EN WOLKEN.
  • ART . NR . 64 . f , - PLAAT XVI . - EEN LANDSCHAP .
  • ART . NR . 64 . f , - PLAAT XV - EEN BEWOLKTE HEMEL .
  • ART . NR . 64 . f , - PLAAT XIV - EEN VLAKTE .
  • ART . NR . 64 . e , - ONDERDELEN VAN HET LANDSCHAP .
  • ART . NR . 64 . e , - PLAAT XIII - EEN BOOM
  • ART . NR . 64 . d , - ENKELE GEBRUIKSVOORWERPEN .
  • ART . NR . 64 . d , - PLAAT XII . - TWEE VOORWERPEN VAN AARDEWERK .
  • PLAAT XI . - EEN KOPEREN POT .
  • ART . NR . 64 . d , - PLAAT X . - SCHOTEL EN MAATBEKER VAN TIN .
  • ART . NR . 64 . d , - PLAAT IX . - EEN KRISTALLEN FLACON .
  • ART . NR . 64 . c , - GROENTEN
  • ART . NR . 64 . b , EN c , - PLAAT VIII - PERZIKEN - EN GROENTEN
  • ART . NR . 64 . b , - TWEEDE STUDIE
  • ART . NR . 64 . b , - PLAAT VII - ZIJDEN SJAAL - EN PEER
  • ART . NR . 64 . a , - DE EERSTE SCHILDEROEFENINGEN
  • ART . NR . 64 . a , - PLAAT VI - EEN LAP STOF
  • ART . NR . 64 . - OEFENINGEN IN DE PRAKTIJK
  • ART . NR . 63 . - PLAAT IV - HET MATERIAAL VOOR HET SCHILDEREN MET OLIEVERF
  • ART . NR . 63 . - PLAAT V - HET MATERIAAL VOOR HET SCHILDEREN MET OLIEVERF
  • ART . NR . 63 . - DE OLIEVERFTECHNIEK - HET MATERIAAL.
  • ART . NR . 62 . a , - VERVOLG - KLEUREN
  • ART . NR . 62 . - PLAAT III - KLEUREN
  • ART . NR . 62 . - PLAAT II - DE KLEUREN
  • ART . NR . 62. - PLAAT I - THEORIE VAN DE KLEUR
  • SCHILDEREN EN DE SCHILDERTECHNIEKEN - EERSTE DEEL - ART . NR . 62 .
  • BESLUIT VAN HET ONTWERPEN .
  • ART . NR . 61 . d , - FIG . 105 . - ONTWERP
  • ART . NR . 61 . d , - REPRODUCTIE EN DRUKTECHNIEKEN IN KLEUREN
  • ART . NR . 61 . d , - FIG . 101 , 102 EN 103 . - SCHEMATISCHE VOORSTELLING VAN KLEUREN
  • ART . NR . 61 . c , - FIG . 104 - HOE TE WERKEN
  • ART . NR . 61 . c , - FIG . 100 . - TEKENING IN LIJNEN EN SPATWERK VAN BECAN .
  • ART . NR . 61 . c , - HOE TE WERKEN
  • ART . NR . 61 . b , - FIG . 99 . - HET MATERIAAL VAN DE STEENTEKENAAR
  • FIG . 98 . - BOEKDRUK EN KOPERDIEPDRUK
  • ART . NR . 61 . b , - DRUKTECHNIEKEN
  • ART . NR . 61 . a , - FIG . 91 . - LOSSE DRUKLETTER
  • FIG . 92 . - VERGROTEN OF VERKLEINEN
  • FIG . 93 EN 94 .
  • ART . NR . 61 . a , - FIG . 95 , 96 EN 97 . - RASTERCLICHE'S
  • ART . NR . 61 . a , - REPRODUCTIE EN DRUKTECHNIEKEN
  • ART . NR . 61 . - FIG . 88 . - MODESCHOW
  • FIG . 89 . - ONTWERP - MODETIJDSCHRIFT
  • FIG . 90 . - HERENMODE .
  • ART . NR . 61 . - PLAAT VI - MODETEKENING
  • ART . NR . 61 . - DE MODETEKENING
  • ART . NR . 60 . a , - PLAAT IV - SCHETSEN VOOR EEN LAYOUT
  • FIG . 87 . - GEKOZEN SCHETS
  • ART . NR . 60 . a , - PLAAT V - UITVOERING VAN DE TEKENINGEN
  • ART . NR . 60 . a , - HET ONTWERPEN VAN EEN ADVERTENTIE
  • ART . NR . 60 . - FIG . 86 . - RECLAME - ONTWERPEN
  • ART . NR . 60 . - HET RECLAME ONTWERPEN
  • ART . NR . 60 . - PLAAT III - ( CASSANDRE EN DRODOVITCH ) .
  • ART . NR . 59 . e , - FIG . 85 - HET VOLTOOIDE ONTWERP - DOOR A. CREUZOT .
  • ART . NR . 59 . e , - FIG . 82 . - SCHETSEN VOOR EEN COMPOSITIE .
  • FIG . 83. - SCHETSEN VOOR DE COMPOSITIE .
  • ART . NR . 59 . e , - FIG . 84 . - UITGEZOCHT EN DAARNA UITGEWERKT .
    Blog als favoriet !
    Willekeurig SeniorenNet Blogs
    aanpak_slapeloosheid
    blog.seniorennet.be/aanpak_
    Teken en schildercursus fritske3
    TEKEN EN SCHILDERTECHNIEKEN EERSTE DEEL VANAF 14/10/06
    06-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 28 . FIG . 18 - UITDRUKKING VAN DE OGEN
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Art . Nr . 28 .

    Fig . 18 ,

    Hoe  verschillende  gevoelens  door  de  ogen  worden  uitgedrukt .

    Boven : Droefheid  -  Verbazing  -  Nadenken
    Onder :  Schrik  -  Ernst  -  Openhartigheid              


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 19 . HET OOG .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 19 .

    Links : doorsnede  van  het  oog .  A , hoornvlies  -  B , voorste  oogkamer  -  B' , achterste  oogkamer  -  C , iris  -  D , pupil  -  E , ooglens  -  F , glasachtig  lichaam  -  G , netvlies  -  N , oogzenuw  -  S , harde  oogrok .

    Rechts :  1  bovenooglid  -  1' , onderooglid  -  2 , onderooglidplooi  -  3 , bovenooglidplooi  -  4 , groef  vanuit  de  binnenooghoek  -  5 , traanheuvel  -  6 , binnenooghoek  -  7 , buitenooghoek  -  8 , uitgang  van  de  traanbuisjes  - 

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG .20 , HET OOG
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 20 .

    Het  oog .

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART. NR . 28 . FIG . 21 - STUDIES VAN OGEN
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Art . Nr . 28 .

    Fig . 21 ,

    Studies  van  ogen  -  Rechts , ogen  in  hun  normale  stand , daaronder , scheelkijkende  ogen

    04-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 27 . a . - VERKORTINGEN
    Art . Nr . 27 .  a ,

                                   Verkortingen

        Men  heeft  dikwijls  de  gewoonte  om , als  men  spreekt  van  een  levend  model  onder  een  bepaalde  hoek  gezien , het  woord  verkorting  te  gebruiken .  De  verkorte  vorm  is  een  ruimtelijke  vorm , welke  min  of  meer  vervormd  is  door  het  perspectivisch   aanzicht .  In  een  verkorting  is  één  van  de  afmetingen  van  de  ruitelijke  vorm  meer  of  minder  verkleind , al  naar  gelang  zijn  stand .  Ga  eens  voor  de  spiegel  staan  en  strek  één  van  uw  armen , na  hem  eerst  te  hebben  bekeken  wanneer  hij  langs  het  lichaam  hangt .  Je  ziet  die  arm  dan  in  zijn  volle  lengte  -  horizontaal  -  naar  de  spiegel  gericht .  Wanneer  je  hem  nu  heel  langzaam  laat  zakken , zal  uw  arm  langzamerhand  voor  uw  ogen  zijn  volle  lengte , welke  je  zo  pas  aanzienlijk  verkort  heeft  gezien , hernemen .  Wat  nu  opgaat  voor  deze  arm , gaat  ook  op  voor  het  hoofd .  Wanneer  je  dit  verschijnsel  observeert  bij  een  levend  model  met  het  hoofd  in  de  normale  stand  naar  je  toe  gericht  en  hem  daarna  vraagt  het  hoofd  te  neigen  en  weer  naar  achteren  te  buigen , zult  je  zien  dat  de  breedte  van  het  hoofd  niet  noemenswaardig  verandert , doch  dat  de  lengte  -  vergeleken  met  die  in  de  normale  stand  -  sterk  verkort  gezien  wordt  ( fig . 15  en  16 ) .  Vraag  nu  uw  model  zo  te  gaan  zitten , dat  je  kop  en  profil  ziet .  Laat  hem  nu  het  hoofd  langzaam  in  uw  richting  draaien , zodat  het  in  3/4  stand  komt .  Je  ziet  dan  dat  de  verst  van  u  verwijderde  gedeelten  van  het  gelaat  een  duidelijke  verkorting  ondergaan .  De  wang  aan  uw  kant  zal  een  veel  grotere  massa  zijn  dan  die  aan  de  andere  zijde  van  de  neus  ( fIg . 12 - C ) .  Dit  alles  wordt , ondanks  de  duidelijkheid , door  vele  beginners  verwaarloosd .  De  twee  redenen  van  deze  veronachtzaming  zijn  de  volgende :  ten  eerste  -  en  wij  hebben  dit  reeds  in  de  eerste  les  bij  de  behandeling  van  de  perspectief  uiteengezet  -  zijn  wij  geneigd  niet  te  tekenen  wat  wij  zien , maar  te  tekenen  wat  wij  weten ;  ten  tweede ,  -  al  weten  wij  dat  wij  alleen  op  onze  ogen  kunnen  vertrouwen  -  gebeurt  het  toch  maar  al  te  dikwijls , dat  de  beginner  te  veel  op  het  papier  kijkt , inplaats  van  zijn  model  intensief  te  bestuderen .  Wij  kunnen  het  niet  genoeg  herhalen  dat  het  bij  het  tekenen  in  de  allereerste  plaats  gaat  om  het  waarnemen  van  de  vormen .  Ook  tijdens  het  tekenen  dient  je  geregeld  de  resultaten  te  controleren  aan  de  hand  van  het  model .  Wij  geven  toe  dat  het  weergeven  van  de  verkortingen  in  de  kop  niet  gemakkelijk  is .  Een  verkorting  kan  verassend  zijn , doch  botst  altijd  nin  of  meer  tegen  de  kennis  van  de  werkelijke  vorm  van  de  kop , die  wij  kennen  van  de  observatie  in  zijn  normale  stand .  Op  dezelfde  wijze  heeft  onze  hand  bij  het  tekenen  de  neiging  om  de  in  het  verkort  geziene  vorm  als  het  ware  te  
    " herstellen "  tot  zijn  werkelijke  vorm .  Wij  willen  dus  de  vervorming  " corrigeren " ,   omdat  de  niet  algemeen  bekende  vorm  van  de  verkorting  voor  ons  stuitend  is .  Je  ziet  het , het  is  dus  een  reden  te  meer  om  steeds  wanneer  je  een  kop  gaat  tekenen , uw  model  lang  en  aandachtig  te  bestuderen .  Wel  dienen  wij  te  vermijden  dat  de  stand  van  de  kop  zo  is , dat  de  verkort  geziene  vormen  onbegrijpelijk  worden .  

     

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 15 . - VERKORTINGEN .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 15 .

    Verkortingen .

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 16 . - HULPLIJNEN IN VERKORT GEZIENE KOP
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 16 .

    Hulplijnen  en  afgewerkte  tekening  van  een  in  het  verkort  gezien  kop  ( naar  Loomis )

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 16 . - KOP - NAAR LOOMIS .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 16 .

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 27 . a , FIG . 17 - KOPSTUDIES VAN WATTEAU
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Art . Nr . 27 . a ,

    Fig . 17

    Kopstudie  van  Watteau

    Uitgevoerd  in  twee 
    kleuren  krijt .
    ( rood  en  wit )

    03-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 27 . DE VERHOUDINGEN VAN HET HOOFD .
    Art . Nr . 27 .

                 De  verhoudingen  van  het  hoofd .

        Alvorens  wij  dit  onderwerp  gaan  bestuderen , dienen  wij  er  ons  zeer  goed  van  bewust  zijn , dat  de  leer  der  verhoudingen  een  onmisbare  schakel  in  de  artistieke  ontwikkeling  is .  Gaat  het  er  immers  niet  om  dat  wij  de  verhoudingen  van  de  details  onderling  leren  zien  met  betrekking  tot  het  geheel  en  op  deze  wijze  gevoel  krijgen  voor  harmonie ? 
    De  eeuwen  door  heeft  de  mens  zich  ingespannen  om  regels  te   vinden  met  betrekking  tot  de  verhoudingen , omdat  zonder  juiste  verhoudingen , zonder  harmonie , geen  sprake  kan  zijn  van  een  werkelijk  artistieke  volmaaktheid . 
      In  het  bijzonder  wat  het  hoofd  betreft  laat  de  natuur  een  zeer  grote  variatie  zien .  Toch  is  het  mogelijk  gebleken  om  ondanks  die  verscheidenheid  een  " standaard - type "  te  ontwikkelen .  Reeds  in  de  oudheid  kwam  men  tot  het  " ideale  type "  en  wij  behoeven  slechts  naar  de  schitterende  antieke  Griekse  beeldhouwwerken  te  kijken  om  het  resultaat  hiervan  te  zien .  Hier  is  door  zuivere  harmonie  ware  schoonheid  onstaan . 
      Om  een  goed  begrip  te  krijgen  van  de  belangrijkste  verhoudingen  van  het  hoofd  gaan  wij  uit  van  de  " canon "  ( verhoudingsschema )  van  fig . 12 .  Het  is  weliswaar  een  zeer  eenvoudig  schema  van  de  ideale  verhoudingen .  In  werkelijkheid  zullen  wij  deze  verhoudingen  zelden  kunnen  ontdekken , doch  de  maten  welke  hierin  zijn  aangegeven  moet  je  ook  meer  zien  als  een  basis  voor vergelijkingen , welke  van  veel  nut  kunnen  zijn  bij  het  opzetten  van  een  kopstudie .  De  individuele  variaties  hierop  leert  je  natuurlijk  slechts  door  aandachtige  observatie  van  het  model . 
      Het  hoofd  ( A )  is  verticaal  verdeeld  in  vier  gelijke  delen , van  de  kruin  tot  de  punt  van  de  kin .  De  middelste  deellijn  loopt  door  de  ogen , neuswortel  en  bovenkant  van  de  oren .  De  derde  deellijn  gaat  door  de  neusstop .  De  verticale  deellijn  loopt  over  de  neusrug , door  het  midden  van  de  mond  tot  de  punt  van  de  kin .  De  belangrijkste  breedteverhoudingen   van  het  vooraanzicht  zijn  de  volgende :  de  breedte  van  het  hoofd , gemeten  van  de  buitenrand  van  de  linkeroorschelp  tot  de  buitenrand  van  de  rechteroorschelp , is  gelijk  aan  3/4  van  de  lengte  van  de  kop  en  aan  5  maal  de  lengte  van  het  oog .  De  afstand  tussen  de  ogen  onderling  is  gelijk  aan  één  ooglengte .  De  breedte  van  de  neus , gemeten  van  de  buitenrand  van  de  linkerneusvleugel  tot  de  buitenrand  van  de  rechterneusvleugel , is  eveneens  gelijk  aan  één  ooglengte .  De  lengte  van  de  mond  is  gelijk  aan  1  1/2  maal  de  ooglengte .  In  zijaanzicht  ( en  profil )  B  sluiten  wij  de  kop  eveneens  in  een  vierkant  en  verdelen  wij  de  totale  breedte  ( van  neustop  tot  het  meest  achteruitstekende  punt  van  het  haar )  in  twee  gelijke  delen .  Het  oor  raakt  dan  juist  de  verticale  deellijn .
      In  driekwart - aanzicht  ( trois  quarts )  C   vervormen  zich  voor  ons  oog  alle  onderdelen  van  de  kop :  zo  zijn  bijvoorbeeld  wel  beide  ogen  zichtbaar , maar  de  ooglengte  verschilt  tengevolge  van  de  verkorting .  Breedteverhoudingen  zijn  bij  de  driekwart - stand  dus  heel  moeilijk  te  geven , zoals  je  ziet .
      Dat  het  bestuderen  van  de  canon  slechts  een  leidraad  is , spreekt  vanzelf .  Het  laastste  woord  is  aan  het  nauwkeurig  observeren  van  het  model .  Een  hulpmiddel  bij  uitnemendheid  is  het  meten  met  lineaal  of  breinaald , met  gestrekte  arm , zoals  wij  reeds  in  de  eerste  les  hebben  gedemonstreerd .  Geen  twee  schedels  zijn  gelijk  en  geen  twee  koppen  hebben  dus  dezelfde  verhoudingen .  Een  afwijking  welke  nogal  eens  voorkomt  is  deze , dat  de  lijn , die  de  hoogte  van  de  kop  halveert , niet  door  de  pupillen  gaat , doch  door  de  bovenoogleden  loopt .  Wij  herhalen :  je  moet  de  canon  steeds  in  gedachten  houden , maar  zich  alleen  verlaten  op  nauwkeurige  observatie  en  meting .

             Plastische  verschijningsvormen

      In  het  voorafgaande  hebben  wij  ons  er  toe  bepaald  de  verhoudingen  van  de  kop  aan  te  geven , wanneer  deze  zich  in  volkomen  rechte  stand  bevindt .  In  werkelijkheid  zijn  de  deellijnen  welke  wij  hebben  getrokken  geen  rechte  lijnen , doch  gebogen  lijnen  die  zich  aanpassen  aan  de  ei -vorm  van  het  hoofd .  zien  wij  een  kop  en  face  ( fig . 13 )  op  horizonhoogte , zullen  wij  de assen  praktisch  als  rechte  lijnen  zien , omdat  zij  op  ooghoogte  liggen .  Buigt  het  hoofd  zich  in  3/4  stand  voor  of  achterover , dan  tekent  zich  de  kromming  van  de  assen , zowel  horizontaal  als  verticaal , duidelijk  af  ( fig . 14 ) .   De  richtingen  van  de  horizontale  assen  zijn  onderworpen  aan  de  wetten  van  de  perspectief .  Bij  het  profiel  ( zijaanzicht )  komt  vooral  de  kromming  van  de  verticale  as  tot  zijn  recht .  Al  met  al  komt  het  er  dus  op  neer , dat  bij  het  opzetten  van  een  kopstudie  terdege  rekening  moeten  houden  met  het  vollume .  Wat  is  volume ?  Laten  we  een  duidelijk  voorbeeld  nemen :  het  blad  papier   ( A 4 )  waarop  we  een  brief  typen , is  een  tweedimensionaal  oppervlak , met  een hoogte  en  een  breedte .  Maken  wij  van  dit  blad  een  rol , dan  onstaat  een  cilinder , die  behalve  zijn  hoogte  en  breedte  nog  een  derde  afmeting  -  de  dikte  -  bezit .  Deze  dikte  noemt  men  ook  wel  de  diepte .  Het  blad  papier  is  nu  een  ruimtelijk  voorwerp  geworden .  Met  de  simpele  ei -vorm  van  het  hoofd , de  vorm  waarvan  wij  in  het  begin  van  deze  les  zijn  uitgegaan , is  het  dus  precies  hetzelfde  gesteld .  Die  ei -vorm   is  in  wezen  ook  een  ruimtelijke  vorm .  En  ons  doel  is  dan  ook  op  een  plat  vlak  van  twee  afmetingen  een  vorm  met  drie  afmetingen  
     ( hoogte , breedte  en  diepte )  weer te  geven .  Om  dit  te  doen  moeten  wij  dus  tegelijkertijd  de  wetten  van  de  perspectief  in  toepassing  brengen , alsook  licht -  en  schaduwpartijen  aanbrengen , daar , waar   het  modelé  dit  vereist .  In  feite  nemen  wij  die  ruimtelijke  vorm  slechts  waar  door  de  perspectivische  vormveranderingen  en  door  de  aanwezigheid  van  licht  en  schaduw . Het  is  het  opeenvolgen , het  naast  elkaar  voorkomen  van  al  deze  verschillende  partijen , sommige  licht , andere  in  de  schaduw , weer  andere  in  halflicht , die  ons  de  samenstelling  van  een  ruimtelijke  vorm  doen  begrijpen .  Belangrijk  hierbij  is , dat  men  nooit  een  schaduwtint  moet  opzetten  zonder  deze  te  vergelijken  met  het  lichtvlak  wat  daartegen  staat  -  en  omgekeerd  -  om  op  deze  wijze  zijn  breedte , lengte  en  diepte  juist  te  schatten .  De  uiteindelijke  omvang  van  de  ruimtelijke  vorm  in  zijn  geheel , kan  pas  met  juistheid  worden  vastgesteld  na  het  nauwkeurig  observeren  van  de  massa's  waardoor  deze  gevormd  wordt .  In  de  voorafgaande  lesdelen  hebben  wij  voldoende  aangedrongen  op  de  noodzaak  van  het  vergelijken  van  de  ene  massa  met  de  andere .      

    02-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 27 . FIG . 12 - IDEALE VERHOUDINGEN V/H HOOFD .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Art . Nr . 27 .

    Fig . 12 ,

    De  ideale  verhoudingen 
    van  het  hoofd .

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART .NR. 27 . FIG . 13 EN 14 - ASSEN EN HULPLIJNEN V/H HOOFD
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Art . Nr . 27 .

    Fig . 13  en  14 ,

    De  assen  en  hulplijnen 
    van  het  hoofd  in  zijn 
    verschillende  standen .

    01-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 26 . b , - DE SPIEREN VAN HOOFD EN HALS
      Art . Nr . 26 . b ,

              De spieren  van  hoofd  en  hals

       Bij  de  studie  van  dit  onderwerp  dienen  wij  hoofd  en  hals  als  een  geheel  te  gezien .  De  hals  is  om  zo  te  zeggen  de  sokkel  van  het  hoofd  en  het  is  vanzelfsprekend  dat  wij  dit  onderdeel  nader  bekijken .  Mede  door  de  hals  wordt  de  houding  van  het  hoofd  bepaald  en  de  verschillende  bewegingsmogelijkheden  van  het  hoofd  zijn  een  gevolg  van  de  werking  der  halsspieren .  Het  uiterlijk  en  de  vorm  van  de  hals  zijn  niet  minder  belangrijk .  Wij  kennen  zware  halzen , slanke  halzen , krachtige  halzen  of  daarentegen  halzen  die  gerimpeld  of  knokig  zijn .  En  al  deze  vormverschijningen  zijn  het  gevolg  van  de  ontwikkeling  der  halsspieren .  De  hals  draagt  door  zijn  schoonheid  of  lelijkheid  er  toe  bij  de  schoonheid  of  lelijkheid  van  een  hoofd  te  onderstrepen .
      Maar  wij  gaan  nu  eerst  de  spieren  van  het  hoofd  bespreken .
      Deze  spieren  kunnen  wij  in  twee  groepen  onderbrengen .
      De  eerste  groep  omvat  de  spieren  die  aan  de  oppervlakte  liggen , dus  direct  onder  de  huid .  Kennis  van  hun  plaats  en  functie  is  voor  de  tekenaar  van  groot  belang , omdat  juist  door  het  samenspel  van  deze  spieren  de  gevoelens  van  de  mensen  tot  uitdrukking  worden  gebracht :  woede , vrolijkheid , droefheid  enz.  Laten  wij  eerst  eens  zien  welke  functies  deze  verschillende  spieren  hebben  ( fig . 8 ) .  De  achterhoofdsspier  ( 1 )  is  aan  de  voorkant  vastgehecht  aan  het  vlies  dat  het  schedeldak  omspant .  Dit  vlies  ( de  spierschede  van  de  schedel )  dient  eveneens als  aanhechtingsplaats  van  de  voorhoofdsspier  ( 3 ) .  Deze  spier  trekt  de  wenkbrauwen  naar  boven  en  rimpelt  de  voorhoofdshuid  in  horizontale  richting .  Het  is  dus  de  spier  die  verbazing  kan  uitdrukken .  De  kringspier  van  het  oog  ( 4 )  ontspringt  op  de  voorste  traankam  en  zijn  bundels  lopen  kringvormig  om  de  oogspleet  heen .  Door  samentrekking  van  deze  spier  onstaan  rimpels  in  de  omgeving  van  het  oog , vooral  terzijde  daarvan .  De  functie  van  de  ooglidspier  is  het  sluiten  van  het  oog .  De  kleine  jukbeenspier  ( 5 )  trekt  de  bovenlip  omhoog  en  naar  buiten , terwijl  de  grote  jukbeenspier  ( 6 )  op  dezelfde  wijze  dient  voor  de  mondhoeken .  De  brede  halsspier  ( 7 )  trekt  de  huid  van  de  kin  naar  beneden  en  doet  de  mondhoeken  zakken , waardoor  er  een  uitdrukking  van  droefheid  ontstaat .  Hij  strekt  en  plooit  tevens  de  huid  van  de  hals .  De  oplichter  van  de  neusvleugel  en  bovenlip  ( 8 )  en  de  onderoogkuilspier  ( 11 )  trekken  neusvleugel  en  bovenlip  omhoog  en  verwijden  het  neusgat .  Tot  de  spieren  van  de  neus  behoren  de  knijpspier  van  de  neus  ( 9 )  en  de  neertrekker  van  de  neusvleugel  ( 10 ) .  Zij  trekken  de  neusvleugel  omlaag  en  vernauwen  het  neusgat .  De  kringspier  van  de  mond  ( 12 )  sluit  de  mondspleet , brengt  de  lippen  op  elkaar  en  doet  tevens  de  lippen  naar  voren  toespitsen .  De mondspier  ( 13 )  trekt  de  mondhoeken  en  de  onderlip  omhoog .  De  trompetterspier  ( 14 )  trekt  de  mondhoeken  naar  achteren  en  vergroot  dus  in  zijwaartse  richting  de  opening  van  de  mond  ( bij  het  lachen  bijvoorbeeld ) .  Wanneer  de  mondholte  met  lucht  gevuld  is , regelt  deze  spier  ook  het  uitvloeien  van  die  lucht  ( fluiten  en  blazen )  door  er  druk  op  uit  te  oefenen .  De  neertrekker  van  de  mondhoek  ( 15 )  trekt  de  mondhoek  naar  buiten  omlaag  ( uitdrukking  van  walging  of  droefheid ) .  Het  naar  buiten  en  naar  achteren  trekken  van  de  mondhoek  wordt  veroorzaakt  door  de  lachspier  ( 16 ) .  Deze  spier  veroorzaakt  ook  het  bekende  " kuiltje  in  de  wang " .  Voor  het  neertrekken  van  de  onderlip  komt  de  vierkante  onderlipspier  ( 17 )  in  werking .  De  kinspier  ( 18 )  licht  de  huid  van  de  kin  en  de  onderlip  op .  De  fronsspier  (19 )  trekt  de  wenkbrauw  naar  het  midden , waardoor  er  verticale  plooien  boven  de  neuswortel  onstaan  ( spier  van  het  nadenken ... van  het  fronsen  der  wenkbrauwen , als  men  wil ) .  De  slanke  neusspier  hecht  zich  vast  in  de  voorhoofdshuid .  Door  de  werking  van  deze  spier  wordt  de  huid  hier  omlaag  getrokken  en  onstaan  er  horizontale  plooien  ( uitdrukking  van  verbazing , van  aandacht ) .  
      De  spieren  van  het  oor  zijn  de  voorste - , bovenste - en  achterste oorspier  ( 2 , 2', 2" ) .  De  eerste  twee  zijn  niet  altijd , of  onvoldoende  ontwikkeld .  De  achterste  oorspier  is  de  belangrijkste  en  deze  trekt  het  oor  naar  achteren . 
      Van  de  dieper  gelegen  spieren  noemen  wij  de  kauwspieren  (fig. 9 ) .  De  slaapkauwspier  ( T )  is  een  waaiervormige  spier , die  op  de  slaapvlakte  ontspringt .  De  bundels  lopen  verticaal  en  horizontaal  naar  een  pees  die  boven  de  jukboog  begint .  Deze  pees  hecht  zich  aan  het  kroonuitsteeksel  van  de  onderkaak .  Hierdoor  kan  de  onderkaak  omhoog  getrokken  worden .  Het  neertrekken  van  de  onderkaak  wordt  veroorzaakt  door  bepaalde  halsspieren , welke  wij  niet  zullen  noemen , omdat  dit  anders  te  ver  zou  gaan .  De  wangskauwspier  bestaat  uit  twee  lagen :  een  oppervlakkige  ( M )  en  een  diepliggende  ( M' ) .  Het  zijn  krachtige  spieren .  Met  de  andere  delen  van  het  gelaat  werken  zij  samen  om  aan  de  uitdrukking  een  persoonlijk  karakter  te  geven , hetgeen  natuurlijk  afhangt  van  de  mate  van  hun  ontwikkeling .  
      Laten  wij  nu  de  spieren  van  de  hals  eens  bezien .  Deze  zijn  zeer  belangrijk , omdat  hierdoor  het  relief  van  de  hals  wordt  bepaald .  Wij  maken  je  er  op  attent , dat  deze  spieren  symmetrisch  zijn ;  van  iedere  spier  bestaat  dus  een  rechter  en  een  linker  !  Allereerst  dan  de  borstbeen - sleutelbeen - tepelspier  welke  uit  een  aantal  bundels  is  samengesteld .  De  aanhechtingsplaats  van  deze  spier  is  het  tepelvormiguitsteeksel  en  het  achterhoofdsbeen  ( fig . 3A ) , terwijl  hij  met  hoofden  ontspringt  op  het  sleutelbeen  en  het  borstbeen .  Het  sleutelbeen  is  een  langwerpig  bot  dat  de  verbinding  vormt  tussen  het  borstbeen  en  het  schouderblad  ( fig . 10 ) .  Het  relief  van  de  twee  borstbeen - sleutelbeen - tepelspieren  vormt  als  het  ware  een  V ,  hetgeen  duidelijk  waarneembaar  is  wanneer  men  de  hals  van  voren  beziet  ( zelfde  fig . ) .  Het  duidelijkst  ziet  men  die 
    V  -  vorm  daar , waar  de  beide  hoofden  van  de  spieren  op  het  borstbeen  samenkomen ;  er  onstaat  die  typisch  driehoekige  holte .  De  werking  van  deze  spieren  is  het  buigen  van  het  hoofd , zij  neigen  het  ieder  naar  zijn  kant  en  geven  er  een  draaiende  beweging  aan .  Het  gelaat  richt  zich  echter  naar  de  tegenovergestelde  kant  van  de  spier  die  zich  samnestrekt .  Komen  de  twee  spieren  tegelijk  in  werking , dan  doen  zij  het  hoofd  buigen .  Tussen  de  takken  van  die  V - vorm , zien  wij  op  de  middelijn  de  adamsappel , waarvan  het  relief  gevormd  wordt  door  het  schildkraakbeen  van  het  strottenhoofd , de  voortzetting  van  de  keelholte .  Het  relief  van  de  adamsappel  is  bij  de  een  meer  ontwikkeld  dan  bij  de  ander .  Bij  vrouwen  is  het  vaak  minder  in  het  oog  springend .

      Van  achteren  bezien  ( fig . 11 )  is  de  hals  regelmatiger  cilindrisch  gevormd  en  vleziger .  Dit  komt  omdat  daar  ( de nek )  bestaat  uit  krachtige  spieren , welke  tezamen  met  de  borstbeen - sleutelbeen - tepelspieren  en  de dieperliggende  spieren  het  hoofd  in  volkomen  evenwicht  kunnen  houden .  Zonder  hen  zou  ons  hoofd  dus  naar  voren , naar  achteren  of  naar  opzij  vallen .

      Het  meest  aan  de  oppervlakte  ligt  het  bovenste  deel  van  de  monnikskapspier  ( T ) .
    De  oorsprong  van  deze  waaiervormige  spier  ligt  op  de  bovenste  neklijn , dezelfde  lijn  waarop  de  borstbeen - sleutelbeen - tepelspier  is  vastgehecht , op  de  achterhoofdsknobbels  en  op  de  doornuitsteeksels  van  alle  rugwervels .  De  aanhechtingsplaatsen  van  deze  spier  zijn  de  achter - bovenrand  van  het  sleutelbeen , de  schoudertop , terwijl  de  onderste  bundels  zich  met  een  peesveld  hechten  aan  het  schouderblad .  In  fig . 11  zien  wij  links  ( de  linker  monnikskapspier  is  hier  weggelaten )  nog  een  diepliggende  spier , de  spalkspier  van  het  hoofd , welke  ontspringt  op  de  halswervels , schuin  omhoog  loopt  en  zich  hecht  aan  het  tepelvormig  uitsteeksel .  Onder  de  bundel  S  van  deze  spier  zien  wij  nog  een  diep  liggende  spier .  Tenslotte  zien  wij  geheel  aan  de  zijkant  een  spier  welke  van  het  schouderblad  naar  de  halswervels  loopt .  Het  is  de  schouderbladspier , welke  de  hals  doet  neigen  naar  opzij .  Het  samentrekken  van  de  spalkspieren  doet  het  hoofd  naar  achteren  neigen .  Het  bovenste  gedeelte  van  de  monnikskapspier  zorgt  voor  de  draaiende  beweging  van  het  hoofd . 
      Van  opzij  bezien  ( fig . 10 )  vormen  de  monnikskapspier  en  de  borstbeen - sleutelbeen - tepelspier  een  driehoekige  holte , welke  men  gemakkelijk  kan  voelen .  Betasten  wij  deze  plaats  dan  voelen  wij  daaronder  meerdere  diepliggende  spieren .  Deze  spieren  zullen  wij  echter  niet  beschrijven  omdat  ze  van  geen  invloed  zijn  op  het  uiterlijke  relief  van  de  hals .  Thans  heeft  je  aanwijzingen  voldoende  om  een  goed  begrip  te  krijgen  van  de  vorm  en  , de  bouw  van  de  hals .




    31-05-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 8 . - DE SPIEREN V/H HOOFD . - ( NAAR MOREAUX ) .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 8 .

    De  spieren  van  het  hoofd
      ( naar  Moreaux )

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 9 . ( NAAR MOREAUX )
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 9 .

    Links : C , schedeldak  -  A , onderkaak  -
     T , slaapkauwspier  - M , M' , wangkauwspier 
     ( naar  Moreaux )

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 10. - ( NAAR MOREAUX )
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 10 .

     ( naar  Moreaux )
    A , M , tepelvormig  uitsteeksel -
    C . a . uitwendig  gehoorgang .

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 26 . b , - FIG . 11
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Art . Nr . 26 . a ,

    Fig . 11 .

    ( naar  Moreaux )

    S.C.M.  borstbeen - sleutelbeen - 
    tepelspier .
         


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 26 . a , - ANATOMIE - SKELET V/H HOOFD .
    Art . Nr . 26 . a ,

                                Anatomie .

                  Het  skelet  van  het  hoofd .

       De  schedel  van  de  mens  bestaat  uit  twee  benige  delen , waarvan  het  ene  vast , het  andere  beweegbaar  is .  Het  eerste  deel  omvat  de  hersenpan , waaraan  van  voren  de  bovenkaak  vast  zit .  Het  tweede  deel  wordt  gevormd  door  de  onderkaak .  De  vorm  van  dit  been  doet  denken  aan  een  hoefijzer , waarvan  elk  uiteinde  zich   voortzet  in  een  oplopende  tak .  Gelegen  aan  de  hersenpan , waarmee  de  onderkaak  verbonden  is  door  gewrichtsbanden  en  spieren , kan  deze  op  en  neer  gaan , wanneer  bepaalde  spieren  van  het  hoofd  en  hals  in  beweging  komen .  
      De  ei -vormige  hersenpan  is  van  boven  bedekt  door  de  hoofdhuid  en  het  haar .  De  voorkant , die  zich  naar  beneden  voortzet  in  de  bovenkaak , vormt  daarmee  het  skelet  van  het  gelaat  -  de  aangezichtsschedel  -  waarin  zich  de  ogen , neus  en  mond  bevinden .  De  opening  van  de  mond  komt  overeen  met  de  lijn , waarop  de  twee  kaken  elkaar  ter  hoogte  van  de  tanden  raken .  De  onderkaak  tenslotte  maakt  de  aangezichtsschedel  volledig .  De  ogen  liggen  in  de  oogkassen  en  de  neus  bedekt  de  driehoekige  opening  welke  hier  midden  onder  ligt .  Daaronder  bevindt  zich  dan  de  mond , waarvan  de  lippen  vaneen  gaan  dank  zij  de  beweegbaarheid  van  de  onderkaak .  Het  onderste  middelste  punt  van  de  onderkaak  vormt  het  vooruitspringende  gedeelte  van  de  kin .

      Iedere  kaak  draagt  een  rij  tanden ;  de  kauwbeweging  wordt  tot  stand  gebracht  door  de  onderkaak . 

      In  het  gelaat  kunnen  wij , behalve  de  kin , verschillende , steeds  in  het  oog  lopende , benige  uitsteeksels  waarnemen .  Wij  zien  o.a.  de  voorhoofdsknobbels  en  de  wenkbrauwbogen  boven  de  oogkassen , het  neusbeen , de  jukbeenderen  en  de  onderkaak , waarvan  men  aan  de  uiteinden  de  hoeken  heel  goed  kan  voelen .

              De  omvang  van  de  hersenschedel . 

      Vele  beginners  hebben  de  neiging  om  de  hersenschedel  te  klein  weer  te  geven , terwijl , zoals  wij  hebben  gezien , de  grootte  hiervan  bijna  gelijk  is  aan  de  aangezichtsschedel . 
    Wel  moeten  wij  hier  even  opmerken , dat  bij  een  kind  de  omvang  van  de  hersenschedel  groter  is  dan  de  aangezichtsschedel  ( fig . 4 ) . Hoe  jonger  het  kind  is , des  te  groter  is  de  hersenpan  -  of  hersenschedel  -  in  verhouding  tot  de  aangezichtsschedel .  De  schedel  van  de  vrouw  is  iets  kleiner  dan  die  van  de  man , doch  dit  verschil  is  weinig  in  het  oog  lopend  vanwege  de  weelderige  haardos .  Het  is  dan  ook  aan  te  bevelen  dat  wij  -  zoals  in  alle  gevallen  overigens  -  alvorens  het  haar  te  schetsen , eerst  de  totale  schedelvorm  opzetten .  Ook  bij  het  tekenen  van  koppen  met  hoeden  is  het  noodzakelijk  dat  wij  het  onzichtbare  gedeelte  van  het  hoofd  verantwoord  schetsen , zodat  de  hoed  op  de  juiste  plaats  komt  en  de  schedel  goed  omsluit  ( fig . 5 ) .  Je  ziet , dat  alles  afhangt  van  een  juiste  contructie  en  het  kan  nooit  genoeg  gezegd  worden  dat  een  hechte  constructie  vooraf  dient  te  gaan  aan  iedere  tekening .  De  beenderen  van  het  hoofd  bepalen  deze  contructie  en  deze  vorm .  Je  mag  dan  ook  in  geen  enkel  opzicht  de  opmerkingen , aanwijzingen  en  schetsen , waarmee  wij  je  in  het  eerste  deel  van  deze  les  in  aanraking  brengen , verwaarlozen . 

       In  het  bijzonder  vestigen  wij  uw  aandacht  op  de  tekening  van  fig . 2  en  3 .  De  juiste  plaatsbepaling  van  de  oogkassen  zal  ons  een  werkelijk  steunpunt  geven  om  de  ogen  op  de  juiste  plaats  te  krijgen  en  de  wenkbrauwen  op  de  goede  hoogte .  Bij  de  schedel  in  driekwart -aanzicht  zult  je  stellig  opmerken  dat  het  perspectievisch  aanzicht  de  vorm  van  de  oogkassen  verandert .  Dientengevolge  zullen  wij  dus  ook  de  ogen 
    " verkort "  moeten  weergeven , doch  dan  toch  zo , dat  de  natuurlijke  vorm  en  expressie  behouden  blijven .  De  juiste  plaats  van  de  pupillen  zal  de  blikrichting  moeten  aangeven .  Het  is  overbodig  te  zeggen , dat  ook  bij  een  kop  van  opzij  of  van  voren  gezien  de  contructie  bepaald  wordt  door  de  beenderen  van  de  schedel .

                         De  gelaatshoek 

        Het  is  uitermate  interessant  de  vergelijking  van  de  vormen  van  het  hoofd  niet  alleen  op  individuelen   toe te  passen , maar  bovendien  ook  op  de  verschillende  rassen .  Op  dit  punt  ontdekken  wij  ook  zeer  nadrukkelijke  verschillen  tussen  mens  en  dier .  Volgen  Camper , een  nederlandse  geleerde  uit  de  18e  eeuw , is , naarmate  het  schelet  van  het  gelaat  meer  naar  voren  steekt , de  hersenschedel  minder  ontwikkeld .  De  studie , die  hij  gemaakt  heeft  met  betrekking  tot  deze  onderlinge  afhankelijkheid  en  ontwikkeling , is  uitgegroeid  tot  het  begrip :  gelaatshoek .  Deze  hoek  wordt  verkregen  door  de  beide  lijnen  -  zoals  fig . 6  laat  zien  -  te  laten  kruisen .  
       De  horizontale  lijn  loopt  door  de  gehoorgang  en  de  neustop .  De  tweede  lijn , de  belangrijkste  dus  voor  het  bepalen  van  deze  hoek , raakt  het  middelste  voorhoofdsuitsteeksel  en  de  snijtanden .  Het  is  niet  moeilijk  vast  te  stellen , dat  de  op  deze  wijze  gevormde  hoek  kleiner  wordt , naarmate  het  voorhoofd  meer  naar  achteren  helt . 
       De  gelaatshoek  is  nimmer  een  rechte  hoek , maar  benadert  deze  het  meest  bij  de  mooiste  typen  van  het  blanke  ras .  De  Griekse  beeldhouwers  hebben  soms  een  gelaatshoek  van  meer  dan  90°  toegepast  om  op  deze  wijze  hun  goden  en  godinnen  boven  het  mensenras  te  verheffen .  Volgens  Camper  varieert  deze  hoek  bij  de  mens  van  70 °  tot  80°  ( fig . 7 ).  Alles  wat  daar  boven  uit  gaat  doet  dat  onder  invloed  van  artisctieke  beginselen  (navolging  van  de  Antieken ) ;  alles  wat  daaronder  blijft , vervalt  tot  de  gelijkenis  met  de  apen .  Als  wij  dus  de  ene  lijn  van  de  gelaatshoek  naar  voren  laten  hellen , krijgen  wij  een  antieke  kop ;  helt  de  lijn  naar  achteren , dan  onstaat  een  negerkop ;  laten  wij  de  lijn  nog  meer  hellen , dan  krijgen  wij  de  kop  van  een  aap .
    Zo  kunnen  wij  doorgaan  en  ontdekken  bij  de  schedel  van  een  hond  en  een  vogel  een  nog  sterkere  helling  van  de  lijn .  Bij  een  paard  is  de  gelaatshoek  nog  slechts  11° .
      Zoals  je  ziet , geeft  de  gelaatshoek  de  tekenaar  een  uitstekend  middel  om  het  juiste  karakter  van  de  uitdrukking  van  mens  en  dier  te  geven . 


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 7 . - VERSCHILLENDE GELAATSHOEKEN .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 7 .

    Verschillende  gelaatshoeken .

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 26 . a , - FIG . 6
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Art . Nr . 26 . a ,

    Fig . 6

    Griekse  klassieken  -  Blanke  ras 
    -  Neger  -  Aap .



    >

    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!